BINNENLAND.
Winterjassen.
TWEEDE BLAD.
25e Ja.rgang No. 176 AMERSFOO RTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER"
Dinsdag
25 Januari 1927
UIT DE STAATSCOURANT.
benoemd tot ridder in dc Oranje-Nèssau-
orde mej. M. N. Krayt, voorzitster van het
|Vrouwcn-Zendingshulpgcnootschap te 's Gra«
uenhage;
benoemd tot generaal-majoor de kolonel, in
specteur van den militair-geneeskundigen
dienst van het N.-I. leger, H C. Nauta;
op verzoek eervol ontslagen uit den zee
dienst de officier van den marine-stoomvaart
dienst 2e kl. H. B. R. Oostman;
benoemd tot leden van de Commissie voor
bet Onderwijs in eerste hulp bij bedrijfsonge
vallen F. W. C. de Grave, arts te 's Graven-
hage, en A. L. Schmidt, arts te Amsterdam;
toegekend de gouden eere-medaille der
öranje-Nassau-orde aan J. C. E. Bruijsten, te
Naaldwijk, Tste beambte bij den rijks quaran*
taine» en ontsmettingsdienst.
Benoemd tot ridder in de Oranje-Nassou-
orde de heer J. L. F de Meyere, predikant bij
de Evang. Luthersche gemeente te Haarlem.
HOFBERICHT.
H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses
Juliana hebben Zondagochtend den dienst in
de Regentessekerk te den Haag onder gehoor
van ds. Weiter bijgewoond.
H. M. de Koningin-Moeder woonde Zon
dagochtend de godsdienstoefening bij in de
Groote Kerk te Den Haag, onder het gehoor
van ds. H. Schokking.
PRINS HENDRIK.
Prins Hendrik wordt 6 Februari van zijri
verblijf in Duitschland te 's Gravenhage te
rugverwacht.
AUDIËNTIES.
Dc gewone audiëntie van den Minister van
Koloniën zal op Vrijdag 28 Januari niet plaats
hebben.
De gewone audiëntie van den minister
Tan Arbeid, Handel en Nijverheid zal op Don
derdag 27 Januari e.k. niet plaats hebben.
INTERPRETATIEF SCHEIDSGERECHT.
1 Een uitgestelde zitting.
De op heden vastgestelde zitting van het in
terpretatief scheidsgerecht inzake het Dawes-
plan is uitgesteld tot morgenochtend half elf,
aangezien do Duitsche pleiter prof. Kaufmann
nog niet gereed had kunnen komen met de
voorbereiding van zijn repliek op het pleidooi
van Sir John Fisher Williams.
f
I HET NED.-BELGISCH VERDRAG.
i De historische grondslag van het
verdrag.
Thans is verschenen het voorloopig verslag
van de commissie van rapporteurs der Eer
ste Kamer over het wetsontwerp tot goedkeu-
ng van het tusschen Nederland en België ge-
loten verdrag.
Het vangt aan met uitvoerige beschouwingen
over den historisdhen grondslag van het ver
drag en het verband tusschen het verdrag van
1839 en het nieuwe tractaat. In het algemeen
vond men het betoog van den minister, waar
door dit verband werd gelegd, zeer gekunsteld.
Er werd over het beleid van den minister
bil het tot stand brengen van het tractaat zeei
verschillend geoordeeld. Sommige leden brach
ten den minister hulde voor diens beleid bij de
besprekingen te Parijs. Het tractaat, zooals dit
aan de Kamer is voorgelegd, is, naar deze le
den betoogden, het resultaat van de toenmalige
politieke constellatie.
De hier aan het woord zijnde leden prezen
de consequente houding van den minister en
uitten de meening, dat de bezwaren tegen het
verdrag overdreven zijn.
Kon het tractaat niet anders worden verde
digd dan op grond van afdreiging, dan zoude
«lk techtgeaard Nederlander er een heftig te
genstander van moeten zijn. Ten gunste van
het tractaat zijn echter andere en redelijke
gronden aan te voeren. De wijziging van het
verdrag van 1839 is op zichzelf noodzakelijk,
omdat de feiten de verplichte neutraliteit van
België hebben te niet gedaan. Daarom moet
het politieke statuut van België opnieuw wor
den vastgesteld. De overeenkomst van Locarno,
met België als onderteekenaar. is ecne schen
ding van de tractaten van 1839, die aansluiting
bij den feitelijken toestand, dot is de volledige
scuvereiniteit van België, onafwijsbaar maakt.
Dit wordt door niemand betwist. Maar daarorrt
ook moest verdwijnen het verbod voor Ont
werpen om oorlogshoven te zijn. Dit verbod
zoude immers in strijd zijn met de volledige
souvereiniteit.
Het behoeft ook geen verwondering te wek
ken, dat toen in 1919 het bestek van Europa
grondig moest worden herzien, Belgic van de
gelegenheid gebruik wenschte te maken, om
ook de verhouding tot Nederland opnieuw te
regelen. En de nadeelen van zijne geografische
ligging ten opzichte van ons land voor de toe
komst tot een minimum terug te brengen, zoo
mogelijk op te heffen. Om deze reden zijn
Belgif'» reeds var 1839 dagtekenende wen-
scher» ten opzichte van eene afdoende vcr-
bindn-y? met zijn achterland door Limburg
heen, niet onredelijk.
Zoo mag men ook den wensch van België
omtrent de grenswijziging niet zien als een ge*
volg van zuiver imperialisme, van machtsbe
geerte. Die wensch moet ten deele worden
Verklaard uit historische herinneringen, ^ve""
als ook de tegenzin van velen bii ons te lande
tegen het tractaat met België ten deele is te
verklaren uit Ms'ornrhe herinneringen.
Het beleid van minister Van Kar
les'"7 nebeek.
Vele leden konden niet instemmen met den
Bover uitgesproken lof over het beleid van
den minister. Zij vermochten allerminst in te
zien en ontkenden, dat België, door het laten
varen zijner buitensporige, op geen enkelen
rechtsgrond steunende territoriale en politieke
eischen, aanspraak zoude hebben verkregen
op economische compensatiën.
De hier aan het woord zijnde leden, achtten
tiet voor Nederland een allerongelukkigste
overeenkomst.
Ofschoon deze leden niet betwistten, dat het
optreden van den minister in 1919 zeker lof
waardig was, merkten zij niettemin op, dat toch
niet uit het oog verloren mag worden, dat het
voornamelijk aan het Ingrijpen van Engeland
en wellicht ook van Amerika in de eerste plaats
te danken is geweest, dat de oospronkelijke
eischen van België afgewezen werden. Het sue
ces van het regeeringsbeleid wordt overschot,
air rnen geen rekening houdt met dit feit.
Werkelijk gevaar heeft ons land op dat stuk
niet bedreigd.
Naar aanleiding van dit laatste werd de aan
dacht gevestigd op het gerucht, dat toen de
minister naar Parijs ging voor de conferentie,
die geleid heeft tot de resolutie van 4 Juni
T9I9, de bekende interventie te onzen behoeve
reeds geleid had tot het resultaat, dat één of
meer der groote mogendheden met de territo
riale eischen van België niet instemde(n). Men
wenschte gaarne, om het beleid van den minis
ter te kunnen beoordcelen, de juiste toedracht
der zaak te vernemen.
Ook kan men hetgeen bereikt was den minis
ter niet als een bizonder succes aanrekenen,
omdat het dezerzijds verlangde niets meer was
dan volkomen redelijk en in olgeheclo over
stemming met onze rechtspositie, die zeer sterk
wos. zooals in overleg met den minister glas
helder is uiteengezet door prof. Struyckcn in
zijn© bekende brochure van 27 Juni 1919
„Nederland, België en de Mogendheden".
Heeft de minister onder druk ge
handeld
Vele leden konden dan ook het denkbeeld
niet van zich afzetten, dat de minister had
gehandeld onder een zekeren druk.
Met het standpunt om oon de opheffing van
do bepalingen, die de souvereiniteit van België
beperken, te verbinden eene poging om tot
overeenstemming te geraken betreffende de
vaarwateren, had men zich wel kunnen vcr-
eenigen. Inderdaad is het van groot belang
om met België in goede nabuurschap te leven
Maar de meeste leden konden zich niet ont
trekken aan den indruk, dat de vergaande be1
palingen van het onderhavige tractaat haa
oorsprong hebben gevonden in een „zich niet
vrij en onafhankelijk" gevoelen.
Ware dit wel het geval geweest, dan zoude
dit tractaat nooit aanvaard zijn. Het aanvoer
den van een verdrag onder druk is eene fout.
Indien de minister blijft volhouden dat geen
drang heeft bestaan, niet onder invloed van
„vrees voor erger" is gehandeld, dan moet
men zich toch afvragen of de minister zich
wel duidelijk het belang van Nederland voot
oogen heeft gesteld.
Indien inderdaad geheel vrij werd onder
handeld, waarom zijn dan niet de wijzigingen
in het tractaat van 1839 beperkt tot wijziging
gen in verband met de opheffing der gegaran
deerde neutraliteit, tot wederzijds erkende be
zwaren en daarna geleidelijk en wel voorbe
reid do maatregelen overwogen, die tot de
gewenschte 'politiek en economische toenade
ring kunnen leiden?
Aanneming van het verdrag zal
vervreemding van Belgic tenge
volge hebben.
Maar oolc al ware in 1919 onderhandeld on
der den invloed van vrees en pressie, dan nog
kon daarin geen enkele reden worden gezien,
om in 1925 nog steeds gestand te doen, wat
vijf jaren te voren niet alleen niet was aan
vaard, maar in 1920 door België nadrykkclijk
was afgewezen.
Do ontstemming van den minister, dat het
tractaat onder pressie is tot stand gekomen,
maakt het onbegrijpelijk, dot het verdrag een
voor Nederland zoo onereuzen inhoud heeft
gekregen. In dit verband wees men op de be
wering van den heer Nolens in de Tweede
Kamer, volgens welke wel degelijk dc econo
mische concessies zouden moeten worden be
schouwd als Nederlandsche contra-prestaties
voor het, naar hij hoopte, definitief afzien door
België van territoriale aanspraken.
Een dergelijke afweging van onrechtmatige
aanspraken tegen onverplichte concessies kan
echter nooit worden aanvaard.
Eindelijk werd nog in twijfel getrokken, of
als gevolg van de door Nederland bij de on
derhandelingen getoonde welwillendheid inder
daad, zooals van de zijde dergenen, die het
tractaat verdedigden, werd beweerd, het ge
schil tusschen beide landen tot rust zou ko
men na de totstandkoming van dit tractaat
Tegemoetkoming aan de wenschen van Bel
gië, eischen van goede nabuurschap, inter
nationale toenadering moeten zeker belang
rijke factoren zijn bij de behandeling van ccin
tractaat, als hot onderhavige, maar dat dit
alles door dit verdrag zal worden bereikt werd
ernstig betwijfeld. Indien het wordt aange
nomen, zal meenden vele leden, Nederland van
België worden vervreemd; toenadering behoort
niet van ééne zijde te komen. Maar noch Ne
derland, noch België zullen door de aanne
ming worden bevredigd.
De door de regeering gevolgde wijze van
behandeling van het verdrag werd niet geluk
kig geacht. Duidelijk is het niet geworden,
waarom zooveel geheimzinnigheid is betracht.
Onoverkomelijke staalkundige be
zwaren.
VerscKridene leden, zoo zij al over de eco
nomische bedenkingen zouden willen heen
stappen hoewel daarvoor volgens hen geen
afdoende gronden zijn aangevoerd hadden
tegen het verdrag volstrekt onoverkomelijke
staatkundige bezwaren, omdat door het sluiten
van deze overeenkomst met België in een a1
te grooten afstand van staatsbevoegdheid op
eigen grondgebied wordt toegestemd, omdat
wij het recht op geheel zelfstandige beslissing
omtrent dc vraag, of door ons eventueel aan
een oorlog zal worden deelgenomen, prijs ge
ven en omdat wij ons noodeloos in oorlogsge
vaar wikkelen. Deze bezworen kwamen bij on
derstaande punten nader ter sprake.
Vele leden achtten het ontbreken van een
regeling omtrent de Wielingen een bedenke
lijke leemte in dit tractaat.
RECLAMES
Van 1—4 regels 4.05, elke regel meer I.—
KLEERMAKERIJ
Fa. E. L. J. LAMMERTS
Amersfoort 0VSSJ!gd Groningen
Utrechlsche weg 36. Tel. 587
Hiertegenover werd opgemerkt, dat er van
het verdrag in het geheel niets terecht zoude
rijn gekomen, indien men dit ingewikkelde
vraagstuk met zijn territoriale en historische
factoren tot oplossing had willen brengen.
Vele leden verklaarden volkomen in te
stemmen met dc gedachte België zooveel mo
gelijk tegemoet te komen, wat betreft de be
vaarbaarheid van dc Schelde, omdat zij de
eenige verbinding vnn Antwerpen met de zee
vormt. Zij konden zich echter niet verecnigen
met de wijze, waarop deze gedachte in het
tractaat tot uiting is gebracht.
Andere, die in tegenstelling tot de hiervoor
aan het woord zijnde leden het Schclde-regime
voor België wel wenschten to verbeteren,
voegden daaraan toe, dot dit slechts op
tweeërlei wijze mogelijk is, n.l.
a. door daaromtrent met Beigië een over
eenkomst aan te gaan, met uitsluiting von de
andere mogendheden als partij, of
b door de Schelde to internntionaliseeren
met medezeggenschap der groote mogendhe
den zooals o.n. is geschied met den Rijn, den
Donau, de Oder, den Weichsel, enz.
Voor ons land moet nonr de mcening dezer
leden verre de voorkeur worden gegeven aon
het door de Regeering aanvaarde regime.
Degenen, die geen overwegend bezwaar had
den tegen de bepalingen betreffende het be
heer en het toezicht over de Schelde, zogen
daarin met den minister een juist" opvatting
van het internationale rivieren-recht
Men behoorde in het oog te houden, dat
men een bevriende natie ten opzichte van
rechtmatige verlangens zooveel als mogelijk
is, moet tegemoet komen. Over enkele bezwn
ren zoude men dus moeten heenstappen en
van harte medewerken, om Antwernen een
zoo goed mogelijke verbinding met de zee te
doen behouden.
Ernstige bezwaren rezen er bij vele leden
tegen de bevoegdheden, welke aan de com
missie van Beheer wbrden toegekend.
Vrij algemeen achtte men de reserve om
trent de Belgische oorlogsschepen uiterst be
denkelijk.
Van verschillende leden waren de economi
sche bezwaren nog zwaarder dan de politieke,
waarover zij desnoods bereid, waren heen te
stoppen. Daarbij legde gewicht in dc schaal
de overweging, dat de economische toestand
in België gunstiger is dan in Nederland, het
geen onder andere hieruit blijkt, dot- in België
geen werkloosheid heerscht in tegenstelling tot
Nederland,
Dc economische bezwaren. De
kanalen.
De economische bezworen trokken zich
vooral samen op het Moerdijk-kanaal.
Amsterdam, zoo werd betoogd, wordt in
niet mindere mate door het kanaal bedreigd,
dan Rotterdam.
Eenige leden beschouwden de zaak uit een
oenigszins ander oogpunt. Zij wezen op de
omstandigheid, dat volgens zijn natuurliike
ligging Antwerpen in dc eerste plaats Schelde-
haven, Rotterdam Rijnhoven is. Kapitaal en
arbeid worden met de grootste efficiency aan
vaard, indien deze beide havens zich in die
richting verder sperialiseeren.
Tegen de verschillende bezwaren kwam men
van andere zijde op. Dc meening werd uitge
sproken, dat het gevaar voor de welvaart van
ons land, van dit kanaal gevreesd, evenals van
het Schelde-Maos-Rijnkanoal. sterk overdreven
wordt. Men wees er op, dot de prognose van
de tegenstanders van het verdrag zuiver spe
culatief iszekerheid heeft diertaangaande nie
mand en kan ook niet gegeven worden. Voorts
werd betoogd, dat het onderhavige kanaal ook
voor Nederland een voordeel oplevert, daa»
het België en Noord-Frankrijk voor ons opent.
Eenigo leden betoogden, dat het verschil
tusschen het verkeer in de havens van Ant
werpen en Rotterdam te veel uit het oog
wordt verloren. Men moet de beide havens
niet tc veel alsj in alle opzichten concurrenten
van elkander beschouwen.
Eenige leden wezen er voorts op, dat het
verzet tegen het konaal wel met groote heftig
heid en met groote stelligheid gevoerd wordt,
maar dat nauwkeurig omschreven argumenten
op grond van zorgvuldige en aan de feiten
ontleende redeneer in gen hoe het nodec-1, dat
dit kanaal aan de Nederalndsche scheepvaart
zou brengen, zal ontstaan tot nu toe weinig of
niet worden aangetroffen. Ook staat vast, dat
zij, die van dit kanaal voor ons handelsverkeer
geen overwegend nadeel voorzien, weinig
sc^rp ziin geweest in hun betoog.
De vraag rees nu bij de leden hier nan het
woord, of het geen overweging verdient de
aangelegenheid te onderwerpen aan het onder
zoek eener door de Regeering in te stellen
commissie, met opdracht binnen vier maanden
van rapport te dienen.
Omtrent de beteekenis var. dc gevolgen van
het Rijn-Maas-Scheldekanaal bestond verschil
van meening
Eenige leden waren van oordeel, dat dit
kanaal moeilijk kon worden geweigerd, daar
Duitschland bij het Verdrag van Versailles
zich verbonden had, een kanaal te graven van
den Rijn naar de Limburgsche grens en Neder
land dan bezwaarlijk een barrière zoude kunnen
opwerpen tegen het verder doortrekken van dat
kanaal.
Onderscheidene leden waren van een ander
gevoelen, waarbij zij zich beriepen op het ver
leden.
Tegenover Ihet gevoelen van hen, die dit
kanaal voor onze belangen schadelijker acht
ten dan het Moerdijkkanaal, stond dat van an-
derén, die van oordeel zijn, dat dit kanaal voor
Limburg van groote beteekenis zaL.zijn.
Tegenover de opmerking, dat sommigen in
het kanaal Luik-Maastricht een voordeel voor
ons land zien, daar het onze havens in verbin
ding brengt met het Luikschc nijvcrheidsge-
bied, werd er van andere zijde op gewezen dat
er wellicht eenig voordeel voor Zuid-Limburg
in de verbrceding van dit kanaal zoude gele
gen kunnen zijn, doch dat daartegenover dc
vrees gewettigd is, dat dank zij dit kanaal, in
verband met het Rijn-Moas-Scheldekonaal, het
Luiksche industriegebied zich nog meer op
Antwerpen zal oriënteeren, dan thans het ge-
vol is.
Onderscheidene leden konden geen vrede
hebben met dc regeling aangaande het belood-
scn van schepen op de Schelde en de monden
dezer rivier.
Dc vermcodclijkc gevolgen von
verwerping of aanneming.
Men zog de houding dc- Eerste Kamer ten
opzichte van het tractoat als een zeer verant
woordelijke.
De vermoedelijke gevolgen van verwerping
of aanneming werden breedvoerig besproken.
Eenicre leden stelden dc vraag, of het niet ver
standig zoude zijn het verdrag goed te keuren,
ten einde onze verhouding tot België, mede in
'erband met de verbetering van de algemeen©
politieke toestanden, afdoende te verbeteren.
Zij wezen er op, dat Nederland in Europa
geheel geïsoleerd staat, geheel anders dan dc
Scandinavische rijken, die samen een taal- en
belangengemeenschap vormen.
De leden, hier aon het woord, achtten het
een groo tinternationnnl belang, alles in het
werk te stellen om zich met België goed te
verstaan.
Nederland zal zich ook een betere plaats fn
het internationaal economisch bestel verove
ren dot het nu heeft. Impoit-landen zooals ons
land, moeten in toenemende mate voorzichtig
zijn en trachten mede tc gaan met beter be
deelden.
De verwerping zoude, naar de voorstanders
van het tractoat vreesden, ten gevolge hebben,
dot het verdrag van 1839 zou blijven bestaan,
dot België dc kwestie von het Schelde-régime
zoude onderwerpen oon de beslissing von het
Hof von Internationale Justitie dat Terneuzen
door België zoude worden doodgedrukt en dat
België economische represailles zou kunnen
nemen in somenwerking met Frankrijk en
Duitschlapd. met het gevolg, dat Rotterdam
en Amsterdam op den duur zouden „opdro
gen".
Bij verwerping zouden erger gevaren ons
kunnen bedicigen dan b.v. uit het Moerdijk
kanaal zouden kunnen voortvloeien.
Men was beducht, dat alsdan dc mogend
heden. die. naar het inzicht van sommigen,
aan dc beide bij het verdrag betrokken len-
den volstrekt niet vrij spel hadden gegeven,
zich zouden doen gelden. Maar daarmede is
dc zaak voor ons land nog niet ten einde. Er
moet een nieuw tractaat komen. Verkrijgen wij
met België geen overeenstemming, dan zol
dit land zich wenden tot den Volkenbond of
tot dc Commissie van XIV, om zich daarvan
den steun tc verzekeren, en don loopt Ne
derland gevaar dat de Schelde wordt geïnter
nationaliseerd.
Aanneming van het verdrag zal ten gevolg©
hebben een voortdurend contact tusschen Ne
derland en België, waarbij ons land den buur
staat kan doen gevoelen, dat beide landen el
kaar noodig hebben. Alsdan zou België zoo
doende ook meer naar het Noorden in plaats
von naar het Zuiden' worden georiënteerd.
Deze beschouwingen vonden bestrijding.
Zij, die het aanhangig tractoat niet konden
aanvaarden, stelden opvden voorgrond, dot zij
een nieuwe, voor beide landen bevredigende
regeling zeer ernstig wenschten. Wij behoor
den ons dan ook bij verwerping bereid te ver
klaren, tot het aannemen van een welwillend©
houding bij het aanknoopen van nieuwe on
derhandelingen.
Mocht het verdrag verworpen worden, dan
zal er zeker gelegenheid bestaan om een re
delijke en voor beid© partijen aannemelijke
overeenkomst aan tc gaan.
Ten slotte werd nog uiting gegeven aan de
verwondering, waarmede men kennis had ge
nomen van de zinsnede in d& eerste Kamer-
rede van den minister „Ik huiver bij dc ge
dachte, dat er een andere uitspraak door het
Parlement zou worden gedaan." Men zoude
gaarne vernemen, welke aanleiding voor hui
vering er volgens den minister bestaat. Men
zoude er prijs op stellen een positief antwoord
op deze vroog te ontvangen.
Een adres van Delftschc hoog
leeroren.
Door een aantal (85 pet., hoogleeraren van
d,- Technische Hoogcschool tc Delft is aon dc
Eerste Kamer een adres gezonden, waarin do
meening wordt uitgesproken, dat door de
aanvaarding van het ontwerp Nederlnndsch-
Belgisch Tractoat Io. belangrijke politiek
aangelegenheden niet op bevredigende wiiz©
worden opgelost2o. door Nederland, zonder
tegenpraestatie anderzijds, belangrijke voor
deden uit de geografische ligging voort
vloeiende, zouden worden prijsgegeven 3o.
onzekerheid blijft bestaan omtrent grootte der
economische opofferingen welke door ons lond
naaste cn verdere toekomst zouden moeten
worden gebracht.
Adr. spreken de hoop uit, dat de Eerste
Kamer het verdrag in den huidigen vorm niet
zal aanvaarden en den weg zal weten aan te
wijzen waarlangs een voor beide Rijken be
vredigende oplossing kon worden verkregen.
Een adres van Groningsche
docenten.
91 docenten, verbonden aon inrichtingen van
middelbaar oi gymnasiaal onderwijs te Gro
ningen hebben een adres gericht aan dc Eer
ste Kamer, waarin zij verzoeken het Ned. Bel
gisch verdrag niet te aanvaarden omdat zij
het in strijd achten met het directe belang en
de nationale veiligheid von ons land.
Een adres van de Dordtsche
K. v. K.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Dordrecht en Omstreken heeft aon de
Eerste Kamer een adres gezonden, waarin,
overwegende de voor ons vaderland noodlot
tige gevolgen van een aanneming van het Ne-
derlandsch-Bclgische verdrag en meer in het
bijzonder in aanmerking nemende de betee
kenis hiervan voor het uitgestrekte en belang
rijke district der K. v. K., nogmaals wijst op
den inhoud van het door haar in December
1926 tot de Tweede Kamer der Staten-Genc-
reol gericht© adres, waarmede uitdrukking
werd gegeven oon hare meening, welke sedert
ongewijzigd bleef
Verschillende gemeenten in dc omgeving van
Dordrecht, nongewezen op het verkeer met
Dordrecht en Rotterdam, vrcezen de aanne
ming van hot verdrag, omdat zij daarvan te
recht een terugslag verwachten voor industrie
cn handel. Tusschen dc schccpvoort en den
schccps- en machinebouw bestaat een zeer
nauw verbond en dc consequenties der aan
vaarding van het verdrag zou gelijk stoon met
een ernstige bedreiging van de bestaansmoge
lijkheid der machinefabrieken, scheepswerven
en daarmede verband houdende industrieën.
Gewezen wordt op dc zeer belangrijke
ploots welke Dordrecht inneemt, doordot dit
juist op het knooppunt ligt, waar Riin- cn Bel
gische vaart zich scheiden De verbinding van
den Rijn met Antwerpen, door het verdrag in
uitzicht gesteld, zol de tegenwoordige positie
van Dordrecht op zoodanige wiire schaden,
dat daarvan ook voor de ruim 300 te Dor
drecht gedomicilieerde slcepbooten niets dan
onheil is te wachten.
De Kamer v. K. acht naar hare overtuiging
voormeld verdrag in ongewijzigden vorm on
aannemelijk en meent dat tusschen de betrok
ken regeeringen ter zake opnieuw overleg
dient te worden gepleegd, weshalve zij met den
meosten nadruk verzoekt het verdrag tc ver
werpen.
DE HUURWETTEN
Op 19 Juli n.s. buiten werking.
Drie Koninklijke besluiten, alle gedagtce-
kend 18 Januari 1927, verschijnen, naar de
Msb. meldt, heden in het Staatsblad. Daarin
wordt, ter uitvoering vnn slotartikelen van dc
Huurcommissiewet, van do Huuropzeggings-
wet en van de Huuroanzeggingswet, bepaald,
dat do omstandigheden het voortbestaan vnn
deze wetten, langer dan zes maanden na 18
Januari 1927, niet noodig maken. Derhalve zijn
met ingang van 19 Juli 1927 do Huurwetten
buiten werking gesteld.
Vrogcn van het Kamerlid J. ter
Lnnn in verbond met cventuccle
opheffing von de wetten.
Het Tweede Kamerlid J. ter Laan heeft oon
den minister van financiën, voorzitter van den
raad van ministers, dc volgende vragen ge
stold
lo. Is het juist, dat een Koninklijk besluit,
waarin de verklaring is opgenomen, dat dc om
standigheden het voortbestaan der Huurwetten
langer dan zes maanden na dc dagtockcning
van dat besluit niet noodig maken, in een ver
gevorderd stadium van voorbereiding is
2o. Acht dc regeering, in verbond met het
uitgangspunt en den grondslag der Huurwet
ten, „dat door een veel voorkomend gebrek
aan geschikte woningen de huurprijzen meer
worden verhoogd dan onder normale omstan
digheden van vraag cn aanbod mogelijk zou
zijn" (memorie van toelichting), de omstan
digheden thans zóó, dot vraag en aanbod van
woningen weer normaal moet worden geacht
3o. Is de regeering niet van oordeel, dot de
in art. 15, 2de lid, der Huurcommissiewet en
in art. TT, 2de lid, der Huuropzeggingswct op
genomen bepaling alleen dan toepassing zal
kunnen vinden, indien de onder 2o. opgeno
men vraag in volstrekt bevestigenden zin wordt
beantwoord
Verder heeft dc heer J. ter Loan oon den
minister van arbeid, handel en nijverheid ge
vraagd
To. Heeft dc minister zich er met dc grootst
mogelijke nauwgezetheid van vergewist, dot
bij cventueelc opheffing van de Huurwetten er
van onredelijke huurprijzen der woningen geen
sproke kan en zol zijn
2o. Heeft de minister over een eventueel
voorgenomen opheffing von dc Huurwetten
advies doen inwinnen van dc gemeentebestu
ren, waar deze wetten nog geldende zijn
3o. Zoo neen, is de minister dan alsnog be
reid, dat advies in te winnen en deze advie
zen aan de Tweede Kamer der Staten-Gcnc-
raal mede te dcelen voor en aleer eventueel
een koninklijk besluit, houdende een verkla
ring, dat de omstandigheden het voortbestaan
der Huurwetten langer don zes moonden na de
dagteekening van dot besluit niet noodig nuk
ken, worde uitgevaardigd
SCHENKING VAN DON HEER
J. W. JANSSEN.
750 H.A. boschgrond aan den Staat.
Gistermiddag heeft dc Minister van Binnen!.
Znkcn en Landbouw op het bureau van het
Stoatsboschbchcer te Utrecht namens den
Staat aanvaard eene schenking van den heer
C. W. Janssen, te Amsterdam, een complex
gronden onder de kadastrale gemeenten Die-
ver en Mokkingo, ter grootte von ongeveer 750
H. A.
De Minister heeft geen gemachtigde willen
aanwijzen doch er prijs op gesteld, dc schen
king persoonlijk te aanvaarden, om daardoor
in de gelegenheid te zijn, den schenker zijne
erkentelijkheid voor diens belangrijke schen
king te betuigen. De gronden "zullen overeen
komstig den wensch van den schenker door
het Staatsboschbehcer worden bebosebt.
DE HAVENMEESTER VAN
ROTTERDAM.
Neemt ontslag.
De havenmeester, de heer L\ J. H. Willinge,
die in April a.s. den 65-jarigen leeftijd bereikt,
heeft tegen I Mei ontslag uit den gemeente
dienst gevraagd.
Dc heer Willinge was in 1899 als adjunct-
havenmeester in dienst getreden en op T April
1905 den heer W. Vermeer als havenmeester
opgevolgd.
ONDERSCHEIDING.
Dc heer F. F. Frederiks, journalist te Den
Haag, die zich tijdens den oorlog veel moeite
gegeven heeft om den weldadigheidszin on*
zer landgenooten op te wekken ten behoeve
van het Hnagsch Comité der Belgische sectie
van het Internationaal Liefdewerk voor ge
wonden en krijgsgevangenen, welk comité aan
de Belgische krijgsgevangenen in Duitschland
geregeld postpakketjes zond, is benoemd tot
ridder in de orde van Leopold II van België*