KINDERRUBRIEK.
Oe rubriek van Oom Karei.
Een van onze nichtjes heeft een nieuw idee.
Ze vroeg" mij of het niet mogelijk was, in onze
krant een „boekenhoekje" te maken cn daarin
de titels te zetten van boeken, dc jelui mooi
vinden. Ik voel daar wel wat voor. Mnnr dan
moeten jelui zelf dat hoekje heelemnal verzor
gen. Dat wil zeggen, jelui moeten me dan ti
tels opgeven van boeken, die je zelf gelezen
hebt en die je endcro nichtjes en ncefjos wilt
aanbevelen. En er dan je eigen leeftijd bij
zetten. Want je kunt b.v. als 14-jarig neefje
of nichtje wel een boek heel mooi vinden,
waaraan een 8 jarig neefje of nichtje niets
heeft. Voelen jelui ook iets voor dot voorstel
Als je er iets voor voelt schrijf het me don
moor. En voeg er dan meteen een paar boeken
titels bij.
Verder kon ik jelui nog wat prettigs vertel
len. Na de PüGscVocantie krijgen wc weer een
opstellenwedstrijd. Jelui kunt er dus vast op
Tekenen. In dit opstellen moet jo dan moor
eens vertellen, hoe je de Paoschvacantio hebt
doorgebracht. Bijzondorheden over dezen wed
strijd zal ik jc nog wel naderhand vertellen.
In ieder geval weten jelui nu ol, dat dc wed
strijd komt en kunnen jelui jo er vast op
voorbereiden. Natuurlijk worden er weer prij
zen beschikbaar gesteld. Hoeveel weet ik nog
niet. Daar moet ik nog eerst eens over denken.
Als je vast begint met te schrijven, denk er
don r.-\n het papier maar aan één kant te be-
schri'ver. want misschien komen dio opstellen
wel ii «Ie krant. Goed succes ©rmoc
RAADSELS.
Oplossingen van dc vorige weck
De oplossingen van de vorige raadsels
waren
I. Rotterdam met de woorden R, bom,
meter, kantoor, Rotterdam, Noorden. adder,
man en m
H Kippenhok met dc woorden nut, k,
dik, gapen, dwepers, Lcenjtc, schop, bol en k.
De prijswinnaar Rekenmeester kan
zijn prijs Maandag aan ons kantoor in ont
vangst nemen
NIEUWE RAADSELS
1, Het geheel is een bekend spreekwoord
van 6 woorden en 27 letters
2, 3, 8, 5, I, 12, 4, 14 gebruiken jelui als
or veel sneeuw ligt.
9, II, 6, 21 wordt bij het vertrek van een
trein gegeven
24, 15, 25, 7, 27 is een werktuig dat de
tuinman gebruikt.
17, 22, 23, 1, 4, 12 is iets, waarop men zijn
schuld betaald.
16, 25, 3, 19 is niet prettig.
10, 20, 26, 24 is een varken.
3, 18, 2 moet een vrucht zijn, als men haar
wit eten.
11, Het geheel is in onze stad voor ecnige
weken geleden weggehaald cn bestaat uit 35
letters (5 woorden).
18, 19, 27 is vaak in het ijs.
35, 14, 4, 20, 24, 10, 32, Tl is oen plaats
in Noord-Holland.
25, 26, 22, 3, 33, 32, 34, 22, 31, 13, 32
is een vreemd woord voor letterkunde.
6, 7, 23, 1*, 25 gebruikt men bij den maal
tijd.
16, 34, 11 is een jongensnaam.
25, 2, 5, 15, 22 gebruikt de schoenmaker.
1, 9, 24, 11 is een onprettige bejegening.
30, 28, 29, 22. 21, II is een gewas, rood
van kleur.
NONNIE EN NANNIE.
Heel voorzichtig ging de deur van de tuin
poort omhoog, heel zachtjes gooide Nannie de
schooltasch ir. 't gras en weg was zo
Nonnie stond te wochten op 't plein. Ze was
'n tenger meisje diepe zwarte oogeh en zwart
golvend haor. Zc zei tegen Nannie: de eerste
de beste zijstraat loopen we in, bonzen tegen
de deuren en roepen hoe, hou, jou. Nannie
had er eerst niet veel zin in, maar toen Non-
bleef aanhouden, stemde ze toc^ maar
't zou hen slecht bevallen. Bij het eerste het
beste huis dot zc zagen bonsden zo met alle
macht op dc deur. Maar boven ging t vaam
open en zc krijgen 'n bod van heb ik jou
daar. Nonnio was net een poedel die uit n
sloot trekropen was. Daar sloeg de klok acht
uur. Wat schrokken ze I Gauw naar huis, papa
'n 7o^n geven en dan naar bed Vader wist wel
dat als hij z'n meisje niet in de oogen mocht
kijken, er iets niet in dc haak wes
Den volgenden morgen kwart voor negen trof
z© haar vriendin aan bij school. Nonnie was
het koude bad slecht bekomen. Ze was erg
verkouden geworden. Weet je wat je doen
moet, jij vraagt vijf cent voor drop en dan
maak je dropwater.
's Middags hed Nonnie het al. In de school
vroeg zc Nannie wil je ook eens drinken Goed
dan doe ik net of ik iets opraap
„Nannic wat doe je daar onder die bank.
Ze fluisterde „Nonnie, mijn tong is in de
flesch geschoten en wil er niet meer uit.
„Nannie kom te voorschijn zei de juffrouw
streng. Daar stond zc nu midden in de klas. Dc
klas gierde 't uir. Pst. d«- tor.g schoot los cr.
ze lachte zelf mc>?.
/Je blijft cm 4 uur school."
De klas werd om vier uur uitgelaten. Toen
de juffrouw terug kwam zei ze „Je blijft maar
in school tot ik je komt halen, t Was zes
uur en nog wos de juffrouw er nog niet. Toen
dacht Nannie. De juffroulv zal me wel verge
ten hebben, ik zal maar netjes naar huisgaan.
Ze gleed langs de pijp naar benedenDen
volgenden morgen was de juffrouw op school
met de hoofdonderwijzeres.
„Nou kinderen, wie was dat meisje dat weg-
geloopen is?"
Nannio stak haar vinp.cr op.
„Zoo Nannie was jij dat en waarom liep je
.weg"
„Ik dacht de juffrouw zal me wel vergeten
hebben, ik zal maar netjes naar huis gaan en
toen ging ik."
„Nu Nannie omdat je zoo eerlijk, ben hoef
je vanavond niet te blijven."
Toen ze 's avonds uit school kwam schoof
ze zonder dc dekens
Dag pa. Dag Nannie."
(Ingezonden door Boschfee.)
DE LEEUWERIK.
't Was in dc Lente, 't was in de Mei
Dat Moeder cn ik fietsten op dc hei.
't Was reeds, avond, 'n uur of acht.
Over de hei hing schaduw van nacht.
We hadden onzo fietsen neergezet.
En mankten samen een beetje pret
Wc hadden ook steenen gezocht voor
den tuin
En rustten toen heerlijk wat in 't duin.
Daar hoorden wc fluiten, zoo helder en klaar
En wc dachten: wat voor jongen fluit donrl
Maar daar zagen wc achter ons in de lucht
Een leeuwerik zingende in zijn vlucht I
't Was prachtig zooals 't diertje daar vloog,
't Beschreef al zingend een groote boog
En daalde doorr.o weer op de heiI
Toen zagen w© 'm niet meerwat was ik blij
Dat ik dat zog, 't wos een prachtig gezicht,
Zoo iets wondermoois vergeet ik niet licht.
Je hoort 't op school en leest er wel von
Maar rk ben blij dot ik 't nu zelf vrtcllon kan.
(Ingezonden door Leesgraag.)
Dolfe Rob.
„Dc weet werkelijk niet, hoe ik den jon
gen moet aanpakken en ben ten einde
raad. 't Moet eerlijk bekennen, dat ik geen
vat op hem heb." zei meneer de Lange,
«én der leeraren, die aan de jongenskost
school van meneer Melchior verbonden
waren.
„Dat heb ik u nog nooit hooren zeggen,"
merkte meneer Melchior op vriéndcliiken
toon op.
„Daar hebt u gelijk aan, maar ik herin»
ner mij ook niet. ooit met zóó'n lastigen
jongen te doen le hebben gehad," ging
meneer de Lange voort.
f,Ik ben bang, dat we hem van school
moeten sturen," zei het Hoofd. „En toch is
er iets in den jongen, dat mij bevalt."
„De jongen," over wien gesproken werd,
was Robert van Assen „dolle Rob" zoo
als zijn bijnaam luidde.
Nog nooit was er een dergelijke knaap
op school geweest. Hij stond altijd op het
„kookpunt", zooals zijn kameraden beweer
den. Niet alleen scheen hij zichzelf steeds
in allerlei moeilijkheden te werken, maar
hij was de meest lastige, onverschillige,
twistzieke jongen, dien men zich voorstel
len kan de wanhoop von zijn onderwij
zers en de schrik vooral van kleinere jon
gens, terwijl hij met de huishoudster op
voortdurenden voet ven oorlog stond.
En daar was werkelijk reden voor I
Het hierboven gevoerde gesprek werd
gehouden naar aanleiding van een poets,
die hij de arme huishoudster weer eens ge
speeld had.
Robert had eenige dagen op de zieken
lijst gestaan.
Op een avond had hij gezwommen in de
rivier, welke langs het land van boer Japika
stroomde, iets wat streng verboden was.
Nadat hij zich weer aangekleed had, gooide
hij het vee, dat in de wei liep, met steenen.
Een paar koeien liepen van schrik hard
weg, andere werden geraakt, waarondei
een stier, die zóó woedend werd, dat hij
den jongen met zijn sterke horens de ri
vier in duwde.
Robert vatte kou en liep verscheiden
huilen op, maar zijn kornuiten waren eenig©
dagen van zijn gezelschap bevrijd.
In de Ziekenzaal, zooals zij de kamer
noemden, die als zoodanig dienst deed, ge
droeg hij zich zeer behoorlijk en rustig, zóó
zelfs, dat de huishoudster de opmerking
maakte, dat „er zeker onraad broedde." En
haar voorspelling kwam inderdaad uit.
Den vorigen avond hed zij hem zijn melk
en zijn boterhammen gebrccht en was het
vreeselijke gebeurd. Nauwelijks had zij een
paar stappen in het vertrek gedaan, toen
het licht plotseling uitging, terwijl er op
hetzelfde oogenblik verscheiden „rotjes"
onder haar voet afgingen. Buiten zichzelve
ven schrik, had zij zich omgekeerd om op
de vlucht te gaan, teen op eens een heel
lange figuur met twee hoofden, die beiden
schenen te rooken en in wier monden een
lichtje scheen, haar bijna Hauw de^d vallen
van schrik. De figuur kwam op de sidde
rende vrouw af, die niet in staai was eenig
geluid te geven, doch naar de deur snelde,
de keuken binnenvluchtte en het daar op
haar zenuwen kreeg.
Toen het Hoofd een paar minuten latei
in de Ziekenzaal verscheen, zag hij bij den
eersten oogopslag niets verdachts. Alles
was op zijn plaats en te oordeelen naar het
zware ademhalen, dat Rob deed, lag deze
rustig te slapen. Meneer Melchior had aan
vankelijk dan ook niet anders gedacht, of
de huishoudster was aan het fan.aseeren
geweest.
Nergens was eer» speer te ontdekken van
„rotjes" of het „twee-hoofdige monster,
dat zij gezien hed. Het Hcofd was dan ook
op het pur.t weer heen te gaan, toen zijn
aandacht viel op de buitengewone lengte
van den persoon, die in bed lag.
Hij trok de dekens weg en ontdekte eer»
paar stelten. Een verder onderzoek bracht
twee groote knolrapen aan het licht, beide
uitgehold en voorzien van een stuk kaars.
Aan het voeteneind van het bed vond hij
een heelen voorraad „rotjes".
Ja, het was inderdaad -uiterst moeilijk,
een strcf te bedenken voor dezen lastigen
jongen, op wien niets en niemand vat
scheen te hebben.
Als men maar een gevoelige snaar in zijn
hart ontdekken kon, zou men allicht eenig
resultaat bereiken.
Kort nadat meneer Melchior boven
staand gesprek met meneer de Lange ge
voerd had, zei de laatste^ tegen het Hoofd:
„Ik wilde wel, dat we iets voor Jantje
Hoevers konden doen. Hij is zoo zwak en
teer en kan niet buiten de bescherming van
één der groote, sterke jongen. Het is zoo'n
hartelijk en onzelfzuchtig baasje. Ik houd
mijn hart vast voor hem, daar we zulke
ruwe jongens als Robert van Assen op
school hebben. Kunnen wij niets voor hem
doen
Het Hoofd dacht een oogenblik na cn zei
toen:
„Dit is misschien een mooie gelegen
heid."
„Wat voor gelegenheid bedoelt u
„Een gelegenheid, waarnaar ik reeds lan
gen tijd heb uitgezien. Laat den jongen in
dezelfde kamer slopen als van Assen
„Meent u dot werkelijk?"
„Jo, ik meen het slechts een paar
dogen bij wijze van proef. Loot dat maar
eens aan mij over. Ik geloof stellig, dat het
voor beiden goed zal zijn."
Meneer de Lange scheen eenig vermoe
den le hebben van hetgeen de bedoeling
^an het Hoofd was en hoewel hij nog niet
heelemaol gerust was over het lot von den
zwakken, verlegen jongen, was er toch iets,
Jat hem vertrouwen in het plan schonk.
Toen Robert een paar dagen later her
steld was. liet meneer Melchior hem bij zich
komen. Wat er gesproken werd, is nooit
iemand te weten gekomen. Het gesprek
had ongetwijfeld een gemoedelijk verloop,
.vont toen meneer de Lange Robert even
later in de gqng tegenkwam, scheen de
laatste zeer onder den indruk er van te
zijn.
Nu brak er een tijd aan, waarin de ge-
neele school zich over het rustige gedrag
van Robert van Assen verbaasde.
Hij was omgekeerd als een blad oan een
boom en niemand wist, wat de reden hier
van was. Sommige jongens voorspelden,
dat het niet anders dan de stilte vóór den
storm was en dat Robert op iets heel ergs
broedde. De leeraren waren verrast en ver
baasd en beschouwden de geheele zaak
als een wonder. Geen hunner vond meer
klkvorschen in zijn lessenaar of torren in
zijn bed. Er kwam geen enkele klacht meer
over spelden, die in schoenen gestopt
waren, of kannen met water, die op ge
heimzinnige wijze omvielen, zoodat het
water er uitstortte, wanneer er een deur
openging. Zelfs de huishoudster had weer
een opgewekt gezicht.
Er waren er maar heel weinig, die besef
ten, welk een ontzettende inspanning het
den jongen kostte, niet meer in zijn oude
fouten te vervallen.
Dikwijls zakte de hand weer neer, welke
hij reeds opgeheven had om met den één
of anderen jongen, die hem uitlachte, af
te rekenen. Want was er grooter wondei
denkbaar? de jongens lachten hem nu
uit, hem, Robert van Assen F jongens, die
nog niet lang geleden slechts over hem
durfden fluisteren
Het scheen zijn plezier in het leven ech
ter niet weg te nemen. Integendeel: hij was
vroolijker dan ooit. Soms voerde hij een
korten, harden strijd. Dan werd de uitdruk
king op zijn gezicht donker en boos, als
van „dollen Rob" uit vroeger dagen. De
jongens keken dan verschrikt, maar Roberts
gezicht helderde plotseling weer op. Er
'Icwam zelfs een glimlach op.
„De leeuw is getemd," zeiden ze, als ze
Jantje Hoevers vertrouwelijk met Robert
zogen loopen.
Op zekeren dag moest Robert schoolblij
ven cm een les over te leeren, terwijl- de
jongens het volgende spelletje deden, een
spelletje, dat licht in ruwheid ontaardt.
Eenige jongens staan midden op een
grasperk en de onderen moeten nu hel
grasveld oversteke^, waarbij de eersten hen
trachten gevangen te nemen. Zoodra van
één der overstekende jongens driemaal het
hoofd is aangeraakt, wordt hij als gevan
gene beschouwd.
Jantje Hoevers stond aan den kant toe
te kijken, toen één der grootére jongens,
Willem de Hoog, hem zag en hem aanmoe
digde mee te doen.
Jantje zei, dat hij dien dag niet erg lek
ker was, doch er hielp niets aan.
,.Xom maar met mij mee, dan draag ik
je op miin rug naar den overkant," zei Wil
lem de Hoog.
Tegenstribbelen hielp niet en in het vol
gend oogenblik liep Willem met Jantje op
zijn rug dwars over het grasveld. Het werd
een worsteling van een heelen troep jon
gens, waarbij ten slotte allen over elkaar
heen op den grond vielen.
Jantje slaakte een kreet; hij lag onder.
„Hou je nvnd I" riep Willem. Dc jongens
gingen voort met worstelen, maard©
kreet v.es blijkbaar in het schoolgebouw
gehoord, want even later kwam Robert van
Assen naar buiten gestoven. Zijn ooger.
fonkelden von verontwaardiging. In één
oogenblik had hij allen uit elkander ge
jaagd en zelfs één hunner gegrepen en
meegesleurd.
„Dat is niei eerlijk F Jii deed niet meel'
riep één der jongens nu.
Robert, die slechts Jantje Hoevers te-
hulp had willen snellen, zag nu plotseling
alle jongens tegen zich, aanvallers, zoowel
cis aangevallenen.
„Wacht even, Jar.tje," zei hij tegen den
kleinen j'ongen, „ik zal hen ophouden, ter
wijl jij in dien tijd hard wegloopt."
En niet wachtend tot de menigte op hem
af zou komen, sprong hij op de leiders toe
en vocht als een leeuw mat hen, daardooi
Jantje de gelegenheid gc c^d te ontsnap
pen.
De jongens, die er ln dat oogenblik
heelemaal niet aan dachten, dat het allen
tegen één was, vielen hem als een zwerm
bijen aan en vóór iemand het wist, lag Ro
bert op den grond met minstens een half
dozijn jongens, die boven op hem gevallen
waren.
Een pijnlijke kreet ontsnapte aan zijn lip
pen.
„Hij is gewond F O, ik weet zeker, dat
hij gewond is F" riep plotseling een stem.,
trillend van aandoening.
Het was Jantje, die op dat oogenblik niet
aan eigen veiligheid dacht, maar al heel
gauw teruggekeerd was om zijn bescher.
mer hulp te verleenen.
Het mocht een geluk genoemd worden,
dat hij zijn stem verhief, want onmiddel
lijk begrepen de jongens, dat er iets niet
in den haak was en stonden zij op. Robert
probeerde ook overeind te komen, maar één
blik op hem was voldoende om ieder te
overtuigen, dat hij ernstig bezeerd was.
„Het is niets. Jantje, kijk maar niet zoo
ernstig I" zei hij, terwijl hij trachtte zijn
stem opgewekt te laten klinken. „Dragen
jullie me maar," zei hij tegen de anderen.
„Ik geloof, dat mijn been gebroken is."
Dit was inderdaad het geval en Robert
van Assen lag gedurende een maand weer
op de Ziekenzaal. Maar hoe anders waren
de omstandigheden nul
Jantje was zijn trouwe metgezel, die ljem
elk vrij oogenblik gezelschap kwam hou
den. Maar niet alleen Jantje was voortdu
rend bij hem. Ook de anderen zochten hem
dikwijls op. Zoodra zij tot bezinning waren
gekomen, hadden zij spijt over het gebeur
de en bewonderden „dollen Rob", die nu
„kranige Rob" werd genoemd. Als meneer
Melchior er geen stokje voor gestoken had,
zou de Ziekenzaal niet alleen 's morgens,
's midejags en 's avonds, maar ook zelfs
's nachts vol jongens zijn geweest.
Op een mooien middag, toen een vroo-
lijk lachen van het speelterrein tot de beide
jongens in de Ziekenzaal doordrong, zei
Jantje:
„Het spijt me zoo, Rob, dat jij nu hier
moet liggen voor mij."
„Ik voel me zoo gelukkig," antwoordde
Robert, terwijl hij droomerig vóór zich uit
keek. En ik zou de laatste twee maanden
voor niets ter wereld gemist willen hebben I
Wij moeten altijd vrienden blijven. Jantje."
Jantje wilde niets liever. Een dankbare
blik was zijn eenig antwoord.
Domme Pop!
't Is feest, 't is feest; ons poppenkind
Dct wordt vandaag één jaar;
Nu hebben w' een presentje en
Een snoepje voor haar klaar.
't Presentje leggen w' in haar schoot,
En 't snoepje nou, die pop,
Die houdt zoo dom haar mond stijf "dicht.
Dus eten w ij 't maar op f
,„JAAP" EN DE SIGNALEN.
Niet heel lang geleden was een baviaan,
„Jaap," aan een station in de Kaapkolonie
een bekend figuur.
Hij had geleerd de signalen te bedienen
en een kruiwagen te rijden. Zoodra hem dit
verzocht werd, ging hij naar het huisje van
zijn meester, haalde diens jas, deed de deur
achter zich op slot, nam den sleutel uit het
sleutelgat en kwam met de jas en den sleu
tel bij zijn baas terug. „Jaap" bewees zijn
eigenaar werkelijk onschatbare diensten,
daar de man zijn beide beenen miste.
Op den dag, dat de baviaan stierf, reed
een trein van de hoofdlijn bij ongeluk op
een zijspoor.
UIT ONZEN MOPPENTROMMEL.
GENERALE REPETITIE.
Mijn zusje zeidc tegen Moeder„Morgen
hebben wij generale repetitie."
Daarop vroeg mijn kleine broertje„Ko
men de.nr allemaal generaals
(Naverteld door Mol.)
TELLEN MAAR
Jan Bakker kon 's avonds niet in slaap
komen en ^rouw Jansen, zijn btfurvrouw
raadde hem een goed middel oan, om
gauw den slaap te pakken te krijgen. „Zoo-
dra je in hed ligt," zc; ze, „moet ja lang
zaam beginnen te tellen. Een 'wee
drie vier vijfzes,en zoo-
voort. Je zult zilen, dat dit je zal helpen.
,,'k Zal 't eens probeeren," zei Jan.
Den volgenden morgen, toen hij buiten
kwam, vroeg vrouw Jansen hem„Nou,
heeft 't geholpen Heb U geteld
„Ja," zei Jan Bakker, ik telde tot 88 dui
zend, negen honderd en vier-en-zestig I"
„En ben je toen in slaap gevallen?"
vroeg vrouw Jansen nieuwsgierig.
„Nee," zei Jan, „want toen ging de wek
ker en 't was tijd om op te staan.
CORRESPONDENTIE
Puck. Ik vind het erg leuk dat je met
ons wilt meedoen, maar nog veel prettigor
rou ik het vinden ols je ook eens een lange
brief wilt schrijven.
Neptunus. Heel goed hoor. Jo, zeker,
dat herinner ik me nog heel goed. En ik hnd
ook ol niet begrepen, waarom jc zoo ineens
was weggebleven. Ik hoop dot jc nu geregeld
zol blijven meedoen. Dot is niet mijn schuld,
maar de schuld van degeen die de raadsels
inzendt. Trouwens zoo heel erg is dot niot
voor een enkele keer.
Dwerg. Ja, dnt trof je. Moor dot is niet
oldjd zoo.
Pierrot. rk begrijp Jc bedoeling niet
goed. Met wie wil je een woordje wisselen.
Als je geregeld iedere weck een briefje In
stuwt, wonrin jo mng schrijven, wat jo wilt,
dnn krijg je ook iedere week in deze rubriok
antwoord. Bedoel je dat Of meen jo iets an
ders. Schrijf me dot dan nog eens.
Sprinkhaan. Dus don heb je het nu
zeker heel erg druk. Dot kon ik begrijpen. Ik
zal er voor zorgen hoor.
Wildzang. Wat een longo brW was
dnt. Zoo, heb je genoten van het boek. Dat
doet me plezier. Ja, ik ken het wel. 't Is heel
moo!. Dot is predes het zelfde. Mnnr het
vreemde woord kwam hier nu beter uit. Dot zal
hij wel onrdig vinden denk ik. Jo, hoor, zoo
is het prachtig.
Blauwoog. Dot goot met loting. Mnnr
ols jc steeds geregeld meedoet, zal het lot ook
wel eens op jou vollen. Vooraf is daar natuur
lijk niets van te zeggen.
Leesgraag. Misschien is er nog wal
een plaatsje voor to vinden. Anders den vol
genden kced. Neen, dot wist ik nog niet. Wat is
het. Misschien zie ik het ook wel. Sdhrijf me c
maar eens wat over..
Goudenrogen. Heel goed hoor. Dat
zol ook wel eens gebeuren. Moor daorvodr
moet je geduld hebben.
Stroomnimf. Ik zal je verzoek in het
ruilhordolhoekj© overbrengen. Donk je wel
voor je raadsels. Het komt natuurlijk in de
krant
Bosch fee. Donk je wel voor je aar"
digc verhaaltje. Wil jo er oon denken in hot
vervolg het papier maar oon een kont te be
schrijven Dot moet altijd met iets, dnt in de
krnnt wordt afgedrukt.
Poppenmoeder. Hoe staat het met
je brief
Kemphaantje. Neen, dat geeft e«en
hcelc drukte. En dan ligt natuurlijk olies over
hoop. Moor nu is het er dan toch van geko
men. Heb jo het ol uit
Blauw© Distel. Je eerste voorstel
over de boeken zal ik ter sprako brengen.
Misschien zijn er nog meer neefjes en nichtjes,
dio cr iets voor voelen. Je tweede vraag over
de opstellen wedstrijd kon ik bevestigend be
antwoorden. Na dc Pnoscbvacontic komt er
een. Wat een aardig versje ik zol hgt nog even
bowaren, totdat het weer waf beter is.
Blondje. Gelukkig dat je nu weer een
hceleboel beter bent. Jc zult nu wel gouw hce-
Icmoal opgeknapt zijn. Jo raadsels kon ik wel
gebruiken. Je zult zc wel in de krant zien, als
ze aan de beurt zijn.
Stormvogel. Neen, het lijkt nog niet
vee] op zomer. Je weet toch wel, dot de prij
zen bij loting vollen. Je moei dus moor geduld
hebben.
't Heidekind, Om do prijzen wordt goloot.
Dot gebeurt hier. Ik vind het wel een mooie
noom. Neen, niet altijd.
O r c h i d ée. Dio bonnen liggen ol long
op je te wachten. Als jc dc vorige krant goed
had gelezen, had je dot kunnen zien. Jo, dat
begrijp ik. Jelui zullen wel plezier gemaakt
hebben.
Hansje me Knecht. Wensch hem
maar geluk van me. Laat hem maar gerust
meedoen hoor.
Rekenmeester. Ik begrijp niet wat
je bedoelt met een longero rubriek. De corres
pondentie-rubriek wordt steeds grooter en dot
hangt heelemaal af van het aantal briefjes, dat
jelui sturen. Heeft hij hord geklapt
Kabouter. Niets geen leuk weer om
fietstochtjes te maken hfe Ja, dnt wijst er
toch op dat de zomer nadert. Neen, dat niet
gelukkig. Maar het moest dezen keer overslaan
Dot zal nog wel eens meer gebeuren. Misschien
Dat is toch niet heel erg voor een enkelen keer?
Rozeknop. Dot hindert niets hoor.
Al doende leert men. Ik wil ze graag hebben.
Cupido. Prachtig hoor. Ga maar zoo
voort I
Silene. Je verhaal is heel goed. Deze
weck kon het niet mee. Dus zal ik het tot de
volgende week bewaren en don in tv/eeSn doe
len. Dat vindt je toch zeker wel goed. is het
niet Heb je genoten van die film Hij was
ook heel aardig.
Speurder. Dat begrijp ik volkomen
Geniet er moar van wont dnt is het geloof ik
wel waard.
Winterkoninkje. Ik heb ie vraag in
het ruilhandelhockje gezet. Misschien hoor jc
er wel wat op. Ik zelf heb er nog wat voor je
Kom je die Maandag even halen
Zwartkop. Dat trof je niet. En was
je ver van huis. 't Weer is nog niet erg te
vertrouwen. Dat heb jij ook ol weer gemerkt
TonNeveu. Nog wel gefeliciteerd hoor!
Leer het maar goed, wont hat is wel een aar
dig spel.
Pnnnekoek. Daar heb je heel groot
gelijk mee, hoor. 't Lijkt er nog niet op. Ik heb
er nog niets van gehoord. Moor nis het zoo is,
dan zol dot v;el veel belangstelling trekken.
't Vroege Hantje. Wat ben jij een
tijd weggebleven. Jo, dat is nu juist voor alle-
mooi een groot raadsel.
OOM KARFt.
RlllLHANDELHOEKJE.
Stroomnimf wil graag een van de groo
te aqariumplaten hebben, die Mol de vorige
week aanbood. Wil Mol één van die platen
brergen, dan zal ik voor doorzending zorgen
Ze kan dan te gelijk de gevraagde bonnen
meenemen.
Winterkonikje. Wil graag Vorkodes
SuicWzeeploatjes hebben Ze uil er „Bloemen
in onzen tuin" voor terug geven Wie kan haar
^lelpen.