KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Is er voor jelui wel iets heerlijkers tc beden
ken dan zwemmen. Bijna alle neefjes en nicht
jes, die mij deze weck schreven waren vol en
thousiasme over de nieuwe zweminrichting en
het strand, dat daarbij is gekomen. Nu, ik kan
het mc levendig indenken hoor. Vooral nu het
weer een paar mooie dagen waven in het be
gin van de weck het leek waarlijk wel mid
den in den zomer, zoo warm was het is het
een genot om in het water rond te spartelen.
Vooral 's ochtends vroeg, 't Is net of je dan
voor den gcheelen dag bent opgefrischt Jam
mer dat de temperatuur weer zoo gauw naar
beneden is gegaan. Van 64 op 55 graden, dat
is wel een heel groot verschil. Don is het hec-
lemael geen plezier meer in het water. We zul
len nu maar hopen, dat het weer gauw echt
zomer wordt. Dinsdag en Woensdag leek het
er anders niet veel op. 't Was net herfst en het
leek er soms heel veel op, alsof er zoo een
sneeuw- of hagelbui zou losbarsten. Gelukkig
is dat niet gebeurd.
De tijd voor de opstellen is nu bijna voor
bij. A.s. Maandag nioet ik ze in den loop van
den dog allemaal binnen hebben. Het schijnt,
dat niet allen het even prettig vonden, dot de
tijd nog met een week verlengd werd. Van en
kele neefjes vernam ik tenminste dat ze het
niets leuk vonden. Maar anderen hadden mij er
om gevraagd, dus daarom heb ik jelui allemaal
nog een week extra gegeven. Ik ben erg be
nieuwd of er nog meer opstellen zullen komen-
Ik heb er al heel wat, maar ik hoop dot er nog
meer zullen bijkomen. Er werd mij gevraagd,
'of olie opstellen in de krant komen. Ja zeker
ze komen er allemaal in hoor. Eerst degene,
die de eerste prijs heeft gekregen, dan de
tweede enz. Ook de opstellen, die eventueel
geen prijs krijgen komen toch in dc krant.
Deze week kreeg ik nog enkele briefjes op
Woensdag-middag tegen 4 uur. Dat is veel te
laat om nog in dezelfde krant beantwoord te
kunnen worden. Ik heb jelui al eens meer ge
schreven, dnt ik dc briefjes uiterlijk Woensdag
ochtend 9 uur dus vóór jelui naar school
gaan moet hebben. En dnt moet heusch zoo,
want anders kan ik ze werkelijk niet meer be
antwoorden. Die brieven die ik nu Woensdag
middag laat pos kreeg, moeten nu blijven lig
gen tot de volgende week. Maar dun zijn ze
ook het eerst aan dc beurt. Denk er dus in het
vervolg om Woensdagochtend vóór 9 uur.
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van dc vorige raadsels wa
ren.
I. Waar niets is, verliest de keizer zijn recht,
met de woorden vaart, rest, kiezen, azijn, iets,
el, Wies, den, hek, Charles
II. Brood, rood. Door.
De prijs is deze keer gewonnen door Stroom
nimf, die hem Maandag- as. aan ons bureau
kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I. Het geheel is een woord, waaraan jelui
allemaal de laatste weken hebt gewerkt
X
X
X
X
t'
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Op de 1ste rij een klinker.
Ou de 2de rij een ander woord voor groot
vader.
Op de 3de rij een Indisch dorp.
Op de 4de rij de mond van een vuurspuwen
de berg.
Op dc 5de rij het gevraagde woord.
Op dc 6de rij een deel van Zweden.
Op dc 7de rij een woonplaats van dieren.
Op de 8ste rij iets dot een predikant draagt.
Op dc 9de rij een medeklinker.
li. Het geheel is een schuilnaam van een
onzer neefjes
X
X
X
X
X
X
X
X
X
V
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
-Ti
p
Op de Tste rij een medeklinker.
Op de 2de rij iels dat ieder rijtuig heeft cn
tevens een diernaam is.
Op de 3de rij een vrucht.
Op de 4de rij iets wat kleine kinderen wel
eens doen.
Op de 5de rij de gevraagde schuilnaam.
Op de 6e rij een soort schuier.
Op de 7de rij een stadje in Zeeland (fout
geschreven).
Op de 8ste rij een klein vorken.
Ou de 9de rij een medeklinker.
Me5.
Het tweede dochtertje van Moeder Aarde
en Vader Tijd heette Mei. Dèt was een lief
meisje, ci>g zonniger dan April. Als Mei
lachte en vroolijk keek, moest iedereen alle
narigheid vergeten, zóó stralend en ver
kwikkend was de warmte, die van haar uit
ging. De broertjes hadden dit al gemerkt,
toen ze nog heel klein was en een aardig
rijmpje op hun zusje gemaakt. Ze zongen
vroolijk:
„Alles blij maakt de Mei."
Ja, Mei kon de liefste van alle kinderen
zijn, ais zc maar wilde. Ze wilde echter niet
altijd en dat was jammer, heel jammer. Mei
kon zoo vreeselijk nukkig zijn. Soms leek ze
op haar broertjes Feb en Maart en blies de
menschen zóó Loud om de ooren, dat ze de
kragen van hun jassen en mantels hoog
moesten opzetten.
,/t Lijkt wel, alsof wij weer naar den
winter teruggaan," bromden sommigen.
,,'t Zijn de IJsheiligen," zeiden anderen.
„Mei zet om dezen tijd van het jaar altijd
een stuursch gezicht; let maar eens op: hoe
vriendelijk en zacht zij soms kan zijn, aan
haar nukken ontkomen wij toch nooit."
Het gebeurde wel eens, dat Mei zóó ja-
loersch was op de broertjes, die allerlei op
gewonden verhalen deden over Oom Win
tervorst, dat zij stilletjes een brief schreef
aan dezen ijskouclen sinjeur en hem vroeg
terug te komen.
Moeder Aarde wist daar natuurlijk niets
van, want om dezen tijd van het jaar schik
te een bezoek van Oom Wintervorst haar
allerminst. Zij had een gastvrije natuur,
maar toch neen, ze kon het niet
over haar hart verkrijgen, de teere plantjes
en bloemen met den grimmigen vriend van
haar man in aanraking te brengen. Zijn
adem, die zóó koud was, dat hij het water
kon doen verstijven, maakte soms in één
nacht blad en bloesem zwart. Dat mocht
niet gebeuren l Stonden niet overal appel-,
pere- en kerseboomen volop te bloeien;
waren de boomgaarden niet één groot bou
quet
Moeder Aarde wist Oom Wintervorst dan
ook aan het verstand te brengen, dat hij
niet vóór December of op zijn allervroegst
in de tweede helft van November komen
mocht.
Oom Wintervorst wilde de vrouw van zijn
ouden vriend geen verdriet doen en
vertrok maar weer zoo spoedig mogelijk.
Mei durfde Moeder Aarde dan niet onder
de oogen komen. Zij voelde zich als een
verraadster en hoopte maar, dat Moeder
het haar vergeven zou, dat zij dien brief
aan Oom Wintervorst geschreven had. Zij
deed al haar best het gebeurde ongedaan
te maken. Voor sommige bloesems en
jonge blaadjes kwam haar berouw te laat,
maar waar zij nog iets goedmaken kon,
liet zij niet na, dit met haar zonnigste ge
zichtje te doen.
Over dit alles wilde ik jullie vandaag
echter niet vertellen. Het is nooit prettig,
te hooren van de stoute buien van een
kind, vooral niet, als dit kind meestal lief is.
Eigenlijk ging het met Mei net als met
April: allen hielden van haar. Scheen de
zon, ja, dan juichte natuurlijk iedereen.
Maar regende het, was Mei verdrietig
had zij misschien spijt óver haar booze bui
dan spraken de menschen, vooral de
boeren van „vruchtbaar weertje" en de kin
deren zongen blij:
„Regendropje, regendropje.
Val maar op mijn bloote kopje
of
„Meiregen maakt dat ik grooter word,
grpoter word."
Meiregen is goed voor bloemen en plan
ten en alles wat er in het veld en op den
akker groeit. Zonder regen zou er niets
groeien. Wij kunnen immers ook niet bui
ten eten en drinkenEn ornaat Meiregen
zorgt, dat de planten groeien, is het een
oud gezegde, dat ook de kinderen er van
groeier». Ze laten daarom de malsche drup
pels op hun blooten bol vallen.
Waar ik vandaag van vertellen wilde,
dat is van het feit, dat Moeder Aarde om
dezen tijd van het jaar de Bruid was. Elk
jaar, als Mei terugkeert in de ouderlijke
woning, wordt dit feit herdacht en is de
heele tuin één bloemenweelde. Vader Tijd
wordt er niet graag aan herinnerd, dat hij
oud wordt en eigenlijk is hij zelf den tel
kwijt geraakt, maar ook zijn oude hart doet
het goed, telken jare al die bloemenpracht
weer te zien, als een herinnering aan zijn
zonnige, heerlijke bruidsdagen.
O, hij herinnerde het zich nog als de dag
van gisteren, dat hij met Moeder Aarde
trouwde. De geheele natuur was in feest
gewaad.
En wat zag de bruid zelve er allerliefst
uit f Zij was geheel in het wit. Haar
bruidsjapon was van de fijnste perebloe
sems gemaakt en op haar sleep waren al
lerlei beelderige vruchtbloesems gebor
duurd. Zelve leek zij de mooiste bloem te
midden van al deze voorjaarspracht. Was
haar gezichtje niet zacht-rose getint, als
wilde het wedijveren met de appelbloe
sems?
Ook de bruidsmeisjes zagen er snoezig
uit in het licht rose. Zij strooiden bloemen
langs het pad, waarop het bruidje haar
voetjes zetten zou. De bijtjes zoemden een
vroolijk honinglied:
Lief Bruidspaar, veel geluk gewenscht I
Wij zullen honing garen
En voor u, heel den winter door,
Den lekkersten bewaren.
De vogeltjes kweelden naar hartelust:
Lief Bruidje, beste Bruidegom,
Heb een gelukkig leven.
Wij hopen, dat de toekomst u
Heel, heei veel goeds mag geven.
't Was alles vreugde, één blijde, vroo-
lijlce zonnigheid. Neen, hoe oud Vader
Tijd ook mocht worden, dien heerlijken dag
zou hij nooit vergeten.
Elk jaar als Mei terugkeert, wordt het
feest herdacht. Komt het daardoor mis
schien, dat Mei altijd jong blijft?
Telkens weer opnieuw is Moeder Aarde
heel verrast, als zij al die bloemenweelde
Geen Slordervosje meer!
Vroolijk stap ik in den regen
Met mijn nieuwe klompjes aan,
Want ik zou juist op visite
Bij mijn Tante Dora gaan.
En wij wonen buiten, zie je,
Als het regent, is 't er nat.
Kom I wat zeg je zul je denken,
Dat weet zelfs een hond of kat
Ja, maar 't is toch nog verschillend,
Onze klei is wel heel vet
En je kunt geen plekje vinden.
Waar je dan je voeten zet.
Tante Dora ziet niet gaarne
Modder op haar mooie kleed.
'k Weet ook, dat in de familie
Ik een slordervosje heet.
Voeten vegen, 'k vergeet het
Minstens tien maal op een dag.
Kind, zegt Moeder, waarvoor
dacht je,
Dat die mat er dan toch lag
Maar vandaag krijg 'k vast geen brom
men.
'k Zet mijn klompen op de mat;
'k Kom met schoone schoenen binnen.
Tante denkt clan: Hoe kan dat?
Buiten zijn de wegen modder
En Rie's schoenen zijn zoo schoon.
Als ik dat nu kan begrijpen,
Ben ik minstens v. el een boon f
'k Antwoord dan: Ik kwam gevlogen
In mijn eigen vjysgmachien I
Oom Johan zegt geheimzinnig:
'k Heb iets op de mot gezien
Allen gaan nu daad'lijk kijken
Naar mijn nieuwe vliegmachien.
Tante wijst clan op mijn klompen.
Rie, bedoel je die misschien
Vraagt zij lachend en gaat verder:
Jij bent toch een keurig kind I
Dat zal 'k zeggen tegen ieder,
Die j' een slordervosje vindt
om zich heen ziet. Zij mag dan zelve niet
jong meer zijn Moeder Aarde en Vader
Tijd zijn immers al heel oud I het doet
haar toch onuitsprekelijk goed, aan haar
jeugd herinnerd te worden. Zij voelt zich
dan op eens weer heelemaal jong.
Mei is dus de feestmaand van Moeder
Aarde en zal dit altijd blijven. Wie van ons
voelt niet iets van die feestvreugde in zich,
als hij de bloesempracht aanschouwt?
Ik hoop dat wij ook dit jaar kunnen zeg
gen:
Alles b 1 ij maakt de Mei!
De Slimme Maas.
In het warme land, daar waar de kokos
noten groeien, was eens een haas. 't Was
misschien de eenige haas in dit land, en
hij hoorde er dan ook niet thuis. Maar hij
vond het er best, omdat er altijd volop te
eten was. Op een middag, toen het haasje
zijn buikje had gevuld met heerlijk, malsch
groen, ging hij een slaapje doen onder een
kokospalm. Hij was nauwelijks ingeslapen,
of er viel een overrijpe kokosnoot op zijn
kopje. Natuurlijk schrok ons haasje, en de
schrik was zóó geweldig, dot hij met alle
vier zijn pootjes een luchtsprong maakte
en daarbij heel hard schreeuwde: „Nu ver
gaat de wereld f O, de wereld vergaat I"
en toen rende hij zoo vlug hij kon verder
het bosch in. 't Eerste dier, dat ons haasje
daar ontmoette, was een jakhals en hij be
gon dadelijk tot dit dier: „Je zult mij niet
willen gelooven, vriend Jakhals, maar ik zeg
je, dat het eind der wereld is gekomen. Ik
voelde het, terwijl ik sliep onder den palm
boom f Wat ben ik geschrokken 1 En als
»k je een goeden raad mag geven, vlucht
dan met mij I"
De jakhals, die ook nïet heel dapper was,
zei dadelijk:
„Wel, ik zou wel eens willen zien, hoe
de wereld vergaat, maar dat is misschien
niet goed voor mijn oogen. Weet je wat,
vriend Haas, laten wij eerst de andere die
ren het nieuws vertellen. Kijk, daar komt
juist vriendin Schildpad aan
„Die leelijke, oude schildpad is altijd uit
haar humeur," zei de haas. „Haar wil ik
niets vertellen
Doch de jakhals kon de schildpad niet
laten voorbijgaan, zonder haar het groote
nieuws te vertellen. „Ik weet een nieuwtje,
vriendin Schildpad," begon hij.
„Dat wil ik niet eens weten," bromde de
schildpad.
,,'t Is alles slecht nieuws, wat je tegen
woordig hoort
„Maar dit moet je hooren," drong de
jakhals aan, en hij schreeuwde haar toe:
«De wereld vergaat I"
„Wel, dat kan i k toch niet helpen,"
bromde de schildpad. Maar ze scheen toch
wat angstig te worden, want ze ging niet
verder en liep met de twee anderen terug.
Daar kwam een kat aan. „Ik houd niet
erg van katten," begon weer de haas,
„maar in dezen bangen tijd moeten wij
ook aan anderen denken."
„Je behoelt ov'er een kat niet bezorgd te
zijn," sprak de jakhals. „Ik hoorde, dat een
kat negen maal dood kan gaan en dan weer
levend kan worden. Voor héér beteekent
het dus geen steek, als de wereld vergaat."
„Dat is wel zoo," stemde de haas toe,
„maar 't kan best voor de tiende maal
zijn, dat zij nu leeft; we doen dus beter met
haar voor het gevaar te waarschuwen."
De buffel, die juist heel veel haast had.
vroeg: „Wat bedoel je? Welk einde is ge
komen? Toe, vertel gauw, ik verlang naar
mijn bad
„Haast je maar niet," sprak de haas. „Als
het eind van de wereld hier is, zijn we er
allemaal geweest
„Brrrr," gromde angstig dc buffel.
Op dit gegrom kwam een bromvlieg aan
gevlogen. „Hè, zei ze, „wat beteekent dot
gebrom? Ik dacht, dat hier een zwerm
bijen gonsde."
,,'t Is grootvader Buffel, die zoo bromt,"
sprak de haas.
„Hij is bang voor het einde der wereld."
„Zal de wereld vergaan vroeg een
kruisspin.
„Ja, we moeten allemaal sterven," gonsde
de vlieg wel wat sarrend tot de spin. „Maar
ik ga met den haas mee
„Als je mij niet te erg met je harige poo-
ten kriebelt, dan mag je wel op mijn neus
zjttén," zei de haas.
„Erg vriendelijk van je," gonsde de \lieg.
„Hè, wat zit ik nu heerlijk zacht f Wat jam
mer, dat het einde der wereld is gekomen
Dit gonsde nu de vlieg heel den weg over,
zoodat alle dieren, die zij tegenkwamen het
groote en vreeselijke nieuws wel moes
ten hooren, en gevolgd door al deze die
ren, ging het al verder en verder het bosch
in.
„Waar gaan we toch eigenlijk heen
vroeg een oude, wijze olifant .„Denken jul
lie zóó het gevaar te ontloopen
„Wij willen het einde der wereld niet af
wachten hier op deze plek," zei de jakhals
„Wij willen gehoor vragen bij Koning
Leeuw. Misschien is het wel Z ij n wereld,
die vergaat, en misschien weet hij een an
dere wereld, waar we kunnen heengaan,
een wereld, die geen einde heeft. Want je
kunt nooit weten
Alle dieren waren het met den jakhals
eens. „En wie zal het woord voeren V
vroeg de oude olifant.
„Dat zal i k doen," sprak de jakhals.
Zoo kwamen zij weldra bij den Koning
van het Woud, en toen deze hen allen met
een luid gebrul had begroet, trad de jak
hals naar voren en begon:
„O groote Koning van het gansche Woud,
wij hoorden, dat het einde der wereld is ge
komen
„Zoo, zoo," brulde verbaasd Koning
Leeuw. „En hoe weet gij, jakhals, dat het
einde der wereld is gekomen?"
„Dat heeft mijn vriend Haas me verteld,
o Koning", was het antwoord, terwijl hij den
haas bij diens lange lepels naar voren trok,
omdat hij wel zag, dat de Woudkoning boos
begon te worden.
„Haas," brulde toen Koning Leeuw, „ver
tel me dan eens, waaruit jij kunt zien, dat
de wereld vergaat?"
En de haas begon met bevende stem
„Ik sliep zoo rustig onder den kokosnoten
boom, Majesteit, toen ik op eens wakker
schrok door een verschrikkelijk geluid en
toen ik de oogen opende, zag ik dat er om
mij heen op den grond allerlei griezelige
dingen lagen vol scherpe punten. Ik durfde
toen niet op de plek blijven, ja, ik durfde
zelfs nergens meer naar kijken, en ik
sprong op en rende, zonder te durven om
kijken, het woud in, en daar vertelde ik het
vreeselijke geval aan alle dieren
„Genoegf Stilte!" gebood de Woud
koning. „Ik zelf zal gaan zien, wat het
vreeselijke was, dat jou deed denken, dnt
het einde der wereld was gekomen..." En
toen tot de andere dieren: „Volgt mij el
len
Na een langen tocht bereikte toen
Koning Leeuw, gevolgd door alle dieren,
die, angstig als zij waren voor het komen
de gevaar, doodstil voortliepen, den kokos
palm, waaronder hij niets anders zag, dan
een gespleten kokosnoot.'
„Is dat jouw wereld, die vergaat?'
vroeg hij met een verschrikkelijk gebrul
den haas. „En hoe kom jij in deze wereld?"
Toen de leeuw zoo vreeselijk tot hem
brulde, keek de haas angstig de andere
dieren aan, en ziende, hoe boos die allen
op hem waren, sprak hij haastig en met
bevende stem: „Vergeef mij. Majesteit, dat
ik U nu op deze vraag nog geen antwoord
kon geven. Men wacht mij aan de andere
zijde van het woud I"
En ziet, vóórdat de leeuw en de andere
dieren hem konden tegenhouden, rende de
haas als een pijl uit den boog heen, en
men zag hem nimmer terug I
„En 't is sinds dien dag," zegt het
sprookje, „dat de hazen uit het warme land
verdwenen zijn."
UIT ONZE MOPPENTROMMEL
GROOTMOEDERS BRIL.
Kleine W i m p j e: „Vergroot uw bril
de dingen erg. Grootmoeder
Grootmoeder: „Ja zeker, vent."
Kleine W i m p j e: „Dan zou ik graag
willen, dat u uw bril even afzette, als u
mij jam gaf. Ik krijg veel minder dan u
denkt."
HIJ KENDE HET ALPHABET.
Tante: „Jaap, ken je het alphabet
Jaap: „Ja Tante."
Tante: „Nu, welke letter komt er dan
na de a
Jaap: „Al de andere, Tante."
JANTJE'S VERBETERfNG.
De onderwijzer had den volgenden zin
op het bord geschreven:
„De toast werd zwijgend gedronken.
Hierna wendde hij zich tot de klas en
vroeg, welk woord fout was.
Kleine Jantje stak zijn vinger op. kwam
vóór het bord en veranderde den zin In:
„De toast werd zwijgend gegeten.'
De onderwijzer bad echter bedoeld
„De toast werd zwijgend aangehoord.
Opgelost I
Een heer die bekend stond om z n verstrooid
heid, ontmoette op straat een vriend, met wicn
hij een praatje maakte. Toen zo afscheid ne
men, vertoonde het gelaat van don verstrooide
heer een uitdrukking van verwarring.
„Tom," zei hij, „Toen ik je ontmoette ging
ik toen dien kont uit
„Neen, dezen kant," antwoordde Tom.
„O donk je, don is 't in orde. Dan ben ik al
thuis geweest om te eten."
CORRESPONDENTIE.
Z wort kop. Ben je er al geweest, 't Is
een groote verandering daar. En het is er wel
beter op geworden ook, vindt je niet. Jn, t
is ineens weer veel minder mooi geweest.
Bosch fee. Dan kon je het ook maar
beter ineens sturen. Waarom zou ik dot erg
vinden Dot is erg jammer, want nu moet ze
toch weer een nieuw koopen. Dot is tenminste
toch maar het veiligste. Anders zijn dc gevol
gen nog erger! Je mng wel meedoen, moor
wanneer het lot jo dan zou aanwijzen als prijs
winnaar, dan wordt er over nieuw geloot.
Goudenregen. Jo, 't was er mooi
hoor. Toch heb ik het er wel eens nog mooier
gezien. Vondt je het niet fijn
Jopic Slim. Maar nu heb je het toch
gezien. En vergeten zal je het wel niet meer.
Natuurlijk wordt dot wel weer beter. Ver
beeld tje eens, als dat niet zoo was. Don zou
het er wel heel slecht uitzien. Pak maar flink
aan hoor Anders heb je het tegen het eind
dubbel druk.
Appelsteeltje. Uitstekend hoor. Hoe
meer hoe beter.
Stroomnimf. Dat tref je dus. Maar
jc moet het ook niet tot het allerlaatste oogen-
blik uitstellen. Wat vervelend was dot voor jc.
En is het nu weer heelemaal beter Jo, hoor,
laat hem maar komen als er iets voor jc is.
Dank je wel voor je raodsels.
Rozcknop en Cupido. Heb jc ver
geten er wat bij te schrijven, of had jc daar
voor geen tijd Ik vind het altijd leuk als
jelui me wat vertellen.
Boschfee. Ik geloof dat je het mis
hebt. Wel zoo iets, maar niet precies'hetzolfde.
Jij vindt het nu niet leuk, maar er waren een
hceleboel neefjes en nichtjes, die er mij om
gevraagd hebben om nog één week tijd te heb
ben. Daarom is het ook gebeurd. Hoe kom je
aan dol raadsel Ik kreeg precies hetzelfde
ook van een ander nichtje deze week.
Ncptunus. Niet meer vergeten hoor,
want ik kan jc anders heusch niet antwoorden,
als ik niet weet van wicn het briefje is. Ver
zorg ze maar goed, dan zullen ze het volgend
jaar wel vruchten geven.
Sprinkhaan. Jo, nu kon je genieten.
Dat is heelemaal niet prettig. Maar als het
tijd is, moet het toch.
Wildzang. Ben je het don verleerd. Ik
dacht, dot niemand zoo Iets kon vcrleercn
Donr heb ik nooit last meer, hoor I 't Is heel
goed hoor. Alleen is het jammer, dat jc het
papier aan beide kanten beschreven hebt I
L e c s g r a a g. Ja, dan is het heel druk
en moet je erg voorzichtig zijn om geen onge
lukken te maken. Ja, een eigenaardig gezicht
is dat, die boomen bovenop de muren, hè
Geweldig, wat een groote zin zal dat worden.
Daar mag je wel een extra tafel voor nemen.
Neen, ik Y/eet het niet hoor.
Dwerg. Wot een heerlijk werk, vindt je
niet. En ben jc al ver gevorderd Jawel, moor
het zol wel weer beter worden. Daar kun je
wel op rekenen.
Silene. Jawel, dot heb ik wel. Maar ik
dacht dot jo hot als opstel hod bedoeld voor
den wedstrijd. Wil jo me nog eerst even schrij
ven of dot je bedoeling is, of dat het zoo maar
een verhaaltje is voor de krant. Ik wacht dus
eerst nog even op je antwoord, voordat het
in de krant komt. Dot was geweldig loot voot
je geworden. Maar zoo'n enkele keer hindert
dat niet.
Pannekoek. Hoe was het in zee
Was het niet erg koud? Op sommige plaatsen
is dat heel duidelijk tc zien. Wat een mooie
cadeaux allemaal. Nog wel gefeliciteerd hoorl
Winterkoninkje. Hoe kom je daar
bij om zoo iets te doen. Dat zol je wel pijn
hebben gedaan. Is het nu weer beter
Rekenmeester. Jn, alles op zijn
beurt. Maar daar goon natuurlijk wol eenige
Zaterdagen mee heen.
Knor. Wat is dat een tijd geleden, dal
je me hebt geschreven. Ik herinner mij er niet
veel meer van. Hadt je toen niet een andere
schuilnaam Ik hoop dat je nu geregeld blijft
meedoen.
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE.
De volledige opgave van hetgeen er in voor
raad :s om tc ruilen komt de volgende week.
Maak je verlang lijstje dus maar vast kloarl