KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Is er voor jelui wel iets heerlijkers tc beden ken dan zwemmen. Bijna alle neefjes en nicht jes, die mij deze weck schreven waren vol en thousiasme over de nieuwe zweminrichting en het strand, dat daarbij is gekomen. Nu, ik kan het mc levendig indenken hoor. Vooral nu het weer een paar mooie dagen waven in het be gin van de weck het leek waarlijk wel mid den in den zomer, zoo warm was het is het een genot om in het water rond te spartelen. Vooral 's ochtends vroeg, 't Is net of je dan voor den gcheelen dag bent opgefrischt Jam mer dat de temperatuur weer zoo gauw naar beneden is gegaan. Van 64 op 55 graden, dat is wel een heel groot verschil. Don is het hec- lemael geen plezier meer in het water. We zul len nu maar hopen, dat het weer gauw echt zomer wordt. Dinsdag en Woensdag leek het er anders niet veel op. 't Was net herfst en het leek er soms heel veel op, alsof er zoo een sneeuw- of hagelbui zou losbarsten. Gelukkig is dat niet gebeurd. De tijd voor de opstellen is nu bijna voor bij. A.s. Maandag nioet ik ze in den loop van den dog allemaal binnen hebben. Het schijnt, dat niet allen het even prettig vonden, dot de tijd nog met een week verlengd werd. Van en kele neefjes vernam ik tenminste dat ze het niets leuk vonden. Maar anderen hadden mij er om gevraagd, dus daarom heb ik jelui allemaal nog een week extra gegeven. Ik ben erg be nieuwd of er nog meer opstellen zullen komen- Ik heb er al heel wat, maar ik hoop dot er nog meer zullen bijkomen. Er werd mij gevraagd, 'of olie opstellen in de krant komen. Ja zeker ze komen er allemaal in hoor. Eerst degene, die de eerste prijs heeft gekregen, dan de tweede enz. Ook de opstellen, die eventueel geen prijs krijgen komen toch in dc krant. Deze week kreeg ik nog enkele briefjes op Woensdag-middag tegen 4 uur. Dat is veel te laat om nog in dezelfde krant beantwoord te kunnen worden. Ik heb jelui al eens meer ge schreven, dnt ik dc briefjes uiterlijk Woensdag ochtend 9 uur dus vóór jelui naar school gaan moet hebben. En dnt moet heusch zoo, want anders kan ik ze werkelijk niet meer be antwoorden. Die brieven die ik nu Woensdag middag laat pos kreeg, moeten nu blijven lig gen tot de volgende week. Maar dun zijn ze ook het eerst aan dc beurt. Denk er dus in het vervolg om Woensdagochtend vóór 9 uur. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van dc vorige raadsels wa ren. I. Waar niets is, verliest de keizer zijn recht, met de woorden vaart, rest, kiezen, azijn, iets, el, Wies, den, hek, Charles II. Brood, rood. Door. De prijs is deze keer gewonnen door Stroom nimf, die hem Maandag- as. aan ons bureau kan komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. I. Het geheel is een woord, waaraan jelui allemaal de laatste weken hebt gewerkt X X X X t' X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Op de 1ste rij een klinker. Ou de 2de rij een ander woord voor groot vader. Op de 3de rij een Indisch dorp. Op de 4de rij de mond van een vuurspuwen de berg. Op dc 5de rij het gevraagde woord. Op dc 6de rij een deel van Zweden. Op dc 7de rij een woonplaats van dieren. Op de 8ste rij iets dot een predikant draagt. Op dc 9de rij een medeklinker. li. Het geheel is een schuilnaam van een onzer neefjes X X X X X X X X X V X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X -Ti p Op de Tste rij een medeklinker. Op de 2de rij iels dat ieder rijtuig heeft cn tevens een diernaam is. Op de 3de rij een vrucht. Op de 4de rij iets wat kleine kinderen wel eens doen. Op de 5de rij de gevraagde schuilnaam. Op de 6e rij een soort schuier. Op de 7de rij een stadje in Zeeland (fout geschreven). Op de 8ste rij een klein vorken. Ou de 9de rij een medeklinker. Me5. Het tweede dochtertje van Moeder Aarde en Vader Tijd heette Mei. Dèt was een lief meisje, ci>g zonniger dan April. Als Mei lachte en vroolijk keek, moest iedereen alle narigheid vergeten, zóó stralend en ver kwikkend was de warmte, die van haar uit ging. De broertjes hadden dit al gemerkt, toen ze nog heel klein was en een aardig rijmpje op hun zusje gemaakt. Ze zongen vroolijk: „Alles blij maakt de Mei." Ja, Mei kon de liefste van alle kinderen zijn, ais zc maar wilde. Ze wilde echter niet altijd en dat was jammer, heel jammer. Mei kon zoo vreeselijk nukkig zijn. Soms leek ze op haar broertjes Feb en Maart en blies de menschen zóó Loud om de ooren, dat ze de kragen van hun jassen en mantels hoog moesten opzetten. ,/t Lijkt wel, alsof wij weer naar den winter teruggaan," bromden sommigen. ,,'t Zijn de IJsheiligen," zeiden anderen. „Mei zet om dezen tijd van het jaar altijd een stuursch gezicht; let maar eens op: hoe vriendelijk en zacht zij soms kan zijn, aan haar nukken ontkomen wij toch nooit." Het gebeurde wel eens, dat Mei zóó ja- loersch was op de broertjes, die allerlei op gewonden verhalen deden over Oom Win tervorst, dat zij stilletjes een brief schreef aan dezen ijskouclen sinjeur en hem vroeg terug te komen. Moeder Aarde wist daar natuurlijk niets van, want om dezen tijd van het jaar schik te een bezoek van Oom Wintervorst haar allerminst. Zij had een gastvrije natuur, maar toch neen, ze kon het niet over haar hart verkrijgen, de teere plantjes en bloemen met den grimmigen vriend van haar man in aanraking te brengen. Zijn adem, die zóó koud was, dat hij het water kon doen verstijven, maakte soms in één nacht blad en bloesem zwart. Dat mocht niet gebeuren l Stonden niet overal appel-, pere- en kerseboomen volop te bloeien; waren de boomgaarden niet één groot bou quet Moeder Aarde wist Oom Wintervorst dan ook aan het verstand te brengen, dat hij niet vóór December of op zijn allervroegst in de tweede helft van November komen mocht. Oom Wintervorst wilde de vrouw van zijn ouden vriend geen verdriet doen en vertrok maar weer zoo spoedig mogelijk. Mei durfde Moeder Aarde dan niet onder de oogen komen. Zij voelde zich als een verraadster en hoopte maar, dat Moeder het haar vergeven zou, dat zij dien brief aan Oom Wintervorst geschreven had. Zij deed al haar best het gebeurde ongedaan te maken. Voor sommige bloesems en jonge blaadjes kwam haar berouw te laat, maar waar zij nog iets goedmaken kon, liet zij niet na, dit met haar zonnigste ge zichtje te doen. Over dit alles wilde ik jullie vandaag echter niet vertellen. Het is nooit prettig, te hooren van de stoute buien van een kind, vooral niet, als dit kind meestal lief is. Eigenlijk ging het met Mei net als met April: allen hielden van haar. Scheen de zon, ja, dan juichte natuurlijk iedereen. Maar regende het, was Mei verdrietig had zij misschien spijt óver haar booze bui dan spraken de menschen, vooral de boeren van „vruchtbaar weertje" en de kin deren zongen blij: „Regendropje, regendropje. Val maar op mijn bloote kopje of „Meiregen maakt dat ik grooter word, grpoter word." Meiregen is goed voor bloemen en plan ten en alles wat er in het veld en op den akker groeit. Zonder regen zou er niets groeien. Wij kunnen immers ook niet bui ten eten en drinkenEn ornaat Meiregen zorgt, dat de planten groeien, is het een oud gezegde, dat ook de kinderen er van groeier». Ze laten daarom de malsche drup pels op hun blooten bol vallen. Waar ik vandaag van vertellen wilde, dat is van het feit, dat Moeder Aarde om dezen tijd van het jaar de Bruid was. Elk jaar, als Mei terugkeert in de ouderlijke woning, wordt dit feit herdacht en is de heele tuin één bloemenweelde. Vader Tijd wordt er niet graag aan herinnerd, dat hij oud wordt en eigenlijk is hij zelf den tel kwijt geraakt, maar ook zijn oude hart doet het goed, telken jare al die bloemenpracht weer te zien, als een herinnering aan zijn zonnige, heerlijke bruidsdagen. O, hij herinnerde het zich nog als de dag van gisteren, dat hij met Moeder Aarde trouwde. De geheele natuur was in feest gewaad. En wat zag de bruid zelve er allerliefst uit f Zij was geheel in het wit. Haar bruidsjapon was van de fijnste perebloe sems gemaakt en op haar sleep waren al lerlei beelderige vruchtbloesems gebor duurd. Zelve leek zij de mooiste bloem te midden van al deze voorjaarspracht. Was haar gezichtje niet zacht-rose getint, als wilde het wedijveren met de appelbloe sems? Ook de bruidsmeisjes zagen er snoezig uit in het licht rose. Zij strooiden bloemen langs het pad, waarop het bruidje haar voetjes zetten zou. De bijtjes zoemden een vroolijk honinglied: Lief Bruidspaar, veel geluk gewenscht I Wij zullen honing garen En voor u, heel den winter door, Den lekkersten bewaren. De vogeltjes kweelden naar hartelust: Lief Bruidje, beste Bruidegom, Heb een gelukkig leven. Wij hopen, dat de toekomst u Heel, heei veel goeds mag geven. 't Was alles vreugde, één blijde, vroo- lijlce zonnigheid. Neen, hoe oud Vader Tijd ook mocht worden, dien heerlijken dag zou hij nooit vergeten. Elk jaar als Mei terugkeert, wordt het feest herdacht. Komt het daardoor mis schien, dat Mei altijd jong blijft? Telkens weer opnieuw is Moeder Aarde heel verrast, als zij al die bloemenweelde Geen Slordervosje meer! Vroolijk stap ik in den regen Met mijn nieuwe klompjes aan, Want ik zou juist op visite Bij mijn Tante Dora gaan. En wij wonen buiten, zie je, Als het regent, is 't er nat. Kom I wat zeg je zul je denken, Dat weet zelfs een hond of kat Ja, maar 't is toch nog verschillend, Onze klei is wel heel vet En je kunt geen plekje vinden. Waar je dan je voeten zet. Tante Dora ziet niet gaarne Modder op haar mooie kleed. 'k Weet ook, dat in de familie Ik een slordervosje heet. Voeten vegen, 'k vergeet het Minstens tien maal op een dag. Kind, zegt Moeder, waarvoor dacht je, Dat die mat er dan toch lag Maar vandaag krijg 'k vast geen brom men. 'k Zet mijn klompen op de mat; 'k Kom met schoone schoenen binnen. Tante denkt clan: Hoe kan dat? Buiten zijn de wegen modder En Rie's schoenen zijn zoo schoon. Als ik dat nu kan begrijpen, Ben ik minstens v. el een boon f 'k Antwoord dan: Ik kwam gevlogen In mijn eigen vjysgmachien I Oom Johan zegt geheimzinnig: 'k Heb iets op de mot gezien Allen gaan nu daad'lijk kijken Naar mijn nieuwe vliegmachien. Tante wijst clan op mijn klompen. Rie, bedoel je die misschien Vraagt zij lachend en gaat verder: Jij bent toch een keurig kind I Dat zal 'k zeggen tegen ieder, Die j' een slordervosje vindt om zich heen ziet. Zij mag dan zelve niet jong meer zijn Moeder Aarde en Vader Tijd zijn immers al heel oud I het doet haar toch onuitsprekelijk goed, aan haar jeugd herinnerd te worden. Zij voelt zich dan op eens weer heelemaal jong. Mei is dus de feestmaand van Moeder Aarde en zal dit altijd blijven. Wie van ons voelt niet iets van die feestvreugde in zich, als hij de bloesempracht aanschouwt? Ik hoop dat wij ook dit jaar kunnen zeg gen: Alles b 1 ij maakt de Mei! De Slimme Maas. In het warme land, daar waar de kokos noten groeien, was eens een haas. 't Was misschien de eenige haas in dit land, en hij hoorde er dan ook niet thuis. Maar hij vond het er best, omdat er altijd volop te eten was. Op een middag, toen het haasje zijn buikje had gevuld met heerlijk, malsch groen, ging hij een slaapje doen onder een kokospalm. Hij was nauwelijks ingeslapen, of er viel een overrijpe kokosnoot op zijn kopje. Natuurlijk schrok ons haasje, en de schrik was zóó geweldig, dot hij met alle vier zijn pootjes een luchtsprong maakte en daarbij heel hard schreeuwde: „Nu ver gaat de wereld f O, de wereld vergaat I" en toen rende hij zoo vlug hij kon verder het bosch in. 't Eerste dier, dat ons haasje daar ontmoette, was een jakhals en hij be gon dadelijk tot dit dier: „Je zult mij niet willen gelooven, vriend Jakhals, maar ik zeg je, dat het eind der wereld is gekomen. Ik voelde het, terwijl ik sliep onder den palm boom f Wat ben ik geschrokken 1 En als »k je een goeden raad mag geven, vlucht dan met mij I" De jakhals, die ook nïet heel dapper was, zei dadelijk: „Wel, ik zou wel eens willen zien, hoe de wereld vergaat, maar dat is misschien niet goed voor mijn oogen. Weet je wat, vriend Haas, laten wij eerst de andere die ren het nieuws vertellen. Kijk, daar komt juist vriendin Schildpad aan „Die leelijke, oude schildpad is altijd uit haar humeur," zei de haas. „Haar wil ik niets vertellen Doch de jakhals kon de schildpad niet laten voorbijgaan, zonder haar het groote nieuws te vertellen. „Ik weet een nieuwtje, vriendin Schildpad," begon hij. „Dat wil ik niet eens weten," bromde de schildpad. ,,'t Is alles slecht nieuws, wat je tegen woordig hoort „Maar dit moet je hooren," drong de jakhals aan, en hij schreeuwde haar toe: «De wereld vergaat I" „Wel, dat kan i k toch niet helpen," bromde de schildpad. Maar ze scheen toch wat angstig te worden, want ze ging niet verder en liep met de twee anderen terug. Daar kwam een kat aan. „Ik houd niet erg van katten," begon weer de haas, „maar in dezen bangen tijd moeten wij ook aan anderen denken." „Je behoelt ov'er een kat niet bezorgd te zijn," sprak de jakhals. „Ik hoorde, dat een kat negen maal dood kan gaan en dan weer levend kan worden. Voor héér beteekent het dus geen steek, als de wereld vergaat." „Dat is wel zoo," stemde de haas toe, „maar 't kan best voor de tiende maal zijn, dat zij nu leeft; we doen dus beter met haar voor het gevaar te waarschuwen." De buffel, die juist heel veel haast had. vroeg: „Wat bedoel je? Welk einde is ge komen? Toe, vertel gauw, ik verlang naar mijn bad „Haast je maar niet," sprak de haas. „Als het eind van de wereld hier is, zijn we er allemaal geweest „Brrrr," gromde angstig dc buffel. Op dit gegrom kwam een bromvlieg aan gevlogen. „Hè, zei ze, „wat beteekent dot gebrom? Ik dacht, dat hier een zwerm bijen gonsde." ,,'t Is grootvader Buffel, die zoo bromt," sprak de haas. „Hij is bang voor het einde der wereld." „Zal de wereld vergaan vroeg een kruisspin. „Ja, we moeten allemaal sterven," gonsde de vlieg wel wat sarrend tot de spin. „Maar ik ga met den haas mee „Als je mij niet te erg met je harige poo- ten kriebelt, dan mag je wel op mijn neus zjttén," zei de haas. „Erg vriendelijk van je," gonsde de \lieg. „Hè, wat zit ik nu heerlijk zacht f Wat jam mer, dat het einde der wereld is gekomen Dit gonsde nu de vlieg heel den weg over, zoodat alle dieren, die zij tegenkwamen het groote en vreeselijke nieuws wel moes ten hooren, en gevolgd door al deze die ren, ging het al verder en verder het bosch in. „Waar gaan we toch eigenlijk heen vroeg een oude, wijze olifant .„Denken jul lie zóó het gevaar te ontloopen „Wij willen het einde der wereld niet af wachten hier op deze plek," zei de jakhals „Wij willen gehoor vragen bij Koning Leeuw. Misschien is het wel Z ij n wereld, die vergaat, en misschien weet hij een an dere wereld, waar we kunnen heengaan, een wereld, die geen einde heeft. Want je kunt nooit weten Alle dieren waren het met den jakhals eens. „En wie zal het woord voeren V vroeg de oude olifant. „Dat zal i k doen," sprak de jakhals. Zoo kwamen zij weldra bij den Koning van het Woud, en toen deze hen allen met een luid gebrul had begroet, trad de jak hals naar voren en begon: „O groote Koning van het gansche Woud, wij hoorden, dat het einde der wereld is ge komen „Zoo, zoo," brulde verbaasd Koning Leeuw. „En hoe weet gij, jakhals, dat het einde der wereld is gekomen?" „Dat heeft mijn vriend Haas me verteld, o Koning", was het antwoord, terwijl hij den haas bij diens lange lepels naar voren trok, omdat hij wel zag, dat de Woudkoning boos begon te worden. „Haas," brulde toen Koning Leeuw, „ver tel me dan eens, waaruit jij kunt zien, dat de wereld vergaat?" En de haas begon met bevende stem „Ik sliep zoo rustig onder den kokosnoten boom, Majesteit, toen ik op eens wakker schrok door een verschrikkelijk geluid en toen ik de oogen opende, zag ik dat er om mij heen op den grond allerlei griezelige dingen lagen vol scherpe punten. Ik durfde toen niet op de plek blijven, ja, ik durfde zelfs nergens meer naar kijken, en ik sprong op en rende, zonder te durven om kijken, het woud in, en daar vertelde ik het vreeselijke geval aan alle dieren „Genoegf Stilte!" gebood de Woud koning. „Ik zelf zal gaan zien, wat het vreeselijke was, dat jou deed denken, dnt het einde der wereld was gekomen..." En toen tot de andere dieren: „Volgt mij el len Na een langen tocht bereikte toen Koning Leeuw, gevolgd door alle dieren, die, angstig als zij waren voor het komen de gevaar, doodstil voortliepen, den kokos palm, waaronder hij niets anders zag, dan een gespleten kokosnoot.' „Is dat jouw wereld, die vergaat?' vroeg hij met een verschrikkelijk gebrul den haas. „En hoe kom jij in deze wereld?" Toen de leeuw zoo vreeselijk tot hem brulde, keek de haas angstig de andere dieren aan, en ziende, hoe boos die allen op hem waren, sprak hij haastig en met bevende stem: „Vergeef mij. Majesteit, dat ik U nu op deze vraag nog geen antwoord kon geven. Men wacht mij aan de andere zijde van het woud I" En ziet, vóórdat de leeuw en de andere dieren hem konden tegenhouden, rende de haas als een pijl uit den boog heen, en men zag hem nimmer terug I „En 't is sinds dien dag," zegt het sprookje, „dat de hazen uit het warme land verdwenen zijn." UIT ONZE MOPPENTROMMEL GROOTMOEDERS BRIL. Kleine W i m p j e: „Vergroot uw bril de dingen erg. Grootmoeder Grootmoeder: „Ja zeker, vent." Kleine W i m p j e: „Dan zou ik graag willen, dat u uw bril even afzette, als u mij jam gaf. Ik krijg veel minder dan u denkt." HIJ KENDE HET ALPHABET. Tante: „Jaap, ken je het alphabet Jaap: „Ja Tante." Tante: „Nu, welke letter komt er dan na de a Jaap: „Al de andere, Tante." JANTJE'S VERBETERfNG. De onderwijzer had den volgenden zin op het bord geschreven: „De toast werd zwijgend gedronken. Hierna wendde hij zich tot de klas en vroeg, welk woord fout was. Kleine Jantje stak zijn vinger op. kwam vóór het bord en veranderde den zin In: „De toast werd zwijgend gegeten.' De onderwijzer bad echter bedoeld „De toast werd zwijgend aangehoord. Opgelost I Een heer die bekend stond om z n verstrooid heid, ontmoette op straat een vriend, met wicn hij een praatje maakte. Toen zo afscheid ne men, vertoonde het gelaat van don verstrooide heer een uitdrukking van verwarring. „Tom," zei hij, „Toen ik je ontmoette ging ik toen dien kont uit „Neen, dezen kant," antwoordde Tom. „O donk je, don is 't in orde. Dan ben ik al thuis geweest om te eten." CORRESPONDENTIE. Z wort kop. Ben je er al geweest, 't Is een groote verandering daar. En het is er wel beter op geworden ook, vindt je niet. Jn, t is ineens weer veel minder mooi geweest. Bosch fee. Dan kon je het ook maar beter ineens sturen. Waarom zou ik dot erg vinden Dot is erg jammer, want nu moet ze toch weer een nieuw koopen. Dot is tenminste toch maar het veiligste. Anders zijn dc gevol gen nog erger! Je mng wel meedoen, moor wanneer het lot jo dan zou aanwijzen als prijs winnaar, dan wordt er over nieuw geloot. Goudenregen. Jo, 't was er mooi hoor. Toch heb ik het er wel eens nog mooier gezien. Vondt je het niet fijn Jopic Slim. Maar nu heb je het toch gezien. En vergeten zal je het wel niet meer. Natuurlijk wordt dot wel weer beter. Ver beeld tje eens, als dat niet zoo was. Don zou het er wel heel slecht uitzien. Pak maar flink aan hoor Anders heb je het tegen het eind dubbel druk. Appelsteeltje. Uitstekend hoor. Hoe meer hoe beter. Stroomnimf. Dat tref je dus. Maar jc moet het ook niet tot het allerlaatste oogen- blik uitstellen. Wat vervelend was dot voor jc. En is het nu weer heelemaal beter Jo, hoor, laat hem maar komen als er iets voor jc is. Dank je wel voor je raodsels. Rozcknop en Cupido. Heb jc ver geten er wat bij te schrijven, of had jc daar voor geen tijd Ik vind het altijd leuk als jelui me wat vertellen. Boschfee. Ik geloof dat je het mis hebt. Wel zoo iets, maar niet precies'hetzolfde. Jij vindt het nu niet leuk, maar er waren een hceleboel neefjes en nichtjes, die er mij om gevraagd hebben om nog één week tijd te heb ben. Daarom is het ook gebeurd. Hoe kom je aan dol raadsel Ik kreeg precies hetzelfde ook van een ander nichtje deze week. Ncptunus. Niet meer vergeten hoor, want ik kan jc anders heusch niet antwoorden, als ik niet weet van wicn het briefje is. Ver zorg ze maar goed, dan zullen ze het volgend jaar wel vruchten geven. Sprinkhaan. Jo, nu kon je genieten. Dat is heelemaal niet prettig. Maar als het tijd is, moet het toch. Wildzang. Ben je het don verleerd. Ik dacht, dot niemand zoo Iets kon vcrleercn Donr heb ik nooit last meer, hoor I 't Is heel goed hoor. Alleen is het jammer, dat jc het papier aan beide kanten beschreven hebt I L e c s g r a a g. Ja, dan is het heel druk en moet je erg voorzichtig zijn om geen onge lukken te maken. Ja, een eigenaardig gezicht is dat, die boomen bovenop de muren, hè Geweldig, wat een groote zin zal dat worden. Daar mag je wel een extra tafel voor nemen. Neen, ik Y/eet het niet hoor. Dwerg. Wot een heerlijk werk, vindt je niet. En ben jc al ver gevorderd Jawel, moor het zol wel weer beter worden. Daar kun je wel op rekenen. Silene. Jawel, dot heb ik wel. Maar ik dacht dot jo hot als opstel hod bedoeld voor den wedstrijd. Wil jo me nog eerst even schrij ven of dot je bedoeling is, of dat het zoo maar een verhaaltje is voor de krant. Ik wacht dus eerst nog even op je antwoord, voordat het in de krant komt. Dot was geweldig loot voot je geworden. Maar zoo'n enkele keer hindert dat niet. Pannekoek. Hoe was het in zee Was het niet erg koud? Op sommige plaatsen is dat heel duidelijk tc zien. Wat een mooie cadeaux allemaal. Nog wel gefeliciteerd hoorl Winterkoninkje. Hoe kom je daar bij om zoo iets te doen. Dat zol je wel pijn hebben gedaan. Is het nu weer beter Rekenmeester. Jn, alles op zijn beurt. Maar daar goon natuurlijk wol eenige Zaterdagen mee heen. Knor. Wat is dat een tijd geleden, dal je me hebt geschreven. Ik herinner mij er niet veel meer van. Hadt je toen niet een andere schuilnaam Ik hoop dat je nu geregeld blijft meedoen. OOM KAREL. RUILHANDELHOEKJE. De volledige opgave van hetgeen er in voor raad :s om tc ruilen komt de volgende week. Maak je verlang lijstje dus maar vast kloarl

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7