KINDERRUBRIEK.
De rubr.ek van Oom Karet
Het is, geloof ik wel wenschelijk, dat ik nog
eens even terug kom op die Kampioen-raadsel
wedstrijd. Want dat is jelui nog niet allemaal
duidelijk, is het wel. Kijk is, het is zóó. Vanaf
de vorige week Zaterdag tot en met Zaterdag
2 Juli komen er telkens twee raadsels in de
krant. Deze raadsels waren vorige week ge
nummerd I en II, deze weck is het III en IV,
de volgende week V en VI, dan VII en VIII
en ten slotte op 2 Juli IX en X. Wie al deze
5 X 2 10 raadsels oplost zonder een en
kele fout krijgt de eere-titel van „Kampioen"
Die naam wordt dan tegelijk zijn schuilnaam
in de correspondentie-rubriek. Zijn er meer as
pirant-kampioenen, dan wordt er natuurlijk om
geloot, wie de eere-naam krijgt. Dc bedoeling
is nu, dat jelui me geen briefjes stuurt vóór
4 Juli. Maar dan de oplossingen van alle 10
de raadsels tegelijk, genummerd van I tot X.
Deze week kreeg ik al enkele briefjesdie zal
jk nu wel bewaren, totdat het zoover is, maar
de bedoeling was het niet. Ik hoop dot het
jelui nu allemaal duidelijk is geworden. Om
het nog eens heel kort te zeggen alle raad
seloplossingen bewaren tot na 2 Juli en dan
inzenden aan Oom Karei. Ik vertelde jelui al,
dat daarom ook de correspondentie-rubriek tot
2 Juli achterwege blijft. Dat kan best voor die
paar weken. Natuurlijk komen de oplossingen
zoolang ook niet ir. dc krant want dan zouden
jelui het wel erg gemakkelijk hebben. Die ko
men dan alle 10 in de krant ven 9 Juli.
Hier komen dus eerst weer de twee volgende
raadsels voor onzen wedstrijd.
RAADSELS VOOR DE KAMPIOEN
WEDSTRIJD.
IH. Verborgen dier-namen.
„Moe", vroeg Barend huilend, „kan Koos uit
mijn tuintje wel een den uit den grond trek
ken „Wel neen", lachte moe, „hij is
zoo'n baas lang niet."
IV. Ik ben een jongen. Neem mijn hoofd weg,
dan blijf ik nog een jongen. Ontdoet men mij
van mijn beenen, toch blijf ik een jongen
VOOR DE NICHTJES.
Deze week ontving ik een handwerkje van
Orchidee, wat ik hieronder laat volgen
NAAIÊTUI.
Uit een lap van 25 c.M. in het vierkant kan
dit naaiétui vervaardigd worden. De lap is het
beste, wanneer die bestaat uit laken, zeemleer
of fluweel. Het uitgeslagen étui laat een kla
ver van vier zien, die eerst als patroon uit een
stuk papier geknipt moet worden. De geheelc
grootte beslaat 20 c.M. In hot midden is een
vierkantje door stiksteken aangebracht, waar
op een standaardje bevestigd is om den vin
gerhoed te kunnen dragen. Verder zijn reepjes
opgestikt, waar tusschen geschoven zijn
schaar, klosjes, naaldenboekje, naolden en spel
den. De uitvoering van dit knutselwerkje moet
heel nauwkeurig geschieden, want als dc boel
scheef en onjuist gewerkt is, is het geheel niets
waard. Er moet een regelmatige opvolging
plaats hebben van de werkzaamheden. Eerst
wordt het standaardje gemaakt, waarop de
vingerhoed past; neem een stukje briefkaarten-
karton, dat nog niet 2 c.M. hoog is, rol dat
op tot een afgeknotte kegel. Probeer of een
vingerhoed erover past. Bekleedt dit kegeltje
met een mooi lapje zij. Dit lapje zij kan je
knippen van een hoekje van den lap zij, waar
mede je van plan bent het étui te voeren.
Knip rtu van een lapje stijfgaas een vorm
precies even groot als het papieren voorbeeld.
Dat is dus een klavervorm van 20 c.M. mid
dellijn. Knip den lap, die voor voering moet
dienen, een naad in de rondte grooter. Rijg de
zij en het gaas op elkaar. Stik in het midden
een vierkantje van 2 c.M. zijde door beide
stoffen. Op dat vierkantje moet het standaard
je voor den vingerhoed genaaid worden. Nu
worden de reepjes klaargemaakt, waartusschen
de schear, de klosjes en de naalden kunnen
worden gestoken. Deze reepjes worden ook van
de voerzijde gemaakt en om een strookje gaas.
Met kleine regelmatige stiksteckjes worden die
reepjes opgestikt. Steek vooral door gaas en
zijde heen. Je begrijpt, dat wanneer dit alles
op de enkele voering zou gedaan worden, alles
veel te slap en te onsterk zou zijn. Nu wordt
de aangeknipte naad naar binnen geslagen en
geregen, maar n i et door hot gaas tevens,
Daarna volgt de sluiting welke bestaat uit een
reepje van de buitenstof en dat uitgevoerd
wordt mot een reepje van de voering. Dc breed
te bedraagt na de voltooiing 2% c.M. en de
lengte 8 c.M. De helft welke je niet ziet, wordt
netjes heel smal langs den kant op de buiten-
stof gestikt. De bovenstof is ook voorzien van
oen naad. Denk daaraan I Ook deze omslog
wordt omgevouwen en geregen. Ten slotte
wordt de bovenstof op de voering gelegd en
zuiver op elkaar genaaid. Om een nette afwer
king te bevorderen' wordt in dc rondto nog een
festonstcek geborduurd. Daarna wordt het étui
dicht gevouwen. Wanneer je zeemleer ge
bruikt voor het étui, don behoeft er geen naad
aangeknipt te worden. Ook kun je dc voering
niet aonzoomen. Daarom moet je de festonstc-
Icen wat grooter nemen en opletten recht neer
te steken door de bovenstof en de voering. De
beide klosjes kun je van glad karton knippen
en met waterverf kleuren of met gouden inkt
vergulden. De druksluiting moet ook onzicht
baar ingenaaid worden.
TAN "TO BETS.
OPSTELLEN VAN DEN WEDSTRIJD.
DE DRIE NICHTJES.
(V ervolg.)
Deze was bezig brood te snijden. Annie ver
telde haar van hun aardige buurvrouw en dat
ze morgenavond gevraagd was te komen. De
nichtjes begonnen dadelijk boos te worden en
zeiden dat het niets aardig was, dat Annie
zoo gauw al bij een vreemde mevrouw op visi
te kwam. „Je bent toch geen familie van haar,
maar van ons" zei Bertha. „Doen jullie dat ook
in Sohcveningen 't zal wel, zoo'n boeren
dorpje."
„Breng je die gekke manieren uit dat plaatsje
voor ons mee merkte Bertha op. Tante zag
dat Annie een erge kleur kreeg en tranen in
haar oogen, daarom zei tante„Houd toch op
met dat geplaag, ondeugende kinderen."
,Ga jij maar hoor kindje, dat mag gerust.
Er komen nog genoeg avonden dat je hier
thuis bent."
„Dank u tante," zei Annie blij.
Om 8 uur ging Annie naar bed. Ze was een
beetje moe, van al het nieuwe. Zij sliep dar»
ook na 5 minuten. Ze sliep zelfs zoo vast, dat,
ze toen de nichtjes na een half uur ook naar
bed gingen, niet wakker werd. Nu konden de
meisjes vrij uit over haar praten. Zij vonden
allemaal dat ze een saai schepsel was. „Ik ben
benieuwd hoe ze ip school is, knap of dom"
zei de dertien jarige Mien, die misschien Annie
bij haar in de klas kreeg. Corrie zat in de vijf
de klas met Bertha en Mien in de zesde.
„Ze zal wel dom zijn," merkte Bertho op, en
zelf een keer was bb'jven zitten. Ook Mien was
blijven zitten Ze speelde meer, dan ze leerde.
AHeen Corrie deed haar meeste best. „Wel te
rusten" riep Cor, „ik ga slapen."
Den volgenden morgen werd er vlug ontbe
ten en om 8 uur vertrokken de meisjes naar
school:
Tante hed geen tijd om Annie aan de dlrec*
trice der school voor te stellen, dat moest Ber
tha maar doen.
Na een kwartier loopen kwamen zij bij de
school aan, waar al eenige meisjes heen en
weer liepen. Zij liepen hard naar de drie meis
jes af, die een nieuw kind in hun midden had
den. Bertha stelde haar voor en ging toen naar
de directrice, die de meisjes vriendelijk ontving.
Bertha gaf haar een brief die haar moeder ge
schreven had. „Je kunt wel weer naar buiten
gaan, Bertha" zei ze. „Ik moet nog het een en
ander met Annie bespreken
Toen de bel ging bracht de directrice juf
frouw Zwart, haar noar de zesde klas, waar zij
mocht probceren of ze mee kon.
„Hier is een nieuw leerlingetje voor u, juf
frouw van der Linden." „Ga maar hier voor-'
aan zitten, naast Lize Velsen" sprak juffrouw
v. d. Linden. Annie kwam naast een leuk meisje
te zitten.
Ze kregen het eerste uur rekenen. Annie
vond dc sommen niet moeilijk, ze was dan ook
vlug klaar.
,Wat een knappe bol, fluisterde één der
meisjes. Annie voelde zich plotseling vroolij-
ker dan ze geweest was. Ze zou hard werken,
don kon ze hier blijven zitten.
Het tweede uur hadden zij natuurkunde. De
vragen die de juffrouw haar deed antwoordde
ze goed, zoodat juffrouw v. d. Linden wel
merkte dat ze het met eer. flink leerlingetje to
doen had.
In 't speelkwartier praatten Lizc en Annie
druk samen. Lize vertelde van haar thuis en
Annio van 't hare.
„Zeg," zei Annie „Heet jij van je achternaam
-an Velsen een dame die onder ons woont
ook. Ik logeer op de Keizersgracht." „Ho, ha,
dot is mijn oma."
„Je, ik mag vanavond bij haar komen, dan
zou ze vertellen van ha^r gestorven dochter
tje". „Wat en ik ben ook vanavond op visite
gevraagd bij oma, dus wij met ons beidjes, t>,
wat dolletjes. Jammer genoeg ging de bel cn
dc meisjes moesten naar binnen. Op dc voorste
bonk zaten twee gelukkige meisjes.
Weet je wat, ik breng jc naar huis, ik heb
toch mijn fiets bij me cn don ga ik om half
vier ook met je moo, dan ga ik naar oma toe
en maak daar mijn werk. Leuk hè I" Dit fluis
terde Lize onder de les tegen Annic.
De twee vriendinnetjes gingen met de nichtjes
van Annie mee naar huis. Annie en Lize had
den het erg druk met elkaar. Bij het huis ge
komen waar Lize's oma woonde zei Lize tegen
do meisjes„Annic gaat even met mo me©
naar oma is het goed „'t Is goed hooi,
schiet maar op, anders kom je nog te laat
op jo avondft tje bij Mevrouw van Velsen"
sprok Bertha er hatelijk door. Lize en Annio
gingen dus heen, zich niet storende aan do
hatelijke opmerking. Lize belde aan de deur
en het dienstmeisjes van Oma deed open. „Mo
gen wc even naar mevrouw vroeg Lize.
„Jawel, go maar naar binnen."
„Dog oma" riep Lize vroolijk, toen ze bin
nen was. Ik breng uw en mijn vriendinnetje
mee", on Lize troonde Annie mee naar binnen.
„Oma, nu krijgt u twee dames vanavond op
visite, Annie cn mij. Is het goed, of moet ik
nu maar wegblijven, omdat het misschien te
druk is
(Nu, nee, dat gebeurt niet. Jullie komen alle
twee. En nu naar huis anders zijn ze thuis on»
gerust" en lachend joeg mevrouw Velsen dc
twee meisjes uit de deur.
„Ik mag toch om half vier al bij u komen eu
meteen mijn huiswerk te maken vroeg Lize,
toen mevrouw hoor de deur uitliet. „Natuur
lijk, net zoo ols anders. Dag kind, de groeten
thuis" en de deur werd dicht gedaan.
Toen Annie binnenkwam en tante en de meis
jes vroolijk gedog zei, zeiden deze haast niets
.Tante, ik heb een vriendinnetje gekregen, Liza
Velsen."
„Ja het is me wat moois, je bemoeit jc da
delijk met zoo'n vreemd schepsel en laat ons
alleen gaan." „Nee Annie, het is heelemaal
niet aardig van je om niet met de meisjes te
gaan spelen „Maar tante, zij gingen met an
dere kinderen spelen, zoodoende vroeg Lizc mo
of ik met haar ging spelen."
(Ingez. door Silene.)
(Wordt vervolgt.)
CORRESPONDENTIE.
Alle raadseloplossingen cn briefjes bewaren
tot na 2 Juli. Ik wensch jelui allemaal heel
veel succes mot onze nieuwe Kampioenswed
strijd. Lezen jelui vooral nog eens na, wat ik
hierover in het begin en ook de vorige week
al schreef.
OOM KAREL.
Een Dag ran Zee
I
Suusje en haar zusje Emmy waren arme
kindertjes en hadden nog nooit de zee ge-
zien.
Hun ouders waren gestorven en zij woon
den bij Grootmoeder in, die weduwe was en
den kost voor hun drieën verdienen moest
met uit werken te gaan. Jullie kunt dus wel
begrijpen, dat zij heel zuinig moest zijn.
Maar al was zij ook nog zoo zuinig, van
haar kleinkinderen hield zij dolveel en zij
zou zichzelve het allernoodigste ontzeggen,
om het Suusje en Emmy te kunnen geven.
Op zekeren dag kwamen de kinderen op
getogen uit school. Zij hadden den gehee-
len weg naar huis hard geloopen en waren
wel vijf minuten eerder thuis dan anders
meestal het geval was.
„Grootmoeder I Grootmoeder I" riepen ze
uit. „We gaan met de heeie school naar
zee, naar Zandvoort en wij mogen ook mee.
Is dat niet fijn?"
Natuurlijk was Grootmoeder al even blij
als de kinderen. Reeds dagen van te voren
was zij bezig de jurken van Suusje en Em
my versteld en door de zon en dikwijls
wasschen verkleurd, maar toch knap-keurig
netjes te strijken. En toen eindelijk de
groote dag aanbrak, was zij vroeg opge
staan om de meisjes aan te kleeden.
„Dag Grooimoederi Dag Grootmoeder!"
riepen de kinderen, toen zij weggingen.
„We brengen een cadeautje voor u mee
van de zee."
Wat het cadeautje zijn zou, wisten zij
eigenlijk niet. Ze hadden heelemaal geen
geld op zak maar er zou al licht wat te
vinden zijn, dat voor niets te krijgen was en
waarmee ze Grootmoeder plezier konden
doen. Ze zouden hun oogen maar goed
den kost geven.
Grootmoeder had geen tijd om hen weg
te brengen; zij moest naar haar werkhuis.
De kinderen liepen dus alleen naar het
station, waar zij op het groote plein reeds
in de verte een paar juffrouwen van school
en heel wat kinderen zagen staan.
Dat was een gebabbel, een gelach en een
vreugde i Geen wonder ook, want wie zou
het niet heerlijk vinden een heelen dag
naar zee te gaan en dat met zóóveel kin
deren
De zon scheen vroolijk en had blijkbaar
schik in de dartele jeugd. Zij ten minste zou
er het hare toe bijdragen om de kinder*
eens echt te laten genieten.
Eindelijk waren de namen van allen af
geroepen; niet één ontbrak er op het appèl.
Wie zou er nu vandaag ook niet present
zijn
In rijen van drie liepen de kinderen naar
het perron, waar weldra de trein binnen-
stoomde, die hen naar Haarlem zou bren
gen. Vlug stapten allen in en de reis begon.
Daar was heel wat te zien onderweg, 't Was
alsof de slooten tusschen de weilanden alle
maal een eind meedraaiden. Wat waren er
veel koeien in de wei en hoeveel molens
zag je soms op eens wei tegelijk
In Haarlem stapten allen uit en liepen
weer in rijen van drie naar de tram, die
hen naar Zandvoort zou brengen. Er waren
aparte wagens voor gehuurd. Was dat niet
eenig Aparte trams^ voor hun school,
voor hun heeie school
Toen de kinderen eindelijk allen uitge
stapt waren en een klein eindje geloopen
hadden, zogen zij de zee, de machtige,
wijde, altijd verschillende en nooit een
tonige zee.
Hoe klotsten de golven, hoe weerkaatste
het zonlicht in het schuimende nat en hoe
heerlijk rook de zeef Zoo'n echte zout-
lucht, die je nergens anders kon inademen
dan aan zee I
De kinderen waren stil geworden bij dien
grootschen aanblik. Dat was nu de zee,
waarnaar zij zoo verlangd hadden, die som
migen van hen wel kenden, maar die toch
aitijd weer nieuwe aantrekkingskracht be
zat.
En degenen, die de zee niet kenden, o,
die zetten groote oogen op bij het aan
schouwen van die wielende, woelende,
ruischende en suizende zee.
Was het niet net een sprookje?
Toen de kinderen een tijdje langs het
strand geloopen hadden, gingen zij spelen.
Velen hadden een schop of een emmertje
meegebracht en groeven nu naar hartelust.
Er verrezen bergen en kasteeien, die om
ringd werden door diepe grachten, en er
werden groote kuilen gegraven.
En boterhammen, als ze eten! Nee
maar, zoo lekker als een boterham aan zes
smaakte i
Suusje en Emmy begonnen wat soezerig
te worden van al het ongewone en van de
zeelucht. Zij zochten een plekje in de scha
duw van een oude boot op.
Het duurde niet lap#, of Emmy's oog viel
op een prachtige schelp, welke vlak bij haar
lag.
„Kijk I" zei zij, terwijl zij de mooie schelp
in haar handje nam en aan haar zusje liet
zien. „Is dat geen beeldig cadeautje voor
Grootmoeder? Zou er iets binnenin zijn,
Suusje
„Misschien woont er het een of andere
kleine dier in," meende het oudste zusje.
„Laten we eens luisteren, of we wat hoo
ren."
„Oh t" riep zij bewonderend uit, nadat
zij wel een heeie minuut onbeweeglijk had
zitten luisteren.
„Ik kan er de zee in hooren ruischen I"
„ik hoor het ook!" zei Emmy, nadat ook
zij de schelp aan haar oortje gehouden
had.
Op dat oogenblik kwamen er een paar
visschersjongens voorbij. Toen zij de twee
meisjes daar zoo zagen zitten, vroeg één
hunner;
„Willen jullie met ons spelen?"
«COOTrtOEDEC?! grootmoeder!
ggpewzv UIT.
De beide meisjes hadden daar wel ooren
naar en Suusje antwoordde:
„Ja, graag I"
Emmy knikte slechts; zij was een beetje
veriegen.
De twee meisjes vergaten heelemaal, dat
ze moe waren en volgden de jongens naar
een visschersboot, die op korten afstand op
het sfrand lag.
Klaas, de oudste der heide jongens, bond
nu een touw aan een anker vast en de meis
jes hadden op eens een schommel.
De jongens lachten, vooral toen Emmy
haar evenwicht verloor en op den grond
tuimelde, gelukkig zonder zich te bezeeren.
Lachend ging zij weer op den „schom
mel zitten. Suusje hield haar nu stevig
vast
Eindelijk hoorden de kinderen het sein,
waarop zij allen bij elkaar moesten komen,
maar juist toen zij de jongens goedendag
wilden zeggen, kwam Emmy tot de vreese-
iijke ontdekking, dat zij haar cadeautje voor
Grootmoeder verloren had
„O, ik heb de schelp voor Grootmoeder
verloren!" riep ze verschrikt uit, terwijl
haar oogen vol tranen stonden.
„Maar dat is niet erg I" zei Jaap, de Jong
ste jongen dadelijk. „Ik heb thuis nog een
veel mooiere. Wacht maar even!"
Hij holde al naar het kleine huisje, waar
hij woonde, en kwam nog juist bijtijds terug
om Emmy een pracht-schelp te geven.
Gretig stak Emmy er haar handje al naar
uit, toen zij plotseling echter verschrikt
vroeg:
„Maar kun je de zee daar ook in hooren
ruischen
„En öf I" antwoordde Jaap lachend.
De kinderen liepen nu weer naar de tram
om de terugreis te aanvaarden. Het wto een
heerlijke dag geweest en allen kwamen zeer
voldaan van hun uitstapje terug. Zij sliepen
dien nacht als rozen,
o
O, wat was Grootmoeder blij met haar
cadeautjeHet kreeg een mooi plaatsje op
den schoorsteenmantel.
Dikwijls leggen Grootmoeder, Suusje en
Emmy de schelp tegen het oor om er de
zee in te hooren ruischen. Maar 't is nei>
alsof Emmy er heel in de verte een geluid
als van vroolijk lachen in hoort.
„Dat moet de echo van J&ap'.s
zegt zij dan,