FEUILLETON. Wie is Edmund Gray? DE RAMP BIJ LAREN '262 Jaargang No. 36 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlanper"SsmzSftan DE BEGRAFENIS VAN HET GEZIN USSER EEN GEBREKKIG WISSEL-SYSTEEM Onder zeer groote belangstelling had gister middag de uitvaart plaats van de drie leden uit het gezin Lisser (man, vrouw en kind), dio bij de trambotsing te Laren op zoo noodlottige wijze om het leven zijn gekomen. Volgons Joodsch gebruik bewijst men den doode de grootste eer door bij de uitvaart eenige passen mede te loopen met den stoet, die op weg naar de begraafpiaats is. En ge- dachtig aan dit gebruik waren er vanmiddag vele honderden menschen in de Nieuwe Kerk straat te Amsterdam samengekomen om bij het vertrek van den rouwstoet op deze wijze de laatste eer te bewijzen aan de drie slachtof fers van het Larensche tramongeval, wiet wreed heengaan zoo'n diepe verslagenheid zelfs ver buiten den kring van vrienden en ken nissen der dooden, 'heeft verwekt. In het zg. reinigingshuis lagen de drie lij ken in eenvoudige houten kisten, waaromheen de familieleden waren geschaard. Door geeste lijken werd gebedèn voor de zielerust der doo- den. Precies om half een werden de kisten uit gedragen en in drie lijkauto's geplaatst. Een groot aantal kransen en palmen werden in een open volgauto neergelegd. En daarachter volg den een I2-tal auto's waarin hadden plaats ge nomen familieleden en vrienden van de slacht offers, alsmede vertegenwoordigers van het Bouwfonds „Handwerkers Vriendenkring", de Ned. Isr. Hoofdsynagoge en het Israëlietisch Doodgraverscollege. Langzaam reden de rouw- auto's voort, gevolgd door duizenden, die tot aan de Synagoge op het J. D. Meijerplein den stoet hadden begeleid. Vandaar vervolgde de rouwstoet zijn weg naar de Israëlietische be graafplaats te Diemen. Op de begraafplaats te Diemen was de be langstelling eveneens zeer groot. Gemeente politie en maréchaussee zorgden voor de goede orde. Onder de belangstellenden merkten wij onder meer opde burgemeester van Laren jhr. H. L. M. van Nispen tot Sevenaer, bene vens de secretaris dier gemeente de heer P. C. J. Peters. Toen de drie kisten in het reini gingshuis van de begraafplaats waren neer gezet, vond het gebruikelijke ceremonieel plaats. Door den leeraar, den heer A. Frank, werd een lijkrede gehouden, waarin hij er aan herinnerde, dat deze dooden gevallen zijn als slachtoffer van een tragisch .ongeval. Wij staan, zei spreker, in de heilige overtui ging dot het zoo gebeuren moest, maar ook wees Spr. op de zware verantwoordelijkheid, die rust op de leiders van dergelijke bedrijven. Onze weemoed, zoo vervolgde Spr.. gaat heen naar het kind dat in leven is gebleven. De heer Frank sprak de overtuiging uit, dot aan dit jonge leven kan worden goedgemaakt het geen voor den doode was weggelegd. Nadat de drie kisten aan den schoot der aarde waren toevertrouwd en de gebeden wa ren gezegd, trad de burgemeester van Laren naar voren: „Drie braven, drie rechtschapenen zijn heengegaan, zeide hij. De gemeente Laren is diep begaan. En wanneer Spr. hier een woord van rouwbeklag brengt don denkt hij in de eerste plaats aan het arme kind. Hem heeft hij de waarheid nog niet durven zeggen. Uit naam van den kleinen Nico brengt hij een groet aan zijn vader, moeder en zusje. Voorts sprak een goede bekende der familie Lissei. Hij bracht dank aan den heer Van Nispen tot Sevenaer. Voorts werd gesproken door den heer Thee boon namens de A. N. D. B., waarvan de .heer Lisser lid was. Tenslotte werd het woord gevoerd namens het bouwfonds Handwerkers Vriendenkring, waarna de heer Alex Lisser dankte voor de be wezen belangstelling. Hiermede was de droeve plechtigheid ten einde. De BussumscKe Courant wijst op de ge-1 brekkige manier waarop het wisselsysteem voor de treinen is ingericht. De conducteurs en de halte-chefs regelen dit, naar bevind van zaken, op eigen houtje door middel van tele fonisch overleg. Nu kan men hiervoor op pa pier wel een zeer pompeus stelsel ontwerpen, maar ieder, die niet volkomen van practischen zin is gespeend, zal beseffen, tot welk een ge modder dit in de werkelijkheid moet leiden. Telefonisch overleg tusschen ongeletterde lie den, wier momenteele belangen vaak tegen elkaar zullen indruischen (de één wacht na tuurlijk niet graag op den ander; denk aan de rusttijdenr) moet wel leiden tot misverstanden» vooral op drukke dagen, wanneer de conduc teurs gehaast en vermoeid zijn, omdat het reeds al hun inspanning vereischt om de tal rijke passagiers tijdig van plaatsbewijzen te voorzien. Dergelijke lieden kunnen onmoge lijk over voldoende frischheid van geest be schikken om een verantwoordelijke taak als het telefonisch regelen van het baanverkeer nog bovendien naar behooren te vervullen. Wan neer de directie van de Gooische Stoomtram bij de inrichting van haar exploitatie-systeem haar voordeel had gedaan met wat men in ieder modern handboek over de psychologie van den arbeid kan lezen (er bestaat een uit gebreide litteratuur over het onderwerp) dan zou zij haar reizigers in elk geval behoed heb ben voor een verkeersregeling, welker richtige functionneering op zulk een zwakken grond slag berustte. Reeds dit telefonisch gemodder alleen rechtvaardigt op zichzelf een woord van scherpe afkeuring over het gevoerde beleid, een afkeuring, die echter mede de verantwoor delijke colleges van toezicht treft, welke be rust hebben in het voortbestaan van een toe stand, die volkomen onduldbaar moet worden genoemd. Want dit is niet de eerste keer, dat het tele foon-systeem gefaald heeft. Op het oogenblik, waarop wij dit schrijven ligt voor ons een brief van een bewoner van het Gooi, die verklaart, dat het feit, dat trams van de Gooische stoom tram elkaar op enkel spoor ontmoeten, niet tot de zeldzaamheden behoort. Nog verleden week heeft deze briefschrijver waargenomen, dat een goederentrein en een passagierstrein nabij de Amsterdamsche Poort te Naarden eveneens op •hetzelfde spoor naar elkaar toereden. Het is toen echter niet tot een botsing gekomen. Bei de trams konden tijdig stoppen en de passa gierstrein, die op weg naar Amsterdam was, keerde nu terug naar Naarden ten einde daar den goederentrein gelegenheid tot passeeren te bieden. Het drama te Laren is dus allerminst een noodlottig ongeval te noemen, waarvoor nie mand blaam kan treffen. Het is het konsekwent gevolg van een in zichzelf door en door on deugdelijk seinstelsel, dat, getuige het evenge- noemde feit, meer dan eens tot „misverstan den" aanleiding geeft, zij het dan ook gelukkig niet met zulke désastreuse gevolgen als de botsing van Zondag j.l. Wanneer men het stelsel van délibereerende conducteurs eenvou dig verving door een systeem, waarbij van een centraal-punt, dat het geheele baanvak over ziet en van verschillende posten informaties ontvangt, instructies worden gegeven, dan zou iedere bron van misverstand zijn weggenomen. Men moet over het loopen der treinen niet met elkaar een „boompje" opzetten, waarbij het uur, waarop Jan, Piet of Klaas zijn boter ham gaat eten wellicht de heimelijke achter grond vormt. Voor het baanverkeer moeten slechts model-instructies gegeven worden, ver strekt in een bondigen, voor geen dubbele uit legging vatbaren „modeT-vorm en gebaseerd op volgens een zelfde systeem verkregen in lichtingen, door een autoriteit, die boven het geheel staat en zich rustig aan dezen verant woordelijken arbeid kan wijden. Dit zijn zulke elementaire behcersnoodzakelijkheden, dat het bijna beschamend is er nog de aandacht op te moeten vestigen. DE ONBEWAAKTE OVERWEGEN. Op slag gedood. Door den mailtrein die te ongeveer half een Kloetinge passeert, is de 60-jarige stokdoove C. van Haveren, die per fiets den onbewaakten overweg passeerde bij wachtpost 40 door den trein gegrepen. De ongelukkige was op slag dood. Het uitzicht wordt ter plaatse zeer be lemmerd door een wachtposthuisje. UIT DE STAATSCOURANT Op verzoek eervol ontslagen onder dankbe tuiging van de aan den lande bewezen dien sten dr. H. J. Kijlstra gep. kolonel tit. van den genecsk. diénst van het N. I. leger, als voorzit ter van den geneesk. raad van het commissa riaat voor Indische zaken bij het dep. van ko loniën; toegekend de zilveren cere-mcdaille der Oranje Nassau orde aan H. A. Derksen, voor man der vendelzwaaiers van het schuttersgildo Sint Stangulphus en G. Laurentius te Huissen en aan H. Enthovcn Hzn., meesterknecht bij der. heer W. Enthoven te Uithoorn. Benoemd tot ridder in de Oranje-Nassau- orde Dr. Ch. Th. G. H. de Wilde, gouverne- ments-veearts te Rembangtot officier in die Orde C. F. Ie Blanc, kanunnik, deken cn pas toor te Cothen. SYNODE HER\C KERK DE ACHTTIENDE ZITTING De president benoemt tot leden van de com missie voor herziening van de bepalingen be treffende de persoonlijke kerkvisitatie de hec- ren Bloem, Stoel en Franck. De heeren Gravemeyer, Schokking en Stoel dienen het volgende voorstel in Aon een commissie worde opgedragen te overwegen: Io. een zoodanige wijzigingen het reglement Kerkelijk Opz. en T., dat er onder scheid gemaakt kan worden tusschen rehabili tatie in den zin van burgerlijk eerherstel door het opheffen van het tuchtmiddel en de terug gave van de bevoegdheid om weder als predi kant op te treden; 2o. te overwegen, dat her opening van een zaak van kerkelijk opzicht en tucht mogelijk worde gemaakt, wanneer het blijkt, dat de uitspraak gegrond was op over wegingen, welke geen rekening konden houden met later gebleken feiten. Het voorstel wordt aangenomen, en op voorstel van den president ter overweging gegeven aan de Algemeene Sy nodale Commissie. In deze zitting komen verschillende aangele genheden betreffende het reglement op de pre- dikantstraktementen en het pensioenfonds in behandeling. Een afzonderlijke commissie, be staande uit de h.h. Barbas, dr. Oorthuys en Bolt, heeft daarover hare rapporten uitgebracht. Aanvankelijk moesten alle maatregelen een zeer voorloopig karakter dragen. Tegen het einde van T925 moest er dus reeds vóór de eigenlijke inwerkingtreding onder het oog wor den gezien dat terstond op 1 Januari het risico voor het fonds zou aanvangen, met name voor het weduwenpensioen ten opzichte van alle pre dikanten, zieken en gezonden, die, al was het slechts een gedeelte van den eersten premie termijn betalen. Doch einde December bleek, dat althans 400 predikanten van den meest verschillenden leeftijd hunne verplichting zou den nakomen. Sindsdien is hun aantal steeds toegenomen. Aan het einde van 1026 bedroeg het aantal verplichte deelnemers 790, dat der vrijwillige 63, van wie 49, als ouder dan 55, een spaarverzekering sloten. Het aantal predi kanten, dat niet aan de verplichting tot deel neming voldoet, bedroeg einde 1926, 249. Hunne namen zijn aan de Synode medegedeeld. Intusschen is het aantal deelnemers meer dan 'oldoende om een solieden grondslag voor het fonds te waarborgen. De aan het verslag toe gevoegde balans en winst- en verliesrekening geeft aan, dat in 1926 in totaal is ontvangen aan premies f 195,490.76. 'Aan rente f 4427.31, terwijl reeds van een geefster is ontvangen een gift van 1000. Zoowel het verslag van den raad van beheer als dat van den pensioenraad worden onder dankbetuiging voor kennisgeving aangenomen. Daarop volgt de bespreking der vele andere aangelegenheden betreffende de predikantstrak- fementen en pensioenen. Na behandeling van deze aangelegenheden betuigt de president bizonderen dank aan de commissie od hoe voor al haren arbeid, waar aan niet geringe moeilijkheden verbonden wa ren. Daarna geeft de heer Picard de eind-redactie van de voorloopig aangenomen wijzigingen in het reglement op de kerkvisitatie (zie het ver slag der 17e zitting). In behandeling komt het rapport van dr. Oorthuys over de consideratiën betreffende 't voorloopig aangenomen gewijzigd reglement op de buurtgemeenten. Het rapport bespreekt uitvoerig de ingekomen adviezen. Er blijkt o.o. uit dat de c;ess. vergaderingen van Amsterdam, Haarlem, Leiden Utrecht het reglement geheel verwerpen. Rotterdam verklaart zich tégen de „verplichting" welke cr in opgenomen is. s-Gravenhogc, Arnhem en Groningen advl- seeren tot aanneming. Het blijkt echter „ten eenenmale onmogeliik" voor den rapporteur uit te rekenen, hoeveel stemmen vóór of tegen de afzonderlijke deelen enz. van heel dit com plex zijn uitgebracht. De meerderheid der rapporteerende commis sie wil op grond van de consideratiën en ook om de zaak zelve, de „verplichting" uit het reglement wegnemen. Bij de behandeling van het rapport wordx door sommige leden opgemerkt, dat het regle ment voor hen staat of valt met de „verplich ting", door anderen dat zij het niet zondei die „verplichting" kunnen aanvaarden. Voor sommigen is de vraag, hoe de groote steden er tegenover staan, richtsnoer. Anderen leg gen er nadruk op, dat men niet moet vergeten, dat het hier geldt een compromis, dat men in de groote steden toch gevoelt dat het tot buurt* gemeenten moet komen, doch dat het vigee» rend reglement daartoe niet kan leiden. Ook de kwestie van het zestal (art. 5a) zou een compromis zijn. De rapporteur vraagt of zij gelijk hebben, die zeggen dot na wegneming van de verplichting het reglement niets meer waard is. Integendeel, weinig waarde moet wor- jden toegekend aan hetgeen uitsluitend berust op dwang. De vraag of de „verplichting" in 'het regle ment zal blijven wordt tenslotte bevestigend be antwoord door 10 leden (8 tegen; een lid af wezig). Evenzoo de vraag, of art. 5 a zal ge handhaafd worden, met 12 tegen 6. Daarna wordt de vraag in stemming gebracht of het reglement definitief zal worden aangenomen. Aangezien hier de stemmen staken (9 tegen 9), zal het lot van het reglement in de volgende zitting worden beslist. Negentiende zitting. DE WAALSCHE GEMEENTEN AAN STEMMING DER FROV. KERKBESTUREN ONDERWORPEN Aangezien de heer mr. L. M. de Jong Schouwenburg voor zijn benoeming tot secun dus-lid ouderling der Synodale Commissie heeft bedankt, wordt thans in zijn plaats benoemd de heer E baron Prisse, o.-o. te Ginneken. De wijzigingen in het reglement op de buurt gemeenten, waarover gisteren de stemmen staakten, worden heden met 10 tegen 0 stem men aangenomen. Zij zullen dus (onverandeid) aan de hoofdelijke stemming der provinciale kerkbesturen worden onderworpen. In behandeling komt het rapport van den heer Tammens over de consideratie betref fende de terugbrenging van de Waalsche ge meenten tot een classicaal ressort. Ook dit rapport geeft een zeer uitvoerig overzicht van de meening der classicale vergaderingen, en der provinciale kerkbesturen. Het Waalsche ressort zelf spreekt uit, dat het sedert eeuwen een positie bekleedt, die nimmer betwist is en dat het onafgebroken bestaan van die positie een recht uitmaakt. Ook voegt het een ernsti ge waarschuwing daarbij, dat het niet zonder gevaar is, die historische rechten met voeten te treden, aangezien het oogenblik wellicht niet Ver is, waarop de Ned. Herv. Kerk verplicht zal zijn, zich tot haar verdediging te beroepen op haar historische rechten. Indien zij de onze niet eerbiedigt zoo zeggen de Walen vernietigt zij tegelijk de hare. De Waalsche commissie en de Waalsche Reünie verklaren zich al haar rechten voor te behouden. Bij de bespreking merkt prof. Brouwer op, dat, gelukkigerwijs, in het rapport de rich tingskwestie is uitgeschakeld. Hij vraagt of er reden is, aan een groep van omstreeks 8000 zielen zulk een belangrijke plaats in het kerk bestuur toe te kennen. Hij beantwoordt die vraag ontkennend. Het spreekt vanzelf, indien er een contract is gesloten, dan moeten wij ons daaraan houden, maar spr. betoogt uit voerig, dat zulks volstrekt niet het geval Is. Op de Synoden van Emden, Wesel en Dor drecht is veeleer tot het tegenovergestelde van een contract besloten. Ter wille van het ver schil van taal kwam er een administratieve scheiding tot stand. En die scheiding van 1578 heeft in onze dagen geen zin meer. Wat het foederatief beginsel betreft, waarover het rap port spreekt, dit heeft zeker in dc tijden voor afgaande aan den strijd tusschen focderalis- ten en unionisten geheerscht. Doch het zuiver unionistisch element is in het reglement van 1816 nqergelegd. Nooit heeft iemand gepleit voor terugkeer tot het vroegere foedcraticve beginsel. S.'nds 1851 is overigens de Herv. Kerk vrij haar eigen zaken te regelen. En zulk een regeling betreft het hier. Spr. ziet niet in, dat oon de Woolsche kerken cenig onrecht wordt gedoon. Dr. Van Nes meent, dat wij hier voor een historisch vraagstuk staan, dot wij niet maar zoo kunnen uitniaken. Daarvoor zou een commissie noodig Spf. had 'n 1924, toer» de zaak ook aan de orde wn», gewild dat de Walen zelf met een voorstel zox^fcp komen. Hij heeft hoogc reverentie voor de \v7alen en hun vertegenwoordigers in de Synode. DöJirom zou hij wenschen, dat in de plaats van het voorgestelde werd besloten dat hun vertegen' woordiging in de Synode tot één lid werd be perkt, en dat hun voor de eindstemming twee stemmen werden gegeven. De secretaris, de heer Den Breems, wil geen uitstel, omdat de Walen zeiven niet een be spreking hebben gewild. Overigens wijst hij er op, dat wij het recht hebben onze eigen in terne aangelegenheden te regelen. De vicfe-president, de heer Zoete, merkt op. dot, indien het hier ging om personen, hij tegen dc voorloopig aangenomen wijziging zou stemmen. Maar het betreft hier den ge heel onevenredigen invloed dien dc Woalsche gemeenten bezitten. Ook wijst hij op d© 17 class, vergaderingen die eenstemmig vóór waren, welk gevoelen, door vele provinciale kerkbesturen in meerderheid werd gedeeld. De heer Boonstra ontkent dat de getal' sterkte der Walen hier in het geding mag ko men. Bij beooTdeeling van menschengToepen komen andere overwegingen in 't geding dan het getal. Kleine gemeenten en kleine classes hebben immers dezelfde bevoegdheden als groote. En de predikant eener zeer kleine ge meente dezelfde rechten als de predikant der groote stad, wiens wijk uit 20.000 zielen be staat. Wilde men met het geval rekenen, dan zou men heel wat veranderingen moeten aan brengen en bijv. aan Noord-Brabant, dat on geveer evenveel stemmen uitbrengt als Noord- Holland, dat tienmaal meer zielen telt, min dere bevoegheid moeten gunnen. De president, dr. Weyland, ontkent, cat dit laatste juist zou zijn. Integendeel, de Walen zullen niet meer vrij blijven. Zij worden ingeJ deeld bij Utrecht en onder opzicht gesteld van het provinciaal kerkbestuur. In dit ver band wijst hij op art 51 Alg. Reglement, dat de taak der provinciale kerkbesturen om schrijft. Daartoe behoort het „toezicht over de classes" en „het waken en zorgen voor dc godsdienstige en kerkelijke belangen in geheel het provinciaal ressort". Hot zol het provin ciaal kerkbestuur van Utrecht die taak kunnen vervullen? Ten slotte wijst de heer Picard op het ontbreken van een overgangsbepaling, die toch noodig zal zijn. Dit geeft aanleiding tot over weging van de vraag, hoe zal moeten worden gehandeld als de meeiderheid zich vóór aan neming verklaart. Besloten wordt in dat geval aan de wijzi gingen de afzonderlijke mededeeling toe te voegen, dot zij, eerst op den 3en Woensdag van Juli 1930 in werking zullen treden. Bij stemming bliiken de heeren dr. van Nes (prae-adviseur), Tammens, Bolt, Boonstra, Franck, Picard en dr. Weyland tegen de wijzi ging te zijn, zoodat de zaak aan de hoofdelijke stemming der provinciale kerkbesturen zal worden onderworpen. Daarna komt in behandeling het voorstel, ingediend door J. J. Timmer c.s., tot samen stelling van de z.g. Groote Synode. Uit het rapport van dr. Schokking blijkt, dat hier be doeld is hetgeen in 1922 en '23 door de meer derheid der toenmalige Synode is gewild, doch door het octo der provinciale kerkbesturen on gedaan is gemaakt. De meerA:rheid der com missie van rapporteurs adviseert nu deze Groote Synode (van 45 leden) te aanvaarden, volgens de eindredactie van 1923. Na cenige bespreking wordt deze conclusie aangenomen met II tegen 8 stemmen. Vóór adviseerden de secretaris van dr Vnn Nes. Vóór stemden de heeren Zoete, Barbas, dr. Schokking, Gravemeijer, dr. Oorthuys, Iden- burg, Bongers, Tromp, Bloem, Prisse en de president. Tegen adviseerde dr. Brouwer en stemden de heeren StoeJ Van Zwet. Wolffen- sperger, Tommans, Bolt, Boonstra, Franck en Picard. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van WALTER BESANT. door Mej. E. HOOGEWERF. "j 14 Klaarblijkelijk een, die behoefte had aan steun; een van die ongelukkigen, die alleen niet genoeg sterkte van wil bezitten, en daar om al heel licht bezwijken voor iedere ver leiding, waaraan zij blootstaan. De grootste verleiding voor dezen Freddy Carston een eigenaardige speling van het lot, dat hij ook juist „Freddy" moest heeten, wat immers beduidt, beminnelijk, maar zwak was de drank. Hij had het waarlijk ver kunnen brengen in zijn vak; maar die beruchte hebbelijkheid had hem, bij alles, in den weg gestaan. Nu woonde hij in Gray's Inn en gaf nog enkele lessen. Hij mopst een uitstekend repetitor zijn, in z'n nuch tere oogenblikken. In den regel was hij 's mor gens nuchter; op den middag al wat aange schoten en 's avonds beslist dronken daarom niet vervelend, of lastig. „Jij moet ook wat nemen, man" begon hij weer tot zijn vriend. „Het is niet de vraag, waar je behoefte aan hebt, maar waar je lust in voelt. Als ik enkel had genomen waar ik „behoefte" aan had, mijn hemel, dan was ik misschien al bisschop I Maar nu glibber ik zoo zachtjes-aan naar benedenf Neem altijd, waar je trek in hebt!" „Toch zal ik niet gebruiken, Fredl" „Wat?Houdt je er dan nog ambities op na? Daar is 't nu al te laat voor, zeg I Daar voor ben je veel te lang van je vrienden weg gebleven. Kom nu maar liever bij ons, in de „Salutation Club". Ik zal je introduceeren. Ze zullen je met open armen ontvangen. H oogst- intellectueel© gesprekken. D© mooiste gelag kamer uit Londen. Met romantischen achter grond. Wie heeft er nu niet eens behoefte aan zoo'n opkwikking?" De ander volgde eindelijk; al was het dan ook met niet veel animo; en bij het zien van hem sprong Checkley op in zijn stoel. Hij trok zijn buurman het avondblad uit de hand en verborg daarachter zijn gelaatwant degeen dien de Cambridge-man met zooveel moeit© naar binnen had getroond, was niemand meer of minder dan Athelstan Arundel, waar Mr. Dering dienzelfden middag nog van gesproken had, de man, dien hij nog betreurde en dien hij zelf van vervalsching had beschuldigd! Zóózeer ontstelde Checkley op het zien van dien man, dat hij zich angstvallig achter de courant verborg. Ja, hij was het. Hij zag er zéér welvarend uit, droeg een zwart-fluweelen jas en wit vest, en had een indrukwekkend bruinen baard- Zijn houding was zóó fier, of hij van z'n leven niets vervalsoht had I Wat deed hij hier Freddy had intusschen den kellner naderbij geroepen en de jongelui waren gaan zitten. „En vertél me nu eens, man, waar je die acht jaar lang geweest bent „Voor het grootste deel buitenslands." „Daar zie je anders niet naar uit I Die in het buitenland fortuin gaan maken, keeren in den regel weer met een pistool en een mes bij zich, en geheel van wereldsche pracht ontbloot. En jij kerel, in fluweel en met fijn wit linnen. Ik kan nooit gelooven, dat je buiten Ands zoudt zijn geweest I Je hebt zeker je hoofd kwartier gehad in Camberwell „Laat ik liever eens bij je komen op je ka mers daar kunnen we veel meer op ons ge mak spreken." ,Jk heb maar één kamer in Gray's Inn. 's Morgens ben ik gewoonlijk thuis en heb leerlingen. Op den middag ook nog wel. Maar daar is je whisky. En laat ik je dan nu eens voorstellen aan het gezelschap. Dit is een in tellectueel zeer hoogstaande kring, dien je hier niet zoudt verwachten in deze gelagkamer. Heeren, dit is mijn oude vriend mr. Athelstan Anmdel, die buitenslands is geweestacht jaren lang en nu is teruggekeerd na al zijn omdwalingen over het aardrijk." En toen begin hij de heeren aan Arundei voor te stellen, op zeer geestige wijze, wat ech ter het begrip van de meesten te boven ging en den man, die nooit een grap kon verstaan, beslist boos maakte f „Langer kan ik nu niet blijven", zei Athel stan. „Maar ik kom wel eens bij je, op de kamer." „Doe dat, ouwe jongen T Ze reikten elkaar de hand en de Cambridge- man ging voort „Waarom die Arundel acht jaar geleden hier ineens wegging, is nog niemand bekend I Vecl- belovender jonge man was er nietKijk, hij heeft niet eens zijn glas leeggedronken. Nu dan zal ik het maar doen." „Mr. Checkley", sprak diens buurman, „de gast is weg. Geef me dus m'n krant maar weer terug I" Mr. Checkley sprak dien avond niet meer, jóózeer was hij onder den indruk van die ont moeting. Dat Athelstan Arundel terug was, beduidde wat. Daar zou wat van komen, dat wist hij zeker. HOOFDSTUK IV. Een weerbarstig kind. Elsie nam afscheid van haar aanstaande aan de deur. Sinds de verloving had hij zeer goed begrepen, dat hij maar liever niet binnen moest gaan. Mrs. Arundel toch, was in het minst niet ingenomen met George Austin. Niet dat hij beneden haar stand wasze stonden vrijwel gelijk, in dit opzicht. Ook niet, dat er iets op zijn familie viel aan te merken. Natuurlijk, dat die net zoo goed haar zwarte schapen tel de als iedere andere; maar die dingen blijven immers altijd een publiek geheim. Evervmin kon de weduwe bezwaar hebben tegen George's godsdienstige opvattingen, waarin hij gewoon het voetspoor van zijn waderen volgdeof tegen zijn manieren, zijn uiterlijk, zijn ontwik keling; dit was alles, gelijV verwacht kon worden van een jongen man, die zijn eigen weg moest maken. Maar juist dit, was in haar oog het onoverkomelijk bezwaar, dat George arm was en zeker wel arm blijven zou, daar hij 't immers nooit veel verder dan klerk zou kunnen brengen, omdat het hem aan het geld ontbrak, ergens een deelgenootschap te koo- pen. En wat dit bezwaar nog in niet geringe mate verergerde, hij hield Elsie af van twee andere rijke pretendenten, die slechts op één enkel aanmoedigend woord van Elsie wachtten, om zich uit te spreken. De een was een rijke oude heer, naar wiens gedrag men niet langer onderzoek hoefde te doen de ander, een rijke jonge man, wiens gedrag er met zijn huwelijk ongetwijfeld op verbeteren zou. En bovendien, de schitterende positie van haar oudere zuster zou haar immers een voorbeeld zijn. Wat moest dit allerliefste jonge meisje zich nu als het ware vergooien aan een huwelijk met een man, die slechts tweehonderd pond per jaar inkomen genoot en niet eens veel uitzicht had op wat beters. Er zijn sommige families, waar de aanbid ding van den Mammon erfelijk is. De Arundejs waren altijd Gty-mensohen geweest. Ze trouw den in City-fomilies, nu al tweehonderd jaar lang Er waren Lord-Mayors en andere ma gistraten onder hen geweest. Enkele van hen waren rijk geworden sommigen hcél rijk die failliet mochten zijn gegaan, waren gouw ge noeg uit het oog verloren. Het geld-maken zat hun in het bloed. Ze praatten steeds over geld. Daarom waren ze niet onbeschaafd, maar ze maten iemands waarde af naar het geld, dat hij naliet. De vader van Elsie een jongere zoon vsm den rijksten tok van de familie, begon met een aardig fortuintje en was de jongste deelgenoot in een handelshuis. Hij begon juist heel aardig carrière te maken en had alle hoop, misschien een drie-kwart millioen na te laten, toen hij op vijf-en-dertigjarigen leeftijd plotseling over leed, waardoor zijn weduwe r.iet veel meer dan het oorspronkelijke fortuintje had, dat in ieder geval toch nog groot genoeg was om met haar drie kinderen in Pembridge Garden te wonen. Wat den zoon overkwam is ons bekend. Hij ging" in drift en had nooit meer iets van zich laten hooxen. De oudste dochter had op haar twee-en-twintigste jaar het geluk ten huwelijk te worden gevraagd door den broer van haar voogd, een weduwnaar met een ko lossaal vermogen. Hij was veertig jaar ouder dan zijmaar hij was immers zoo rijk. Hij had zijn fortuin gemaakt door handel in jutte op uitgebreide schaal. Hij was tot ridder geslagen, zoodat hij zijn vrouw een titel, een groot In komen, een huis in Palace Gardens, paarden en rijtuigen had geschonken, kortom al wat het wereldsche vrouwelijk hart maar bekoren kan. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 5