FEUILLETON.
Wie is Edmund Gray?
DE RAMP BIJ LAREN
'262 Jaargang No. 36 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlanper"SsmzSftan
DE BEGRAFENIS VAN HET GEZIN USSER
EEN GEBREKKIG WISSEL-SYSTEEM
Onder zeer groote belangstelling had gister
middag de uitvaart plaats van de drie leden
uit het gezin Lisser (man, vrouw en kind), dio
bij de trambotsing te Laren op zoo noodlottige
wijze om het leven zijn gekomen.
Volgons Joodsch gebruik bewijst men den
doode de grootste eer door bij de uitvaart
eenige passen mede te loopen met den stoet,
die op weg naar de begraafpiaats is. En ge-
dachtig aan dit gebruik waren er vanmiddag
vele honderden menschen in de Nieuwe Kerk
straat te Amsterdam samengekomen om bij
het vertrek van den rouwstoet op deze wijze
de laatste eer te bewijzen aan de drie slachtof
fers van het Larensche tramongeval, wiet
wreed heengaan zoo'n diepe verslagenheid
zelfs ver buiten den kring van vrienden en ken
nissen der dooden, 'heeft verwekt.
In het zg. reinigingshuis lagen de drie lij
ken in eenvoudige houten kisten, waaromheen
de familieleden waren geschaard. Door geeste
lijken werd gebedèn voor de zielerust der doo-
den. Precies om half een werden de kisten uit
gedragen en in drie lijkauto's geplaatst. Een
groot aantal kransen en palmen werden in een
open volgauto neergelegd. En daarachter volg
den een I2-tal auto's waarin hadden plaats ge
nomen familieleden en vrienden van de slacht
offers, alsmede vertegenwoordigers van het
Bouwfonds „Handwerkers Vriendenkring", de
Ned. Isr. Hoofdsynagoge en het Israëlietisch
Doodgraverscollege. Langzaam reden de rouw-
auto's voort, gevolgd door duizenden, die tot
aan de Synagoge op het J. D. Meijerplein den
stoet hadden begeleid. Vandaar vervolgde de
rouwstoet zijn weg naar de Israëlietische be
graafplaats te Diemen.
Op de begraafplaats te Diemen was de be
langstelling eveneens zeer groot. Gemeente
politie en maréchaussee zorgden voor de goede
orde. Onder de belangstellenden merkten wij
onder meer opde burgemeester van Laren
jhr. H. L. M. van Nispen tot Sevenaer, bene
vens de secretaris dier gemeente de heer P.
C. J. Peters. Toen de drie kisten in het reini
gingshuis van de begraafplaats waren neer
gezet, vond het gebruikelijke ceremonieel
plaats. Door den leeraar, den heer A. Frank,
werd een lijkrede gehouden, waarin hij er aan
herinnerde, dat deze dooden gevallen zijn als
slachtoffer van een tragisch .ongeval.
Wij staan, zei spreker, in de heilige overtui
ging dot het zoo gebeuren moest, maar ook
wees Spr. op de zware verantwoordelijkheid,
die rust op de leiders van dergelijke bedrijven.
Onze weemoed, zoo vervolgde Spr.. gaat heen
naar het kind dat in leven is gebleven. De
heer Frank sprak de overtuiging uit, dot aan
dit jonge leven kan worden goedgemaakt het
geen voor den doode was weggelegd.
Nadat de drie kisten aan den schoot der
aarde waren toevertrouwd en de gebeden wa
ren gezegd, trad de burgemeester van Laren
naar voren: „Drie braven, drie rechtschapenen
zijn heengegaan, zeide hij. De gemeente Laren
is diep begaan. En wanneer Spr. hier een
woord van rouwbeklag brengt don denkt hij in
de eerste plaats aan het arme kind. Hem heeft
hij de waarheid nog niet durven zeggen. Uit
naam van den kleinen Nico brengt hij een groet
aan zijn vader, moeder en zusje.
Voorts sprak een goede bekende der familie
Lissei. Hij bracht dank aan den heer Van
Nispen tot Sevenaer.
Voorts werd gesproken door den heer Thee
boon namens de A. N. D. B., waarvan de .heer
Lisser lid was.
Tenslotte werd het woord gevoerd namens
het bouwfonds Handwerkers Vriendenkring,
waarna de heer Alex Lisser dankte voor de be
wezen belangstelling.
Hiermede was de droeve plechtigheid ten
einde.
De BussumscKe Courant wijst op de ge-1
brekkige manier waarop het wisselsysteem
voor de treinen is ingericht. De conducteurs en
de halte-chefs regelen dit, naar bevind van
zaken, op eigen houtje door middel van tele
fonisch overleg. Nu kan men hiervoor op pa
pier wel een zeer pompeus stelsel ontwerpen,
maar ieder, die niet volkomen van practischen
zin is gespeend, zal beseffen, tot welk een ge
modder dit in de werkelijkheid moet leiden.
Telefonisch overleg tusschen ongeletterde lie
den, wier momenteele belangen vaak tegen
elkaar zullen indruischen (de één wacht na
tuurlijk niet graag op den ander; denk aan de
rusttijdenr) moet wel leiden tot misverstanden»
vooral op drukke dagen, wanneer de conduc
teurs gehaast en vermoeid zijn, omdat het
reeds al hun inspanning vereischt om de tal
rijke passagiers tijdig van plaatsbewijzen te
voorzien. Dergelijke lieden kunnen onmoge
lijk over voldoende frischheid van geest be
schikken om een verantwoordelijke taak als het
telefonisch regelen van het baanverkeer nog
bovendien naar behooren te vervullen. Wan
neer de directie van de Gooische Stoomtram
bij de inrichting van haar exploitatie-systeem
haar voordeel had gedaan met wat men in
ieder modern handboek over de psychologie
van den arbeid kan lezen (er bestaat een uit
gebreide litteratuur over het onderwerp) dan
zou zij haar reizigers in elk geval behoed heb
ben voor een verkeersregeling, welker richtige
functionneering op zulk een zwakken grond
slag berustte. Reeds dit telefonisch gemodder
alleen rechtvaardigt op zichzelf een woord van
scherpe afkeuring over het gevoerde beleid,
een afkeuring, die echter mede de verantwoor
delijke colleges van toezicht treft, welke be
rust hebben in het voortbestaan van een toe
stand, die volkomen onduldbaar moet worden
genoemd.
Want dit is niet de eerste keer, dat het tele
foon-systeem gefaald heeft. Op het oogenblik,
waarop wij dit schrijven ligt voor ons een brief
van een bewoner van het Gooi, die verklaart,
dat het feit, dat trams van de Gooische stoom
tram elkaar op enkel spoor ontmoeten, niet tot
de zeldzaamheden behoort. Nog verleden week
heeft deze briefschrijver waargenomen, dat een
goederentrein en een passagierstrein nabij de
Amsterdamsche Poort te Naarden eveneens op
•hetzelfde spoor naar elkaar toereden. Het is
toen echter niet tot een botsing gekomen. Bei
de trams konden tijdig stoppen en de passa
gierstrein, die op weg naar Amsterdam was,
keerde nu terug naar Naarden ten einde daar
den goederentrein gelegenheid tot passeeren
te bieden.
Het drama te Laren is dus allerminst een
noodlottig ongeval te noemen, waarvoor nie
mand blaam kan treffen. Het is het konsekwent
gevolg van een in zichzelf door en door on
deugdelijk seinstelsel, dat, getuige het evenge-
noemde feit, meer dan eens tot „misverstan
den" aanleiding geeft, zij het dan ook gelukkig
niet met zulke désastreuse gevolgen als de
botsing van Zondag j.l. Wanneer men het
stelsel van délibereerende conducteurs eenvou
dig verving door een systeem, waarbij van een
centraal-punt, dat het geheele baanvak over
ziet en van verschillende posten informaties
ontvangt, instructies worden gegeven, dan zou
iedere bron van misverstand zijn weggenomen.
Men moet over het loopen der treinen niet
met elkaar een „boompje" opzetten, waarbij
het uur, waarop Jan, Piet of Klaas zijn boter
ham gaat eten wellicht de heimelijke achter
grond vormt. Voor het baanverkeer moeten
slechts model-instructies gegeven worden, ver
strekt in een bondigen, voor geen dubbele uit
legging vatbaren „modeT-vorm en gebaseerd
op volgens een zelfde systeem verkregen in
lichtingen, door een autoriteit, die boven het
geheel staat en zich rustig aan dezen verant
woordelijken arbeid kan wijden. Dit zijn zulke
elementaire behcersnoodzakelijkheden, dat het
bijna beschamend is er nog de aandacht op te
moeten vestigen.
DE ONBEWAAKTE OVERWEGEN.
Op slag gedood.
Door den mailtrein die te ongeveer half een
Kloetinge passeert, is de 60-jarige stokdoove
C. van Haveren, die per fiets den onbewaakten
overweg passeerde bij wachtpost 40 door den
trein gegrepen. De ongelukkige was op slag
dood. Het uitzicht wordt ter plaatse zeer be
lemmerd door een wachtposthuisje.
UIT DE STAATSCOURANT
Op verzoek eervol ontslagen onder dankbe
tuiging van de aan den lande bewezen dien
sten dr. H. J. Kijlstra gep. kolonel tit. van den
genecsk. diénst van het N. I. leger, als voorzit
ter van den geneesk. raad van het commissa
riaat voor Indische zaken bij het dep. van ko
loniën;
toegekend de zilveren cere-mcdaille der
Oranje Nassau orde aan H. A. Derksen, voor
man der vendelzwaaiers van het schuttersgildo
Sint Stangulphus en G. Laurentius te Huissen
en aan H. Enthovcn Hzn., meesterknecht bij
der. heer W. Enthoven te Uithoorn.
Benoemd tot ridder in de Oranje-Nassau-
orde Dr. Ch. Th. G. H. de Wilde, gouverne-
ments-veearts te Rembangtot officier in die
Orde C. F. Ie Blanc, kanunnik, deken cn pas
toor te Cothen.
SYNODE HER\C KERK
DE ACHTTIENDE ZITTING
De president benoemt tot leden van de com
missie voor herziening van de bepalingen be
treffende de persoonlijke kerkvisitatie de hec-
ren Bloem, Stoel en Franck.
De heeren Gravemeyer, Schokking en Stoel
dienen het volgende voorstel in
Aon een commissie worde opgedragen te
overwegen: Io. een zoodanige wijzigingen het
reglement Kerkelijk Opz. en T., dat er onder
scheid gemaakt kan worden tusschen rehabili
tatie in den zin van burgerlijk eerherstel door
het opheffen van het tuchtmiddel en de terug
gave van de bevoegdheid om weder als predi
kant op te treden; 2o. te overwegen, dat her
opening van een zaak van kerkelijk opzicht en
tucht mogelijk worde gemaakt, wanneer het
blijkt, dat de uitspraak gegrond was op over
wegingen, welke geen rekening konden houden
met later gebleken feiten. Het voorstel wordt
aangenomen, en op voorstel van den president
ter overweging gegeven aan de Algemeene Sy
nodale Commissie.
In deze zitting komen verschillende aangele
genheden betreffende het reglement op de pre-
dikantstraktementen en het pensioenfonds in
behandeling. Een afzonderlijke commissie, be
staande uit de h.h. Barbas, dr. Oorthuys en
Bolt, heeft daarover hare rapporten uitgebracht.
Aanvankelijk moesten alle maatregelen een
zeer voorloopig karakter dragen. Tegen het
einde van T925 moest er dus reeds vóór de
eigenlijke inwerkingtreding onder het oog wor
den gezien dat terstond op 1 Januari het risico
voor het fonds zou aanvangen, met name voor
het weduwenpensioen ten opzichte van alle pre
dikanten, zieken en gezonden, die, al was het
slechts een gedeelte van den eersten premie
termijn betalen. Doch einde December bleek,
dat althans 400 predikanten van den meest
verschillenden leeftijd hunne verplichting zou
den nakomen. Sindsdien is hun aantal steeds
toegenomen. Aan het einde van 1026 bedroeg
het aantal verplichte deelnemers 790, dat der
vrijwillige 63, van wie 49, als ouder dan 55,
een spaarverzekering sloten. Het aantal predi
kanten, dat niet aan de verplichting tot deel
neming voldoet, bedroeg einde 1926, 249.
Hunne namen zijn aan de Synode medegedeeld.
Intusschen is het aantal deelnemers meer dan
'oldoende om een solieden grondslag voor het
fonds te waarborgen. De aan het verslag toe
gevoegde balans en winst- en verliesrekening
geeft aan, dat in 1926 in totaal is ontvangen
aan premies f 195,490.76. 'Aan rente f 4427.31,
terwijl reeds van een geefster is ontvangen een
gift van 1000.
Zoowel het verslag van den raad van beheer
als dat van den pensioenraad worden onder
dankbetuiging voor kennisgeving aangenomen.
Daarop volgt de bespreking der vele andere
aangelegenheden betreffende de predikantstrak-
fementen en pensioenen.
Na behandeling van deze aangelegenheden
betuigt de president bizonderen dank aan de
commissie od hoe voor al haren arbeid, waar
aan niet geringe moeilijkheden verbonden wa
ren.
Daarna geeft de heer Picard de eind-redactie
van de voorloopig aangenomen wijzigingen in
het reglement op de kerkvisitatie (zie het ver
slag der 17e zitting).
In behandeling komt het rapport van dr.
Oorthuys over de consideratiën betreffende
't voorloopig aangenomen gewijzigd reglement
op de buurtgemeenten. Het rapport bespreekt
uitvoerig de ingekomen adviezen. Er blijkt o.o.
uit dat de c;ess. vergaderingen van Amsterdam,
Haarlem, Leiden Utrecht het reglement geheel
verwerpen. Rotterdam verklaart zich tégen de
„verplichting" welke cr in opgenomen is.
s-Gravenhogc, Arnhem en Groningen advl-
seeren tot aanneming. Het blijkt echter „ten
eenenmale onmogeliik" voor den rapporteur
uit te rekenen, hoeveel stemmen vóór of tegen
de afzonderlijke deelen enz. van heel dit com
plex zijn uitgebracht.
De meerderheid der rapporteerende commis
sie wil op grond van de consideratiën en ook
om de zaak zelve, de „verplichting" uit het
reglement wegnemen.
Bij de behandeling van het rapport wordx
door sommige leden opgemerkt, dat het regle
ment voor hen staat of valt met de „verplich
ting", door anderen dat zij het niet zondei
die „verplichting" kunnen aanvaarden. Voor
sommigen is de vraag, hoe de groote steden
er tegenover staan, richtsnoer. Anderen leg
gen er nadruk op, dat men niet moet vergeten,
dat het hier geldt een compromis, dat men in
de groote steden toch gevoelt dat het tot buurt*
gemeenten moet komen, doch dat het vigee»
rend reglement daartoe niet kan leiden. Ook
de kwestie van het zestal (art. 5a) zou een
compromis zijn. De rapporteur vraagt of zij
gelijk hebben, die zeggen dot na wegneming
van de verplichting het reglement niets meer
waard is. Integendeel, weinig waarde moet wor-
jden toegekend aan hetgeen uitsluitend berust
op dwang.
De vraag of de „verplichting" in 'het regle
ment zal blijven wordt tenslotte bevestigend be
antwoord door 10 leden (8 tegen; een lid af
wezig). Evenzoo de vraag, of art. 5 a zal ge
handhaafd worden, met 12 tegen 6. Daarna
wordt de vraag in stemming gebracht of het
reglement definitief zal worden aangenomen.
Aangezien hier de stemmen staken (9 tegen 9),
zal het lot van het reglement in de volgende
zitting worden beslist.
Negentiende zitting.
DE WAALSCHE GEMEENTEN
AAN STEMMING DER FROV.
KERKBESTUREN ONDERWORPEN
Aangezien de heer mr. L. M. de Jong
Schouwenburg voor zijn benoeming tot secun
dus-lid ouderling der Synodale Commissie heeft
bedankt, wordt thans in zijn plaats benoemd
de heer E baron Prisse, o.-o. te Ginneken.
De wijzigingen in het reglement op de buurt
gemeenten, waarover gisteren de stemmen
staakten, worden heden met 10 tegen 0 stem
men aangenomen. Zij zullen dus (onverandeid)
aan de hoofdelijke stemming der provinciale
kerkbesturen worden onderworpen.
In behandeling komt het rapport van den
heer Tammens over de consideratie betref
fende de terugbrenging van de Waalsche ge
meenten tot een classicaal ressort. Ook dit
rapport geeft een zeer uitvoerig overzicht van
de meening der classicale vergaderingen, en
der provinciale kerkbesturen. Het Waalsche
ressort zelf spreekt uit, dat het sedert eeuwen
een positie bekleedt, die nimmer betwist is en
dat het onafgebroken bestaan van die positie
een recht uitmaakt. Ook voegt het een ernsti
ge waarschuwing daarbij, dat het niet zonder
gevaar is, die historische rechten met voeten
te treden, aangezien het oogenblik wellicht niet
Ver is, waarop de Ned. Herv. Kerk verplicht
zal zijn, zich tot haar verdediging te beroepen
op haar historische rechten. Indien zij de onze
niet eerbiedigt zoo zeggen de Walen
vernietigt zij tegelijk de hare. De Waalsche
commissie en de Waalsche Reünie verklaren
zich al haar rechten voor te behouden.
Bij de bespreking merkt prof. Brouwer
op, dat, gelukkigerwijs, in het rapport de rich
tingskwestie is uitgeschakeld. Hij vraagt of er
reden is, aan een groep van omstreeks 8000
zielen zulk een belangrijke plaats in het kerk
bestuur toe te kennen. Hij beantwoordt die
vraag ontkennend. Het spreekt vanzelf, indien
er een contract is gesloten, dan moeten wij
ons daaraan houden, maar spr. betoogt uit
voerig, dat zulks volstrekt niet het geval Is.
Op de Synoden van Emden, Wesel en Dor
drecht is veeleer tot het tegenovergestelde van
een contract besloten. Ter wille van het ver
schil van taal kwam er een administratieve
scheiding tot stand. En die scheiding van 1578
heeft in onze dagen geen zin meer. Wat het
foederatief beginsel betreft, waarover het rap
port spreekt, dit heeft zeker in dc tijden voor
afgaande aan den strijd tusschen focderalis-
ten en unionisten geheerscht. Doch het zuiver
unionistisch element is in het reglement van
1816 nqergelegd. Nooit heeft iemand gepleit
voor terugkeer tot het vroegere foedcraticve
beginsel. S.'nds 1851 is overigens de Herv.
Kerk vrij haar eigen zaken te regelen. En zulk
een regeling betreft het hier. Spr. ziet niet in,
dat oon de Woolsche kerken cenig onrecht
wordt gedoon.
Dr. Van Nes meent, dat wij hier voor
een historisch vraagstuk staan, dot wij niet
maar zoo kunnen uitniaken. Daarvoor zou een
commissie noodig Spf. had 'n 1924, toer»
de zaak ook aan de orde wn», gewild dat de
Walen zelf met een voorstel zox^fcp komen.
Hij heeft hoogc reverentie voor de \v7alen en
hun vertegenwoordigers in de Synode. DöJirom
zou hij wenschen, dat in de plaats van het
voorgestelde werd besloten dat hun vertegen'
woordiging in de Synode tot één lid werd be
perkt, en dat hun voor de eindstemming twee
stemmen werden gegeven.
De secretaris, de heer Den Breems, wil geen
uitstel, omdat de Walen zeiven niet een be
spreking hebben gewild. Overigens wijst hij
er op, dat wij het recht hebben onze eigen in
terne aangelegenheden te regelen.
De vicfe-president, de heer Zoete, merkt op.
dot, indien het hier ging om personen, hij
tegen dc voorloopig aangenomen wijziging
zou stemmen. Maar het betreft hier den ge
heel onevenredigen invloed dien dc Woalsche
gemeenten bezitten. Ook wijst hij op d© 17
class, vergaderingen die eenstemmig vóór
waren, welk gevoelen, door vele provinciale
kerkbesturen in meerderheid werd gedeeld.
De heer Boonstra ontkent dat de getal'
sterkte der Walen hier in het geding mag ko
men. Bij beooTdeeling van menschengToepen
komen andere overwegingen in 't geding dan
het getal. Kleine gemeenten en kleine classes
hebben immers dezelfde bevoegdheden als
groote. En de predikant eener zeer kleine ge
meente dezelfde rechten als de predikant der
groote stad, wiens wijk uit 20.000 zielen be
staat. Wilde men met het geval rekenen, dan
zou men heel wat veranderingen moeten aan
brengen en bijv. aan Noord-Brabant, dat on
geveer evenveel stemmen uitbrengt als Noord-
Holland, dat tienmaal meer zielen telt, min
dere bevoegheid moeten gunnen.
De president, dr. Weyland, ontkent, cat dit
laatste juist zou zijn. Integendeel, de Walen
zullen niet meer vrij blijven. Zij worden ingeJ
deeld bij Utrecht en onder opzicht gesteld
van het provinciaal kerkbestuur. In dit ver
band wijst hij op art 51 Alg. Reglement, dat
de taak der provinciale kerkbesturen om
schrijft. Daartoe behoort het „toezicht over de
classes" en „het waken en zorgen voor dc
godsdienstige en kerkelijke belangen in geheel
het provinciaal ressort". Hot zol het provin
ciaal kerkbestuur van Utrecht die taak kunnen
vervullen?
Ten slotte wijst de heer Picard op het
ontbreken van een overgangsbepaling, die toch
noodig zal zijn. Dit geeft aanleiding tot over
weging van de vraag, hoe zal moeten worden
gehandeld als de meeiderheid zich vóór aan
neming verklaart.
Besloten wordt in dat geval aan de wijzi
gingen de afzonderlijke mededeeling toe te
voegen, dot zij, eerst op den 3en Woensdag
van Juli 1930 in werking zullen treden.
Bij stemming bliiken de heeren dr. van Nes
(prae-adviseur), Tammens, Bolt, Boonstra,
Franck, Picard en dr. Weyland tegen de wijzi
ging te zijn, zoodat de zaak aan de hoofdelijke
stemming der provinciale kerkbesturen zal
worden onderworpen.
Daarna komt in behandeling het voorstel,
ingediend door J. J. Timmer c.s., tot samen
stelling van de z.g. Groote Synode. Uit het
rapport van dr. Schokking blijkt, dat hier be
doeld is hetgeen in 1922 en '23 door de meer
derheid der toenmalige Synode is gewild, doch
door het octo der provinciale kerkbesturen on
gedaan is gemaakt. De meerA:rheid der com
missie van rapporteurs adviseert nu deze
Groote Synode (van 45 leden) te aanvaarden,
volgens de eindredactie van 1923.
Na cenige bespreking wordt deze conclusie
aangenomen met II tegen 8 stemmen. Vóór
adviseerden de secretaris van dr Vnn Nes.
Vóór stemden de heeren Zoete, Barbas, dr.
Schokking, Gravemeijer, dr. Oorthuys, Iden-
burg, Bongers, Tromp, Bloem, Prisse en de
president. Tegen adviseerde dr. Brouwer en
stemden de heeren StoeJ Van Zwet. Wolffen-
sperger, Tommans, Bolt, Boonstra, Franck en
Picard.
Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van
WALTER BESANT.
door Mej. E. HOOGEWERF. "j
14
Klaarblijkelijk een, die behoefte had aan
steun; een van die ongelukkigen, die alleen
niet genoeg sterkte van wil bezitten, en daar
om al heel licht bezwijken voor iedere ver
leiding, waaraan zij blootstaan.
De grootste verleiding voor dezen Freddy
Carston een eigenaardige speling van het
lot, dat hij ook juist „Freddy" moest heeten,
wat immers beduidt, beminnelijk, maar zwak
was de drank.
Hij had het waarlijk ver kunnen brengen in
zijn vak; maar die beruchte hebbelijkheid had
hem, bij alles, in den weg gestaan. Nu woonde
hij in Gray's Inn en gaf nog enkele lessen. Hij
mopst een uitstekend repetitor zijn, in z'n nuch
tere oogenblikken. In den regel was hij 's mor
gens nuchter; op den middag al wat aange
schoten en 's avonds beslist dronken daarom
niet vervelend, of lastig.
„Jij moet ook wat nemen, man" begon hij
weer tot zijn vriend. „Het is niet de vraag,
waar je behoefte aan hebt, maar waar je lust
in voelt. Als ik enkel had genomen waar ik
„behoefte" aan had, mijn hemel, dan was
ik misschien al bisschop I Maar nu glibber ik
zoo zachtjes-aan naar benedenf Neem altijd,
waar je trek in hebt!"
„Toch zal ik niet gebruiken, Fredl"
„Wat?Houdt je er dan nog ambities op
na? Daar is 't nu al te laat voor, zeg I Daar
voor ben je veel te lang van je vrienden weg
gebleven. Kom nu maar liever bij ons, in de
„Salutation Club". Ik zal je introduceeren. Ze
zullen je met open armen ontvangen. H oogst-
intellectueel© gesprekken. D© mooiste gelag
kamer uit Londen. Met romantischen achter
grond. Wie heeft er nu niet eens behoefte aan
zoo'n opkwikking?"
De ander volgde eindelijk; al was het dan
ook met niet veel animo; en bij het zien van
hem sprong Checkley op in zijn stoel. Hij trok
zijn buurman het avondblad uit de hand en
verborg daarachter zijn gelaatwant degeen
dien de Cambridge-man met zooveel moeit©
naar binnen had getroond, was niemand meer
of minder dan Athelstan Arundel, waar Mr.
Dering dienzelfden middag nog van gesproken
had, de man, dien hij nog betreurde en dien
hij zelf van vervalsching had beschuldigd!
Zóózeer ontstelde Checkley op het zien van
dien man, dat hij zich angstvallig achter de
courant verborg.
Ja, hij was het. Hij zag er zéér welvarend
uit, droeg een zwart-fluweelen jas en wit vest,
en had een indrukwekkend bruinen baard- Zijn
houding was zóó fier, of hij van z'n leven niets
vervalsoht had I
Wat deed hij hier
Freddy had intusschen den kellner naderbij
geroepen en de jongelui waren gaan zitten.
„En vertél me nu eens, man, waar je die
acht jaar lang geweest bent
„Voor het grootste deel buitenslands."
„Daar zie je anders niet naar uit I Die in het
buitenland fortuin gaan maken, keeren in den
regel weer met een pistool en een mes bij
zich, en geheel van wereldsche pracht ontbloot.
En jij kerel, in fluweel en met fijn wit linnen.
Ik kan nooit gelooven, dat je buiten Ands
zoudt zijn geweest I Je hebt zeker je hoofd
kwartier gehad in Camberwell
„Laat ik liever eens bij je komen op je ka
mers daar kunnen we veel meer op ons ge
mak spreken."
,Jk heb maar één kamer in Gray's Inn.
's Morgens ben ik gewoonlijk thuis en heb
leerlingen. Op den middag ook nog wel. Maar
daar is je whisky. En laat ik je dan nu eens
voorstellen aan het gezelschap. Dit is een in
tellectueel zeer hoogstaande kring, dien je hier
niet zoudt verwachten in deze gelagkamer.
Heeren, dit is mijn oude vriend mr. Athelstan
Anmdel, die buitenslands is geweestacht
jaren lang en nu is teruggekeerd na al zijn
omdwalingen over het aardrijk."
En toen begin hij de heeren aan Arundei
voor te stellen, op zeer geestige wijze, wat ech
ter het begrip van de meesten te boven ging
en den man, die nooit een grap kon verstaan,
beslist boos maakte f
„Langer kan ik nu niet blijven", zei Athel
stan. „Maar ik kom wel eens bij je, op de
kamer."
„Doe dat, ouwe jongen T
Ze reikten elkaar de hand en de Cambridge-
man ging voort
„Waarom die Arundel acht jaar geleden hier
ineens wegging, is nog niemand bekend I Vecl-
belovender jonge man was er nietKijk, hij
heeft niet eens zijn glas leeggedronken. Nu
dan zal ik het maar doen."
„Mr. Checkley", sprak diens buurman, „de
gast is weg. Geef me dus m'n krant maar
weer terug I"
Mr. Checkley sprak dien avond niet meer,
jóózeer was hij onder den indruk van die ont
moeting. Dat Athelstan Arundel terug was,
beduidde wat. Daar zou wat van komen, dat
wist hij zeker.
HOOFDSTUK IV.
Een weerbarstig kind.
Elsie nam afscheid van haar aanstaande aan
de deur. Sinds de verloving had hij zeer goed
begrepen, dat hij maar liever niet binnen moest
gaan. Mrs. Arundel toch, was in het minst niet
ingenomen met George Austin. Niet dat hij
beneden haar stand wasze stonden vrijwel
gelijk, in dit opzicht. Ook niet, dat er iets
op zijn familie viel aan te merken. Natuurlijk,
dat die net zoo goed haar zwarte schapen tel
de als iedere andere; maar die dingen blijven
immers altijd een publiek geheim. Evervmin kon
de weduwe bezwaar hebben tegen George's
godsdienstige opvattingen, waarin hij gewoon
het voetspoor van zijn waderen volgdeof
tegen zijn manieren, zijn uiterlijk, zijn ontwik
keling; dit was alles, gelijV verwacht kon
worden van een jongen man, die zijn eigen
weg moest maken. Maar juist dit, was in haar
oog het onoverkomelijk bezwaar, dat George
arm was en zeker wel arm blijven zou, daar
hij 't immers nooit veel verder dan klerk zou
kunnen brengen, omdat het hem aan het geld
ontbrak, ergens een deelgenootschap te koo-
pen. En wat dit bezwaar nog in niet geringe
mate verergerde, hij hield Elsie af van twee
andere rijke pretendenten, die slechts op één
enkel aanmoedigend woord van Elsie wachtten,
om zich uit te spreken. De een was een rijke
oude heer, naar wiens gedrag men niet langer
onderzoek hoefde te doen de ander, een rijke
jonge man, wiens gedrag er met zijn huwelijk
ongetwijfeld op verbeteren zou. En bovendien,
de schitterende positie van haar oudere zuster
zou haar immers een voorbeeld zijn. Wat
moest dit allerliefste jonge meisje zich nu als
het ware vergooien aan een huwelijk met een
man, die slechts tweehonderd pond per jaar
inkomen genoot en niet eens veel uitzicht had
op wat beters.
Er zijn sommige families, waar de aanbid
ding van den Mammon erfelijk is. De Arundejs
waren altijd Gty-mensohen geweest. Ze trouw
den in City-fomilies, nu al tweehonderd jaar
lang Er waren Lord-Mayors en andere ma
gistraten onder hen geweest. Enkele van hen
waren rijk geworden sommigen hcél rijk die
failliet mochten zijn gegaan, waren gouw ge
noeg uit het oog verloren. Het geld-maken zat
hun in het bloed. Ze praatten steeds over geld.
Daarom waren ze niet onbeschaafd, maar ze
maten iemands waarde af naar het geld, dat
hij naliet.
De vader van Elsie een jongere zoon vsm
den rijksten tok van de familie, begon met een
aardig fortuintje en was de jongste deelgenoot
in een handelshuis. Hij begon juist heel aardig
carrière te maken en had alle hoop, misschien
een drie-kwart millioen na te laten, toen hij op
vijf-en-dertigjarigen leeftijd plotseling over
leed, waardoor zijn weduwe r.iet veel meer dan
het oorspronkelijke fortuintje had, dat in ieder
geval toch nog groot genoeg was om met haar
drie kinderen in Pembridge Garden te wonen.
Wat den zoon overkwam is ons bekend.
Hij ging" in drift en had nooit meer iets
van zich laten hooxen. De oudste dochter had
op haar twee-en-twintigste jaar het geluk ten
huwelijk te worden gevraagd door den broer
van haar voogd, een weduwnaar met een ko
lossaal vermogen. Hij was veertig jaar ouder
dan zijmaar hij was immers zoo rijk. Hij had
zijn fortuin gemaakt door handel in jutte op
uitgebreide schaal. Hij was tot ridder geslagen,
zoodat hij zijn vrouw een titel, een groot In
komen, een huis in Palace Gardens, paarden en
rijtuigen had geschonken, kortom al wat het
wereldsche vrouwelijk hart maar bekoren kan.
(Wordt vervolgd).