KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei De vorige week heb je jelui het een cn an der verteld van Zuid-Limburg in het alge meen. Ik heb jelui verteld van de landelijke gesteldheid, van de bevolking, van de wo ningen, enz. Daar zou ik nog heel veel van kunnen zeggen, maar ik wil nu eerst eens met jelui een bezoek brengen aan Valkenburg, een ven de voomaomsto plaatsen in Zuid-Limburg. Valkenburg ligt aan de spoorlijn die Maas tricht verbindt met Aken, ongeveer op de helft. Meer nog dan vóór Maastricht kan je zien, dat we hier in een zeer heuvelachtig ter rein zijn. Vooral rechts van de spoorbaan is het terrein sterk hellend en ziet men op den achtergrond steile heuvels. Na ongeveer twin tig minuten treinen komen we dan aan Val kenburg, een echt typisch Limburgsch plaats je. Wanneer men Valkenburg door de mooie Sindelaan in gaat, den ziet men terstond dat het volop een seizoen plants is. Dat wil zeggen rs zomers is het er buitengewoon druk cn fs winters is cr weinig of niets tc doen. En dat men op ingericht is om 's zomers tallooze vreemdelingen te herbergen, blijkt wel heel duidelijk uit al de hotels die bijna naast el kaar zijn gelegen. En in de zomermaanden zijn al die hotels meestnl propvol. Want Val kenburg is voor zeer velen een geliefd va cantia verblijf. Dat is ook geen wonder want de omstreken zijn er buitengewoon mooi. Een ding heeft men bij een bezoek aon Zuid- Limburg echter noodig en dot is mooi weer. jWant regent het, dan zijn de meeste wan delpaden vrijwel onbegaanbaar. Ik vertelde je lui reeds, dat de grond hier bestaat uit die bekende vette Limburgsche klei. En als het daarop gaat regenen, nu dan behoef je '-er- der niets meer tc vragen. Dan zak je minstens tot je enkels in den modder. Mooi weer, d.w.z. geen regen is dus een eerste vereischte voor deze streken, anders heb je er niet veel aan. Maar wanneer het ook mooi weer is. dan valt er heel voel te genieten. Daarover een vol gende keer weer meer. De vacantie is voorbij. Ik hoop dat jelui me nu de volgende weck weer allemaal een briefje stuurt. Dezen keer waren er nog heel weinig briefjes. Hoe komt dat Dat kleine aantal moet weer gauw aangroeien hoor. En er valt toch genoeg te schrijven, want de vacantie is achter den rug en daarin hebben jelui natuur lijk allemaal veel plezier gehad. Hoor ik daar nu eens iets over Ik teken er op hoor I RAA.DSELS. Oplossingen. De oplossingen van de vorige randsejs wa ren I. Een hangklok of een klok met gewichten. II. Roermond met de woerden rond, oor, Moor en rem. Dc prijswinnaar Leesgraag kan Maan dag den prijs aan ons bureau in ortvangst nemen NIEUWE RAADSELS I. Wat heeft oogen aan alle zijden en kan toch niet zier. IT. Welk ocg mist een mensch gaarne III. Waarom regent het nooit twee dagen echtcieen. PAASCHVACANTIE THUIS. Dat het nu juist niet noodig is voor een plcizierige vacantie buiten te stad te gaan, doch dit ook wel thuis is te vinden moge uit dit opstel blijken. Onze vacantie zette al heel mooi in. Onze rapporten waren goed Cupido had één negen en overigens allemaal achten, terwijl ik bij mijn vorig rapport vergeleken eenige punten was vooruitgegaan. En dat bracht ons een cadeautje van onze ouders. De eerste dagen regende het nogal veel, maar niettegenstaande dat amuseerden wij ons toch best, want Vader maakte indertijd voor mij een groot poppenhuis. „Poppenvreugd" genaamd, waarin drie komers en keuken, plus nog een zolderkamertje. Hiermede en met de wjnkel konden we heerlijk spelen. .De eerste Zaterdag zou des middags de speeltuin weer geopend worden. Den heelen morgen wes het weer druilerig, doch tegen drie uur, toen de speeltuin geop«-nd werd, was het goed weerzoodat wc ons met de schom mels, rekstokken, ringen, wip, glijbo-m enz. heerlijk tot den avond hebber, vermaakt. De eerste Paoschmorgen was het vroeg op staan, want Vader had ons beloofd die dogen met Moeder en ons heerlijke wandelingen te maken. Zoodoende waren wc al vroeg in Birk- hoven. Terwijl Moeder, Cupido en ik op een heuvel naar een vergezicht stonden te kijken, ging vader dieper het bosch in, zoodat we, toen wij uitgekeken waven, hem niet merr konden zien. Doch daar hoorden wij een luid: „Ahoi"! Wij dien kant op. Een klein eindje hadden we nog maar gcloopen of daar zag ik plotseling in een nestje van mos een groot suikerei. Ik riep Cupido, die geheel beteu«ert stond te kijken. Toen hij eindelijk begreep wat er aan de hond was, liepen wij juichend verder, steeds uitkijken en zoekend of wij nog meer vonden. En jawel hoor I Dan hierop, dan dear onder, vonden wij steeds meer eitjes Groote en kleine. Totdat we in de buurt van Vader kwamen, welke meende dat er nog meer kippennesten in de buurt waren. Wij weer aan 't zoeken en daar vonden we warempel prach tig gekleurde, van plaatjes voorziene kippen eieren Wat een vreugdevolle wandeling vol verrassingen was dat. Verder brachten vrij de dogen, die zooals allen weten zeer mooi wa ren, echt gcnocgclijk door. Daar wij aan 't eind ven onze vacantie een Uitvoering zouden krijgen van onze gymna- stiekverecniging „Jonge Kracht", moesten wij zien in onze vacantie kaarten te verkoopen. Dat was nu juist een kolfje naar mijn hand. Met Cupido cn mijn vriendinnetjes trokken wij de eene straat uit, dc andere in, allen ons best doende wie de meeste entréekaarten zou verkoopen. En dat het den leden van „Jonge Krocht" gelukt is met don verkoop, bleek des avonds, daar de zool geheel uitverkocht was. Ook de uitvoering slaagde heel best, zooals allen zeker wel uit het verslag in de bladen zullen hebben gelezen. En zoo eindigde onze Paaschvocantie, wélke o, zoo spoedig voorbij was. En genoten heb ben we dae dertien dagen I Beslist niet minder dan endcrcn kceren als we do stad uitgingen. (Ingezonden door Rczenknop.) HANSJE VOOR 'T EERST NAAR SCHOOL Er was eens een jongetje dat heette Hansje. Hij zou voor het eerst naar school gaan. Dat vond hij wat deftig cn stapte parmantig over de straatsteenen. Hij had een schooltasch cp z'n rug en een mooie pet op. Zoo liep Hansje naar school. Maar hij ging met zijn pet voet ballen. Dot was niet mooi. En o wee, daar lag de pet in de vensterbank heel hoog. Daar kon Hansje niet bij. Toen begon hij te huilen. Maar daar kwam iemand aan. Het was een vriendelijke boer. Hij vroeg wat of er was. Toen hij hoorde wat cr gebeurd was hielp hij Hansje. Wat was Hansje blij toen hij zijn pet terug had gekregen. Hij bedankte do boer vriendelijk. En Hansje stapte met een vroo- lijk gezicht naar school. Maar ging voortaan met zijn pet niet meer voetballen. Kai en Muls. (Ingezonden docr Dwerg.) S'ansie, Fransje en het Partijsje. Fransje liep de trap op, ging naar de kinderkamer en zei tegen Stansje, die vlak echter hem liep: „We moeten een programma schrijven, Stansje." Hij keek heel ernstig bij deze woorden. Den volgenden dag zouden zij een partijtje hebben: vier jongetjes en vier meisjes zou den bij hen komen spelen." „Ja," zei Stansje, „maar wat moet er op het programma komen te staan? Weet jij dat. Fransje Wat zullen we spelen „C i r c u s j e riep Fransje opgewonden uit. „We zijn immers pas naar het circus geweest en kunnen dat dus prachtig soe- len. 'k Weet nog heel goed, wat we alle maal gezien hebben." Ja, ja, c i r c u s j e zullen we spelen T juichte Stansje. „Ik weet alles ook nog best." „We moeten alle nummers opschrijven." begon Fransje weer. „Maar weet je, wat er eigenlijk ook bij hoort?" „N-nee," klonk het weifelend uit Stansje's mondje. „Dat we alles eerst repeteeren. Dat doen ze in een echt circus ook „Ja, ja I" juichte Stansje en zij begon nen maar dadelijk. „We schrijven de nummers dus eerst op en repeteeren ze dan," zei Fransje. „Jij moet ze maar opschrijven. Je bent een jaar ouder dan ik en kunt dus beter schrijven," vond Stansje, die anders nooit wilde hooren, dat zij de jonaste was. Schrij ven deed zii niet craaCT. vooral niet in haar speeltiid en dus werd Fransje met dit baantje opgeknapt. „Heel goed," antwoordde deze gewichtig. „Dan weet ik zeker, dat het goed komt." Hij vond zijn zusje altijd het liefst, wan neer zij zijn meerderheid erkende. Met gTOote letters kwam er nu op een vel wit papier, dat Moeder hem daarvoor gegeven had, te staan: PROGRAMMA VAN HET CTRCUS en daaronder: No. 1. Springen door hoepels. No. 2. Balanceeren. No. 3. Op het koord loopen. „Wat nog méér?" vroeg Stansje nu. „Ja, wat nog meer?" herhaalde Fransje. „La.en we deze drie nummers eerst maai eens repeteeren," zei Stansje practisch. „Dan kunnen we daarna verder zien." Fransje was het hiermee geheel eens en de repetitie, de generale reoetitie, zooals ze dat bij een echte voorstelling noemen, begon. „Ik zal mijn hoepel halen en hem vast houden," zei Fransje. Even later kwam hij met den hoepel terug. „Nu moet jij er door springen, Stansje," zei hij. „O, maar zóó is het veel te makkelijk," vnn-1 Stansje. „Kun je er niet mee op een r'oel gaan staan. Fransje? Dan zal ik op een anderen stoel klimmen en er doorheen springen." Fransje klom nu met zijn hoepel op een stoel. Stansje klom ook op een stoel, sprong en viel op den grond. Zij deed haar knie daarbij leeüjk pijn. Maar zij wilde niet huilen uit angst, dot Juf boven zou komen en de pret dan op eens uit zou zijn. „Ik zal op mijn rug op den grond gaan liggen en het vreritu^en op mijn voeten balanceeren." zei Fransje even later. „Daar heb je het I" riep Stansje en zij wierp het voetkussen naar haar broertje. „Dat is een goed idee I Wat zal ik nou balanceeren „Loop de kamer door met dat vaasje op je hoofd," stelde Fransj'e voor. ,,'t Gaat prachtig!" Als 't nog licht is, na het eten, spelen wij graag met elkaar op het veld, ginds bij den molen; 't is nog stil en rustig daar. Geen gejaag van auto's, fietsen, stoort ons; 't is ook vlak bij huis, dus als moeder roept, dan zijn we in een wipje ook weer thuis. Weet je, wat we gist'ren speelden „kat en muis" je kent het wel allen kunnen daaraan meedoen in een kring; een éénig spel Joris was de mitis; Kathrientje van den bakker was de kat; o, wat moesten allen lachen, Joris is zoo vlug ais wat. Telkens kroop hij door de gaatjes i n den kring en weer er u i t en Kathrien kon hem niet pakken; o, die Joris is zoo'n guit! Veel te vroeg kwam Moes ons roepen; niemand wou er nog naar bed maarhet klokje had geslagen uit moest 't wezen met de pret I HERMANNA. Zoo'n Verwaande Uil door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 't Is van een zomeravond, Dat ik vertellen wil. 't Is buiten heerlijk rustig, Zoo vredig en zoo stil. Het zonnetje gaat onder En kleurt de lucht fel rood, Konijntjes dansen vroolijk, Heel sierlijk poot aan poot. De kikkers kwaken lustig. De krekels zingen luid. Plots klinkt een stem heel nijdig: Zeg eens, is het nu uit? Een Uil, een lastig heerschap. Voegt krassend er aan toe: Voor jullie wordt het bedtijd En n u zing ik: O e-h o e I Den heelen dag heb jullie Me al half dol gemaakt. 't Wordt tijd, dat j' eind'lijk dus eens Dat aak'lig leven staakt Naar m ij kun je nu luist'ren, Want zuiver klinkt mijn stem De kikkers kwaken vroolijk: Nee maar, zeg, hoor je hem? Wat heeft Uil een verbeelding. Hij denkt, dat zijn gekras Zoo lieflijk- als het kweelen Der nachtegalen was Veel schooner dan die vogel Zing ik, dot is bekend Krast Uil, dat moet je weten, Als je geen domoor bent. Daar naad'ren plots twee mensr.hen; Ze blijven even staan. Eén zegt: hoor me dien uil nu Toch eens te keer weer gaan I Met zijn gekras verstoort hij De heerlijke natuur Kikvorschen, krekels lachen; Hec-r Uil kijkt leelijk zuur! Bromt: 'k ben ap-sjoe I ver kouden; Ik.zing vannacht niet meer! 'k Bewaar mijn schoone zangen Maar voor een and'ren keer. Ze moeten 't dan maar stellen Dus zonder mijn gekras! Ik wist niet, hoe ondankbaar De Mensch toch eig'lijk was „Ze zullen het allemaal heel mooi vin den I" riepen de kinderen uit. Plotseling was er een geluid als van iets dat viel, daarna een gil. „Oho ohriep Stansje. „Oho oh I" riep Fransje. „Het is eerst op mijn neus en toen op den grond gevallen en nou is het stuk riep Stansje al snikkende uit. „Ik geloof, dat mijn teen ook stuk is 1" kermde Fransje. „St! daar is Juf!" De kinderen waren nu plotseling stil, kro pen op handen en voeten naar de deur, luis terden aandachtig, maar er kwam nie mand aan. Fransje had zich vergist. „Laten wij nu op het koord loopen," stel- 1 de Fransje voor. „Goed zei Stansje, terwijl zij haar neus wreef. „Maar waar halen we een koord vandaan „Dat hebben we niet," antwoordde Fransje, „en dus moeten we iets anders be- I denken. Een wandelstok is evengoed en morgen zullen we Juffie om een touw vra gen." „Het leek in het circus zoo gemakkelijk," zei Stansje en zij legde één eind van den stok op een stoel en het andere eind op een tweeden stoel. „Maar ik geloof toch niet, dat het meevalt." „We zuüen nu wel voorzichtig zijn," zei Fransje. „Hou jij den wandelstok vast, dan kan ik niet uitglijden. Ik heb een anderen stok in mijn hand en steun daarmee op den grond. Zoo kan ik niet vallen." „Goedzei Stansje en zij hield den stok stevig vast. Plotseling klonk er een luide gil, een gil, die Juf naar boven deed hollen om te zien, wat er aon de hand was. Beide kinderen lagen op den grond en de stoelen en stokken lagen od en onder hen. „Wat is er gebeurd? Wat voeren jullie toch uit?" vroeg Juf verschrikt. Geen der kinderen antwoordde echter. Fransje had een gevoel, alsof zijn hoofd twee keer zoo dik was als anders en Stansje was erg duizelig en wist niet, of ze op haar hoofd of op haar voeten stond. Juffie troostte hen en vergat heelemaal te'brommen op de twee kleine bengels. Fransje zei geen woord- over het circus en wilde het liefst monr dadplijk naar bed. Standje dacht er al net eender over, £oo- dat Juf de heide kinderen mnar gauw naar hun mandie kracht. Den volg enden morgen bleven Frans je en Stansje lang slapen en toen zij eindelijk wakker werden, hadden zij niet veel zin om op te staan. „Fransje," zei Stansje met een zucht, „vöndaag is het partijtje. Wat vinrjelvan het Circus Fransje mompelde iets onverstaanbaars tusschen de tanden. „Kinderen." zei Moeder, toen zij even later in de kinderkamer kwam, „zullen we het partijtje maar niet een dag of wat uit stellen Fransje en Stansje antwoordden beiden: ..Ja, Moeder!" et\ waren blij, dat Moeder dit zoo slim bedacht had. „Fransje," zei Stansje, toen zij weer al leen waren, den volgenden keer moet je maar geen programma schrijven." „En a 1 s ik een programma schrijf, mag jij in je ééntje repeteeren. Ik heb er genoeg van." luidde Fransje's antwoord. „Ik ook zèi Stansje. De kinderen mochten in den loop van den dag weer opstaan. Fransje had twee builen op zijn voorhoofd cn Stansje's bee- nen waren bont en blauw. Gelukkig waien ze gauw weer heelemaal beter en toen de dag van het partijtje een week later aanbrak, waren zij weer gezond en vroolijk. C i r c u s j e speelden zij echter niet meer. Daar hadden zij meer dan genoeg van. Van Alles Wat. VALSCHERMPJES MAKBNT. Deze kun je maken van een vierkant stukje vloeipapier, waaraan je aan de vier hoeken dunne draadjes vastmaakt. Die draadjes bind je van onder samen, zoodat het voorwerp er uitziet als een kleine para sol. Vervolgens maak je aan den knoop een klein stukje kurk vast of een ander licht voorwerp. Houd je zoo'n valschermpje nu dicht bij den muur van een huis, waarop de zon geschenen heeft, zoodat de koude lucht daar een sterke zuiging te weeg brengt, dan zal het schermpje omhoog stij'gen, zoover die luchtstroom het meevoert. GRAPJE. „Wie kan met drie lijnen een soldaat tee kenen, die met zijn hond door een poort gaat?" vroeg vader. Jan, Piet en Karei keken elkaar aan, ze keken Vader aan, ze keken peinzend vóór zich uit, maar Vaders vraag beantwoor den konden zij niet. Eindelijk zei Vader: „Nu, ik zal het jullie dan maar zeggen: Ik teeken met de eerste lijn een poort. Dat is maar een eenvoudige boog, dus maar één lijn. Met de tweede lijn teeken ik een streepje ter hoogte, waar de soldaat zijn bajonet zou dragen. Dit streepje stelt de uiterste punt van de bajonet voor. Wat fager, op de hoogte van den hond, teeken ik het derde streepje, dat het uit einde van zijn staart moet voorstellen. Van al het overige kun je niets meer zien. Dat is de poort al uit!" CORRESPONDENTIE. Kampioen. Ja, de vacantie is erg prettig maar ik kan me best indenken* dat je toch cok wol weer blij was,, toen de -school weer begon. Die oplossing van het eerste raad sel is heel aardig gevonden en telt natuurlijk voor gced. Ja, dat is heerlijk. Maar ïn'de stad moet je toch maar voorzichtig zijn, wont als jc het niet gewoon bent, volt het niet', mee. Fen neefje of nichtje die. drie-weken in Haag is geweest, heeft vergeten zijn norm under het briefje to zetten. Die,prijs is altijd nog wel te krijgen. Ik wqet alleen nu natuurlijk niet wie je bent. Schrijf <iat dus eerst nog even. Als ik me niet vergis is cr iedere week een prijs gehaald. Het eerste was toch niet heel moeilijk. Cupido. Waneer is die groote .H-ei hui zing. Dat zal wel een heele drukte geven. Wildzang. Dat was een meevallertje voor je. Wat zal dat een gepraat geweest zijn, voordat het in orde was. Was het 'd&ar niet erg druk Je zult er wel heel veer,plezier gehad hebben. Daarvoor is daar gelegenheid genoeg. Dot was dus woei- een meevaHei toen je thuis kwam. Maar nu is toch aan ojje pret een einde en moet er weer hard gekerkt worden. Leesgraag. Wel de modél mijn. Die vond ik buitengewoon interessant. De volgenden keer zal ik daai;over wat vertellen.In heel wat plaatsen, die je opnoemt, ben ik ook ge weest. Ook met zoo'n groote auto naar de burcht Nideggen. Vondt je het daar niet prachtig. Ik heb er een hecle tijd zitten ge nieten van het mooie uitzicht. Eigenlijk geloof ik dot we precies denzelfden toch gemaakt heb ben. Toevallig is dat, hè. Dank je wel voor de kiekjes en ook voor de raadsels. Ik hoop, dat ze niet te moeilijk zullen zijn. Je versje komt de volgende week in de krant. OOM KAREL'

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7