KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei
Laatst schreef ik jelui het een en ander over
het nieuwe album van Verkade „Texel". Naar
aanleiding- daarvan ontving ik van verschil
lende neefjes en nichtjes de vraag, hoe het
nu gaat met de vorige albums. Want enkele
hadden hun bloemen album en sommige zelf
hun Aquarium nog niet eens heelemaal vol
cn waren nu bang, dat ze die niet compleet
meer zouden kunnen krijgen. Nu, ik kan jelui
daarop antwoorden, dat je daarover nu niet
zoo heel erg bezorgd behoeft te zijn, al moet
je er nu niet lang meer mee wachten om do
ontbrekende plaatjes te krijgen. Of de oudö
bonnen voor die albums nog geldig zijn, werd
me gevraagd. Tot mijn spijt kan ik jo dat niet
met zekerheid zeggen. Dat zoje het beste
aan de fabriek te Zaandam even kunnen na
vragen. Maar wel weet ik dat je de nu ver
schijnende Tcxelplaatjcs en Texel-bonnen kunt
ruilen tegen plaatjes van vorige albums en dat
je voor plaatjes of bonnen van vorige albums
geen Texelpleatjes kunt krijgen. Als je dus
een van de laatste albums nog niet compleet
hebt, kun je dus de ontbrekende plaatjes krij
gen in ruil voor Texelploatjcs of bonnen.
Van enkele neefjes en nichtjes kreeg ik al
verzoeken voor een wedstrijd. Maar de mec-
nirigen zijn nog al verschillend. Sommigen wil
len gToag een kleurwedstrijd, andere voelen
meer voor een opstellen wedstrijd enz. Ik kan
dus nog lang geen beslissing nemen. Trouwens,
van heel veel neven cn nichten hoorde ik nog
heelemaal niets over deze kwestie. Die moeten
zich eerst natuurlijk nog eens goed bedenken
en sturen mij dan de volgende week hun ant
woord. Dat is toch zoo, is het niet, want daar
Teken ik stellig op. Ik moet nog veel meer
.van jelui hooren, voordat we verder kunnen
gaan. met onze plannen. Maar ik twijfel er niet
aan of ik krijg weer steeds meer brieven. Do
correspondentie rubriek gaat alweer aardig
uitgebreid worden. En dot moet ook. De vol
gende wcèk dus allemaal een brief aan Oom
Karei schrijven. Deze week kan ik jelui door
verschillende omstandigheden niet veel schrij
ven. Je zult deze keer dus tevreden moeten
zijn met wat minder dan gewoonlijk. Eigen
lijk komt dat juist goed uit nu, want er is
nog veel, dat deze week in onze krant mee
moet. Ik laat hier dus maar direct de raad
sels volgen.
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige weck.
De oplossingen van de vorige raadsels waren:
I. Avondrood, avond, rood.
II. Limburg met de woorden 1, tin, kamer,
Limburg, «Truus, arm, g.
De prijs is door Bobbie gewonnen en kon
Maandag aan ons bureau worden afgehaold.
NIEUWE RAADSELS.
1. Het geheel is oen plein in onze stad en
bestaat uit 14'letters (twee woorden).
4—5 is een stuk vee.
10, 7, 8 is een smalle weg.
12, T, 9, TT, T3, 3, 2 is een meisjesnaam.
T4, 7, 6, is niet droog.
11. Mijn geheel is een spreekwoord cn be
staat uit 37 letters en TI woorden.
2, 7, 20 5T bevind zich op het water.
T, 10, 3, 37, 32 5 bevind zich op zee.
2T, TO, 25 zegt men wel eens tegen een
klein kind
18, 34, 29, T3, 6, 8 doen kinderen wan .eer
zij hun zin niet krijgen.
23, T5, 30, T4, 17 is een meisjesnaam.
35, 36, 23, 5, 5, 32, 33 is een jongensnaam
9, 33, 26, T2, TT heeft men alleen zomers
last van.
16, 4, 24 is een soort boom.
22, 34, 29, 28 is een zandheuvel
VOOR DE NICHTJES.
De vorige keer heb ik jelui een overtrek
voor en sluirperrol opgegeven. Nu gaan we
deze keer eens wat kleine snuisterijtjes maken
Een poosje geleden zag ik eens een paar leuke
inktlappen en zal jelui hiervan een van op
geven, die bijzonder aardig is. We gaan don
eerst de inktlap zelf maken van lapjes zeem
leer of ander soort goed en wel ronde plakjes
worden op elkaar genaaid, zooals ik jelui al
eens eerder heb verteld. Dan nemen we een
randje gekleurd dons, b.v. van een half el lang
en maken dat tot een ronde, wat boven op de
inktlap wordt genaaid. In 't midden bevestigen
we nog een leuk poppenkopje en de inktlap
is klaar.
Op de zelfde manier kunnen we een spelden
kussentje maken. Eerst moet dan natuurlijk
het kussentje zelf gemaakt worden met een
overtrekje van een aardig lapje zijde. Inplaats
van dons nemen we nü smal lint, rimpelen dat
in en naaien dat bij wijze van een rokje op
het kussentje. In 't midden naaien we dan weet
een poreeïein poppekopje, met bijbehoorendc
armpjes.
Nu heb ik tenslotte nog een vriendelijk ver
zoek. Het is werkelijk niet de eerste keer dat
ik 't vraag, maar toch herhaal ik 't nog eens
Ik schrijf jelui, d.w.z. speciaal de nichtjes, ge
regeld, maar nooit hoor ik eens iets van jelui.
Iedere week zit ik met spanning te wachten,
of er ook eens briefjes voor mij komen, maar
steedsword ik teleurgesteld. Daarom vraag
ik jelui nu nog eens om ook mij eens te ver
tellen hoe 't met jelui gaat en hoe of mijn
opgegeven handwerkjes uitvallen. He reken ei
dus op, dat ik dr» volgende week een heeleboel
brieven van jelui krijg.
TANTE BETS
KLEIN TRUUSJE.
I,
Klein Truusje stapt naar school gezwind.
Ondanks den regen én den wind.
De regen slaat haar in rt gezicht.
Ze lacht ei om, het lieve wicht I
Ze heeft een nieuwe paraplu.
Wat geeft zo om den regen nu
II.
Maar, hei, daar komt dc boozc wind.
Den hoek om, pas toch op, mijn kind.
Te l&at do wind met groote krocht,
Heeft reeds het onheil aangebracht.
Een kleine Truus ziet met een traan.
Haar paraplutje treurig aan.
(Ingcz. door Wildzang.)
De Groote Trom.
Op 't Balkon
Romme-de-bom,
Romme-de-bom,
Jan slaat op de groote trom.
't Hondje Tom bromt in de maat
Jan, naar bed toe, 't is al laat I
Romme-de-bom,
Romme-de-bom,
Wel te rusten, Jan en TomI
De Nieuwe Onderwijzer
Mijnheer Dinkelman, die les gaf in de
klas van Hans, had een betrekking gekre
gen in een andere plaats en het hoofd der
school had. toen de jongens een tijdlang
onderwezen. Maar op dén duur moest er
natuurlijk eenft riieutye onderwijzer bij
komen.
Hans en zijn- makkers zaten geducht in
spanning. Zou het nét zoo'n aardige man
zijn als mijnheer Dinkelman? Dat kon
haast niet, vonden sommigen. Maar .Hans
was daar nog zoö zeker niet van. Hij had
mijnheer Dinkelman pok wel erg aardig ge
vonden, maar dat kon de nieuwe onderwij
zer immers ook best zijn. In iedeT geval
redeneerde hij moest je die dingen maar
afwachten en niet uitgaan van de veronder
stelling, dat „de nieuwe" wel zou tegen
vallen.
Lang zou de spanning in ieder geval
niet meer duren, want Donderdags had
het hoofd meegedeeld, dat hij van Maan
dag a.s. af geen les meer zou geven in de
klas van Hans.
„Hoe heet de nieuwe mijnheer?" vroeg
Bruno van Haaften, die zoo'n beetje de
woordvoerder van de klas was.
„Lammers," antwoordde het hoofd, en
hij lachte er zoo'n beetje bij.
Natuurlijk! dacht Hans bij zichzelf. Wat
had je nu ook aan zoo'n naam? Hij had
veel liever geweten, of het een aardig
iemand was, zooals mijnheer Dinkelman.
Maar dat durfde hij niet vragen. En toch
was hij daar zoo benieuwd naar.
„Vraag eens, of hij aardig is I" fluisterde
hij tegen Bruno.
Maar die haalde zijn schouders op. „Ben
je nou mal? Zooiets kan ik toch niet
vragen I Doe jij dat maar, als je zin hebt T'
Nu, zin had Hans er wel in, maar hij
dorst het toch niet te doen.
„Heeft hij ook een baard?" vroeg toen
Jan Berghout op eens, blijkbaar denkend
aan mijnheer Dinkelman.
„Nee, heelemaal geen baard," zei het
hoofd en lachte weer.
En hij had alwéér gelijk, vond Hans.
Wat kwam het er nu ook op aan, of iemand
een baard had of niet. Als hij maar aardig
was; dèt was de hoofdzaak.
„Zoo, en de rest zullen jullie Maandag
zelf wel zien," sneed het höofd verdere vra
gen naar de uiterlijke verschijning van den
nieuwen onderwijzer af.
De les ging weer door en hoewel Hans
anders altijd goed oplette, betrapte hij er
zich toch een paar maal op, dat hij er over
zat na te denken, hoe de nieuwe onder
wijzer, die Lammers heette en géén baard
had, er toch wel zou uitzien. En daar erger
de hij zich over, omdat hij immers juist had
uitgemaakt, dat het uiterlijk er niet veel toe
deed.
Ook Vrijdag, Zaterdag en Zondag hield
Hans zich nog herhaaldelijk met dit pro
bleem bezig. En het was dan toch ten slotte
ook wel iets gewichtigs, als je een nieuwen
onderwijzer kreeg, verdedigde Hans zich
zelf.
Eindelijk was het dan toch Maandag»
morgen en vol verwachting stapte Hans
Het randje Oostindische kers op 't balkon,
dat straalt en dat schittert zoo mooi in
de zon I
Marietje, het kindje, dat ziek is en zwak,
dat tuurt naar haar tuintje, een ruw
houten bak
met schitt'rende oogjes, een lachj' om
den mond
de bloemetjes maken Marietje
gezond
Zij spreken van zomer, van schitt'rende
zon
gauw mag klein Marietje ook zelf op
't balkon
dan ziet ze de bloempjes van heel
dichtebij
haar oogjes, die stralen en kijken zoo
blij
de magere vingertjes streelen zoo zacht
zoo'n enkel mooi bloempje, het mondje
dat lacht
Het randje Oostindische kers op 't balkon
bloeit welig en schittert zoo mooi in de zon
en vroolijk zit Rie met haar poppen er bij,
ze laat ze daer wand'len en kijkt er zoo blij,
met oogjes, die stralen, een lachj' om
den mond
die bloemetjes maakten Marietje gezond I
HERMANNA.
naar school. Onderweg haalde hij Jan Berg
hout in, die bijzonder op mijnheer Dinkel
man gesteld was geweest en daarom voor
de zooveelste maal betoogde, dat „de
nieuwe" wel long zoo aardig niet zou zijn.
„Dat is onzin," zei Hans, „je weet nog
niets van hem af. Wacht in ieder geval, tot
je hem gezien hebt."
De ander bromde nog wat terug, maar
hij voelde toch wel, dat Hans eigenlijk ge
lijk had.
Vóór de school stond de heele klas van
Hans en natuurlijk verdiepten alle jongens
zioh in gissingen hoe „de nieuwe" zijn zou.
Dat de kwestie aller belangstelling had,
bleek wel uit het feit, dat zelfs de laat
komers nu reeds present waren.
„Zou hij al binnen zijn?" vroeg één van
de jongens en Bruno van Haaften ant
woordde: „Ik denk het wel. Ik ben hier ten
minste al van kwart vóór negen of en ik
heb geen enkel vreemd gezicht zien. Mis
schien heeft hij binnen nog wel wat met den
baas te bespreken. Die zal hem dan wel uit
leggen, dot hij Jan Berghout erg in de
gaten moet houden, die nu al het land aan
hem heeft, alleen omdat hij zijn vriend Din
kelman heeft durven opvolgen."
„Dat is flauw," protesteerde Jan, toen
het gelach der anderen bedaard was. „Als
het blijkt, dat „de nieuwe
Maar verder kwam hij niet, want de bel
ging en de schooldeuren werden door een
onderwijzer geopend. Vooral de jongens
uit de klas van Hans haastten zich om bin
nen te komen.
Hans zelf raakte in het gedrang wat
achteraan en toen hij bezig was zijn pet en
zijn jas op te hangen, waren de meeste an
dere jongens al in het lokaal. De deur stond
open en telkens, als er iemand binnenging,
meende hij een uiting van verbazing te
hooren. Zou „de nieuwe" er zoo raar uit
zien
Eindelijk stapte ook Hans naar binnen en
ook hij kon zijn verbazing niet heelemaal
onderdrukken: vóór de klas stond het hoofd
en naast hemeen juffrouw. De nieuwe
onderwijzer was een onderwijzeres I
Daarom had het hoofd dus zoo geheim
zinnig geglimlacht, toen de jongens vroe
gen hoe „de nieuwe mijnheer" heette en o!
„hij" een board had.
ftfarie en haar Geitje.
Marie was twaalf jaar en woonde met
haar moeder, die weduwe was, in een
Zwitsersch dorp.
Altijd lachte Marie, zoodot Elsje en
Lideke, twee meisjes, die met hun ouders
in het groote hotel logeerden, haar „het
vroolijke boerinnetje" noemden.
Haar geitje was al bijna even levendig,
„bijna", want al was het ook nog zoo vroo
lijk, de kunst, te lachen, had het toch nog
niet geleerd. Het geitje heette Pompon;
het droeg een halsband nret een belletje en
men kon er zeker van zijn, dat waar Marie
was, het geitje zich ook in de nabijheid be
vond.
Morie had heel wat te doen, want zij brei
de haar eigen grijze kousen en hielp haar
moeder met het huiswerk. Ook verzorgde
zij Pompon gerege'd. Eiken morgen kwam
ze voorbij het hotel. Zij liep dan met haar
geitje over het houten bruggetje naar de
wei om het dier te laten grazen.
Op zekeren dag kwam Marie weer langs
het hotel. Zij was echter alleen, had roode,
gezwollen oogen en had maar het liefst on
opgemerkt voorbij willen gaan.
Elsje en Lideke liepen haar echter ach
terna. Marie verborg nu haar gezichtje om
niet te laten zien. dat de tranen over haar
wangen stroomden.
„Wat scheelt er aan, Marie vroeg
Elsje.
„We zijn op eens heel arm geworden,'
zei Marie nu snikkend, „en Moeder heeft
Pompon weggestuurd. Ik zal haar dus
nooit, nooit weerzien I"
„Waar is ze heen gegaan?" vroeg Lide
ke.
„Naar den overkant van het meer. De
molenaar heeft haar gekocht
Marie barstte opnieuw in tranen uit.
De meisjes namen haar mee naar het
hotel, gaven haar bonbons en chocolade,
maar wat zij ook deden, het leek wel, oï
Marie nooit meer vroolijk zou kunnen kij
ken. Droef staarden haar oogen naar den
overkant van het meer.
Den volgenden morgen kwam er geen
Marie voorbij. Elsje en Lideke gingen nu
naar haar huisje om te vragen, of ze bij hun
mocht komen spélen, doch Marie's Moeder
vertelde hun, dat haar dochtertje ziek te
bed lag.
„We moeten iets voor haor doen, de
arme Marie is ziek van verdriet," zei Elsje,
terwijl zij naar hét hotel terugliepen.
„Laten we alles aan Vader vertellen,"
stelde Lideke voor. „Vader weet altijd
overal raad op."
En zoo kwamen de kinderen met het
heele verhaal van, Marie's verdriet bij hun
Vader.
„Als we haar maar konden helpen I"
zuchtte Elsje.
„Maar dèt kun je," zei Vader dadelijk.
„Ik ken den molenaar en weet, waar hij
woont. Laten wij Pompon dus van hem
koopen en naar Marie terugbrengen als een
afscheidscadeau'ie vóór wii weer naar huis
gaan. Maar ölleen kan ik het niet doen
-- jullie moeten mij helpen."
Elsje dacht even na en zei toen:
„Ik was aan 't sparen voor een nieuwe
verfdoos, maar ik ksn het nog best een tijd
met de oude doen. Het is veel erger voor
Marie om hét ?onder Pompon te moeten
stellen."
,En ik spaarde voor een Zwitsersch
klokje, maar daar kan ik heel goed bui
ten I" riep Lideke uit. „Ik zou natuurlijk
veel liever willen, dat Mnrie Pompon terug
kreeg."
„Goed, dot is dus afgesproken I Maar
jullie moeten me ook helpen Pompon te
holen. We zullen er vanmiddag dadelijk op
af gaan. Alleen zal ik Pompon niet hier
heen kunnen brengen. Denk je, dat het jul
lie gelukken zal, of moeten we haar door
een jongen laten halen
„O nee, neeriepén de beide kinderen
tegelijk uit. „Na Marie houdt Pompon het
meest van ons en we hebben Marie dik
wijls geholpen met haar naar de wei te
brengen."
Zoo gingen Elsje en Lideke dien mid
dag dus met Vader naar den molenaar, ter
wijl Morie bij de kachel in het keukentje
van haar Moeder zot, want ze voelde zich
erg rillerig en verdrietig.
Haar Moeder had er op aangedrongen,
dat zij opstond en getracht haar doch
tertje duidelijk te maken, dat alle tranen in
de heele wereld Pompon toch niet terug
konden brengen.
Bedroefd zat zij te breien. Nu zij zich
ongelukkig gevoelde, vond zii die pennen
met grijze steken zoo vreeselijk eentonig.
Nooit eerder waren dergelijke gedachten
bij haar opgekomen, maar nu leken de ste
ken haar een leger grijze soldaten, die zij
telde: één, twee. drie plotseling fluister
de ze „Pompon."
Er kwrni een mist vóór Marie's oogen.
Zij werd slaperig een vreemd geluid
drong tot haar door o-fwas het t
gerinkel van Pompon's belletje?
De oude klok in de keuken tikte; zij zei:
„Kom weer, Pom-pon, Kom weer,
Pom-pon I"
Plotseling ging de deur open. In het vol
gend oogenblik voelde Marie oen kouden
neus tegen haar hand aan.
Zij sloeg de oogen op en zag Pompon
vóór zich staan, Pompon, die vroolijk blaat
te, alsof zij zeggen wilde:
„Hier ben ik weer V'
Marie kon geen woorden vinden van
blijdschap. Haar blauwe oogen schitterden
als vroolijke sterretjes.
,Is dat geen leuke verrassing?" riep
Elsje uit.
,,Wat zeg je wel van ons geheim vroeg
Lideke.
Marie liet haar grijze kous op den grond
vallen, sloeg haar armen om Pompon's nek
en drukte haar gezichtje tegen het geitje
aan.
„O, wat vreeselijk aardig van jullie Wat
ben ik blijwas alles, wat zij zeggen kon.
Pompon scheen al even gelukkig te zijn
als haar meesteresje. En de Vader van
Elsje en Lideke ^esfelde een extra portie
voer voor de geit om haar terugkomst te
vieren.
Den volgenden dag maakte Marie een
krans van bloemen, maar dat gekriebel
scheen de geit niet erg prettig te vinden
en zij at den geheelen krans op.
In het hotel werd een collecte gehouden
voor Marie's Moeder, zoodot deze niet lan
ger in zorg leefde.
Marie werd weer vroolijker dan ooit en
vond met Pompon naast zich kousen
breien voor den winter nu geen akelig
werk meer.
CORRESPONDENTIE
T h e i s. Ik zal met je wenschen rekening
houden. Ik heb er tot nog toe weinig over
gehoord.
Krekel. Heel goed, mnar krijg ik dc
volgende keer een lange brief er bij
Cosmos. Heel goed. Jammer dat je
dan reeds niet veel eerder geschreven hebt.
Hartelijk welkom, hoor. Dank jo wel voor je
mooie bloemen.
Zwartkop. Dat vind ik erg prettig.
Daar ben ik niets bang voor. 't Gaat nu al
veel beter, 't Is te hopen, dat je gelijk hebt.
Pannekoek. Waarom doet dat neefje
dan zelf niet mee met onze krant. Dan kan
hij zelf precies zeggen wat hij wil. Intusschen
zal ik aan je verzoek denken. Als ik weer wat
kan missen, hoor je het weL
Cupido Goed, zoo. Dat mag ik hoo
ren. Dat is wel leuk en er is heel veel van te
leeren. Je moet er meer van verzamelen, want
er zijn ontelbare soorten ini. En ze zijn alle
maal weer verschillend.
Kampioen. Wat een aardig werk lijkt
me dnt. Heb je er al veel van gemaakt. Als
je dus wat gevoel voor smaak hebt, kan je er
allerlei mooie dingen mee maken.
Robbie. Wel gefeliciteerd hoor met die
installatie. Je hebt dus wel genoten. Pas maar
op dat je er niet afvalt, want dan konden er
wel eens ongelukken gebeuren.
Goudenregen. Neen, dat heb ik niet
gezegd, want ik moet eerst weten, hoe jelui
daarover denken. Vindt je ze leuk. Er komen
er nog veel meer, dus je kunt er nog van
genieten.
Blondje. Het valt niet altijd mee hè,
zoo'n brief té schrijven, maar als je je best
er op doet, gaot het best, dat merk je wel.
Dat ïs dus een heeleboel pret in het vooruit
zicht.
Leesgraag.- Ik ben er helaas niet ge
weest, dus kan ik er ook niet over meepraten.
Maar naar ik hoor moet het erg mooi geweest
zijn. Ja, dat kunnen we niet altijd blijven doen.
Er moet ook eens wat anders» zijn. Dank je
wel voor het raadsel.
Vlinder. Ja zeker, heel góed hoor. Al
leen ben ik bang, dat het wat erg moeilijk
is. Het antwoord is niet erg bekend.
Sprinkhaan. Dat zou ik je niet kun
nen zeggen. Dat kun je beter even op een
briefkaartje aan de fabriek vrbgen. Wat
scheelt er aan. Toch niet ziek hoop ik? Dat
zullen we nog wel eens overdenken.
Wildzang. Dat kan dc beste gebeuren.
Lees deze krant maar cons goed na, den vindt
je hot weL
OOM KAREI**,