n. rv. Van Alles Wal;. De rubriek van Oom Karei De vorige week schreef ik jelui naar aanlei ding van een paar vragen, die mij gedaan wa ren, het een en ander over de plaatjes van het nieuwe Texelalbum van Verkadc. Ik vergat daarbij nog te zeggen, dat de data, die op de bonnen staan geldig blijven. Op sommige Aquarium-bonnen staat b.v. „geldig tot...." Na de daarop genoemde datum zijn zo niet meer geldig, Daar moet je dus wel rekening mee houden. Verschillende neefjes en nichtjes zijp, zoo las ik uit de brieven die ik kreeg, eens gaan kijken naar de zilvervossen bij de Hooge Klei. De vorige week ben ik daar ook eens naar toe gegaan. En een ieder, die er nog niet geweest is, kan ik aanraden daar eens een kijkje te gaan nemen. Je zult daar heusch wat aardigs zien. Niet alleen mooie zilvervos sen, maar ook leuke waschbeertjes. Ga daar maar eens heen. Het is een mooie wandeling die de moeite loont. Nu nog wat over de wedstrijd. Wanneer die gehouden wordt, vroegen me heel veel neven en nichten. Ja, dat zal nog wel even duren. Want om je de waarheid te zeggen ben ik bang, dat jelui het zoo langzamerhand al druk krijgen voor Sint Nicolaas. Want ik weet pre cies hoe dat gaat. Dan moeten er allerlei aar digheidjes verzonnen worden, er moeten ca deautjes bedacht worden die je graag van Sint Nicolaas wilt krijgen en dan blijft er eigen- lijk heel weinig tijd over voor den wedstrijd. Daarom dacht ik het eigenlijk beter om dia wedstrijd te houden, na de Sint Nicolaas- drukte. Want als er een wedstrijd is, het komt er niet op aan welke, dan moeten allemaal meedoen. Want als er maar enkele aan zoo'n wedstrijd meedoen is het lang zoo leuk niet. En dan moeten wc nog uitmaken wat voor wedstrijd er moet komen. Sommigen vroegen me wederom een opstellenwedstrijd, andere een teekenwedstrijdv maar de meesten voelen veel voor een kleurwedstrijd. Nu moet ik jelui al dadelijk zeggen, dat om technische redenen voor de drukkerij een teekenwrdstrijd onmo gelijk is. Jelui kunnen natuurlijk teekenen zoo* veel je wilt, maar al de geteekende plaatjes kunnen niet in de krant afgedrukt worden. Dot gaat nu eenmaal niet al zou het natuurlijk we! aardig zijn. Maar een teekenwedstrijd moet in ieder geval dus geschrapt worden. Jelui moe ten hierover dus nog maar eens goed naden1- ken. Weten jelui iets anders, dot je graag wil en dat ook aardig is, schrijf het me dan maar gerust. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels waren I. Van Ostodeplein met de woorden os, pad, Evelina, nat. Boter een vogel in de hand dan tien in de lucht, met do woorden eend, botter, dot, Annie, huizen, Charles, vlieg, den, duin. De prijswinnaar Zwartkop kon zijn prijs Maandag a9n ons bureau komen afhalen. De Vliegmachine door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. NIEUWE RAADSELS. I X X X X X XXXXXXXXXXX 1 k X I I f X s t X X Op de 1ste rij een medeklinker. Op de 2de rij een deel van het hoofd. Op de 3de rij het bovenste deel van het hoofd. Op de 4de rij een maat voor landerijen. Op de 5de rij een groote stad in het Gooi Op de 6de rij het gevraagde woord. Op de 7d<^ rij waar de trams op rijden. Op de 8ste rij is niet boven. Op de 9de rij een onder woord voor vrees Op de 10de rij een tuinafsluiting. Op de Tide rij een medeklinker. Op de kruisjeslijnen komt dc schuilnaam van een onzer neefjes of nichtjes. Mijn eerste komt bij heel slecht weer Valt soms in groote korrels neer. Mijn tweede doet 't huis soms dreunen Doet mensch en dier van pijn vaak kreunen Het geheel op brood een lekkernij Nu weet je 't toch Kom, zeg het mij. Ingez. door Leesgraag. ZATERDAGAVOND. Mijn Anneke, mijn popje. Kom hier, je moet in 't bod. Een doekje om jc kopje. Dan wordt je haar niet nat. Kwam zeepsop in je oogen Arm lieveke, hoe naar I Kom hier, ik zal je drogen. Ziezoo, nu ben je klaar. Jij' bent mijn zoete popje, En mng nog even mee, En krijgt uit mommies kopje Eon heel klein slokje thcel (Ingezonde door Blondje.) UIT ONZE MOPPENTROMMEL. Slim. Reiziger. „Zeg eens vriend, waar gaat deze weg naar toe Boertje Nergens hoor, die houden we hier, anders kunnen we niet in de stad komen. Moeder, zie: een vliegmachïen, Hooger dan de daken f Zeker gaat hij door de lucht Eens een reisje maken. Als ik groot ben, Moeder-lief, Word ik vliegeniertje. Wil je ook mee? 't Mag wel, hoor! Bang ben ik geen ziertje. Vergeet-mij-nietje. Vergeet-mij-nietje bij de beek, 'k moet aldoor naar je kijken 1 je bent zoo frisch, je bent zoo rein, je hebt niet je 's gelijken I Ik weet het wel: je bent geen roos, geen Koningin der bloemen, ook kan je niet ais reseda op zoete geuren roemen Je kleedje is maar simpel-blauw toch kan 'k je nooit vergeten, al zou je ook heel anders dan v e r g e e t-m ij-n i e t j e heeten I Vergeet-mij-nietje bij de beek, 'k moet aldoor naar je kijken en 'k wou geloof het, bloempje mijn, wel graag wat op je lijken I Anjeliertje. EEN KUNSTJE. Anjeliertje, anjeliertje, 'k Maak jou na van 'n vloeipapiertje, Vouw een blaadje, wip-wip-wip, Vlug met schaartje, knip-knip-knip, - Rondjes twee met kartelrandjes, Boogjes, zig-zag punte-randjes, Nog een rondje, heel wat kleiner. Éénder 't al, maar veel, véél fijner. Rijg z' aan steeltje groen-gehoofd, Dat een kelkje slank belooft, Dén maar kreuken, kreuken, kreuken, Duwen, pletten, schuiven, deuken, 'n Drupje anjelieren reuke, Hocus-pócus I Pocus-pés 'n Anjer staat voor 't verv/tcrglas 1 Alpensagen. Vrouw Hitt. In overoude tijden leefde er eens een machtige Reuzenkoningin, die vrouw Hitt heette. Zij woonde in de bergen boven Innsbriick, welke nu grauw en kaal zijn, maar indertijd bedekt waren met dichte bosschen, rijke akkers en groene weilan den. Op zekeren dag kwam haar zoontje al huilende en jammerende thuis. Zijn handen en zijn gezicht waren met modder bedekt en zijn kleeren waren zoo zwart als van een kolenbrander. Hij had een spar als stok paard willen gebruiken en geprobeerd den boom doormidden te breken. Daar deze echter aan den rand van een moeras stond, was de grond onder den jongen plotseling weggeweken, zoodat hij in de modder tui melde. Maar gelukkig had hij zich daar weer uit weten te werken. Vrouw Hitt troostte haar zoontje, beloof de hem een mooi, nieuw pakje en riep een knecht, dien zij beval haar zoontje met stukken brood schoon te maken. Nauwelijks was de knecht echter begon nen zoo verkwistend met het kostelijke brood om te gaan, of er barstte een ont zettend onweer los. Toen de lucht eindelijk weer opklaarde, waren de rijke graanakkers, de groene wei den en bosschen en de woning van vrouw Hitt verdwenen! Niets anders zag men dan een woestenij met hier en daar groote steenen. Het was er zóó onvruchtbaar, dat er nog geen grashalmpje groeien wilde en in het midden dezer woestenij stond vrouw Hitt, de Reuzenkoningin. Zij was geheel versteend en zal daar wel altijd blijven staan. In \eel streken van Tirol, vooral in de nabijheid van Innsbruck, vertelt men deze sage nog als een waarschuwend voorbeeld aan kinderen, die brood of andere levens middelen verkwisten. SPELLETJE. Alle kinderen gaan voor dit spelletje In een kring zitten. Ieder fluistert zijn rechterbuurman nu in: „Ik geef je eenja, dat mag je zelf bedenken, een horloge, een boek, en plaat, een hondje, of wat je maar wilt. Aan je linkerbuurman zeg je nu fluiste rend, waar het geschenk ligt of staat, hangt of zweeft, loopt of zich bevindt. Is het zoo den geheelen kring rondge gaan, dan zegt ieder, wat hij van zijn buur man gekregen heeft en voegt er aan toe, wat de andere buurman hem heeft inge fluisterd, waar het ligt, staat enz. De gekste dingen komen daar dikwijls bi] voor den dog. B.v. De een krijgt een oli fant en die ligt in het onderste laatje van Moeders kaptafel. Een ander krijgi: een plant en die zweeft aan een telegraafdraad. Een derde krijgt een poes en die loopt op den rand der maan en nog veel gekker dingen. Nartuurlijk kun je dit spelletje ook op stukjes papier doen. Het geschrevene moet dan omgevouwen worden. WIE KAN EEN POPPETJE MAKEN, DAT OP DE MUZIEK KAN DANSEN? Dat kon Willem de Hoog en hij was er heel trotsch op. Zal ik jullie eens vertellen, hoe bij dat deed? Hij sneed een kurk puntig af. Dat was met den breeden kant onder de romp met een rokje aan. Een kopje van kurk maakte hij er op. Met inkt en een beetje kleursel gaf hij het een gezicht. Zijn zusje maakte er van bloemenpapier een aardig hoedje en manteltje voor. Nu was het pop petje klaar en het zag er keurig uit, maar het kon nog niet dansen f Daarvoor had Willem vier- varkensbor stels noodig, die elk een centimeter lang waren. Die moesten in het breede onder einde der kurk gestoken worden en vervol gens werd bet poDpetie op de piano gezet. Als Willem ol zijn zusje nu daarop speel de, begon het poppetje alleraardigst te dansen op de maat der muziek. Voor kinderen, die geen piano hebben, wil het poppetje ook wel op de tafel dansen, als daar maar met de vingers op getrom meld wordt DE DANSENDE SLANG. Uit een stuk karton snijd je een ronde schijf. Daaruit knip je een langen reep, die overal even breed is, steeds maar in de rondte knippend tot aan het midden van de schijf. Zoo krijg je een spiraal, die veel op een opgerolde slang gelijkt. Om het nu nog meer op een slang te doen gelijken, buig je het onderste gedeelte een beetje om, zoodat het een kuiltje vormt, dat den staart voorstelt. Aan 't voorste uiteinde, waar je met knippen begonnen bent, knip je nu nog een kop met het tongetje uit den bek. Met inkt teeken je er een oog op. Nu steek je een breinaald rechtop in een plankje en zet dat op de kachel. Op de punt van de breinaald laat je nu het puntje rusten, dat den staart moet voor stellen. Dan laat je de opgerolde slang los en zij ligt in een kronkel om de brei naald. Maar dit is nog niet alles. Zie maar eens, wat er verder gebeurt! Weldra zal de heete luchtstroom, die uit de kachel op stijgt, de slang doen draaien. Hoe warmer de kachel is, des te sneller draait zij of danst ze in het rond. OEFENING IN HET SNELSPREKEN. Wie kan tienmaal achter elkaar vlug zeg gen: Als menig man wist, wie menig man was, zou menig man menig man menigmaal meer eer bewijzen. Omdat menig man niet weet, wie menig man is, wordt menig man menigmaal vergeten. Een Verhaaltje, dat echi is gsbeuird. Ik heb een neefje, een aardig kereltje van bijna zes jaar oud, dat Wimmie heet. Toen Wimmie vijf jaar was, gingen zijn twee voortandjes los, en toen had zijn moe der die in een wipje en zonder dat Wimmie pijn had gevoeld, uitgetrokken. „Nu krijg^ je een paar mooie, nieuwe tandjes er voor terug, baasje," had moeder gezegd. En Wimmie voelde toen iederen dag, of de mooie, nieuwe tandjes nog niet waren ge komen. Op een dag kwam Wimmie's oom, die pas uit Indië terug was, op bezoek. Wim mie, kleine wijsneus, bemerkte al dadelijk, zoodra oom Jan tot hem sprak, dat oom's bovenste voortanden heelemoal van goud waren. „O, oom Janriep hij, „wat hebt u daar een prachtige tandjes Zijn 't nieuwe En zijn 't „gouwe"? En hebt u die tandjes ook pas gekregen?" Oom Jan lachte eerst wat om Wimmie's vragen, en antwoordde: „Ja, Wimmie, die heb ik in Indië gekregen. Vindt je die tand jes zoo erg mooi ,.Nou, oom Jan, of ik ze mooi vindzegt Wimmie. „Ik zou wel willen, dat, als ik voor mijn twee tandjes, die moeder pas met een draadje heeft uitgetrokken, nieu we terugkrijg, die ook heelemaal van goud zijn. Zoudt u denken, dat dit nog wel eens gebeuren kan, ook hier in Holland? Of moet je in Indië wonen, om zuike mooie tandjes te krijgen?" „Weineen, ventje," zegt oom, „daarvoor behoef je niet in Indië te zijn. En ik geloof, als jij zoet bent geweest, maar dan een héél langen tijd, zie je, dat jij dan later, hee! veel later, ook nog wel eens gouden tandjes zult krijgen, zooals ik „Was u altijd erg zoet, oom Jan?" vraagt Wimmie. „O, ik was zoo zoet als suiker, Wimmie," is het antwoord. Wimmie spreekt heel dien middag niet meer over zijn tandjes. Maar als eindelijk oom is heengegaan, en moeder naar het kleine zusje gaat kijken, dat juist wakker is geworden, loopt hij moeder na en vraagt: Zeg eens, moesje, denkt u, dat ik óók „gouw e" tandjes zal terugkrijgen En moeder, die druk bezig is met zusje, denkt dat Wimmie vraagt, of hij ook „g a u w" de tandjes, die hij verloren heeft, zal terugkrijgen, antwoordt hem: „Wel zeker, Wimmie, als jij heel zoet bent, dan denk ik wel, dat die tandjes heel gauw zullen te voorschijn komen." „O, moesje," belooft Wimmie, „dan zal ik een heeleboel dagen verschrikkelijk zoet zijn Wimmie houdt zijn belofte. Hij is de laat ste dagen werkelijk voorbeeldig zoet. Hij huilt niet, als hij wordt gewasschen, gaat 's avonds zoet naar ziin bedje, ja, hij zingt zelfs bij het uitkleeden geen liedje van ver langen meer, iets dat hij anders zoo vaak deed. En Vader en moeder en alle andere menschen vinden Wimmie „een schat van 'n jongen"! Doch op een morgen, toen hij wakker werd, voelt hij op de plek, waar eerst de tandjes zaten, die moeder met een draadje heeft uitgetrokken, twee kleine, harde punt jes. „O, dat zijn de nieuwe tandjes f" denkt Wimmie, en in een wip is hij zijn bedje uit en staat vóór den spiegel met zijn roode mondje wijd open. Hij kijkt en kijkt nog eens en ziet! en dan begint hij op eer.s heel hard te huilen, zóó hard, dat moeder, denkende dat er een ongeluk is gebeurd, heel vlug de slaapkamer binnen komt en met verschrikte stem uitroept: „Wat is er toch met je gebeurd, mijn lief ventje!? Waarom huil je toch zoo vTeese- lijk Heb je je bezeerd Toe, zeg het gauw; laat moeder eens kijken!" „N neen ik heb me n niet b bezeerd," snikt Wimmie. „Mmaar ik ik ik b ben toch een h heele boel ddagen z zooheelerg zzoet gweest, en kkijk nu eens m moesje, n nu zijn er ttoch weer w witte tandjes gekomen „Wel jongen, moet je daar nu zoo vree- selijk om huilen?" vraagt moeder lachend. „Daar moet je wèt blij mee zijn. Laat eens kijken, vent „Neen, ik laat ze niet kijken," snikt Wim mie. „En 'k ben er heelemaal niet blij mee, want 't zijn maar gewone witte tandjes En 'k ben nog wel zoo'n heeleboel dagen zoet geweest, en toen dacht ik, dat ik ook zulke mooie gouden tandjes zou krijgen, zooals oom Jan in zijn mond heeft, hi hihi.f' Weer begint Wimmie opnieuw zijn groot verdriet uit te snikken, en het gejammer bedaart pas, als moeder hem heeft verteld, dat de gouden tanden van oom Jan geen echte tanden zijn, en dat oom en alle men schen, die zulke mooie gouden tanden heb ben, toch veel liever hun eigen witte tand jes terug zouden willen hebben. „Want zie je, ventje, jij kunt met jouw witte tandjes misschien veel beter bijten, dan oom Jan met zijn gouden tanden kan doen." „Dat moet ik oom Jan toch eens vragen," zei Wimmie en hij droogde zijn tranen met moeders zakdoek. „Doe dat, ventje," zei moeder lachend. Dien dag kwam juist weer oom Jan op be zoek, en toen moest oom dadelijk vertellen, of hij met zijn mooie gouden tandjes wel goed kon bijten. „Hier, oom, bijt maar eens een stuk uit dien harden appel," zei hij, terwijl hij hem een grooten appel voor hield. En toen oom zei: „Neen, Wimmie, dat durf ilc niet te doen met miin gouden tan den," begreep Wimmie, dat het was, zooals moeder hem had verteld, en was hij met zijn twee nieuwe witte tandjes best tevre den. CORRESPONDENTIE. Goudenregen. Ja, dot was een prachtdng. Ik meende, dat ze beide juist eig gemakkelijk waren. Zoo, dus jij ook al voor een. klc-urwedstrijd. Nu, we zullen zien wat het wordt. Rekenmeester. Ik hoop, dat je het zult doen. Want je weet het, hoe meer brie ven ik krijg, des te liever het me is. Maar ik wil volstrekt niet hebben, dat je huiswerk daardoor in de verdrukking komt. v. d. R. Je schuilnaam hodt je vergeten onder je brief te zetten. Dus beantwoord ik je maar met de beginletters, die op de enveloppe stonden, 't Spreekwoord zegt wel beter lunt don nooit, maar zoo erg lang moet je het toch ook niet uitstellen. Want don blijft er vaak heelemaal geen tijd meer over. P a n n e k o e k. Ja, alleen is het wel jam mer, dat het zoo kort duurt. Vindt je die vakken zoo akelig Doe er maar flink je best op, dan zal het vost wel beter gaan. En wat doen jelui al zoo in die club Robbie. Het was inderdaad ook een vergissing van de zetter. Je kunt de prijs, dio Ie eerlijk toekomt, natuurlijk nog afhalen. Dio letters lijken ook zoo veel op elkaar, dot een vergissing gemakkelijk te maken is. Ik hoop dat het niet meer voorkomt, want vooral voor de prijswinnaar is zoo iets erg vervelend. Kampioen, Dus je moet je voorbe reiden voor een groot feest. Want dat zal het natuurlijk wel worden. Veel genoegen hoor! Cupido. Dat komt dus mooi bij elkaar. Er zijn er nu juist een heeleboel te vinden, dus dot komt juist goed uit. Knor. Ja, dat zal ik eens doen hoor. Doe je nu weer geregeld mee Ik wist al niet waar je al dien tijd gebleven was. E di e 1 w e is. Zoo, dat was minder pret tig. En ben je nu weer heelemaal beter. Dot heeft een tijd geduurd hè Goed hoor, heel graag; doc dot maar. Die kan ik altijd best gebruiken. Stuur die dus maar. P. V. R. Hartelijk dank. Ze hebben zelfs zeer groote waarde. De vraag naar zulke bon* nen houdt nimmer op. Cosinus. Krijg ik de volgende week dan een „echte" brief van je. En dan niet ver geten in dc bus te doen hoor I Leesgraag. Donk je wel voor de ge zonden raadsels. Als je er meer zoo hebt, houdt ik me aanbevolen. Dat is wel een heel aardig idée. Ik zal het eens in gedachte hou* den. Don hoor j© er t. z. t. nog wel meer over. Blondje. Natuurlijk, daar kun je op rekenen hoor. 't Is heel aardig van je bedacht Ja, zoo'n vacontie is wel erg prettig, maar nu is die weer voorbij.'Toch is het wel leuk, zoo'n paar dagen. Nu maar weer hard je best doen tot de kerstvacontie. K r e k e L— Daar ben ik al geweest, 't Is daar heel aardig. Ja, dat zal wel het gevolg geweest zijn. Dat gaat meestal zoo met zoo'n bericht. Dan gaan de menschen er dadelijk op uit. En het is tevens ook een heele mooie wan deling. Dat denk ik ook wel. Heb je veel boe ken Poppenmoeder. Doe maar wat je kimt hoor. Maar zoo nu en dan hoor ik dus nog wel iets van je hè En als alles don weer in orde is, doe je natuurlijk weer geregeld mee Of is dat nu al het geval. Dat begreep ik niet goed uit het briefje. Als dat zoo is, des te beter. Zwartkop. Ik geloof, dat het nog al is meegevallen; Op zoo'n regenbuitje moet jo niet kijken, dat is zoo heel erg niet. QOM KAREI*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 7