KINDERRUBRIEK. 2)eiritst x ér De rubriek van Oom Karei Kort geleden was ik iritgenoodigd om bij een kinderfeest tegenwoordig te zijn. Het was in Utrecht in een groote zaal, waar wel 500 kin deren bijeen waren. Daar werd een groote toovcrlantaorn ver toond, zoo nu en dan ook een film, daar wer den kinderspelen gedaan, in n woord het was een echte middag van plezier hebben en pret maken. Ook werden er verhaaltjes voorgelezen en een van die verhaaltjes vond ik zoo aardig dat ik vlug enkele aanteekeningen maakte om het jelui nu te kunnen navertellen. Het ging in het verhaal om een zekeren Leo. Die Leo was er erg trotsch op, dat hij een jon gen was. „Meisjes", zei hij, „zijn allemaal maar „nuffen". Die denken aan niets anders dan aan mooie kleeren en uitgaan. Tegen zijn zusje Nan kon hij dan ook telkens zeggen: „O, jij bent maar een meisje I" En wanneer Juffie hem over het een of ander onderhield, zei hij achter haa: rug „Het is een Z ij Op een warmen zomermiddag zei Juffie, dat zo zouden gaan picnickcn in de weilanden. Er waren geen bosschen in de omgeving, doch wel heel veel weilanden. Leo en Nan vonden het een prachtig plan. Moeder gaf hun een groot stuk enke cn andere heerlijkheden mee pn leen de hun het anrd:ge picniomnndje, waaruit hop]-s, schoteltjes, bordjes, messen, vorken, ja zelfs 'n ketel als bij toovcrslog to voorschijn kwamen. Het was «heerlijk koel onder dc boomen in de weilanden. Vlinders dansten vroolijk rond, koeien joegen met hun staart de vliegen van hun rug en in de takken der boomen zongen de vogels hun hoogste lied. Toen Juffie met d-e kinderen een servet op den grond uitgespreid en alles klaargezet had, riep Nan plotseling uit „O, kijk eens, Leo I Mevrouw Witzwort komt bij ons op thecbezoek." „Hou je toch stil, Nan 1" zei Leo, terwijl hij angstig naar de naderende koeien keek, „je zult ze r.og kwaad maken." „O, maar ze doen niets", ging Non voort. „Daar weet je niets van. Jij bent maar een meisje", zei Leo hoonend. „Ik weet van een Jongen, die door een dollen stier op de horens werd genomen." „Dat was een stier", zei Juffie nu, „maar dit zijn koeien cn koeien worden maar heel zelden dol." Weldra zaten alle drie om het op den grond uitgespreide servet heen. Juffie schonk thee er was voor ieder juist één kopje en Leo zat met zijn rug naar de koelen toe. Zij mank ten hem zenuwachtig en hij deed zijn best, niet aan die dieren te denken, maar juist toen hij op het punt was, lijn theekopje naar zijn lip pen te brengen, hoorde hij een lang-gerekt ?.Boe-oe-oeh I" vlag achter hem. Hij keek om en zag een groote koe in zijn onmiddellijke na bijheid staan. Leo begon nu luidkeels te pillen en liet zijn kopje van schrik op den grond vallen „Help! Help!" riep hij. „'t Is een dolle stier f' „Leo, houd je kalm I" zei Juffie. „Het is niets anders don een goedige koe, die graag een stuk cake hebben wil." Nan lachte en keek naar de niets kwaads vermoedende koe. Plotseling begTcep zij, dat haar broertje allesbehalve moedig was en zei nu op haar beurt „Het is een Z ij P Juffie en Nan lachten vroolijk en Leo keek heel beschaamd naar zijn omgekeerd theekop je, dat gelukkig niet gebroken was. Het duurde echter niet lang, of Nan kreeg medelijden met haar broertje en zei „En ik ben maar oen me:sje, LeoMaar ik zal je toch de helft van mijn thee meegeven." Vanaf dit oogenblik heeft Leo nooit meer durven zeggen: „'t Is maar een meisje I" of r/Het is een Z ij P RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels waren: I. „Vieze varkens worden niet vet" met de woorden varen, vet, zeven, worst, vies, krant, den. II. „Leeuwerik" met de woorden los, hek (heg), ree, gul, wit, hen, kar, vin, kip. De prijswinnaar „D e Kluut" kan de prijs o.s. Maandag aan ons bureau in ontvangst nemen. NIEUWE RAADSELS. X X X X X X X x X X X e 't Geheel is iets nieuws wat in Amersfoort zal komen Eerste rij: een medeklinker. Tweede rijwaarmee men tennist. Derder rij dorp bij Arnhem. Vierde rijhet gevraagde woord. Vijfde rijeen kleur. Zesde rijslikt men als men ziek is.. Zevende rij'n medeklinker. n. - Mi Mijn eerste deel is niet dichtbij Mijn tweede zegt niet „kom". Mijn derde hoort goed bij „de wond" Mijn vierde is altijd rond. 't Geheel is 'n verzameling .Van menschcn f 'n DE ZOMER KOMT. De zomer komt Wees blij! Wees blijf Zoem, zoom, zoem zoo gonst de bij Dc bloempjes konwn weer op 't veld, Do zon, die weer dc zomer meldt Zij sch-jnt alweer zoo b:»j Zoem, zcom, zoen zoo gonst de bif Do zemer l.orr.t Wees blijf Wees blij! KLAAS AAN HET WOORD. (Klaas is een oude beer, van 20 jaar, met een guitige snuit. Hij wordt bij ons in cere gehou den, natuurlijk „Zeg Klaas, vertel me eens, wat jc zooal hebt beleefd i" „Wel ja, waarom niet 't Kon best, dat ik morgen in stof uit elkaar val en dan kan ik 't niet meer doen Nu dan; Toen ik nog maar enkele weken was, woonde ik in een speelgoedwinkel in Rot terdam. Ik had 4 broertjes en eer. zusje, plus natuurlijk mijn vader en moeder.. Hun namen ben :k vergeten, dot kan ook niet anders, als je houtwol, inplnots van hersens in je hoofd hebt. Maar ik weet nog wel, dat m'n vader Klaas heette, net als ik, en m'n moeder Klo- zina. O, ja, m'n jongste broertje heette Piet; nou weet ik 't weer. Toen ik zoo wat een maand was, werden wij met onze heele familie voor 't raam gezet en er kwamen een hecleboel mcr.schen naar ons kijken. Nou, we stonden door al een aardig poosje, naar mijn schatting 2 dagen en 2 nachten, toen er een mijnheer en mevrouw langs kwamen, die leng en aandachtig naar ons, eigenlijk al leen naar mij keken. Ze smoesden wat met mekaar, en daarna zag ik de dame naar binnen gaan. Geen 5 minu ten later werd ik uit dc etalage gehaald en in een doos gepakt. Onee, eerst drukte de meneer van de winkel me op m'n buik, en toon werd ik zóó kwaad, dat ik begon te brommen, om 'm bang te maken Maar 't hielp niets, na een poosje zat ik in de doos. Ik voelde me hecle- maal niet op m'n gemak, omdat de doos aldoor heen en weer schommelde. Nu, daaraan kwam ook een einde, en met een schok stond de doos stil. Het deksel ging open, en ik kon zien, wat er in de kamor was. Wat ik toen zog, zal ik noot vergeten. Ik zog een heel klein menschje, in de wieg. Zoo'n klein rose wezentje had 'k nog nooit gezien I De hand, die mij gepokt had hield mij voor hem en ik keek zoo vriendelijk, als ik maar even kon. Maar Wimpie, zoo hcctto hij, was toch bang voor me en kroop weg, onder de deken tjes van z'n wieg. Toen werd ik maar op den grond gezet, on der dc wieg, anders zou Wimpie gaan huilen, en dat mocht niet I Na een paar dagen, toen 't zonnetje scheen, besloot de moeder van Wimpie, met hem uit rijden te gaan. Ik mocht ook mCe; dat is te zeggen, niet met hem, maar met z'n moeder. Ik mocht wel bij hem in de wagen zitten, maar op een eerbiedige afstand van hem. Doch, naarmate Wimpie ouder werd, mocht ik dichter bij hem komen cn eindelijk werden we dikke vrinden. Het duurde toen niet lang meer, of Klaas was onontbeerlijkhij moest mee naar bed enz. enz. Waar Wimpie was, was Klaas en om gekeerd. Toen gebeurde er iets geheel nieuws in Wimpie's en ook mijn leven. Op 't onverwachts zagen we, toen we in den tuin gespeeld hadden, dc wieg weer in de ka mer staan en den volgenden morgen vorteldo z'n vader aan ons, dot Wimpie een bioertje ge kregen had. Dot was me een gebeurtenis Wimpie was er vol van Toen gebeurde het, dat er nog een nieuwe bewoner in huis kwam, en dat was wel tot mijn groote vreugde, Piet, mijn jongste broertje I Wat hadden wo mekaar veel te vertellen, 's avonds als Wimpie en broertje naar bed waren. Weldra was Ludi, of Locsje, zoo heette broertje, gTOot genoeg, om met Wimpie tc spelen en deze keek bijna niet meer naar ons om. Als zij aan 't spelen waren, mochten wij toekijken Wat was dat vroeger andeis ge weest I Piet maakte me op een goeie dag opmerk zaam, wat ik ook al opgemerkt had, namelijk, wat een verschil er tusschcn die twee broer tjes was. Wimpie was dik.en mollig, stijf bij opstaan en gaan zitten, Loesje daarentegen, was tenger, bij mager of en lenig! Toen Loesje 2% jaar was, klom hij met behulp van een stoel, op de tafel en Wimpie stond met open niond te kijken Toen eindelijk Wimpie en Loesje naor ons keken, was het uit met onze rustWe werden gesmeten en getrokken, geknepen cn gezoend; ik raakte zelfs m'n bromaparaat kwijt. Maar ook daar scheen een einde aan te komen, Wim pie en Ludi kregen nJ. vriendjes, Jan en Gijs, die tegenover hun woonden. Daar gingen ze nu eiken dag naar toe. Toen Wimpie, (langzamer hand Wijn) S jaar was, werd er een zusje ge boren, cn toen deze 4 jaar was, heb ik mijn laatste cn ergste lijdensgeschiedenis doorge maakt, waarop een periode van rust volgde. Dat was dezeDe jongens leerden in den zo mer van dat jaar zwemmen en nu gebeurde 't vaak, dat ik in 't water gegooid werd. En dit had als onvermijdelijk gevolg, dat ik een of 2 dagen met m'n ooren aan do drooglijn hangen moest. Ook lekker I Wat ik heb doorgemaakt, voor ik werd, zoo als ik n u ben, is niet te beschrijven. Achtereenvolgens verloor ik een een voet en oor, die er beide weer zijn aangenaaid, verder v*rd, vanwege slijtage een lap op en onde* m'n neus, nieuwe houtwol !n m'n maag, ten gevolge daarvan dubbele slijtage aan m'n huid en een lc.p er over genaaid En dan nog 't erg ste: m'n hoofd is er 2 maal afgeweestMaar goed behandeld wordt ik nu wel; daarover heb ik niet te klagen. Hier is nu mijn geschiedenis. Ik hoop dat hij je bevolt." VAN EEN PRINS, EEN PRINSES EN EEN HOFDAME. Op zijn verjaardag had Frons van zijn oom een sabel gekregen. „Nu kan ik mooi voor ridder spelen en mij met roemrijke daden overladen," zei hij fier. Zooals de meesten onzer wel weten, be stonden de gewichtigste daden van dap pere ridders uit het bevrijden van gevan gen genomen jonkvrouwen en prinsessen. Elsje en Anneke moesten dus niet langer met het poppenhuis en de poppen spelen, maar zoo vlug mogelijk in prinsessen ver anderd worden. Een kroon van geel bord papier maakte in een ommezientje van Elsje Prinses Zonnestraal, doch daar er geen kroon voor Anneke meer was. werd zij „O dokter, wat ben ik toch blij, dat U komt „Hoe zoo dan, Mevrouwtje? ik schrik!" „Ach dokter, mijn lief, aardig popje is ziek, Haar wang is zoo akelig dik!" „Dan heeft ze misschien wel een heel slechte kies!" „Neen dokter, 'k weet zeker van niet, Haar tandjes en kiesjes zijn werk'lijk heel gaai. O, 'k heb toch zoo'n vrees'lijk verdriet!" „Kom, kom nu, Mevrouwtje, zoo angstig niet zijn Waar is de patiënt in haar bed „Ja dokter en straks krijgt z een heel warme kruik, k Heb 't water op T vuur al 'gezet.' „Dat noem ik verstandig, m'n beste Mevrouw, Want "t kan ook de bof wel eens zijn f Mijn kindertjes hebben dien ook pas gehad, 't Is lastig, maar 't doet niet veel pijn Ze mag dan voorloopig haar bedje .'dt, Want bof krijg je altijd^ door kou, Hoe beter ze onder de dekens maar blijft, Hoe eerder ze opknapt, Mevrouw!" „O dokter, wat donk ik U toch voor Uw raad, 'k Ben nu niet meer angstig voor 't kind, Zij blijft in haar bedje, 'k verzeker 't U heusch, Ofschoon zij 't vervelend wel vindt „Tot ziens dan, Mevrouwtje, 'k kom spoe dig terug, Dag Anneke, beterschap hoor! 'k Moet ook bij de buurvrouw nog eventjes zijn, En 'k ga er dus vlug maar ven door!" R. WINKEL. jonkvrouw Guldenlok. de hofdame der prinses. Hun gevangenis was een zolder met een klein dakraam. Zij lagen op een oude matras in een hoek en spraken op fluiste renden toon tegen elkaar, opdat de booze reus, die hen opgesloten had, hen niet hoo ien zou. „Ik ben niet bang voor den reus," zei Prinses Zonnestraal, „want mijn dappere ridder. Prins Zondervrces, zal mij zeker, komen bevrijden." „Mij ook r zei kleine Anneke, die heete- maal niet wist, wat bevrijden of een ridder was, maar het vanzelfsprekend vond, dat zij er'ook bij hoorde. „StLuisterzei Prinses Zonnestraal plotseling, terwijl zij levén op de trap hoor de. „Daar komt de Prins aanHij zal den boozen reus verslaan en het zal nu niet lang meer duren, of wij zullen bevrijd wor den." Anneke keek i.aar zusje nu met haar groote oogen onderzoekend aan en vroeg: „En mogen wij dan weer met hel pop penhuis en de poppen gaan spelen „Nee natuurlijk niet I" antwoordde de Prinses. „Wij zijn nu geen kinderen, die met poppen spelen. We gaan naar een paleis en ik zal op een gouden troon naast Prins Zondervrees komen te zitten." Er kwamen tranen in Anneke's oogen. „Ik wil ook op een gouden hoon naast Prins Zondervrees zitten," zei zij pruilend. „Wees nu niet kinderachtig, Anneke," ging de prinses voort. „Natuurlijk heb je geen troon, omdat je maar een hofdame bent. Maar je mag vlak bij me staan." „Mag ik dan heelëmaal niet zitten vroeg Anneke weer. „Nee; zeker niet I" antwoordde Prinses Zonnestraal. Dit was te veel voor Anneke. De tranen biggelden haar nu over de wangen, terwijl zij boos uitriep „Ik wil geen hofdame zijn! Juf! O, Juffie I" Op dit oogenblik vloog de deur open en trad Prins Zondervrees onder het uiten van allerlei oorlogskreten, het kletteren van twee pannedeksels en het zwaaien met zijn sabel de gevangenis binnen. „Wegweg I" gilde de arme hofdame en zij klemde zich al snikkende aan de prinses vast. Prins Zondervrees, die als een ware rid der medelijden met alle ongelukkigen en bedroefden had, hield nu op met lawaai maken, knielde bij zijn jongste zusje neer, troostte haar en bracht haar naar Juffie in de kinderkamer, waar zij weldra haar leed vergeten ws en weer vroolijk speelde. „Natuurlijk is Anneke nog te klein om echt te spelen," zei Frans heel wijs tegen Elsje, „maar het was toch wel echt, dat er tranen vergoten werden, is het niet?" Prinses Zonnestraal was het hierin geheel eens met Prins Zondervrees. ALS TANTE KOMT! Tante komt logeeren ha, dat is een pret! vast gaan we vanavond allen laat naar bed. Tegen twaalven komt ze Moes gaat na8r 't station om haar af te halen, 'k wou, dat ik 't ook kon! Maar 't is 't hand werk uurtje en ik naai zoo slecht Juffrouw zegt: je brengt er nooit wat van terecht. 'k.Mag dus niet verzuimen 'k, vind het meer dan naar: prult'len helpt geen ziertje, dus ik schik mii maar. Tante zal.wel vragen: waaris 'Margreét'? -- 'k ben haar liefste nichtje, daar ik naar haar heet. 'k Mag haar stellig helpen met d'uitpokkerij, vind dan in den koffer, ook wat moois voor mij. D'allerleukste plannen maken we dan saam en zoo met ons beidjes noem 'k haar bij den naam. Tante is pas twintig, kon mijn zuster zijn en dat vinden w' eenig fV— kon 'k maar naar den trein! UIT! ONZE MOPPENTROMMEL EEN GELUKKIG VOORUITZICHT. Een slagersknechrje verzond dezer dogen aan zijn vader den volgenden briefkaart„Lieve va der, ik laat u weten, dat 't mij hier heel goed gontde baas laat mij nu' het vel afstroopen en met Pnschen zal hij mij loten slachten." IN DEN DIERENTUIN. Jaapjo loopt met zijn Vader in den die rentuin rond en zij komen voorbij een ste kelvarken. „O Vader," roept Jaapje nu plotseling uit, „kijk eens, wat een grappig dierl Het is heelemaal bedekt met tandenstokers I" DE WINDMOLEN. Kleine Dora: „Moeder, is dat een wind molen Moeder: „Ja, lieve kind." Kleine Dora: „O, ik heb eigenlijk nooit ge weten, hoe de wind gemaakt werd." VERDWAALD. Maritje heeft op de kermis in het gedrang haar vaders hand lós gelaten en zoek hem nu overal. Aan ieder die ze tegenkomt vraagt ze: „Hebt u ook een heer zonder een klein meisje gezien? CORRESPONDENTIE Orchidee. Voorloopig nog* niet hoor. Doe dus maar gerust iedero week mee. Het leek wel weer ineens winter. W i 11 y v -<b M. Dot vind ik ook. dat kan nu best. Maar wil je dan net als dc anderen een schuilnaam nemen. Je moogt kiezen welke je wilt. C1 y v i a. Prachtig. Veel succes hoor en doe maar iedere week flink jc best. Pummel. Dat wordt vanzelf wel gemak kelijker. Aldoendc leert men, moet jc maar denken. Otter. Jc brief bij dc raadsels miste ik deze keer. Komt die dc volgende week.? Goudkiviet. Op 't oogenblik kan ik jc daar niet aan helpen. Maar de volgdene week krijg ik zc denk ik wel weer. Herinner me er dan nog- maar eens aan. Bobbie. Waarom niet? Dut mag anders toch wel hoor. Het ééne behoeft het andere niet uit ie sluiten. Ik heb hem ul beantwoord. Nu, ja alle begin is moeilijk. Maar dat wordt we! beter Wildzang. Dat heeft een tijdje ge duurd. Neen, daar heb ik niets van gehoord, 't Was ook niet long. Maandag met die sneeuw leek het anders niet veel op zomer. Heb maar geduld. Die tijd komt hcusch wel weer Parkiet. Gelukkig maar, dat jc nu weer beter bent. 't Is niet aardig om met zoo'n dik gezicht to moeten loopen. Ik zal het vragen voor je. Dat heb jc goed geraden. Mot gaat volgens loting. Boekenwurm. Ik zal dat verzuim gauw herstellen hoor. Alleen bon ik beng, dot die oude plaatjes weinig waarde meer zullen hebben. Misschien krijgen we die dan wel. Maar 't wordt gelukkig eerst nog eens zomer. Dat is toch mnnr wat prettig, vindt je ook niet Blauwe Distel. Misschien was het wat onduidelijk geschreven Daarom is het ook zoo beslist noodig, dat het papier moor aan een kant wordt beschreven. Dat verhaaltje is erg leuk. Dank je wel hoor. Als ie er zoo meer weet, mag je ze gerust sturen. Hartelijk dank voor de bonnen cn plaatjes. De vraag is zoo groot, dat ik daar nimmer genoeg van kan krijgen. Ik houd me d\ts aanbevolen DeKbiut. He<fl goed gedocht hoor. Dal moet je nltijd maar doen cn nooit den moed verliezen. Dwerg. Hadt je de vorige week dan wel geschreven. Of alleen maar de raadsels opge lost. Nu sta je er dan toch wel bij. Als je altijd een brief schrijft, krijg je ook zeker altijd ant woord. Dat raadsel is wel wat nl te moeilijk. Maar toch zal ik het bewaren voor later. Voetballer. Ja, aan alles komt een einde. Maar nu kan je zelf beginnen met zoo n mooie bal. Veel plezier er mee. hoor. En gooi maar geen ruiten in 1 Klein Duimpje. Dnnr l\od rk ol op ge rekend. Je hebt prncht-g woord gehouden, hoor! Natuurlijk mag dat, maar als je goede oplossingen geeft van raadsels, die je zelf hebt ingezonden kan je daorvoor geen prijs krijgen Dat heb je zelf zeker al begrepenDaar heeft ze gelijk aan, want dat is ook zoo. Roodborstj e.— Dat is erg vlug hoor. Ja, dot had ik nl voorspeld. En die voorspel- lin gis dus ook uitgekomen. Goed, d»oe dat maar. Koekoek. Wil jc cr don aan denken het papier maar aan een zijde te beschrijven. Dot mort altijd met iets, dot in dc krant komt. Kwik. Hindert niets hoor. Wat scheelt er onn. Dat wos toch wel wat anders <fcm een ijscorkur. Tic wist van die operatie niets af Is dnt zco ineen9 gekomen Wijsneusje. Jammer voor je, dat het maar van korten duur was. *<??—- Ik vind hier een verhaaltje over de tweelingen Lous en Louk. Wie heeft dat inge zonden? Er stond geen naam onder. Spring in 't Veld. Heel goed hoor. Hartelijk welkom. Bruinoog. Ilc denk dut jc geen naam onder jc briefje gezet had. Dan kon ik natuur lijk niet weten van trie het komt. Doe maar good je best. De Boschbesjes Als jc nog eens zoo iets hebt, stuur het don maar in. Bengel. Ik heb ol geschreven wat de oorzaak kan zijn. Als ik geweten had van wie het kwam, zou ik natuurlijk wel geantwoord hebben, maar dot wist ik toen niet. Zonnestraaltje. Een aardig versje hoor. Heb je dat zelf gemaakt, 't Is te hopen, dot hij nu maar gauw komt. Bosch fee. Nog wel gefeliciteerd hoot. Wot een pret zullen jelui gemaokt hebben. Dat kon ik me zoo voorstellen. Ik denk wei van niet. Goudenregen. Je hebt dus zeker wef braaf feest gevierd. Cupido. Maar zoo'n verandering is vook heel goed. Ook voor.den grond. Vind jo het een preitig werkje Kampioen. Maak maar det je weef gauw beter bent. Alleen moet je oppussen cr niet te vroeg uit te gaan, want dan kan het wel weer opnieuw beginnen. Vosje cn Poppenmoeder. Be zal jelui maar beiden tegelijk antwoorden. Datrnogf je gerust doen hoor. Wot bedoel je met 14 cn 15 en 6? Blondje. Wat laat geworden I Veel ple zier hoor op je fuif. Leesgraag. Neen, ik kon dien avond niet. Had je den volgenden ochtend geen slaap? Ja, zoo hier en daar gaat er al wat uitloopen. Een goed teeken voor de naderende zomer. Flensje. Dnt zn! nog wel niet meeval len. Vooral dnt achteruit springen lijkt me niet gemakkelijk. En weet jc dat allemaal heel goed Junior. Zou je niet eens met liem mee willen Of houdt je niet van de zee. 't Is we! mooi hoor. Ik kan het je best aanbevelen. N a r c i s. Ja, maar nu is alles al weer verdwenen. Het moet nu ook niet meer zoo lang duren. Die tijd hebben we gehad. E d e 1 w e i s. Dat dacht ik nl. Je moet er ook eens een 2elf maken. Of lijkt je dat nog te moeilijk. Dat was een klein zclfoutje. denk ik. Wilde Eend. Nc-en, j'e schoolwerk moei voorgaan. Dot weet je wel. Don moet Oom Karei maar even wachten I Eetgraag. Geduld is een schoone zaak. Ik kon er vooruit niets van zeggen. Keeper. Ja, er komen er steeds meer bij. Dot vind ik erg prettig want des te meer kunnen wc elkaar schrijven. Ja, heel jammer. Dat is de bedoeling ook niet. Gelukkig denken <1- anderen er anders over. OOM KAREL. RUTI.HANDELHOEKJF. Er is nog steeds vraag naar Verkadc's Tene! plaatjes en bennen. Wie kan me daar nog aan helpen. Ook werd mij door een nichtje gevraagd om sigarenbandjes. Eon onder nichtje wil Texel- plaotjcs ruilen tegen plaatjes „Bloomen uit on zen tuin."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7