KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Jelui zitten alweer midden in de Paascnvacan- tie. De tijd van repetitie en mpportcn is ten minste ycorloopig-, weer achter den rug- cn runnen jelui nu enkele dagen genieten van de acnnt.'e. 't Is 's avonds nu al weer veel lun ger licht en kunnen v.e dus weer aaidigc wan delingetjes en fietstochtjes ondernemen. Jam mer dat het nog niet het echte zomerweer is. Als ik dit schrijf valt er ccn akelige druilerige regen, die hcelemaal niet stemt tot het maken lun plannetjes. Maar misschien valt het met de Paaschdugcn nog mee. Wc zullen maar het Leste ervan hopen. En als het regent, nu ja, dan moeten we ons thuis maar umuseeren. iviet een mooi boek of met aard ge gezelschaps spelletjes gaat dat ook wel. Maar in ieder ge val is het toch veel prettiger, als het mooi weer is cn je naar buiten kunt gaan. Van spel letjes gesproken. Dezer dagen hoorde ik iets, waar je de hcele fnnv'iie mcc kunt vermaken luiste). Op een donkeren nuiuj maakt :cu een ronde Schijf van wit papier /ds: Dc schijf moot on geveer 2 c.M. in doorsnede zijn. Deze schijf plaatst men op dc hoogte van het oog. Ver volgens hangt men nog een schijf van 8'c.M. doorsnede op twee derde meter afstand \an <le andere aan dien rechterkant en een weinig lager. Ga nu vlak vóór het papier staan, sluit het linkeroog cn zie met het rechteroog dan strak naar de kleine schijf. Ga dan langzaam achteruit tot op een afstand van 2.3 M. of nog iets verder en don zal de groote schijf voor je oog verdwenen zijn. RAADSELS. Oplossingen van de vorige weck. De oplossingen van c!.e vorige raadsels wa ren I „P a a s c h v a c a n t i c" met do woorden schaap, vies, Annie, tante. II. „Leeuwerik" met d? woorden los, hek, ree, gul, wit, vee, kar, vin, kip. De prijs is gewonnen dooi Wildzang en kan a.s. Dinsdag aan ons bureau worden afgehaald. NIEUWE RAADSELS. I. Het geheel is oen spreekwoord van 33 let ters en 7 woorden. 9, 24, 30, 31 is een meisjesnaam; een 1, 2, 18 is een slaapkamermcube!. oen 15, 7, 15, 23 is een visch. een 12, 14, 33 krijgen wij eiken Zaterdag avond. een 26, 11, 10, 4, 25 is een wapen, een 3, 19, 20, 21 zit in een mond. als het 5, 16, 27, 28, 17, 3 ziet men geen 15, 24, 32. met een 7, 31, 8, 9 wordt een kamer ver warmd. II Het geheel is eenspreekwoord van 33 letters' en 7 woorden. ecu 2, 3, 17 heeft iedereen in zijn hoofd; Wij kunnen er mede 14, 21, 12, 19; een 20, 9, 22, 6 is een slonk dier; een 4, 4, 23 is een grappig beest; dc 1, 8, 12 kan men hcc! goed op dc pier te Scheveningen zien een 14, 15. 29, 16 hebben veel vaders? 13, 10, 5 is niets; een II, 4, 25, 6 wordt in Amicilin wel ge daan; 30, 18, 8 is een ontkenning; 31, 9, 18, 7 is niet slecht; een 26, 52, 27, 33 is een bewon» r van een koninkrijk in het Noorden van Europa. HART EN HAND. Een open hart en open hand Een flink paai epen pogen. Die hebben zelden neg bedrogen I Men eert ze door het gansche land. (Ingez. dcor Koekoek.) HET GROOTE PAASCHEI 't Was Paaschmorgen. Reeds in de vroegte hadden Vader en Moeder in den grooten tuin van hun villa, Heuvelzicht, allerlei mooi gekleurde eieren verstopt. Voor kleine Pauitje heette het na tuurlijk, dat de P.aaschhazen, die in het groote Paaschhazenbosch woonden, de eieren daar voor de kinderen neergelegd hadden. Maar Hans wist wel beter; dat Vader en Moeder voor Paaschher.s speel den. Eiken Paaschmorgen was het weci een nieuwe verrassing. Hans kende hun eigen tuin natuurlijk op een prikje, wist de mooiste plekjes, waar eieren verstopt kon den zijn en toch 1 wat had hij verleden jaar lang moeten zoeken, vóór hij het laatste in den hollen boom gevonden bad 1 Maar dezen keer zou hij dat plekje stellig niet overslaan Ze zouden met hun zessen zijn om te zoeken: Piet van den dokter, Jaap van den notaris, Willem van den dominee, Anton van den burg cmeester, hi j zelf en zijn broertje Pauitje, dat voor het eerst zou mee- zoèfeen. Precies op het afgesproken uur ze mochten vooral niet te vroeg komen, was er gezegd ging het tuinhek der villa open en stormden de vier jongens met vroolijk lachende gezichten „het Eieriand zoo3ls ze den tuin van Heuvelzicht op Paaschmor gen noemden, binnen. Meneer en mevrouw Donker kwamen juist met Hans en Pauitje buiten en het zoeken kon dus dadelijk beginnen. De jongens liepen nu allen een verschil lenden kant" uit, Pauitje aan Vaders hand. De kleing baas voelde zich daardoor zoo heerlijk sterk en meende stellig, dat hij alle ■eieren, die dc Paaschhaasjes dien nacht m den tuin verstopt hadden, zou kunnen vin den. Zoodra één der jongens een ei vond, moest hij dit aan mevrouw Donker bren gen, die de eieren verzamelde om ze daar na eerlijk onder de zes jongens te verdec- len. Anton van den burgemeester, een eenige jongen, die wel wat verwend was, vond, dat je eigenlijk houden mocht, wat je vondt," maar daarmede was de veel jongere Jaap van den notaris, die nooit erg gelukkig in zulke dingen was, het toch niet eens. Meneer en mevrouw Donker vonden het ook niet eerlijk tegenover de anderen, als Hans, die natuurlijk de mooiste ver stopplekjes kende, hield wat hij vond en het sprak dus vanzelf, dat de opbrengst eerlijk verdeeld zou worden. Geen der jon gens zou er minder ijverig om zoeken, want allen stelden er immers een eer in, zooveel eieren als maar mogelijk was, te vinden. Zelfs kleine Pauitje riep verheugd uit: „Ikke heeft er al zooveel, Moeder! Ikke met Vader Dertig bruin-, rood-, blauw-, geel- en paars-gekleurde eieren waren er verstopt en na lang zoeken hadden zij zc allen te voorschijn gehaald. „Ze zijn er alle dertigriep mevrouw Donker uit. „Kom Hans, waar zit je toch? Je hoeft niet langer te zoeken, jongen Ze zijn er I Ha-êns Hans lag geknield bij den hollen boom, het mooie verstopplekje, dat hij van ver leden jaar zoo goed onthouden had. Wat hij daar zag, was werkelijk buitenge woon Een ei nee maar, zóó groot Geen kippen-, eenden- óf ganzenei, neen, veel grooter nog't Leek wel een struis vogelei, maar struisvogels waren hier niet. Dat kon 't dus niet zijn. Met beide handen vatte Hans het won- derei beet. Voorzichtig maakte hij het witte vloei, waarin het gewikkeld was, open en wat hij toen zag, deed hem bijna een kreet van vreugde slaken. Maar neen, dan zou den de anderen hierheen komen en h e n kon Hans op dit oogenfclik niet gebruiken. Voorzichtig maakte hij het met vroolijke haasjes beschilderde ei, dat uit twee kar tonnen helften bestond, open en daar zag hijo, hij meende: wel honderd kleine Paascheiljes, chocolade-eitjes, witte suiker eitjes en rose suikereitjes Hans kon de verleiding niet weerstaan en moest er eens ééntje proeven. Hm! Fijn! Wat smaakte zoo'n chocola-eilje heerlijk Zou zoo'n rose suikerei ook lekker zijn Nou en óf! En een wit al niet minder Hans liet de anderen maar zoeken. Wat waren die gekleurde eieren bij z ij n vondst vergeleken Plotseling drong het echter tot hem door, dat zij afgesproken hadden, alles eerlijk le deelen. Zou Moeder weten, hoeveel eitjes er in het gTOote ei waren Och, wel nee, Moeder had het veel te druk gehad om ze te tellen. Zou Moeder er eigenlijk heelemaal wel iets van afweten Hans herinnerde zich nu op eens, dat Oom Hans, Moeders jongste broer en zijn peetoom, gisteren met een geheimzinnig lachje gezegd, had, dat Hans met het zoe ken den hollen boom vooral niet moest overslaan. Zou zou Oom Hans het groo te ei daar neergelegd hebben Maar dan wisten Vader en Moeder er misschien niets van en zou hij het niet met de ande ren behoeven te deelen. Voorzichtig deed hij het ei weer dicht, legde het secuur in de boomholte, waar stel lig niemand het vinden zou en holde naar Vader, Moeder en de anderen terug. Dat gaf een heele drukte: het verdeelen der eieren. Iedere jongen kon een rood, een blauw, een geel, een paars en een bruin ei krijgen, 't Kwam precies uit! Vader en Moeder schenen niet op Hans te letten en zagen dus niet de kleur op zijn gezicht en den blik in zijn oogen, die niet zoo vrij en frank was, als dit anders het geval placht te zijn. Dat was een vreugde: ieder vijf verschil lend gekleurde eierenKleine Pauitje stond te springen en te dansen van ple zier en ook de anderen waren blij met hun schat en gingen dankbaar naar huis. Bij 't afscheid durfde Hans ziin vriendjes niet goed aankijken, 't Was alsof hij zich over iets schaamde, wat voor hen verborg, maar de vroolijke jongens kt4en daar niet op. Zij hadden slechts oog voor hun eieren en hun zorgen gingen op dat oogenblik niet verder dan deze veilig naar huis te brengen. Aan de koffietafel was Hans, wiens mond gewoonlijk niet lang achter elkaar stilstond, erg stil. Moeder keek hem eens onderzoe kend aan, maar Hans kon haar blik niet verdragen en bukte zich.onder de tafel om naar iets te zoeken, dat hij eigenlijk heele maal niet had laten vallen. Met een vuur- rooden bol kwam hij eindelijk weer boven de tafel uit. „Zoo warm, Hans vroeg Vader. Hans vond het maar bet beste, net te doen, alsof hij deze woorden niet hoorde. De gekleurde eieren en het krenten brood, dat anders toch zoo lekker smaakte, kon Hans bijna niet naar binnen krijgen. En toch deed hij al zijn best, want als Vader en Moeder iets merkten... 't Scheen, alsof er nooit een eind aan het koffiemaal zou komen, maar eindelijk, ein delijk toch mocht hij opstaan. 's Middags ging hij met Vader en Moe der en Pauitje een wandeling door de bos- schen maken. Hans, die dergelijke uitgan getjes anders altijd heerlijk vond, kon er nu niet recht van genieten. Er was iets, da hem hinderde, hem geducht hinderde. Tel kens gingen zijn gedachten weer naar den hollen boom in don tuin en het groote Paaschei, dat daar verborgen lag en dat hij van plan was na de wandeling stilletjes naar zijn kamer te bréngen om het daar achter in zijn kast te stoppen. Niet. dat hij zich ongerust maakte, dat iemand het in den holien boom vinden zou Och nee, dat zou zoó. erg niet zijnJa Hans betrapte zich zelfs op de gedachte, dat hij eigenlijk niets liever wilde dan dat het ei maar spoorloos verdwenen was. Dan hoefde hij er niet langer over te denken en zich verwijten te doen, dat hij niet eerlijk handelde door het ei voor zichzelf alleen te houden. Hij wilde nu voor een lief ding, dat hij het óf niet gevonden, óf eerlijk aan Moeder gebracht had om den inhoud onder hun zessen te verdeeien. Maar daarvoor was het nu te laat. De jon gens waren al lang weg en dus „Is het werkelijk te laat dacht Hans weer. „Of zou ik nog „Nee, dat nooit! Ik zou den jongens geen van allen meer onder de oogen dur ven komen, als ze 't wisten.*' „N u dan wel Hè, vervelend, al die gedachtenAnders had hij zoo iets nooit. Dan genoot hij van een heerlijke wandeling, terwijl nu Neen, hij wilde er niet langer aan den ken. Als hij toch niet w o u Met de handen in zijn zakken slenterde Hans achter Vader, Moeder en Pauitje aan. Hij trachtte een onverschillig gezicht te zetten en een deuntje té fluiten. Maar o, wat was dat een akelig gepiep! 't Klonk heelemaal niet opgewekt en anders kon hij fluiten „als een lijster" zei Vader wel eens. Toen Moeder eens omkeek en het onge lukkige gezicht van Hans zag, kreeg zij toch medelijden met haar oudsten jongen Moeder was door Oom Hans in het geheim genomen en wist dus van het groote ei af. Het was eigenlijk niet in haar opgekomen, dat haar Hans dit voor zich alleen wilde bewaren in plaats van het eerlijk af te dra gen. Bij het verdeelen der gekleurde eieren had zij er heelemaal niet aan gedacht. Pas later, veel later had zij zich het ei van haar broer herinnerd en daar zij Hans zoo weinig gewoon vond en het net was, also! de jongen iets wilde verbergen, had zij die twee feiten met elkaar in verband gebracht en begrepen, wat de reden der vreemde houding van Hans was. „Kom, Hans I" zei Moeder, terwijl zij even bleef stilstaan om op hem te wachten. „Wat blijf je toch achter! Scheelt er wat aan Hans mompelde iets tusschen zijn tan den, dat Moeder niet verstond. Hij had haar nu ingehaald. Moeder trok zijn arm vertrouwelijk door den hare en ging voort: „Vertel het mij maar. Hans. Ik zie best, dat er iets is, dat je hindert. Misschien als je er over praat lucht dat wat op." O, Hans wilde niets liever dan dat Moe der het wist en zij hem helpen zou dien zweren last van hem af te wentelen, maa> neen, hij kon het -niet vertellen. Wat zou Moeder wel zeggen?! Enne als hij 't zei hoe moest hij dan beginnen? Arm in arm liepen Moeder en Hans nu achter Vader en Pauitje aan. Hans kuchte eens; 't was net, of hij een brok in zijn keel had. Hij zou 't Moeder dan maar vertel len, maarde woorden kwamen hem niet over de lippen. •Moeder begreep, welk een strijd haar Hans, die toch eigenlijk zoo'n eerlijke jon gen was, in dit oogenblik streed en wilde hem graag helpen de overwinning te be halen. Daarom begon zij heel zacht: „Is het iets met de Paascheieren van vanmorgen, Hans Je hebt toch zeker „Nee, Moeder, nee, ik heb niet alles eer lijk afgedragenbarstte Hans nu los. „Er was één ei een heel groot dat lag in den hollen boom en er waren een massa kleine eitjes in enne en ik heb er een paar van geproefd en het stil laten liggen om om het later al al leen te kunnen houden en nou „Heb je spijtmaakte Moeder den zin af. Hans knikte. Hij beet^ zich op de lippen om niet in tranen uit te barsten. Wat voel de hij zich klein, wat voelde hij zich vrec- selijk klein op dit oogenblik „Maar Hanswas alles, wat Moeder zei O, wat klonk haar stem bedroefdDui zendmaal liever had Hans gehad, dat Moe der boos op hem geweest was, hem des noods een straf opgelegd had, dan dien verwijtenden blik in haar oogen te moeten zien. Zwijgend bleven beiden naast elkaar voortloopen. „Niks meer an te doenzei Hans einde lijk om toch iets te zeggen. Hij kon dat zwijgen niet langer verdragen. „Dat meen je niet, Mans I" zei Moeder nu. „Natuurlijk is er wel iets aan te doen I" „Maar wat dan, Moeder?" klonk het weifelend van Hans' lippen. „Den inhoud nog eerlijk met de andere jongens deelen." „Maar maar dan moet ik 't hun ook zeggen „Natuurlijk f Je wilt het immers goed maken Hans knikte. „Nu, dan is er maar één middel: als we straks thuiskomen, ga je nog even naar de anderen toe en vraag je hun, of ze morgenochtend om denzelfden tijd terug komen. Zijn allen dan bij elkaar, dan zeg je, wat er gebeurd is en verdeelen wij den in houd van het groote Paaschei." „O, Moeder I" riep Hans verschrikt uit. „Nee, dat kan ik niet doen!" „Wou je 't dan toch liever alleen hou den, Hans, en oneerlijk zijn „Nee, Moeder, dat niet, maar „Geen maren. Doen of niet doen. Een tusschenweg is er niet." Weer liepen beiden zwijgend naast elkaar voort. Maar eindelijk eindelijk toch...zei Hans: „Moeder ik zal het doen." „Goed, HansIk verwachtte eigenlijk niet anders van je." „O, hoe heerlijk klonken Hans die woor den van Moeder in de oorenMoeder ver trouwde hem dus weer, was hem eigenlijk blijven vertrouwen, niettegenstaande Nee, daar nu niet meer aan denkenHij wilde alles goedmaken, 't Mocht dan moei lijk, heel moeilijk zijn. Moeders vertrou wen wilde hij niet beschamen, 't Was, als of zijn schuld nu al van hem afgenomen was en opgewekt stapte hij naast Moeder voort, tot zij na een tijdje de anderen had den ingehaald en hij vroolijk met Pauitje ging krijgertje spelen. Op tweeden Paaschmorgen had Hans, toen hij tegenover zijn vrienden stond, nog eenige moeilijke oogenblikkcn, maar hij ging recht op zijn doel af en trachtte ze zoo spoedig mogelijk te vergeten. Wat hij echter niet vergat, waren de woorden van Anton van den burgemees ter, die zei „Je bent een echte held, hoor Hans, dooi ons alles eerlijk te vertellen. „Nou en óf!" stemden Jaap en Willem in. „'k Weet niet, of i k er den moed wel toe gehad zou hebben," mompelde Piet. „Leve het groote Paaschei l" riep An ton uit. „Leve het gat in den hollen boom P klonk het van de lippen van Jaap. „En leve Hans Donkerriepen Piet en Willem als bij afspraak tegelijk uit. Nooit zou Hans het groote Paaschei in den hollen boom vergeten. FIJN GEHOOR In een spoorweg-coupé spreken twee reizigers op luiden toon met elkaar. De één smukt zijn verhalen nog meer op dan de ander. Van tijd tot tijd werpen zij blik ken naar een reiziger, die in een hoek zit en geen deel neemt aan het gesprek. „Wat heel vervelend is in sommige ho tels," zegt één der reizigers nu, „is dat de muren tusschen de verschillende kamers dikwijls zóó dun zijn, dat men alles, wat er in het aangrenzend vertrek gebeurt, hoort en het er dus verre van rustig is. Zoo had ik onlangs een buurman, die den geheelen nacht schreef en hel krassen van zijn pen op het papier belette mij te slapen." ,Ja en mijn muur," zei de andere reizi ger daarop, „was zóó dun, dat ik mijn buur man kon hooren ademhalen." „En mijn muur," zei nu de reiziger, die zich tot nu toe niet in het gesprek ge mengd had, „was zóó dun, dat ik kon hooren, hoe mijn buurman plotseling van gedachte veranderde." VOOR DE KLEINTJES WAT DICKIE AAN DEN PAASCHHAAS VROEG. Paaschhaas, met je lange ooren, Jij kunt zeker heel goed hooren... Breng j'ons eitjes, rose en bruin? Leg je die in onzen tuin? Twee voor Vader, twee voor Moes, Twee voor Jaap en twee voor Loes, Twee ook voor de arme Miek, Went die is een beetje ziek. 't Is niet ergze kan niet eten, Maar een ei I je kunt 't nooit wetent Wil- ze 't n i e t, dan weet ik raad, Daar het dan in m ij n mond gaat Paaschhaas, zul je er voor zorgen? Paschen is al overmorgen. Heb je het niet vrees'lijk druk Gaat er nooit een eitje stuk? Leg z' in 't gras en onder struiken, 'k Zal mijn oogen goed Tbruiken. Maar doe 't zóó, dat waar 'k ook zoek, Ik geen scheur krijg in mijn broek. Paaschhaas, zul je 't niet vergeten? 'k Zal je heel gauw laten weten, Hoeveel ei'ren ik wel vond. Denk maai-: ei'ren zijn gezond! UIT ONZEN MOPPENTROMMEL'. DIPLOMATIEK. Heer des huizes (voorzitter van do dierenbescherming) „Voor d'n duivel 1 Wat voer jij daar onder dat bed uit?" Inbreker: „Och meneer, ik het 'n ver- dwaald muissie effies naar se ouwers terug- gebrucht." (ïngez. door Koekoek CORRESPONDENTIE Voetballer. Dat begreep ik al. Ja, nu is het weer vacantietijd. Érg jammer. Het* ziet er op die manier niet rooskleurig uit voor de toekomst. Goed succes hoor C1 y v i a. Heb je het meegenomen op reis. Wat een mooie cijfers. Prachtig hooi. Wildzang. Neen, daar is niet veel aan Maar het kan niet ineens mooi worden. Dat zou toch misloopen op don duui. Ben je nu weer beter Ja, maar daar denk ik al niet meer nan. Dat is al zoo lang geleden. Dat is long niet mooi I Laat ze maar voorzichtig zijn* Koekoek. Dat begrijp ik. Maar je moet er niet te veel van eten. Is het nog al meege vallen Schrijf me dat eens. Frisianntjc. Dank jó wel. Daarvoor heb ik altijd nog wel liefhebbers. Wat een mooie bloemen allemaal. Daar heb j© zeket wel veel plezier in. Kwik. Zoodra het aan dc beurt is komt het in dc krant. Intusschcn hartelijk dank er-* voor I Goudenregen. Wat een feest zal dat geweest zijn. En jij hebt nutuurlijk braaf mee* gedaan, is 't niet? Zoo moesten cr meer zijn Spin cn M i c r. Krijg ik van jelui ook weer eens een brief bij de oplossingen Klein Duimpje. Ja, dat mag, maar dot zou wel toevallig zijn. Nu weet ik nog niet, wie dc gelukkige zal zijn. Narcis. Wat heb je voor verrassing gemaakt Zeker wel iets heel moois. Of mag ik dat niet weten. Zoo, vindt jc die mooi, dat doet me genoegen. Dwerg. Dus je bent er heerlijk in getip peld. Ja, dat kan je verwachten op zoo'n dag. Daarom moet je maar nooit vooruit zeggen, dat het je toch niet zal overkomen. E d e 1 w e i s z. Je hebt zekc-r de Paasch- vacantie al te pakken. Mol. Vindt je dat uitzicht riet prncht'g mooi Daar kan men uren achtereen van ge nieten en hel vervfcelt nooit. Sparappel, Ja, ik krijg ze weer. Ik dacht zc deze week nog te ontvangen maar dat is helaas niet gebeurd. Dus nog één week geduld. Dunk je wel voor do plaatjes. Blondje. Heb jc er al veel in geschrei ven 't Ziet er niet erg aanlokkelijk uit mei het weer. Maar misschien valt het nog* wel mee. De Boschbesjes. Daar bofte je dus bijl! Co t m e a Woar is de brief Violicrtje. Dot is een aardig tochtje. Mnar toch valt de afstand niet mee. Hoelang* heb je erover gereden Dat is het ook, maar dan moet het goed weer zijn. Keeper. Neen, dan moet je feest vie ren. Heelemaal niet erg hoor, maak je maar niets ongerust. Trosrozijn. Dat vind ik erg prettig. Ik hoop, dat je me geregeld iedere week zult schrijven. Wat een vervelend werkje is dat hé. Heb je erge pijn gehad Gelukkig duurt het niet lang. Maar dat éénc oogcnbÜkje doet het hem juist. Vosje. Hoe komt dot zoo. Beterschap hoorJa, gewoonijk is een drankje geen lek kernij. Maar daar moet je maar doorheen. Poppenmoedcr. Vindt jc? Zoo rec- selijk vind ik 'het niet. Maar het is toch een heel goed middel hoor! Zonneroosjc. Zoo, ben jc daar zoo vermoeid van. Waarom niet. Daar moet je dan juist goed jc best op doen Ja, dat is ge woonlijk zoo. Deze keer was dce er niet. Dat was blijkbaar een vergissing in dc opgave. Veel plezier hoor I De beantwoording von enkele brieven moet door omstandigheden blijven liggen tot volgen de week- POM KARET.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7