KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei Verschillende neefjes en nichtjes vroegen me ijeze week in hun briefjes hoe het staat met ons ruilhandelhoekje. Er waren er zcUs enke len, die zich ongerust maakten, dat de ruil handel niet meer bestond. Nu, daarvoor be hoef je niets bang te zijn hoor. Onze ruilhan del is nog springlevend. Het is waar, zoo nu eet dnti staat cr geen ruilhandelhoekje in de krant. Maar als er geen aanvragen of aanbie dingen zijn is er natuurlijk weinig of niets van te vei tellen. Eenige weken geleden heb ik eens een opsomming gegeven van alles, wat ik nog in voorraad had, maar daarop heb ik niets ge hoord. Als jelui dat willen, wil ik met alle plezier dat nog eens in de krant zetten. Er komt ook heel weinig binnen om te ruilen. Ik denk dat de meeste neefjes cn nichtjes nog druk bezig zijn met zelf hun albums te vullen en dan kunnen ze natuurlijk alle bonnen cn plaatjes zelf best gebruiken. Eerst later qIs er veel dubbele plaatjes komen b.v. van de Texel album van Verkade, ja, dan krijg ik wel weer iets. Maar van deze album b v. heb ik op het oogenblik niets meer. Wat ik. nog hnd en det was al heel weinig in langzaam maar zeker aan verschillende vragers en vraagsters weggegaan. Maar ik beloof jo,. ilc zal weer eens gauw een lijstje maken van hetgeen ik op het oogenblik nog in voorraad heb Misschien is daar nog iets bij, dat jelui kunnen gebruiken. Nu nog iets over die wedstrijd, waarover enkelen van jelui me schreven. Een wedstrijd, ja dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Weet je waar ik zoo bang voor ben Jelui hebben het dezen tijd natuurlijk allemaal druk voor school. Dat is altijd zoo in dezen tijd van het jaar. En nis ik nu met een wedstrijd kwam, dan zou het wel eens kunnen gebeuren, dot enkelo nichtjes of neefjes, die zoo erg graag een prijs willen hebben hun schoolwerk in den steek zouden laten om aan den wed strijd te werken. En dat mag natuurlijk vol strekt niet. Eerst schoolwerk; dan pleziertjes. En als je zoo druk in het werk zit, kan er van een wedstrijd niets komen want charaan moe ten we toch zonder uitzondering allemaal mee doen, wat voor wedstrijd het ook is. Daarom vind ik hot eigenlijk maar beter hiermee nog even te wachten. Maar je kunt er in ieder ge val verzekerd van zijn dtft hij komt. En als je lui een aardig idee weet voor een wedstrijd, natuurlijk liefst iets nieuws en origineels, dan schrijf je het me maar. Ik wcnsch jelui nu om te eindigen oen paar prettige Pinksterdagen cn zal nu eerst laten volgen de RAADSELS Oplossingen van de vorige keer. De oplossingen van de vorige raadsels wa len 1. „K a m p i o c n" met do woorden Kam cn Pioen II „Orongoetang" met o, arm; braam, maanden, boomgaard, órarigoet.-.ng, centenbak mosterd, kraam, Ans, g. De prijswinnaar Edel w eis z kan Dinsdag zijn prijs non ons bureau in ontvangst nemen K NIEUWE RAADSELS I Wie ben ik Ik bon 'een statige langs man. En heb een mooi wit jas an. Maar ols men mij gaat aanstoken Den is mijn leven gauw verstreken II X 'v X X X X x x X V X Op de kruisjes]ijn van boven naar beneden gr Wen komt don naam van een struik, die nu gaat bloeien. Op de Tsto rij iets waarmee men kan binden Op de 2de rij groeit in weilanden. Op de 3de rij een lichaamsdeel. Op do 4de rij groeit in het bosch. Op dc 5de rij maken de vogels. Op de 6de rij is een jammerlijk gebick. Op de 7de rij gebruikt men in de keuken. Op c\e 8ste rij woont naast ons. Op de 9de rij vindt men achter bijna iedei huis Op de TOdc rij kan men op zitten (Ingcz. door Erisiaantjc). VOOR ZIJN KLEINE MEISJE OORSPRONKELIJKE PINKSTER VERTELLING. Vóórdat ik met zijn vertelling begin, wil ik jullie even uitleggen, wat een „Pinkster man is: In sommige Duitsche, dicht bij de grens van den Elzas gelegen dorpen, bestaat het heel onaardige Pinkstergebruik, d8t op Pinkster-Maandag door de opgeschoten dorpsjongens, allen te paard, den „Pinkster- man" wordt gezocht en natuurlijk óók ge vonden, want reeds lang van te voren is door "hen een „Pinksterman" gekozen. Aangekleed als een nar. in een rood, met slakkenhuisjes versierd pak, en staande op een boerenkar, die wordt voortgetrokken door een paar ezeltjes, wordt op Pinkster. Maandag, de „Pinksterman" het dorp rond gevoerd, om, bespot door gtoot en klein, ten slotte naar een troebel beekje te wor den gedragen en daarin eenige malen on dergedompeld te worden. Bemodderd en nat, als hij is, zet men hem daarna weer pp de kar en zoo gaal de tocht weer door het dorp, naar een door het lot aangewezen boerderij, waar dan „de Pinksterman", be halve een droog pak en geld, ook een goed, stevig maal krijgt. Vaak bieden zich daar om mannen, die reeds eerder „Pinkster man" geweest zijn, telkens weer aan. 't Zijn zij, die de vernedering van net baantje niet voelen. Doch zij, die door bittere armoede ftr toe worden gedreven, gaan onder de vernedering van „Pinksterman" te moeten zijn, bepaald gebukt. En van zulk een man vertelt dit verhaaltje. Met gebogen hoofd en den rug gekromd, alsof hij een oude man was, liep dag aan dag Hans Stork, de schaapherder van boer Claus, met de kudde over de heuvels en de heide. Doch nooit waren zijn gedachten bij de schapen, altijd waren die bi! zijn vrouw, die kort geleden gestorven was, of bij Trude, zijn dochtertje, dat hii aan de zor gen van een buurvrouw, even arm als hij zelf, had toevertrouwd. Trude, het aardige, zes-jarige meisje, geleek op haar gestorven moeder, en zelfs al was ze heel armoedig gekleed, dan was ze toch het liefste kind uit het dorp. Telkens als Trude haar vader zag, vertelde zij hem, dat de vriendinnetjes, die altijd beter gekleed waren dan zij, haar uitlachten, omdat ze een versleten jurk droeg, en zelfs als 't Zondag was, op klompjes liep. En toen het bijna Pinksteren was en zij weer huilende klaagde, dat zij, als ze geen nieuw jurkje en leeren schoentjes kreeg, niet met de andere kin deren naar de Pinksterweide durfde gaan, had vader gezegd: „Niet huilen, liefje; vader zal een mooi jurkje en witte kousjes en leeren schoentjes voor je koopen, hoor! Je zult een echt Pinksterbloempje worden, en prettig met de anderen spelen op de PinksterweideZoo had Hans Stork een paar weken vóór Pinksteren tot Trude ge sproken, en om alles t© kunnen koopen, v/at hij haar had beloofd, wilde hij aan boer Claus wat voorschot op zijn loon vragen. Natuurlijk zou de boer hem dit wel geven, dacht hij. Doch juist op dit oogenblik dacht ook de boer aan hem. „Hans, de scheper, is lui cn onverschillig geworden," sprak hij tot zijn oudsten zoon, die hem kwam vertellen, dat twee schapen kreupel liepen: „hii let niet meer op de dieren, 't Is alsof hij suf is Neen, we zullen een anderen scheper moe ten nemen, jongen Drie dagen na dit gesprek was 't Zater dag; Hans, de scheper, kreeg zijn week loon, en nog vóórdat hij om wat voorschot kon vragen, werd hem de dienst opgezegd. Met Hemelvaartsdag kon hij heengaan ,,'t Is best, boer," sprak toen Hans, die niet liet blijken, hoe bedroefd hij was. En zijn grootste droefheid voelde hij pas bij zijn thuiskomst, toen hij Trude zag, die was gekomen om hem te vertellen, dat zij zoo heel graag een wit jurkje met roode bloempjes wilde hebben. „Liesje van den smid krijgt er ook zoo een," zei ze. De scheper zei hierop niets, telde alleen het weekloon na en rekende uit, wat hij daarvan moest betalen. „Als de bakker en 't kostgeld aan buurvrouw is betaald, schiet er niet zoo heel veel meer over.mom pelde hij. Even keek hij naar Trude en. toen kwamen zijn oogen vol tranen. Trude keek vader aan en nauwelijks zag ze het droeve in zijn oogen, of ze sloeg haar armpjes om zijn hals en sprak: „U huilt zeker weer, omdat moedertje nu niet meer bij ons is Maar die is toch in den Hemel en speelt met de Engeltjes En toen, als om vader weer vroolijk te maken, si\apte zij voort: „O, en ik heb zulke mooie schoentjes gezien bij den schoenmaker Met zijn oogen vol tranen keek de sche per naar Trude's versleten kleeren. „Neen, zoo mocht zij met Pinksteren niet loopen,' dacht hij. ,,'t Kind moet een heerlijke Pink steren hebben?" Den volgenden morgen, reeds heel vroeg ging de scheper op weg, om werk te zoe ken. 't Was Zondag en hij trof dus alle boeren thuis. Hij liep alie dorpen in den omtrek af, doch 't was overal, waar hij kwam: „We hebben vóór den hooitijd geen hulp noodig. Kom tegen dien tijd nog maai eens terug, hoor Deze telkens herhaalde woorden maakten Hans radeloos van droefheid. Hooitijd was 't nog lang niet, en Pinksteren was zoo r.a hij! En wat zal Trude bedroefd zijn! Nog radeloozer maakte hem de gedachte, dot hij de beloften, aan 't kind gedaan, niet zou kunnen houden. Deze gedachten dreven hem nog dienzelfden dag, en wel dien avond, terug naar boer Claus. Hij, Hans Stork, wilde den boer smeeken, hem terug te nemen, ter wille van zijn lief. klein meisje. Als met looden schoenen liep hij naar de boerderij en toen hij vóór de groote deur stond en had aangeklopt, trilde hij op zijn beenen, want van achter de ge sloten deur vroeg een barsche stem: „Wie is daar nog zoo laat in den avond „Ik, Hans, de scheper," antwoordde hij met bevende stem. „Wat heb jij hier nog te zoeken werd nu nog barscher gevraagd. ..Je werk is hiei toch afgeloopen, nietwaar „Ach, baas, neemt u mij toch weer terug," smeekte Hans. „Ik kan nergens werk vinden „Daar kan ik toch niels aan doen bromde weer de stem van den boer. „Kom, go naar huis en zoek morgen maar weck in den omtrek; 't is bijna nacht Hans vroeg niets meer. Nog radeloozer dan hij gekomen was ging hij heen. En toer» hij thuis kwam, werd hij nog ellendiger. Rusteloos liep hij toen het armoedige ver trek op en neer, al maar peinzende over Trude, die hij nu met Pinksteren geen nieuw jurkje en geen schoentjes zou kun nen geven. En zoo weer aan Pinksteren denkende, kwam hem op eens „de Pinkster man" in de gedachte. Zou hij zich déérvoor aanbRóden? Voor dit zoo vernederende narrcnspel, waarvoor men altijd bedelaars en gekken nam Natuurlijk zou men hom óók bespotten, als hij daar stond in een rood narrenpakEn als daarna eens het lot hem naar de hoeve van boer Claus voerde? Als hij. Hans Stork, cioar bemod derd en druipnat zou aankomen Dit zou toch wel de allergrootste vernedering voor hem zijn Neen, geen „Pinkslerman" wil de hij worden Maar Trude kon toch niet in haar ver sleten jurkje en op gebarsten klompjes loe pen, en dat op PinksterenEn zoo héél veel geld krijgt een „Pinksteiman"Zou hij zich toch maaraanbieden En als hij zich dan bij de jongens van Grupe ging aanmelden, zeggen, dat hij „Pink sterman" wilde zijn, en dan vroeg om eenig voorscholZou hij zich zóó diep vernederen Maar 't was toch voor rijn lief kind, voor Trude Zoo- docht Hans Stork nog, toen de nieuwe dag was aangebroken. Toen was zijn besluit genomen, en nog vóórdat dc zon opkwam, was hij reeds op weg naar de jongens van Grupe. die altijd voor ee;. „Pinksterman" zorgden, cn voor t rqode pak en de kar. Bevende van schaamte kwam hij bij hot huis; bevende van smart ver liet hij di( weer. Doch in zijn zak rammelde het geld, waarvoor hij het jurkje en 'de schoentjes voor Trude kon koopen. Zijn kind zou op Pinksteren gelukkig zijn 't Was Pinkster-Zondag. Hans Siork keek naar zijn kleine meisje, dat'er nog lievei dan anders uitzag in haar wit jurkje 'net roode bloempjes. En hoewel hij dacht aan de groote vernedering, die hem den vol genden dag wachtte, genoot hij toch van de vreugde, die uit Trude's blauwe oogjes hem tegenstraalde. Wat gel het, dot hii morgen bespot zou worden cloor iedereen, nu hij zijn kind zoo gelukkig had gemaakt Rustig, zooals gewoonlijk in 't stille dorp. ging dc eerste Pinksterdag voorbij. Doch niet vóór Hans Stork, die heel dien dag met .schaamte docht aan de ontzettende vernedering, die hem den volgenden dag wachtte. En wat zou Trude wel zeggen, als zij haar vader in het roode narrenkleed zag en bespot door groot en klein Diezelfde gedachten had Hans ook op Pinkster-Maandag, toen het kleine meisje al heel vroeg bij hem kwam, om te :rtel- len, dat zij straks met de andere dorpskin deren zou gaan spelen en bloemen plukken op de Pinksterwei. „Komt u ook eens kij ken, vader?" vroeg ze. „En gaan we clan vanmiddag samen kijken, els die gekke „Pinksterman" voorbij komt Hans Stork rilde bij deze woorden. Hij zou toch zelf die „gekke Pinksterman" zijn. Ach, alle bespotting en vernedering wilde hij vandaag ondergaan, als zijn eigen lief kind hem toch maar niet zag, als hij, ge kleed als een nar, op de kar door het dorp trokDan zou immers zijn leed nóg veel grooter zijn Vervuld van deze sombere gedachte, zat ook dien namiddag Hans Stork op den stij len landweg aan den slootkant, vlak hij het roggeveld van boer Grupe. Deze plek was hem door Johan Grupe aangewezen. Dóór, op die plek, moest dit jaar de „Pinkster- man" gevonden, gekleed en pp de kor gezet worden door de daarvoor uitgekomen dorps jongens. Aan de overzijde van het rogge veld lag het groote bouwland, dat vroeger zijn ouders toebehoorde, doch dat sinds lang in vreemde handen was overgegaan. Lechner heette de boer, wiens eigendom het nu was. „Wel vreemd, dat ik hier juist over dit bouwland moet zitten,jnompekle droef c'e arme Hans. „Ach, als vader dit toch eens wist Op eens schrikt hij op uit zijn gepeins, doordat een zware hand zich op zijn schou der legt, en een bekende stem, die hem nog meer doet schrikken, vraagt„Waar om zit jij hier zoo in gedachten, Hans Stork Nu eerst kiikt Hans op en ziet den ouden boer Lechner, die hem \ol medelij den aankijkt en daarna weer zegt: „Ze ver tellen in 't dorp, dat jij vandaag „Pinkster man" zult zijn Maar dat kan toch niet waar zijn, Hans „Ja, hoer, 't is maar al te waar I" roept de arme man als wanhopend uit. „Maar ach, denk niet te slecht over mij, boer Lechner Hij begint nu te vertellen, dat boer Claus hem wegzond, en hoe arm hij is. En als hij alles naar waarheid heeft ver teld, zegt hij met een zucht: „En t duurt nog zoo lang, vóórdat het hooitijd is. want vóór dien tijd kan niemand mij gebrui ken „Maar ik wel. Hans Stork," zegt vriende lijk de oude boer. „Ik ben juist aan 't zoe ken naar een nieuwen schaapherder. Want Eric, mijn oude scheper, kon bijna niet meer voort op zijn oude voeten. En als jij zijn plaats wilt innemen, mag cle oude stak kerd voor het pluimvee zorgen. Maor kom dan liefst zoo gauw mogelijk Ofe heb je er wat op tegen, .om op het oude gedoe van je vader „Zou ik er iets op tegen hebben, om op uw boerderij eerlijk werk te verrichten, boer Lechner vraagt Hans. „Ik, die straks het narrenpak moet aantrekken Ik, die straks ols „Pinksterman" op de kar zal staan, om door groot en klein bespot te worden En reeds ontving ik geld, als voorschot, op het vernederende, waartoe flt mij helaas moest lecnen Maar morgen, heel vroeg, ben ik op uw hoeve, en ge zult zien, hoe ik voor uw kudde zal zorgen, boer Lechner „Dat hoop ik, Hans Stork," zegt de oude boer en daarna loopt tij verder, den weg op naar het dorp. In dien tijd clacht Hans aan het onver wachte geluk, dat zoo op eens gekomen was. „Als hot gisteren.was gekomen, zou ik Vandaag hier niet zitten," mompelde hij. „Dan zóu ik geen „Pinksterman" zijn, die straksAch, door komen ze al met dc kar Maar ziet, zoodra de kar dicht bii was, zag hij iets, dat hii erg vreemd vondBo ven op de kar stond, reeds gekleed in het roode narrenpak. een half-^ekke bedelaar, die „gekke Guus"' werd ^enocrfid. ..Hi. hi, hi„" lachte juist de onwibe man. zoodra hii Hans zag, „jij krijgt nvjn mooie pak niet, hoor't Is mijn eigen mooie pak; en verle den jaar, hi, hi, hi, werd het vol modder en druipnatDat kwam dooi de sloot, hi, hi, hi, „Ja, Hans," begon nu Johan Grupe, „vader vond, dat het niets voor jou was, om „Pinksterman" te zijn. Daarom namen we Guus er maar weer voor. Hem staat Met narrenpak best. Maar jou staot de schepers mantel beter, zegt vader „En hoe moet 't dan met het geld, dat je mij als voorschol gaf, Johan vroeg Hans. „Dit kan ik nil. nog niet teruggeven. Tk kocht daarvoor kleeren voor mijn kind. 't Was alles voor kleine Trude 1" „Dat weten we. Hans," sprak Johan, „en ie behoeft ons dit kleine bedrag niet terug te geven. Vader zei, je moest het maar hóuden, als een vergoeding voor het wach ten hier aan den slootkant." „Dit wachten heeft me het geluk ge bracht," zei Hans. „Morgen word ik scheper bii boer Lechner, Johan „Daar ben ik blij om!" riepen daarop, met Johan, alle jongens, die om de ka1" stonden. „Jo, ja, ze zijn blij met den „Pinkster man", hi, hi, hi I" riep Guus. O, laten we toch gauw naar het dorp gaan; ik heb hon ger!" Even later trokken de ezeltjes de kar met den „Pinksterman" voortJuichende en schreeuwende volgden de jongmens. En ter wijl Hans Stork den joelenden troep na keek, dacht hii aan zijn Trude, en mom pelde „Mijn klein, lief meisje, zal mij nu niet als „Pinksterman" zienZe zal zich nu niet behoeven te schamen voor haar vader, den scheper van boer Lechner Zoo kwam Hans Stork als schaapherder op de boerderij, die eens zijn ouders 1 toebehoord. Doch dit hinderde hem niet; hij was nu pok niet meer lui of lnksch, en hij toonde de boer zijn groote dankbaarheid, door zijn liefde en zorgzaamheid voor de kudde. En nooit van zijn leven vergat hij, dat het boer Lechner was. die hem voor be spotting en vernedering had gespaard. Dit hoorde Hans pas veel later van Johan Grupe. ,,'t Was Lechner, die ons deed inzien, hce schandelijk het was," sprak Johan, „om een eerlijk man uit ons dorp, die reeds zóóveel verdriet had geleden door allerlei tegenspoed en daarna door den dood van zijn vrouw, zulk een vernedering aan te doen. En daarom kwamen wij met „gekker» Guus". Sinds dien tijd heeft Hans Stork nooit meer een „Pinksterman" willen zien, en ook niet meer kunnen zien, omdat een jaar later, door den nieuw-benoemden Burge meester, dit onteerend gebruik voorgoed werd afgeschaft PINKSTERBLOEM door V V. C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 't Wordt Pinksterfeest f 't Wordt Pink sterfeest 1 Komt allen nu naar buiten Ziet, hoe de bloemen groeien reeds En hoort de vogels fluiten v De Pinksterbloemen in de '.vei, Die plukken wij bij hoopen. n Ze sieren Moeders huisje op En zijn niet duur te koopen. Want Moederlief betaalt ze niet1 Je kunt het vost wel raden Een zoen. Wij keeren huiswaarts dus Met armen rijk beladen. Een Pinksterbloem zou 'k willen zijn Om Moeders huis te tooien. Een echte kan niet, maar 'k weet raad: 'k Vraag Moes een jurk met plooien. Een jurk van heel fijn, snoezig goed, Zoodat 'k een bloem zal 1 ij k e n, Een Pinksterbloem Wat zal ik don Toch met mijn jurkje prijken! Maar Moeder zegt: Neen, lieve kind, Ik houd alleen van bloemen, Die need'rig bloeien en die niet Op hare schoonheid roemen. Het jurkje maakt van jou geen bloem; Het ligt niet aan de kleeren. Of dacht je soms: d i e vogel zingt Het mooist, met schoone veeren Van binnen moet het komen, kind, Dus i n jou moet iets groeien -- Het hart moet rein zijn, vriend'lijk, .lief, Dan kun je heel mooi bloeien. Zoo'n Pinksterbloem wil 'k worden dus, Niet een in fraaie kleeren. 'k Zal vragen, of mijn Moeder mij Zoo'n bloem te zijn, wil leeren. UIT ONZE MOPPENTROMMEL. Een fatterig heer van een deftig buitenver blijf maakt vergezeld van zijn hond een voet reis cn komt op een klein boe rcngchuchtjé Blijkbaar was hij vermond van het loopen want op ecnigszins onvriendejijken toon vroeg hij nan de dorpswinkclierstei „IT bt U ook honden-cakes Jn zeker, meneer bedoel! u van die rou- cV vroeg het meisje. „Ja", luidde het stuursche antwoord, „gepf me er maai drie." Waarop de juffrouw schalks vroeg: „Wil ik /.e in een Zakje dóen, of eet u ze hier op?" CORRESPONDENTIE Kwik. Zoo, dut is al weer een prettige vooruitgang Het gaat dus alweer den goeden kunt op. Grnng, stuur die maai. Op hel oogenblik niet meer. Manr later zal ik zc wel weer krijger. E d e 1 w e i s z Neen, dat is lang geleden Toch niet ziek geweest? Dat begrijp ik, maai dat moet je maar afwachten. Zonnestraaltje. Ik hoop het ook vooi je Zoo is er niet veel oan. hebt het toch gevonden. Vond je dot geen mooie film? D u i n v fo o 11 j e. Prachtig hoor Harte lijk welkom. Schrijf me maar een heelt lang^ brief. Dat vir.d ik erg prettig. Bi ui n oog Dat vind ik ook. Waar heb je al dien lijd gezeten Ik hoop dut je woord houdt. Leuk he, die muziek steeds. Alleen kan. je riet alles krijgen wat je wilt. En je hebt 2olijk, met een eigen toestel kun dat we. Beng tri. - Natuurlijk. Hoe kw am dot zoo, dat ik je moest missen. Nu'niet meer wegioo- pen hoor. Waarom zou je ook niet overgaan Erisiaantjc. Ik heb nog ^ens nage keken, maar vorige week heb ik noch een brief, noch ïaadsels von je gekregen. Zou jf die i radsels dan nog eens willen sturen. Het is natuurlijk mogelijk, dat dae brief niet bij mij is terecht gekomen. Kampioen. Nog steeds staan cr on der de oplossing van jc raadsels twee noinen. Hoe is nu de bedoeling. Wie heeft de raad sels opgelost? Wat een feesten allemaal. En heb je die allemaal meegemaakt Cupido. Je hebt dus wel plezier gehnd. Zoo'n uitstapje is ook wel aardig. Wat zal z*> blij geweest zijn met die bloemen P o s t d u i f j e. Jn, heel jammer. Maar, het werdt wel weer beter. Met zoo'n regen is het in een groote stad niets aardig. Misschien bof je veel is het prachtig weer. 'Spin. Daar ben ik al e ns geweest. Het is er prachtig mooi M i e r. Daarmee moet je maar flink je best doen Dan zal dot best gaan Leesgraag. Jo, maar dot zal nog wel ren tijdje duren. Ma ik jc moor niet te gauw blij. Dat zal best Augustus of September wor den Neen, ik ben er heinas niet geweest.' Was het naidi0"? C 1 y v i a. Ze varen d» ze keer nog b'. moeilijk. De volgende keei heb je misschien meer succes. G o it d c n 1 e g e n. Ju, «e kunt met dit weer geen enkel plannetje maken. Knn je het ook alleen Dat zol neg wej meevallen denk ik Blondje. Dot begrijp ik Donk je wel hoor. OOM KAR EL.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7