KINDERRUBRIEK "WW ia ararfifar* ^"-~^"-fgrrïY l&s&ssErsm** De rubriek van Oom Karei Wat gaan jelui toch allemaal heerlijke reis jes maken met je schoolkameraden. De een gaat naar de Indische tentoonstelling in Arn- hem, andere gaan naar Zandvoort, weer an dere gaan naar de bosschen. Wat een heerlijke dagen zullen dat zijn, vooral als je zulk mooi weer treft als het de laatste dagen is. Eigenlijk gezegd zou ik best eens met jelui mee willen, maar dat zal toch heel slecht ga3n» denk ik. De onderwijzer of onderwijzeres zou al gauw zeggen: wat doet die vreemde meneer er bijl En dan zou je moeten zeggen wie ik was. Neen, laten we dat toch maar niet doen. Dezer dagen vond ik in een tijdschrift een aardig versje. Ik dacht i dat zal ik eens uitknipper, en bew ren voor onze neefjes en nichtjes. Misschien vinden die het ook wel leuk. Het heet ZUSJE'S NAAM Hoe zullen wij ons Zusje noemen Klonk Wimmie's vraag op zeck'ren dag. iIk vind de mooiste naam Mathilde, i Zei Moeder met een blijden lach. Grootmoeder scheen zich te bedenken En zei toen: Ik kies Magdaleen, Grootvader vond Marie het mooiste En Wimmie zelf was voor Hcleen Toen kuchte Vader, zei: Ons Kleintje Moet heeten Liesj' of Albertien. Nee, nee I riep Loes, ik vind het mooiste En liefste naampje heusch Christicn. Zij werden 't na veel overleggen Toch samen eens en Carolien Zou 't Zusje heeten. Dat vond ieder Een mooien naam. Na 'n dag of tien. Kwam Zus.Als z' in haar wiegje lachte, Zei Moeder altijd Kleine Poes, En Vader, spelend met de kleuter. Zei heel verrukt: Och, wat een Snocsl Grootmoeder noemde 't kleine hoopje In 't wiegje: Allerliefste Pop. Grootvader zeiHet is een dikkerd^ Ik zeg dus voortaanOpa's Prop. En Loes zei tegen 't nieuwe Zusje, Als 't lief en zoet was: Wat een Schat! Maar Wim vond, als het aan zijn haar trok Wat is het toch een kleine Kat Zus had dus wel een massa namen. Maar geen daarvan was Carolien. Ik denk, als z' éénmaal groot zal wezch, Dan luistert zij naar dien misschien. RAADSELS. T Oplossingen van de vorige week. Dc oplossingen ven dc vorige raadsels waren: I. „Beter hard geblazen, dan clen mond ge brand" met dé woorden Dora, bed, zalm,'bad, degen, tand, regen, zon, haard. LI „Zooals dc ouden zongen, piepen de joni gen" met de woorden oog, zien, poes, nap, zee, zoon, nul, dans, goed, Deen. Deze week is de prijs gewonnen door Bal- semientje. De gelukkige prijswinnaar kan den prijs a.s. Maandag aan ons bureau in ont vangst komen nemen. NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel is een oude poort in Amers foort.' Dc voorste letters vormen het woord. X o o w het Ie smaakt lekker op brood. X i o bet 2e is goed voor de tanden. X het 3e is oen jongensnaam X s o het 4e kan men in wandelen. X 5 e het 5c is een dier. X het 6e is een meisjesnaam. X het 7e is een gewicht. X ,het 8c is een oud familielid. .X i het 9e is niet dicht.1 X Let 10c zit in elk huis. X het Ho zit aan de voet II.Mijn geheel is een bloem die men kon lezen op dc zigzagkruisjes. X het 1ste is niet gezond. e x 2de is een bloem die lclt- X ker ruikt. X 3cle is ecn meisjesnaam. X 4de is een hemellichaam. X -^de is een drank. X 6de is bet tegcnovergc- X stelde vloed. X 7de is niet vroeg. X 8ste is een vrucht die men moet kraken. 9de is een worm. s,; l 10de smaakt lekker in koffie. Langoor en Zijn Vliegmachine door C. E. DE LILLE HOGERWAARRD. De Booze Reus EEN SPROOKJE. Ontelbare eeuwen geleden woonde er in een groot woud -een booze reus, die de schrik van heel den omtrek was. Fluiste rend sprak men dan ook zijn naam uit> want allen beelden voor den rnan, die zijn kracht en macht op zulk een slechte manier gebruikte door te rooven en ie plunderen. Hij roofde zelfs het vee der boeren en be schouwde het ooft en het graan der land bouwers als iets. dat hem toekwam. En ook de kooplieden, die het waagden bij avond door het bosch te gaan, moesten hun koopwaren aan hem afstaan. Doch er kwam een tijd, dat dit rooven en plunderen de lieden uit de streek begon te vervelen. Ze besloten daarom het woud in brand te steken en op deze manier den reus daar uit te verdrijven. En zoo gebeur de het ook. Doch nauwelijks sloegen aan alle kanten de vlammen uit het droge kreu pelhout, of men hoorde een luid en hoonend gelach, 't Kwam van den kant, waar een hooge berg lag, en zoodra de lieden naar dezen berg keken, zagen zij, dat op den Langoor heeft een vliegmachien, Wil die zelf besturen. Waarom zou ik, denkt vriend Haas, Daar een man voor huren 't Is zoo moeilijk niet, ik zal 't Immers ook wel leeren. Zag ik laatst niet neef Konijn Deftig zelf chauffeeren Ik zeg: vliegen is geen kunst. 'k Wil de zon bereiken Wat zal die van mijn bezoek Vreemd toch staan te kijken 't Haasje vliegt, maar 't arme dier Kon niet hooger komen. Vliegen is geen kunstO nee, Zoo lijkt 't in zijn d r o o m e n. rt Zonnetje lacht Langoor uit En zegt: Och, dom haasje, Tot mij vlieg je zeker niet; Blijf beneden, baasje f Vliegen is niet ieders werk "v Wil je t e hoog stijgen, Denk er aan, je kunt dan licht Ongelukken krijgen! Langoor luistert naar dien raad En zegt tot zijn vrouwtje Grauwvel, blijf beneden maar; 't Vliegen heusch berouwt je. Goed f zegt Grauwvel, 't is ook waar: Boven zijn geen knollen, Die zijn op den grond, vlak bij Onze mooie hollen. Langoor blijft nu bij zijn vrouw En zegt heel tevreden Nou, die knollen smaken best. k Blijf voortaan beneden. En verkoop mijn vliegmachien; Ieder kan haar krijgen. Nooit zal *t zonnetje mij weer In de lucht zien stijgen I bergtop een soort burcht was gebouwd van rotsblokken en boomstammen. De booze reus had zelf de zware rotsblokken vanuit het dal naar dezen berg gedragen en ook de boomen omgehakt, en geen rust had hij zich gegund, vóórdat het bouwwerk gereed was, want reeds lang van te voren scheen hij van het plan, om het bosch uit te bran den, op de hoogte gesteld te zijn. Vandaar dan ook zijn spottend lachen, 't Was alsof hij wilde zeggen: „Ik tart jullie allen uit, om mijn sterken burcht te verwoestenGeen kruit, geen vuur, zelfs geen orkaan kan dit bouwwerk vernietigen. Hier ben ik miin leven lang veilig en eeuwig zal deze burcht blijven bestaan." En het was waar, het verblijf van den boozen reus scheen onverwoestbaar I En hij, de booze man, ging voort met kwaad doen. Op een dag, toen hij den berg was afgedaald, om bij een der boeren een koe te stelen, zag hij in het dal, bijna aan den voet van den berg, een klein meisje bezig met het planten van een heel jong boompje. „Wat doe jij hier? Wat voer jij hier uit?" bulderde hij haar boos toe. En 't meisje, dat ook al over den boozen reus had hoo- ren vertellen, antwoordde met bevende stem: „Ach, goede heer, doe mij toch geen kwaad; ik plant hier alleen dit kleine boompje, omdat dit eens een groote eik zal kunnen worden „Je zult dan nog lang moeten wachten," lachte de reus. Nog lachende over de dom heid van het meisje, liep hij toen verder. Zoo kwam hij bij en steengroeve en juist hoorde hij één der steenhouwers zingen: „Geen macht zoo groot als God's macht, Zij doet zelfs rotsen bezwijken, Hoe trotsch ze ook mogen prijken „Doch de berg, waarop ik mijn burcht heb gebouwd, zal nimmer bezwijken snoefde de booze man. „Ja, zelfs mijn burcht is onverwoestbaar „Dat denk je maar," sprak op -ens een fijn stemmetje. „De naani van hem, die den burcht bouwde, zal langer bestaan dan het bouwwerk zelf. Geen macht is zoo groot als Gods macht l" „Wat een onzin," bromde de reus en hij keek naar olie kanten uit om te zien, wie het kon zijn, die zoo sprak. „Ik zal hem mijn groote macht toonen, door hem met één vuistslag te doodenDoch hij zag geen sterveling in zijn nabijheid. Daarom dacht hij, dat de woorden, die hij had ge hoord, slechts in zijn verbeelding beston den en zoo ging hij weer lachende verder. En nog lachte hij, toen de lucht betrok en een hevige donderbui losbrak, juist boven den burcht. Daar trof op eens de bliksem het trotsch e gebouw, en daarna was het, alsof heel de berg sidderde, en toen stortte met don derend geweld de sterke burcht in puin I Doch de berg stond daar nog, hoog en machtig, alsof hij niet te vernietigen was. En toch gebeurde dit vele, vele jaren, toen uit het kleine boompje, dat eens het meisje tegen den berg had geplant, een forsche eik was gegroeid. Deze eik stond daar, met nog vele andere eiken, wier wortels zich steeds verder in den berg boorden. Veel kloven en scheuren had ook de berg in al die jaren gekregen, en in die kloven lagen nog eenige grauwe, verbrok kelde steenen. 't Wc n de eenige over blijfselen van den eens zoo sterken burcht. En op die steenen ziet nu de oude eik neer, en hij schudt zijn breede kruin, omdat er van den burcht niets overbleef. En wat eens het geheimzinnige stemmetje tot den boozen reus sprak, werd waarheidDe naam van hem, die den burcht bouwde, bleef eeuwig bestaan." Men heeft den boozen reus, die eens het land zoo onveilig maakte, nooit kunnen vergeten I De ouders spraken over hem met hun kinderen en kleinkinderen, en dit ging zoo voort van geslacht op geslacht. En daarom zeggen ook nu nog de bewoners uit die streek: „God's macht deed, wat men- schenhanden nimmer hadden kunnen vol brengen Zijn oneindig-groote macht ver nietigde in één oogenblik den onverwoest- baren burcht van den boozen reus TANTE JOH. Het nieuwe broertje Zusje ga eens mee naar boven I Stloop op de trap heel zacht, De ooievaar die heeft vanmorgen. Een klein Broertje je gebracht. Zusje kijkt heel erg verwonderd, En zet gfoote oogen op, „Is 't een heel klein broertje Vader Zoo klein zoo klein, wel als m'n pop „Stil nu zusje, zachtjes loopen I „Dan mag jij klein broertje zien. „Stil nu zusje, rustig wezen, „'tNieuwe Broertje slaapt misschien!" Op haar teentjes loopt klein zusje, De kamer in aan vader's hand. En haar blauwe oogen kijken. Naar de wieg van witte kant. Vader tilt haar op, schuift zachtjes, Het gordijntje nu terzij. Zusje rekt en strekt haar halsje. En haar oogen kijken blij. „Vader, is dat nou klein Broertje? „O, wat is hij klein en teer I" En ze liefkoost 't kleine broertje, Buigt zich over 't wiegje neer. En ze kust z'n kleine hoofdje. En z'n haartjes blond en zacht. „Vader, moet ik niet bedanken, „De ooievaar die Broertje bracht Ga maar naar den tuin zegt Vader, Vanmorgen kwam hij daar vandaan. Ga maar gauw eens kijken zusje. Broertje moet nu slapen gaan. Zusje loopt nu hard naar buiten. Vader, kijk, daar vliegt hij, daar I En ze roept heel hard naar boven „Dank u, lieve ooievaar Jeanne Houtzager in O. E. T. VAN ALLES WAT SPELLETJE VOOR MEISJES. Op de Markt. Alle medespeelsleis op één na die marktbezoekster is stellen een koop vrouw voor. De ééne verkoopt kersen, de andere koek, een derde eieren, een vierde para. plu's. Zij hebben ieder een plaats inge nomen en zoodra er ééne geroepen wordt, moet zij haar waar aanbieden. De marktbezoekster zegt dan, wat zij heb ben wil en krijgt tot antwoord: „Dat heb ik niet, ga naar Het volgende voorbeeld dient om het hierboven vermelde duidelijk te maken. De marktbezoekster roept: „Appelvrouw En de appelvrouw zegt nu op zingenden toon: „Koopt appelen, zoele en zure I" De koopster vraagt vervolgens: „Heb je ook peren Daarop antwoordt de appelvrouw: „Neen, ga naar de melkvrouw I" De melkvrouw, die haar naam heeft hoo- ren noemen, roept nu: „Melk I Melk is gezond voor elk l" De appelvrouw vraagt haar nu „Heb je ook eieren „Neen, ga naar de paraplu-verkoopster." Deze roept: „Paraplu's te koop'k Heb 'r een heele hoop Nu vraagt de melkvrouw aan de paraplu- verkoopster: „Heb je ook parasols?" De aangesprokene antwoordt: „Neen, ga naar de kersenkoopvrouw." De kersenkoopvrouw zingt: „Koopt kersen, rijp en rond! Twee dubbeltjes het pond I" De paraplu-verkoopster vraagt haar „Heb je ook aardbeien?" „Neen, ga naar de bloemenverkoopster I" Terwijl deze haar naam hoort, zingt zij: „Rozen, mooie rozen De kersenkoopvrouw vraagt haar: „Heb je ook anjelieren Zij antwoordt: „Neen, ga naar de vischvrouw." Zoo gaat dit spelletje door. Hoe meei meisjes er aan deelnemen, hoe aardiger het is. Iedere verkoopster, die niet dadelijk haar waar aanbiedt, zoodra haar naam genoemd wordt, moet een pand geven en iedere vraagster, die een verkeerd voorwerp ver langt, b.v. visch van de fruitvrouw of eieren van de paraplu-verkoopster, wordt lot de zelfde straf veroordeeld. CORRESPONDENTIE Goudvisch. Natuurlijk mag dat. Har* telijk welkom hoor f Ik hoop, dat je me iedeTO week een flinke brief stuurt. Blondje. Wat een heerlijkheid. Hoeveel heb je er wel op Dat zal niet weinig zijn, denk ik. Nog alweer zoo'n mooie uitgaansdag, 't Is to hopen dat je mooi weer hebt Dan is het heern lijk aan zee. Doornroosje Wel gefeliciteerd hoorï 't Is wel wat laat, muar ik wist het niet eerder. Anders had ik dat de vorige week wel bij voorbaat gedaan. Vindt je dat niet fijn. Wat zal je don ecn massa nieuws leeren. B a 1 s e m i e n t j e. Neen, niet zoo heel erg. Tenminste, dat vind ik zelf zoo Wat noem jij oud I Ja zoo zijn er wel meer, die dnt groag willen, maar dat zal toch niet zoo gemakkelijk gaan. Heb maar geduld Klein D u i p j e. Dnt kon ik begrijpen. Zelf ben ik ook meerdere malen in die omgeving geweest. Het is er heel mooi. En alles bij el kaar, bosch en zee en duinen en strand. Er is dus genoeg plezier te maken. Jo verhaaltje is heel aardig. Ik zal het nog even bewaren, maar het komt tóch denk ik wel, in de krant V i o 1 i e r t j Gewoonlijk is het nog el frisch op het water Maar als de zon lekker schijnt, is het ér heerlijk, dat zal je zelf ook wel ondervinden. Cos me er. Natuurlijk. Waarom zou dat niet gebeuren Schrijf je me nog even, hoe het is afgeloopen. En naar welke klas ga je dan Rika R. Er stond geen schuilnaam onder je briefje. Dus zal ik je maar zoo beantwoor den. Zoo, en wie zegt dat wel, dat je dat bent? Ben je daar heelerg zeker van Bobbie. Wensch hem maar geluk van mij. Het is prachtig hoor. cn wat gaat hij nu doen? Cupido. Neen, dnt niet. Maar er stond ook nog" iets anders bij. Gelukkig ben ik dat alweer vergeten, maar 't was niet erg mooi, dat herinner ik me nok heel goed. Dank je wel voor je raadsels. Kampioen. Ja, dat wist ik wel. Dat is ook het allerbeste. Heb je zelf ook nog wat gej maakt voor die tentoonstelling E d e 1 w e i s z. Ik wou, dat ik die eens zien kon. Wat is het er voor één. Zeker wel een heel mooie, die je alleen 's Zondags mag heb ben I Knopje. Hartelijk welkom hoor! Wil je zusje ook meedoen Dut mag natuurlijk evet\ goed. Vraag het haar maar eens. Trisioontje. Je schiet dus al aardig op. Jawel, muar daar was geen plaats meer voor. Ook dit nu "nog'niet. Maar dan wepAveer. Dan zal je hot wel zien. Een herinner mii er in je volgende brief nog even aan f W i t b o 1. Zeker, met genoegen hocrr. Je -bent niets minder welkom als Iedereen. Mis schien gaat het nu wel weer beter. Wildzang'. Hé, ben je daar ook weer. Wat is dat. lang geleden. Nu niet meer zoolang' wegblijven hoorDat eersteraadsel van dat visitekaartje moet je mc nog eens duidelijk uitleggen. Dat beroep ken ik niet. Wot bedoel je daarmee K w i k. Zoo, gelukkig dat nu alles weer in orde is. Kan jij- zoo mooi schilderen, dat wist ik niet. Wie. weet wat voor een groot kunste naar jij nog eens wordt Duizendschoon tje. ?K zal het eens goed doorlezen. Even heb lk het doorgekeken, maar het lijkt me heel aardig. Je zult het dan ook wel gauw in de krant zien. Hartelijk dank voor de bonnen. Robbedoek. Wat bedoel je daarmee, dat je het nog niet heelemaal gemaakt hebt. Is dit het eerste deel en komt er nog een ver volg aan Of is het nu af. Hoor ik dat nog even van je Lenteklokje. Wat jammer, maar ge lukkig is zoo'n pijp niet erg duur. Misschien mag je voor vader of moeder wel ecn nieuwe koopen. N a r c i s. Wat zal je dan genieten, voor al als je nog nooit zooiets hebt gezien Ik hoor er zeker nog wel iets van, is 't niet? Schrijf er maar eens een mooi verha.nl over voor de krant. Dank je wel voor de ingezonden taad- sels, die uitstekend te pas komen Snater. Het komt in de krant hoor, zoodia het aan de beurt is. Het is heel goed. OOM KAREL. ALS HET STORMT 't Is niet leuk aan de zee, als het vreeselijk stormt, en het zand van het duin heele stuifwolken vormt, en je vecht met den wind en je hoed raak je kwijt neen, dan zucht je wel eens: was 'k maar thuis, lieve tijd I Toch is 't goed aan de zee, zelfs ook dan als het stormt, daar de wind, 'k weet het vast flinke kinderen vormt, die er pal staan en zijn heusch niet bang voor geweld ook niet zuchten, wel neen, maar behouden het veld HERMANN A* V

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7