KINDERRUBRIEK
EEN OCHTEND VOL VERRASSINGEN
VOOR DE KLEINTJES
DIE STOUTE ZUS!
De Rubriek van Oom Karei.
Wat heb ik deze weok weer weinig brieven
gekregen I Dat komt zeker nog allemaal van
de vacantie. Maar nu is het weer uit met de
vecantiepret en moet je weer naar school,.
Nu, dat is eigenlijk ook wel weer prettig.
Want stel je eens voor dat het altijd vacan-
tie was. Ik denk dat dat je ook heel gauw zou
gaan vervelen. Daarom, het is wel weer heel
goed, dat er nan alle pret ook weer eens een
tijd van werken volgt. Maar nu reken ik cr
ook op, dot ik de volgende keer weer van je
lui allemaal een brief krijg. Want de corres-
pondentie-afdeeling in onze krant moet min
stens weer een heele kolom worden, evenals
dat vóór de vacantia het geval was. En als
jelui me allemaal een brief sturen, die ik kan
beantwoorden, dan kan dat ook best.
De vorige week schreef ik jelui al iets over
een wedstrijd, die wc weer gaan houden over
een paar weken. Ik vroeg jelui, wat voor wed
strijd of je wel het liefst zou willen hebben.
Enkele neefjes en nichtjes hebben me daarop
geantwoord. En daaruit heb ik kunnen opma
ken, dat tot nog toe de meeste stemmen zijn
uitgebracht op een opstellen-wedstrijd. Maar
zooals ik al zei, er zijn deze week niet veel
brieven binnen gekomen, dus nog lang niet
alle neefjes en nichtjes hebben hun stem uit
gebracht. Er kan dus nog wel verandering
komen. Maar zooals het nu staat, heeft een
opstellenwedstrijd de eerste plaats gekregen.
Denken jelui, die hierover nog niet schreven,
er vooral aan om mij dat komende week nog
ever. te vertellen Verder heb ik gemerkt, dat
deze keer de raadsels misschien wat te moei
lijk geweest zijn. Dat kan natuurlijk wel eens
een enkele maal gebeuren. Maar deze keer zijn
ze weer veel gemakkelijker. Dat zullen jelui
zelf nu bij het oplossen wel zien. Daartegen
over staat, dat de raadsels natuurlijk elke
week niet even gemakkelijk kunnen rijn.
Want dan zou de aardigheid er ook heel gauw
af zijn. En het is wel eens goed flink tc moe
ten broeien op een raadsel. Maar deze weck
zullen jelui er wel niet veel last mee hebben
want ze zijn eigenlijk wel wat al te gemakke
lijk. Ik krijg dus vast en zeker van jelui alle
maal deze week een briefje, is het niet
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige, week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. Tram, fret, toorts, staf, stam. feest, moe
ras. stoof, roest.
II. Wolfhezen met W., vos, Delft, Delf
zijl, Wolfhezen, Emmerik, ruzie, lei. n.
De prijs is dit keer gewonnen door Nar
cis cn kan a.s. Maandag aan ons bureau
worden afgehaald.
NIEUWE RAADSELS.
T. Het geheel is een spreekwoord van 35 let
ters en 7 woorden.
9, 24, 30, 31 is een meisjesnaam,
een 1, 2, 18 is een slaapkamermeubl.
een 15, 7, 13, 23 is een visch.
een 12, 14, 33 krijgen wij eiken Zaterdag
avond.
een 26, 11, 10, 4, 25 is een schcrmwopcn
een 3, 19, 20, 21 zit in een mond
als het 5, 16, 27, 28, 17, 3 ziet men meestal
geen 15, 24, 32.
met een 6, 7, 31, 8, 9 wordt een kamer ver
warmd.
II. Het geheel is een spreekwoord van 33
letters en 7 woorden,
een 2, 3, 17 heeft iedereen in zijn hoofd;
Wij kunnen er mede 14, 21, 12, 19;
een 20, 9, 22, 6 is een slank huisdier;
een 4, 4, 23 is een grappig beest
de 1, 8, 12 kan men heel goed op dc pier
te Scheveningen zien;
een 14, 15, 29, 16 hebben veel vaders
13, 10, 5 is niets
een 11, 4, 25, 6 doet men op een bal.
30, 18, 8 is een ontkenning;
31, 9, 18, 7 is niet slecht;
een 26, 32, 27, 33 is een bewoner van een
koninkrijk in het Noorden van Europa.
MIJN KLEINE BIGGETJE.
Mijn klein biggetje was een ongehoorzaam
biggetje Als hij zoet braaf biggetje geweest
was, dan wes hij niet in een groote moeilijk
heid geiaakt. Maar als iemand ongehoorzaam
wil zijn, moet hij ook de straf er voor dragen,
dat ondervond ons biggetje ook Zijn moeder
had hem gezegd dat hij bij haar in het hok
moest blijven, en braaf moest ziin en niet
mocht wegloopen. Want. zei ze, biggetjes die
ongehoorzaam zijn, brengen zich zelf in groo
te narigheid." Maar mijn biggetje docht, dat
hij het beter wist, dan zijn moeder. En terwijl
zijn moeder druk met iets bezig was sloop hij
stilletjes uit het hok en onder de haag door
op het groote erf achter het huis. Daar zag
hij «en gToote hoop appels liggen. „Aha 1
dacht hij, nu ga ik mij eens te goed door. aan
die lekkere appeltjes 1 Er zijn hier geen hon
gerige varkens, om ze op te eten, cn mij weg
te jagen. Ze zijn allemaal voor mij f En ik
ben dol op appelen I"
Maar juist toen hij naar een appel hopte,
schoot er een groote zwarte hond op hem af,
gaf een knauw in zijn oor, en joeg hem het
erf of. Wat was mijn biggetje verschrikt 1 Hij
kroop zoo gauw hij kon weer onder de haag
door en kwam knorrend van angst cn pijn
weer bij zijn moeder terug, die hem nog eens
danig beknorde. Na dien dag was het biggetje
nooit meer ongehoorzaam.
De geheele familie de Groot zat aan de
koffietafel, want 't was Zondag en allen
waren dien dag thuis, 't Was een vroolijk
troepje van zes reeds groote kinderen,
waarvan Erna, een aardig, blond meisje
van bijna twaalf jaar, de jongst* was.
Vandaag echter scheen Erna, die ge
woonlijk alles nog al luchtigjes opnam, in
ernstige gedachten verdiept te zijn; ze had
ten minste een kwartier long niets gezegd
en al maar peinzend naar haar boterham
men op haar bord zitten staren, totdat ein
delijk moeder haar lachende vroeg: „Waar
denk jij vandaag zoo diep over na, kind
je „Over iets, wat ik erg vreemd vind f n
heelemaal niet zooals 't hoort, moeder,"
was het antwoord.
„Kom er maar mee voor den dag, zus!"
riep Piet, Erna's oudste broer lachend.
„Je behoeft me heelemaal niet uit te
lachen, noor," zei Erna eenigszins belee-
digd. „Want vreemd en onbillijk vind ik
het, dat als je iets gaat doen, dat je zelf
erg prettig vindt, je dan allerlei moois
krijgt; terwijl je, als je iets moet doen.
wat je allesbehalve prettig vindt, niets
krijgt
„Wat bedoel je toch, Erry?" vroeg vader.
„Wel", legde Erna hem uit, „als je op
reis gaat, geeft iedereen je wat moois of
wat lekkers mee; ben je geslaagd voor je
eind-examen, dan krijg je óók allerlei ge
schenken. En wat kreeg Mies al niet, toen
ze met Johan verloofd was Maar als je
ergens heen moet, waar je eigenlijk het
land aan hebt, dan krijg je geen steek...."
„Moet jij dan soms ergens heen, waar je
het land aan hebt, zusje?" vroeg Mies,
Erna's oudste zuster.
„Nou, dat weet jij ook wel," pruilde
Erna. „Moet ik dan na de vacantie niet
naar school? En over een week is 't ol
weer zoo laat f Ach, ach, wat een ellendef"
Erna had dit op zulk een groppigen toon
gezegd, dat allen het uitproesten van 't
lachen.
Maar daarna begon Mies weer, op quasi
ernstigen toon „En verbeeld je nu toch
eens, hoe vreeselijk je het zou vinden, als
je naar een kostschool moest f"
„O, maar dan zou ik van alles meekrij
gen I" riep Erna. „En jullie zouden me
naar den trein brengen en misschien wel
huilen bij het afscheid nemen. Maar dat
gebeurt nu allemaal niet, want ik ga op een
dagschool en dat vinden jullie heel ge
woon
„Stil maar, zusje," sprak Wim, die al In
de 4de klas H. B. S. zat, met een geheim
zinnig lachje. „Wie weet, wat er op den
morgen van je eersten schooldag zal ge
beuren
Erna haalde de schouders op; zeg be
greep, dat het op dien dag juist zou gaan
als op alle andere, en daarom zei ze dan
ook niets meer, viel op haar boterhammen
aan en at met den gezonden eetlust van
een gezond kind.
Zoo kwam weldra de eerste schooldag
na de vacantie.
Met schrik werd Erna dien morgen wak
ker, door een luid gebel, vlak naast haar
bed. Zij, die anders wel drie keer moest
geroepen worden, was in een wip over
eind, wreef de nog slaperige oogen uit en
keek rond.
„'t Is toch juist het gebel van een wek
ker", dacht ze. Doch ze zag niets op het
nachtkastje noch op de waschtafel, dat op
een wekker geleek. Maar omdat ze wel
graag wilde weten, vanwaar het vreemde
geluid kwam, sprong ze uit bed en zag
toen werkelijk een splinternieuw wekker
klokje op één der planken van haar boe
kenkastje staan, 't Ding ratelde nog steeds
door en Erna, die aan een aardigheid van
Wim dacht, mompelde boos„Flauwe
plaaggeest!" Doch daar zag ze op eens,
onder het klokje, een stukje papier liggen,
waarop iets was gekrabbeld; ze nam het op
en las: „Lieve zus, hierbij een nuttig ge
schenk op dezen blijden dag, je eersten
schooldag na de vacantie. Nu het klokje
je wekte uit je zoete droomen, zul je nooit
meer te laat op school komen
Je broer Wim."
„Dat is zeker, omdat ik verleden week
aan de koffietafel over het krijgen van ca
deautjes sprak.' mompel^- Erna het klokje
bekijkend. „Wat een plaaggeest tochl
Maare wat ligt daar in de wasch-
kom
Terwijl Erna dit zeide, greep ze een in
donkerbruin papier gewikkeld pakje, be
keek het van alle kanten, opende het en
riep toen: „O, wat beeldig!" Want er
kwam een keurige doos luxe postpapier
uitheel licht lila papier met zilveren rand
je. En ook daarbij lag een reepje papier,
waarop geschreven stond
„De geefster van dit postpapier,
Wenscht je dezen dag Hél veel plezierl"
„O, 't is de hand van Mies f 't Is van
Mies f" riep Erna opgetogen. Ze zette de
doos op het nachttafeltje en wilde begin
nen met zich te wasschen, toen ze achter
de waschkom weer een pakje zag liggen,
dat haar vroolijk deed uitroepen: ,,'t Lijkt
wel, of 't vandaag Sinterklaas is 1" In een
wip had ze dan ook het pakje geopend en
weer ontsnapte haar een kreet van blijde
verrassing, toen ze daarin zes beeldige zak
doekjes vond, met een keurig geborduur
de E. in een der hoeken, en waarbij ook
weer een stukje papier lag, met de vol
gende vermaning
„Niet als inktlap te gebruiken,
Maar je moogt er wel aan ruiken
't Geurtje ligt heel onderaan,
Ruik er maar eens lekker aan
Ja, daar lag onder de zakdoekjes een
klein rood zijden sachet. „Wat een fijn
geurtje!" riep Erna opgetogen.
„O, 'k weet zeker, dat het een cadeau
van moeder is I"
Vlugger dan gewoonlijk was Erna van
daag aangekleed, en terwijl ze op andere
dagen altijd de laatste was, die beneden
kwam, was ze nü een der eersten, iets dat
Mies die boterhammen sneed, deed vra
gen, of zij er misschien zoo naar verlang
de, weer in de klas te zitten
Erna, heel blij met al cl'.e verrassingen,
wilde iets grappigs terug zeggen. Doch
daar zag ze op eens weer een pakje naast
haar bord liggen. Haastig greep ze het cn
maakte het open. „O, wat fijnriep ze
weer. „O, kijk toch eens, ITies! Een vulpot
lood O, en dat heb ik al zoo lang ge-
wenscht
Met het doosje, waarin het potlood, een
echte „ever-sharp", danste Erna om de ta
fel. Toen eerst bemerkte zij pas het brief
je, dat bij het pakje had gelegen, 't Was,
bij het haastig opnemen, gevallen en te
recht gekomen op een doos bonbons, die
ook al weer voor haar bestemd was.
Neen, Erna kon vandaag haar geluk niet
opHalf-zingend las ze dan ook het brief
je, dat b?i het potlood behoorJe 't Was van
vader, dat zag ze dadelijk. O, wat was het
toch een heerlijke eerste schooldag! Ze
kon bijna niet ontbijten van gelukZe
had vader en moeder en de zusters en
zelfs Wim, dien ze eerst een „Hauwen
plaaggeest" had genoemd, wel tien keer
bedankt.
Maar weer wachtte Erna een groote
verrassing't Was toen vader tot haar
begon „Kom, Erry, zit nu niet zoo lang
te treuzelenKom, eet wat vlug voortWe
wachten op je
„Hè vroeg Erna verbaasd. „Waarom
wacht u op mij, vader?"
„Wel, omdat Jan en ik, vóórdat wij weer
naar het kantoor tuffen, jou eerst met de
EEN ONGELUK.
door
C. E. de Lille Hogerwaard.
Goeien morgen, heerlijk weertje!
Zegt Broer Hans tot Liesje Zus.
Mag je Popje met me rijden?
'k Ben hier met mijn autobus.
—Goed zegt Liesje, hier is Annie,
Zoo, mijn kindje, stap maar in.
Is 't niet heerlijk in zoo'n auto
Nu heeft Popje 't naar haar zin f
Maar wat 's dat?O, Hans, pas
op toch
Rij toch niet zoo vrees'lijk woest
D'aulo tuimelt f dat het ritje
Nu op eens zoo eind'gen moest I
Hans, je bent een nare jongen f
Och, mijn popje heeft zoo'n pijn I
Zou er soms een arm of beentje
Of haar neus gebroken zijn
Poppenmoeder moppert sicp-^
Hans blijft heel bedremmeld staan
En zegt't spijt me vrees'lijk, Liesje,
Maar kijk niet zoo boos me aan!
't Poppenkind mankeert geen ziertje;
Kijk, ze lacht zelfs tegen jou f
Kom, lach jij nu tegen mij ook.
Geef m'een kusje, toe dan, gauw f
Lang kan Liesje Zus niet mokken
En ze geeft Broer I een kus
Hans berouwvol zegt dan ernstig:
Voorbaan ben 't voorzichtig, Zus
auto naar school willen brengen. We wil
len je uitgeleide doen op den eersten
schooldag na de vacantie, begrijp je?"
legde vader haar uit.
En ook Jan zei lachende„Als je naar
een koslschool zou gaan, dan zouden wij
je toch óók met de auto naar den trein
brengen, nietwaar? Verbeeld je dus maar,
dat de school de trein is
„Dan zal ik óók doen, alsof ik echt in
een trein zitbeloofde Erna lachende,
terwijl ze haar laatste hapje brood van 't
bord nam. „Ik zal, van uit de schoolpoort,
met mijn zakdoek wuiven
,,En wij zullen, snikkend van het toe
rende afscheid, naar het kantoor tuffen,"
zei Jan.
„Ja, dat doen we beslist, Erry", sprak
vader, en hij liet Erna zijn schoonen zak
doek zien. „Kijk eens, hoe schoon en
droog die er nu ui tri et," zuchtte hij.
„Maar straks is hij kletsnat van
mijn tranen
Erna proestte het uit, vooral toen, voor
dat zij in de aulo stapte, moeder met een
vingerdoekje langs haar oogen veegde, en
Mies juist deed zooals moeder.
Van uit de auto wuifde toen ook Erna
hen met haar zakdoek toe, juist alsof ze
echt in den trein zat en naar een kost
school ging. Zoo deed ze ook, nadat vader
en Jan haar bii de schoolpoort hadden af
gezet; ze wuifde toen zóó lang. dot ze er
geen stip men van zag. Eerst daarna ging
ze de school binnen, en daar vertelde zij
haar vriendinnetjes van alle heerlijke ver
rassingen op den morgen van haar eer
sten schooldag na de vacantie 1
Netjes zaten Mientje's popjes
Op een rijtje naast elkaar.
Allen hadden lieve kapjes
Met leng goudblond krullend hear.
Deze zeven poppenkin-d'rea.
Waren Mientje's grootst# sefcat.
En het zou haar zelft Mrtd'ren
Als ze niet méér spee^oed had.
't Was nu weer een vrije middag.
Maar tot Mientje's groate spijt
Kon ze nu niet met hun spelen
Daarvoor was er heusch geen tijd.
Want ze moest een mantel koopen
Met haar Moesje in de stad
En ze dacht, 'k zal maar vlug loopen
Dan ben 'k gauw weer bij mijn schat.
Mientje's zusje staat te pruilen
Nu ze beiden uit ziet gaan.
En ze blijft een uur wel huilen.
Telkens weer van voor'n af aan.
Tot opeens ze, tot haar blijdschap,
AI die lieve poppen ziet:
Heerlijk ga ik daar mee spelen
Weg was heel haar groot verdriet.
Saar blijft in de keuken strijken,
Denkt die kleine stoute meid.
En dan komt ze toch niet kijken,
Dat durft wel een heele tijd
Eerst was z' even gaan spelen,
Doch had gauw genoeg ervan
En toen dit haar ging vervelen,
Kreeg ze plots een reuzenplan.
Weet je wat, die rare poppen
Met hun lange blonde haar.
Hebben toch wel gekke koppen.
Zeker vinden ze dit naar.
T Zal hun kapper maar. eens wezen,
En toen nam ze heel gezwind.
Zonder maar het minste vreezen,
Telkens weer een ander kind.
En daar zaten na een tijdje.
Weer heel netjes naast elkaar,
Mientje's poppen op een rijtje
Maar nu allen met kort haar
Meer zal 'k nu maar niet verklappen
Wat er met zus is geschied.
Maar dat zullen jullie snappen,
Een tweede keer gebeurt hel niet!
COORESPONDENTIE.
Narcis. Zoo. meei dan jij Maar dat
zal je wel niet heel erg vinden, denk ik. Dat
zal wel, maar je bent er ook weer zoo aan
gewend We zullen zien of de anderen dat ook
willen. Want met ieder moet rekening worden
gehouden. Jc hoon er verder nog wel van.
Bruinoog. Ben je flink bririn gewor
den? Wat. heb je een heerlijk weer gehad. Ja,
maar aan alles komt een einde. Denk er nog
maar eens goed over en schrijf het me dan
nog eens. Want anders weet ik ook niet, wat
er moet gebeuren. Dat goot de goede richting*
uit. Blijf moor zoo voort gaan.
Kampioen. Dat begrijp ik. Je hbt ze
ker wel heel veel gefietst met dat mooie weer.
Waarom, vindt je het dan in Haarlem zoo
veel mooier don hier Dat is zoo. maar zou
dat ook gebeuren als je er steeds was? Neen,
lang niet altijd.
Cupido. Tenminste, dat briefje 2al wel
van jou zijn, al stóat er geen naam onder.
Wat fijn was dat voor je. Dat begrijp ik I 't Is
er wat gezellg* hoorDank je wel voor je
raadsel 't Is erg aardig hoor I
Lenteklokje. En is het ie nog al
meegevallen? Natuurlijk, 't is er wat gezellig
hoor I Dank je wel voor je raadsl 't Is erg
aardig hoor.l
Duizcndschoontje. Dat denk ik
ook wel niet. Maar wie weet of je er ok niet
eens komt. Toen ik zoo oud was als jij nu
bent, dacht ik er ook zoo over. Zoo vreeselijk
moeilijk waren ze toch niet? Deze keer zijft
ze weer veel gemakkelijker.
Frisinöntjp. Ja, daarover zal ik een
volgende keer weer eens wot van schrijven.
Je vraag zal ik overbreAgen in het ruilhandel-
hoekje. Misschien is er wel een neefje of
nichije, die jc wilt helpen,
Kwik. Goed, doe dat maar. Dat is ook
zoo. Het kan niet altijd vacantie blijven. Dat
zou je op den duur ook gaan vervelen.
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE
Frisiaantje vraeg mij of er soms nichtjes
of neefjes waren, die sigarenbandjes wil ruilen
voor Texel-plaatjes of -bonnen. Wie kan haar
helpen
De volgende week zal ik weer eens alles op
geven, wat ik zelf nog beschikbaar heb om
te ruilen of weg te geven.