KINDERRUBRIEK
VAN TW EE KLEINE
JONGENS
VOOR DE KLEINTJES
DE GROENTEMAND
De Rubriek van Oom Karei.
Uit ol de brieven, die ik zoo krijg begin
ik to gelooven, dat de opstellenwedstrijd het
goat winnen. Maar er is nog" tijd. Deze weck
mogen jelui je nog bedenken. De volgende
week is het olgcloopcn en don zullen we zien
welke wedstrijd de meeste stemmen heeft.
Zoools het nu staat wint de oostellcn wed
strijd het glansrijk. Daar schijnt nog de mees
te liefhebberij voor te zijn
Zcoals jelui in de correspondentie rubriek
zult zien, is ons oud-nichtje en medewerkster
Silene weer terug. Ze heeft de vorige week
gelezen, dot er weer naar haar gevraagd werd
en ze schreef me, dat ze weer verhaaltjes voor
onze krant zal schrijven. Jelui herinneren je
natuurlijk allemaal nog wel de verhaaltjes, die
ze vroeger schreef en die we altijd met groo-
tcn aandacht lazen. En nu kunnen we weer blij
zijn, want dio verhaaltjes, d>ic Silene altijd
zoo leuk kon schrijven komen weer terug.
Een van onze neefjes zond mij nog onder
staand spelletje, dat hij me vroeg om in de
krant te zetten. Ik denk wel, dat de mecsten
van jelui hot wel zullen kennen, want op vele
kinderfeesten wordt het nltijd gedaan. Maat
toch laat ik het voor zekerheid hier nog eens
volgen. Het is aldus
Aan twee boomen of palen wordt een touw
heel stevig vastgemaakt.
Nu bindt men aan een korter touw een koek
en bevestigt het andere eind van dit touw aan
het midden van het eerste touw en wol zóó,
dat do speler met een klein sprongetje den
koek gemakkelijk bereiken kan.
De spelers gaan nu op ccnigen afstand van
don koek staan, maar zorgen er voor. niet te
dicht bij elkaar te komen
De eerste begint te loop n.
Zoodra hij in dc nabijheid van den koek ge
komen is, doet hij een sprong cn prcbccit oen
stuk van den koek af te bijten Hij wordt on
middellijk door een tweede gevolgd en deze
weer door een dorde enz.
Wie zoo gelukkig is, een stuk van den kook
of te happen, mag dezen hcelmnal hebben als
belooning.
Het spreekt vanzelf, dat het hij dit spel niet
geoorloofd is, de handen te gebruiken.
Ook kan in plaats van een koek een appel
genomen worden, maar dan wordt het er niet
gemakkelijker op
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige weck.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. Ko kwam uit school hongerig in huis
gev logen.
Rook wat lekkers, vroeg wat 't was.
Met een glans in.de oogen.
Ei, zei zijn moeder toen
Wou je 't gaarne weten
Nu, dc Kok zond 't ons
Voor ons middageten.
Kijk door een kier
Van den schotel even.
't Bakwcrk is van c i.
'k Zal je een stukje geven
Als je radon kunt wat 't is,
Moeilijk valt het niet, gewis.
II. „Zonnestraaltje" met de woorden zon.
Jon, straten, cl.
Deze week is de prijs door C 1 y v i a ge
wonnen en kan n.s. Maandag aan ons bureau
worden afgehaald
NIEUWE RAADSELS
I. Op de kruisjcslijn komt \on boven naai
beneden gelezen de naam van een stad in
Noord-Holland.
X Ie rij een viervoetig dier dot heel
hard loopen kan.
X 2e rij een zitplaats.
X 3c rij een jongensnaam.
X 4o rij een roofvogel.
X 5e rij een jong viervoetig dier
X 6e rij een boom.
X 7c rij iets dat we allen in ons
lichaam hebben.
II. X taf
X ar.
X om
X ik
X les
Op de plaats van elk kruisje moet een let
ter komen waardoor je begrijpelijke woorden
krijgt. Op de kruisjcslijn komt dan dc naam
\an een visch.
Wat is met r een kleur cn met 1 ccn zwaar
metaal
Jan had nog nooit de zee gezien.
Nu ging hij voor een dagje
Mee met de heele, heele klas.
Of dat me ook een pretje was,
Toen Moeke zei: Dat mag je
Fred kende goed de mooie zee;
Hij zag haar alle jaren.
Als Moeder ging naar 't buitenland,
Ging Freddie in 't pension aan 't strand.
Waar d' ouders dan wel waren?
Dat wist hij niet. Wat zou het ook?
Hij kon alleen best spelen.
Op zeekTen dag ziet hij aan 't strand
Nu onzen Jan, geeft hem een hand
Kom laat ons 't lekkers deelen,
Dat ik hier in mijn trommel heb.
Jan was er voor te vinden.
Fred hoorde naar een heel verhaal,
Dat Jan hem deed in stadsche taal.
Wat zou 't? Ze waren vrinden!
Op eens kwam Juf van het pension,
Die zei: Zeg Fred, wat scheelt je
Als Moeder zulk een jongen zag
'k Weet niet, of dat van haar wel mag.
't Geeft toch geen pas. Verbeeld
je!
En 's avonds lagen ze in bed:
Jan toegestopt door moetje
En Fred in 't kinderhuis aan 't strand
Ze dachten aan het spel in 't zand
En stuurden 'Ikaar «en groetje.
'T BOTERBLOEMPJE.
Héél lang geleden, stonden er op een
weide, die door e^n rand van wilgen was
omringd, heel veel bloemen en plantjes.
't Gras groeide er welig en boven de
grassprietjes uit, kwamen de fijne witte
kopjes der madeliefjes kijken. En ver
scholen onder 't gas groeiden witte- en
paarse klaver en paardenhloemen, met
gele, lintvormige blaadjes vroolijk wap
perend. Dan groeiden er ook nog frissche
pinksterbloemen en tallooze groene plant
jes.
Tusschen al die plantjes was er één soort
met vijf kleine, groene blaadjes, als een
kelkje, en kleine, groene knopjes. Er ston
den veel van die plantjes op het veld, maar
ze waren zoo klein en nietig, zich verber
gend onder het hooge, groene gas, dat nie
mand ze opmerkte.
Eens kwam Flora, de godin der bloemen,
door het veld en keek met welgevallen naar
de mooie, frissche kleuren. Flora zag al de
bloemen en plantjes, wist van hun vreugde
en verdriet.
Ze kende ze allemaal. De kleine made
liefjes, de grove paardenbloomen en ook
't kleine, groene* plantje. De vijf teere,
groene blaadjes wekten haar bewondering
en vol aandacht bleef ze staan.
„Zou je ook graag kleuren hebben, net
als de bloemen", vroeg ze en 't kleine,
groene kelkje schudde bevestigend.
„Welke kleuren zou je 't liefst hebben",
vroeg Flora. Toen hief het kleine plantje
zich hoog op, zoodat liet fijne, groene
kelkje net boven de kleine grassprietjes uit
stak.
„Goud", was het antwoord. „Goud als de
zon". Toen raakte Flora net groene kelkje
met haar stafje aan en de blaadjes veran
derden in goud, evenals 't hartje.
Overal op de weide vertoonden zich de
fijne, gouden bloempjes.
„Boterbloem zal je naam zijn", zei Flora,
met blijde, vroolijke oogen kijkend naar de
kleurenpracht.
Toen verdween ze weer, de weide vol
kleurige, fleurige vroolijkheid achterlatend.
Vanaf dien dag staan er op elke weide
veel teere, gele boterbloempjs, als helder-1
stralende zonnetjes.
Familie Eend van Snaterburg
Zwemt vroolijk in het slootje.
Als ik er aankom, roep ik ze
En geef hun lekker broodje.
Ze kwaken in hun eendentaal:
Wees wel bedankt, hoor Cootje 1
Er was eens een meisje, dat naar den
groenteman gestuurd werd om de groen
ten te halen, die haar moeder daar besteld
had. Zij deed deze boodschap altijd heel
graag, omdat ze goeie maatjes was met den
groenteman. Ook dezen keer kwam ze, na
een praatje met haar vriend, den groente
man, terug met een groote mand aan haar
arm. In deze mand lag een groote bos
wortelen, spinazie, selderij en kervel, sla
en bloemkool. Er waren ook aardappelen
bij.
Ze droeg de zware mand langs den weg,
uien ze zoo goed kende: eerst de garen- er.
bandwinkel, dan het stalletje met sinaas
appels, waarbij een man in hemdsmouwen
stond, en dan de lange laan met oude boo
men Ze liep net te denken aan een
verhaal, dat zij op school gelezen had in
haar leesboekje, toen ze op eens een héél
fijn stemmetje hoorde: „Daar gaan v/e
weer
Zij schrok wel even èrg, en keek rond,
maar er was toch niemand hier, en ze liep
maar weer door.
„Daar gaan we weer
Neen maar, nu had ze het toch duidelijk
gehoord en ze keek naar den kant, waar 't
geluid vandaan was gekomen zij keek
naar de mand. Daarboven op lag de krop
sla; het leek wel, of die zuchtte.
Toen zette ze vlug de mand op den
grond, hurkte er bij neer en vroeg: „Praat
jij
„O ja, natuurlijk,zei toen de sla en wil
de nog meer zeggen, geloof ik, toen een
wortel haar in de rede viel. Die wortel
hoorde bij den bos wortelen, die heel zacht
op een bedje van spinazie lag. En de wortel
zei: „We zullen wel gauw worden opge
geten, hè? Heeft je moeder ons al noo-
dig
„J ja, ik geloof 't wel," stotterde hei
meisje, dat erg geschrokken was.
„Tja," zei een deftige bloemkool, die het
een beetje benauwd had tusschen de sla en
de spinazie, „tja, ons leven is wel zéér
avontuurlijk."
„Kort, maar krachtig," antwoordde de
wiisgeerige sla, „behalve voor de aardap
pels, die zijn al' bijna verkruimeld van het
lange liggen in den donkeren kelder.'
„Ieder naar zijn aard," bromde een
aardappel onder uit de mand, en snoof ver
ontwaardigd. Een andere aardappel werd
vinnig en snauwde: „Poeh Ik ben veel
knapper dan jij ooit zou kunnen zijn, op
miin leeftijd."
Maar het meisje was verlegen gewor
den en vroeg: „Zal ik jullie liever terug
brengen? Vindt jullie het niet vreeselijk
om gekookt en gegeten te worden?"
„Wel neen," sprak de bloemkool, „dat
moet je vooral niet doen, lief kind, het is
onze bestemming, naar ik meen. Daar zijn
wij voor; in een vuilniskar is het ook niet
zoo pleizierig. En ik weet ook niet, of het
zoo naar is om gekookt en gebeten te wor
den, ik heb het nog nooit beleefd. We ken
nen alleen maar héél oude verhalen over
wat er met ons gebeuren zal, en daarom
zijn wij eigenlijk heel verlangend het nu
eens te ondergaan."
„Ach," klaagde de spinazie, „ik weet h t
toch niet; i k ben bang. Ik heb al zooveel
geleden, sinds ik van mijn veldje, mijn ge-
boortegrondje geplukt en de wereld inge
stuurd werd. Ik houd zóó van mijn
teerond, dat ik wat aarde ervan bob vast
gehouden. En ik weet zeker, dat de men-
schen, die mij gaan opeten, het zand tus
schen hun tanden zullen hooren knarsen.
Zeg, zou je moeder dat èrg vinden?"
„Ik ik weet niet," antwoordde het
meisje, „ik zal het moeder wel uitleggen,
hoor. Moeder is heel lief en zal 't wel be
grijpen."
„Nou, maar ik vind het vrééselijk," meen
de de sla, „om zóó bekritiseerd ie J.en.
Van morgen nog was er een oude juffrouw,
die docht, dat ik door de slakken was kapot
gebeten; het was natuurlijk niet waar. Ik
heb altijd uitstekend voor miin toilet ge
zorgd. Maar ik heb gehoord, dat er men-
schen zijn, die er hun vak van maken om
op alle slakken zout te leggen; laten die
nu eens bij ons in de slatuintjes komen,
dan hoeven ze nooit meer op ons te schel
den."
De bloemkool kuchte voorzichtig en
sprak: „Zeg mij eens, lieve kind, als ik nu
klaargemaakt en gekookt ben, smaak ik dan
lekker? of houden jullie meer van beeste-
vleesch
„Ik houd het meest \an groente, maar
mijn broertje Kees houdt meer van
vleesch, geloof ik."
„Eigenaardig, eigenaardig," mompelde
de waardige bloemkool nog, toen de sel
derij, die nog niets had dlirven zeggen,
piepte:
„Hoe smaak ik in de groentesoep?"
„O, stil jij," riep het meisje verschrikt,
„nu herinner ik me, dat moeder wacht op
jou voor de soepIk moet me haasten
Fluks sprong ze op, nam de mand, holde
naar huis en hoorde niet eens, hoe alle
groenten riepen:
„O 1" „Ho l" „Ho„Wat worden we
door elkaar geschud 1"
Zij verloor één aardappel, die met een
blauw oog midden op den weg bleef lig
gen.
L. STEFFBNS.
VAN VADER CATS (1577-16ÖO).
Als onze voorouders ziek waren, nog
niet zóó erg, dat ze den „Meester" of den
„chirurgijn" moesten halen, maai toch on
lekker, dan hadden ze allerlei hoeken,
waarin ze opzochten, wat ze nu eens voor
dit of dat kwaaltje konden doen. In hun
Enkhuizer Almanak stonden heel wat raad
gevingendan had een Meester van Be
ver wij ck voor de zeventiende-eeuwers heel
wat geschreven, dat voor hun kwalen dien
stig was.
Hun kwalen die in negen van de tien
gevallen van teveel eten kwamen! Kijk ze
maar eens aan, op de prarhtportrelten in
de musea, met hun blozende vollemaans
gezichten en hun buiken als trommels
Ook werkten onze voorouders veel met
Kruidboeken; ;dit kruid was goed voor dit
en dat voor dat. En als ze niet eens ziek
wilden worden doch gezond willen blijven,
dan lazen ze hun Cats. Dat zijn decedich-
len van Jacob Cats, bijgenaamd Vader
Cats.
Zóóveel gedichten, dat ze, in één boek
uitgegeven, een deel vormden, lijvig als de
Statenbijbel.
In het oprechte en echte zeventie de-
eeuwsche Hollandsche gezin was het boek
van Vader Cats te vinden naast Het Boek
der Boeken onzen Bijbel. Wij twintigste
-eeuwers schrikken zoo nu en dan weieens
van Vader Cats. Denk eens aan hij was
zoo bang voor waterEn hij raadde den
menschen
Wast uw handen, wast uw tanden
Dickwels, want het is u goed.
Maer wast selden uwen voet,
Doch wat immer is geschiet
En wast uw hoofd sijn leven niet."
Hoe vin ie zóó iets? „Wast uw hoofd sijn
leven niet!" Frisch bepaald! Wat zou hij
wel zeggen van zijn achter-achter-kleinkin
deren die met kortgeknipte bolletjes zwem
men en duiken dat 't zoo'n aard heeft en het
haar laten drogen in de zon, dat 't stroo-
geel verschiet en weer in 't water sprin
gen
Ja, dpt heele zwemmen vindt hij uit den
Booze, want hij raad sterk aan
In het jaer eens bloed gelaten,
in de macht eéns in 't had."
Bloed gelaten, je weet wel, dat is ader
laten. Onze -voorouders meenden vele
kwalen te genezen en vooral ook bij /jde-
lijke ongesteldheden te doen verdrijven,
ais je eens wat bloed af liet tappen. En
Cats raadt dat dus als vast gebruik eens
per jaar aan.
Deze en meer raadgevingen uit Cats
lijken ons verschikkelijk, maar ook wel
spreekt (och echt het gezonde verstand uit
zijn verzen en hier volgen vier regels, die
we gebruiken kunnen als werden ze giste
ren geschreven
Al watter uyt den regel gaat
Dat is voor alle menschen quaat.
En daerom dient, na rechten aert
De guide middelmaet bewaert.
NANNIE VAN WEHL.
in Zonneschijn.
CORRESPONDENTIE.
B a 1 s e m i e n t j c. 't Kon net nog. Maar
vooral niet later komen. Anders kan het niet
meer mee.
Chingokgook. Hallo, ben jij daar
cok weer. Waar heb je ol die tijd gezeten.
Nu niet meer zoo lang wegblijven hoor I
G o u d k i c v i c t. Ik z.al zien wat ik voor
je heb. Of die er nu juist bij zijn weet ik niet
Kom in ieder geval maar eens hooren.
JSobbie. Dat zal wel. Over enkele.we
ken Dm duurt niet lang meer. Heb je ol wat
gevonden
F r i s i n a n t j e. Ik zal zien wat er bij
is Dan hoor jc (lat volgende weck wel. Dat
begrijp ik, maar jc geduld zal niet lang meer
op dc proef gesteld worden. Nog een week
en dan weet je het.
C 1 y v i a. Goed zoo, ga maar zoo verder.
Narcis. Neen, dat moet je ook niet
doen. Zoodra ze aan dc beurt zijn komen ze
in de krant. Er hebben ook wel raadsels van
jou in de krant gestaan I
K w ik. Het begint er hord naar toe te
gaan. Maar er is nog een week tijd; je kunt
nooit weten. Dat zal wel. Veel plezier er meel
Postduifjc. Dat dacht ik al Maar
dat moet je toch niet deen. Wel gefeliciteerd.
Prachtig hoor Ja, dan heb ik je gezien. Leuk
was het
Blondje. Anders doe je toch zeker ook
wel mee, is 't niet. Hoe meer er meedoen, des
te leuker is het.
Bruinoog. Dat hoop ik ook! Misschien
gebeurt dat ook wel. Nog wel gefeliciteerd
met je verjaardag. Ik wist het niet. Ik heb
zooveel verjaardagen te onthouden van al
miin nichten cn neven.
Silene. Uit naam van alle neefjes en
nichtjes kon ik je zeggen, dat we dat allemaal
erg prettig zullen vinden. Silene is dus weer
terug in onzen familiekring, hoera 1 Dan zal
je wcnsch wel 'vervuld worden, denk ik. Ik
krijg dus gauw weer een vei hooi vp.n je?
Daarvoor komt minstens 4 weken. Dat is toch
wel genoeg.
N c p t u n u s. Dc zwemschool is nu al
weer gesloten. Dat zal wel. 't Is daar altijd
mooi en interessant. Vond je het niet aardig
om te zien.
Lenteklokje. Niets erg hoor. Het is
in ieder geval toch wel te lezen. Waar ben
jc dan op school
Spin e n Mier. Natuurlijk ben ik niet
boos Waarom. Maar nu weer iedere week
meedoen hoor I Bedenk maar vast iets moois.
Dc volgende wöek hoor jc de definitieve uit
slag.
Zonnestraaltje. Gefeliciteerd met
je succes Jammer dat het nu geen weer is
om te zwommen. Dot is ook zoo Leer het dus
maar goed en doe maar hord je best.
D u i n v i o o 11 j e. Dat begrijp ik Ik heb
ook fijn kunnen genieten in al die dogen. Wat
scheelt hem. Wensch hem beterschap van
me. 't Is te hopen dat hij er weer gouw uit
mag.
Cupido. Ja, prachtig. Eigenlijk te
mooi voor dezen tijd. Wat een pret. Je zult
zeker wel dapper meedoen.
Kampioen. Zooals je ziet is Silene
weer terug. Ze bedankt je wel voor je belang
stelling.
Vindt ja het daar niet leuk. 't Lijkt me
zoo'n aardig werk. Dat is dus weer heel wat
anders voor je.
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE.
Er liggen twee pakjes klaar voor Kampioen.
Door bijzondere omstandigheden kunnen de
pakjes met plaatjes, bonnen, enz. door de be
trokken neefjes cn nichtjes, deze week eerst
na Woensdag worden gehaald.