KINDERRUBRIEK x e x x WAT ELSJE KOOS De Nieuwe Onderwijzer HET GOOCHELEN De Rubriek van Oom Karei. Tot mijn genoegen heb ik bemerkt, dat de uitslag van do wedstrijd nog al in den smaak is gevallen Do meeste neefjes en nichtjes vinden het prettig", dat we een opstellen wed* strijd krijgen. Natuurlijk zijn er altijd enkele, die liever iets anders hadden willen hebben, maar dat gaat altijd zoo. 't Is uit don aard der zaak onrnogc lijk om het ieder naar den zin te maken. Dat gaat nu eenmaal niet. De opstellenwedstrijd had verreweg de overgroote meerderheid van stemmen. Naar ik vernam zijn vele van jelui al druk bezag met een opstel. Anderen schre ven me, dat ze nog wel een tijdje zouden wachten. Dat vind ik niet erg verstandig en ik zou jelui allemaal willen aanraden, wacht cr niet mee tot hèt laatst. Je zult zien, dan komt er op het laatste nippertje wat tusschen cn dan komt er van het hecle opstel niets meer terecht. Begin er dus maar gauw aan cn stuur het dan maar in. Ik kreeg deze week- weer een mooi verhaal van Silene, dat ik hier zal laten volgen. De titel van het verhaal is deze week LIES' WENSCH VERVULD. „Hallo I" riep een stem door de opening van een tent. „Zijn jullie nog niet op Ik al eeuwen. De tafels is gedekt." Vijf meisjes in de tent richtten zich op. „Zoo Noor. ben je al weer op stap geweest vroeg Bep, één der meisjes uit de tent. „Natuurlijk, 's morgens is het 't mooiste weer van de wereld." „Nu jon gens. laten we dan allemaal op gaan staan, zei de oudste van hen. Het waren ze9 meisjes die een week waren gaan kampeeren. Miep was do oudste, twintig jaar cn hiclcL de orde er een beetje in. Zij waren allen vriendinnen van elkaar. Vlug was ieder nu klaar. Buiten had Nora een laken uitgespreid cn het ontbijt er op gezet. „Het was zoo'n mooi weer, dat ik het jammer vond om binnen in do tont te gaan ontbijten" zei zij. „Hè," zei Lies. „ik wou dat er iets bijzon ders gebeurde." „Ben je nu nog ontevreden", zei Els. „Ver beeld je, we zijn hier pas drio dagen en maken steeds pret. Schaam je." „Kom lui, niet zoo somber!" riep Elly vroolijk. „Ga anders naari een waarzegster", raadde Bep Lies aan. Zij zal je dan zeggen wat er zal gebeuren en dan kar» jc je verblijden of niet. 't Zou me een saaie boel worden." „Geloof jij nog aan die menschen, die je op de kermis allerlei g'eks voorspellen?" vroeg Nora aan Bep. Nu begonnen ze allen door el kaar te praten. De een geloofde cr aan, de ander niet en haast allen wisten ze te vertel len van die cn die, bij wie het ook uitgekomen was, of niet. „Nu is het genoeg" zei Miep eenigszins kort „Wat een kabaal om die cene opmerking van Lies. Nu wat anders, wie gaan er naar het dorp om wat etenswaren ie koopen." „Wij", .riepen Nora en Els. „Na l.et ontbijt maakten 7.ij eerst haar tenten in orde en giKgen Nora cn Els op do fiets naar het dorp. De anderen gingen aardappels schillen er. groente klaar maken. Zij zaten cr zóó gezellig dat ze met merkten dat er een meisje voorbij ze fietste. Dit keek turend naar het clubje dat aan 't -eten klaar makon was Het meisje fietste door cn dacht: ,Jk ben nog mal dat ik naar die wichten kijk. Op school zijn wc nog nboit bevriend met elkaar geweest. Toch ging zc nog een keer langs haar, maar reed toen tegen een kei aan, die zc niet had zien liggen. Met een smak viel ze op den grond. De meisjes van de tent sprongen op „'t Is geloof ik Tinc," zei Lies. „Wat moet ze hier doen vroeg Elly. „Wat geeft dat nu?" antwoordde Miep, „laten we haar maar gouw helpen. Ze zal zioh wel pijn gedaan heb- ben." Ze hielpen 't meisje, dat werkelijk Tine/t nufje vit haar klas blek te zijn. Zij waren nu echter vriendelijk tegen haar cn namen, haar mee in de tent. „We hebben nog- verband genoeg" zei Bep, op Tine's bloedende knie wijzend. Handig deed Miep nu het verband om haar gewond© knie, terwijl Elly zoo edelmoedig was, om het gat in de kous te stoppen. „Juf lio bent veel te goed voor me" bekende Tinc' met berouw „Ik was altijd zoo vervelend te gen jullie en nu behandel je me als eens vrien din". „Geen oude koeien uit de sloot holen Tine, raadde Bep aan. „Jongens, daar heb je Noor en Els," riep Lies. Verwonderd kwamen deze in de tent. „Wat is er nu gebeurd?" vroe gen zc. In 't kort vertelde Tine nu alles. „Blijf maar eten," zei Noor. „We hebben eten ge noeg cn hoe meer zielen hoe meer vreugd. Toen z© met alles klaar waren mankten ze liet eten verder af cn gingen ze gezamenlijk met Tine eten. Deze was zoo verrukt over alles, dat z© erg vroolijk werd en vertelde wat zij in dc vacantia uitvoerde. Zoo ging do maal tijd gezellig voorbij. 's Avond toen ze allen in de tent lagen, om te gaan slapen, riep Lies plotseling „tnijn wcnsch is toch maer fijntjes uitgekomen. Wel te rusten!" RAADSELS. Oplossingen van de vorige raadseis. De oplossingen van de raadsels van de vo rige week waren: I. „Men weet nooit, hoe een koe een haas vangt" met dc woorden: noot. Maas. oog, thee, Wccnen, eik, teen, hnven. U. „Ijsvermaak" met de woordenvnj- mes, aak, kömer. De prijs is deze weck gewonnen door N e p- tunus en kan a.s. Maandag aan onze bu reaux worden afgehaald! aanmelden aan het loket). NIEUWE RAADSELS. I. liet geheel is een vermaardheid cn be zienswaardigheid van onze stad. X X s X e i X XXXXXXXXXXX j s X m X X Op do Iste rij een medekb'nker. Op do 2de rij een plant, die ook hier te lando voorkomt. Op de 3de rij een bekende sigaar. Op de 4de rij iets waarna wc op school nieuwsgierig zijn. Op de 5de rij een groente. Op dc 6de tij het gevraagde woord. Op de 7do rij een op kantoren veel ge bruikt apparaat. Op de 8ste rij een dorp in Noord-Hol land, Op de 9de rij een landbouwwerktuig. Op de 10e rij een eiland in de Zuiderzee. Op de 11de rij een medeklinker. D. Op de kruisjeslijn van boven naar be ncden komt een gebeurtenis, die deze week weer herdacht is. X X X X X X - X X X X Op de Iste rij een mooie bloem. Op de 2de rij een jongensnaam. Op dc 3de rij ligt in vele kamers op den grond. Op de 4de rij is een kleur. Op de 5de rij gebruikt men bij schoonma ken. Op do 6de rij: een meisjesnaam. Op de-7de rij: een ander woord voor plaats. Op de 8ste rij een lichaamsdeel Op de 9de rij wordt in den grond gevonden. Op de 10do rij is Oen gebergte in Duitsch- land Op de 11de rij is een vogel. Op de 12de rij is eon vermaning in dc klas. In de gezellige speelkamer stonden voor één der ramen Jan en Piet Hansma. Jan was wel een jaar ouder dan zijn broertje, maar dêér hij veel ziek was geweest, zaten zij nu op school toch in dezelfde klas. ,Onze laatste vacantie-dag I Morgen moeten we weer naar school!" zei Jon met een zucht. En we krijgen een nieuwen meester, Niks leuk!" vond Piet. „Als 't maar geen strenge isging Jan voort. „Zoo aardig als meneer Boutens is hij vast niet!" luidde het oordeel van Piet. „AUe verandering is geen verbetering/ merkte Jan wijsgeerig op. „Geen van de groote jongens kent hem, hij is heelemaal nieuw!" zei Piet weer. Laten we tenminste van onzen laatsten vacantie-dög genieten en nog eens iets leuks uitvoeren," stelde Jan voor. Piet was er onmiddellijk voor te vinden en de jongens besloten dfen laatsten mid- ig belletje te trekken I Even later ontsnapten de beide bengels door de achterdeur. Dit vonden ze veiliger, daar zij hierdoor kans zagen onopgemerkt buiten te komen. Telkens als zij aangebeld hadden, ver stopten zij zich achter eenige struiken De drie eerste huizen leverden niets bij zonders op: van twee gingen de deuren niet eens open en aan de derde deur kwam een oude dienstbode aansloffen, die „zeker verkeerd" mompelde. Ze werd niet eens kwaad! Nee, daar was nu eigenlijk niets „Laten we er maar mee ophouden; 't ver eelt me nou al!" zei Piet. „Kijk, daar wordt het ook al niets: er rit iemand voor het raam." Maar Jan, die het plan verzonnen had, wilde het zoo heel gauw nog niet opgeven en antwoordde: „Dat huis met die stoep is er fijn voor! We moeten natuurlijk zorgen, weer veilig beneden te zijn, vóór er iemand aankomt." 't Was Piets beurt om te bellen. Zwaar ging de bel over en do echo scheen het geluid nog te herhalen. Vlug wilde hij nu de stoep afloopen, toen hij echter struikel de en onder aan de trap bleef liggen. In hetzelfde oogenblik ging de deur open. Piet, die zich gelukkig geen pijn gedaan had, wilde haaslig opstaan en wegloopen, maar het was te laat. Een boos-uitzien- de dienstbode keek hem onderzoekend aan. Toen Jan zag, dat zijn broertje gevallen as, schoot hij onmiddellijk toe en zoo kwam het, dat het edele tweetal zich ondér aan de stoep bevond. „Wat willen jullie?" vroeg het dienst meisje op een toon, nlsof zij niet veel goeds verwachtte. Jan, die gehoor gaf aan een invallende gedachte, haastte zich nu te vragen: ,Is meneer e meneer Jansen thuis Vol bewondering keek Piet, die inmiddels opgestaan was, hem aan. Hoe bedacht Jan 't zoo gauw Dat is, wat ze ir. de geschie denisboeken „koelbloedigheid van geest" noemen, schoot het door zijn brein. Natuurlijk had Jan maar zoo eên wille- keirrigen naam genoemd, moar het was al heel toevallig, dat meneer Jansen, nog wel hun nieuwe onderwijzer, door sinds korten tijd woonde. t y Klein Elsje kwam uit 't ziekenhuis Weer bij haar Moes terug En mocht, omdat zij zwakjes was, Een kussen in haar rug. Zij zelf mocht kiezen uit de drie; Dat was een zwaar geval! Klein Elsje dacht toen heel lan0 na En koos:de poes met bal IJETTY BOREL'. Beleefd liet de dienstbode de jongens nu binnen. Zij vertelde later in de keuken, dat zij eerst aan een belletje gedacht, maar zich toch vergist had. Maar ook de jongens waren zeer ver baasd: dat hier werkelijk een meneer Jan sen woonde de eerste naam de beste, die Jan te binnen was geschoten. Zij zou den echter nog veel verbaasder zijn ge weest, als zij begrepen hadden, wie die meneer Jansen was. Vóór de jongens echter heelemaal tot bezinning waren gekomen, stonden zij in een gezellig ingerichte studeerkamer. Nu had meneer Jansen juist door een open raom 'van een ander vertrek het ge- heele tooneeltje gadegeslagen. Hij begreep wel, dat de jongens dat wachten in zijn stu deerkamer niet prettig vonden, maar hij wilde den bengels eens een lesje geven en besloot hen eenigen tijd In onzekerheid te laten. .We moeten probeeren hier weg le komen," fluisterde Jan; „maar hoe?" Door het raam en ons naar beneden laten zakken," antwoordde zijn broertje even zacht. Vóór dc jongens het raam echter bereikt hadden, gebeurde er iets vreeselijks: een harde slag in de richting van het raam en een klein tafeltje, waarop een goudvis- schenkom gestaan had, lag op den grond, de kom aan duizend stukken, terwijl de arme goudvischjes hulpeloos lagen te spar telen. In hetzelfde oogenblik ging de kamer deur open en trad meneer Jansen, een jonge man met een vriendelijk gezicht, bin nen. Onder de gegeven omstandigheden waren uitleggingen overbodig. Piet liep hem tege moet en riep: -Water, gauwl De arme goudvischjes 2ullen doodgaan. Zie ze eens spartelen!'' Merveer Jansen deed, alsof hij plotseling de gehoorzame jongen en Piet de onder wijzer geworden was. Hij deed dus, wat Piet zei en kwam spoedig met een jam-em- mertje vol water in de kamer terug. Met hun drieën vingen zij nu heel voorzichtig de spartelende goudviSchies, die weldra in het jam-emmertje rondzwommen, alsof zij dit hun heele leven gedaan hadden. Onder het opruimen der glasscherven drong liet langzamerhand tot de jongens door, dat ze toch wel eens een woord van verontschul diging mochten zeggen, maar dan moesten ze ook alles vertellen Jan begon daarom al stamelende zijn verhaal, bijgestapn door Piet, die het woord nu en dan van hem overnam. Zii ertelden alles, ook dat zij het niets leuk onden, een nieuwen onderwijzer, die nog niet aan de school verbonden geweest was, te krijgen in de vierde klas. Welke school ze bezochten, hadden ze al gezegd. Plotseling mankte meneer Jansen echter een einde aan hun woordenvloed en wel door een onbedaarlijke lachbui. Verbaasd keken Jan en Piet hem aan. Toen hij uitgelachen had, riep hij vroo lijk: „Maar jongens, dan zijn jullie in het hol an den leeuw terechtgekomen I" Nog verbaasder keken dé beide bengels. Daar begrepen ze nu heelemaal niets van! Noemde meneer Jansen zijr kamer het hol an den leeuw? Maar waarom deed hij dat Op een angst-aanjagenden leeuw leek die vriendelijke, vroolijke man toch aller minst Waarom zegt u dat, meneer?" vroeg Jan eindelijk. Wel, jullie waart immers bang, dat de nieuwe onderwijzer je morgen niet zou meevallen en besloot daarom den laatsten vacantie-middag nog eens flink pret te maken?" „Ja meneer," klonk het zoowel uit den mond van Piet als dien van Jan. Maar dan begrijp i k niet," ging meneer Jansen voort, terwijl hij een heel oolijk gezicht zette, „waarom je dien nieu- en onderwijzer juist ,öp je laatsten vacan- tiedag met een bezoek vereert." „Dat zullen we wel laten l" riep Jan uit en Piet voegde er aan toe: ,We zijn bij niemand anders binnen ge- „Ik ben de nieuwe onderwijzer!" zei meneer Jansen nu. De beide jongens werden doodsbleek. Hoe hadden ze zoo onvergeeflijk dom kunnen zijn? „De de n nieuwe onderwijzer?" stamelde Jan. „Me meneer J Jansen?" stotterde Piet, „Dezelfde.'" De jongens zouden op dit oogenblik niets liever gewild hebben, dan dat de grond zich plotseling voor hen opende en zij er in hadden kunnen verdwijnen. Maar zoo iets gebeurde natuurlijk niet. „Meneer Jansen de nieuwe onderwij zer!" zoo hamerde het in hun hoofd. Hoe waren ze ook op dat ellendige denkbeeld van belletje-trekken gekomen? Jan keek naar Piet en Piet keek naar Jan, maar iets zeggen duifden ze geen van beiden. Eindelijk kreeg meneer Jansen toch medelijden met het tweetal, dat daar met een boetvaardig gezicht vóór hem stond. „Spijt jullie het gebeurde?" vroeg hij. „Ja meneer," antwoordde Piet en Jan zei: „Nooit van mijn leven trek ik meer bel letje." „Jij ook niet?" vroeg meneer Jansen, terwijl hij Piet aankeek. „Natuurlijk niet!" luidde het antwoord. „Goed, dan spreken wij er niet meer over. En komen jullie nu maar eens mee, den zal ik je mijn aquarium laten zien/' De jongens volgden hem naar de serre en waren weldra vergeten, dat ze meneer Jansen nog maar zoo heel kort kenden. Wat had hij 'n mooie \isschen in zijn aqua rium cn wat wist hij er vee: van te vertel lenDe middag vloog om en toen de jon gens eindelijk naar huis gingen, nadat ze een hartelijk afscheid von hun aanstaanden onderwijzer genomen hadden, begon Jan tegen Piet: ,,'t Is toch nog een *iine middag gewor den." „En ófluidde het veelzeggende oor deel van Piet. „Ik ga morgen een kwartier eerder naar school, om aan iedereen te vertellen, dat de nieuwe onderwijzer meneer Jansen heet en een leuke baas is. Hoe ik dat weet, verklap ik natuurlijk niet Maar laat er eens één uit de klas vervelend tegen hem zijnDie krijgt met mij te doen „En met mij!" viel zijn brcerlje hem bij. Reeds in heel oude tijden was het goochelen bekend en het zou moeilijk te zeggen zijn, op welk tijdstip men zich voor het eerst bezighield met goochelarij, d. w. z. allerlei behendigheidstoerers en kunst stukjes. De goochelkunst, waarvan eenige ge schiedschrijvers beweren, dat zij uit Egyp te afkomstig is, bestond vroeger in het spelen met metalen ballen of kogels en scherpe ijzeren werktuigen; in het in even wicht houden van stokken op het hoofd, op de hand of het gezicht of het aanraken van gloeiende kolen. In later tijden beoefenden de barden (dichters) ook deze kunst. Zij werden over al gezocht, niet alleen door het volk, maar ook door de edellieden en zelfs door de vorsten. Zij verbonden zich onderling om zich in hun vak te oefenen, ten einde de geheimen hunner toeren, bijgestaan door handige medehelpers, voor oningewijden verborgen te houden. Ten einde eenige af wisseling in hun kunsten te weeg te bren gen, gebruikten zij sommige dieren, waar mee ze allerlei toeren verrichtten. Eenigen tijd na de regeering van Willem den Veroveraar (1066—1087) geraakten deze barden in vergetelheid en hun naam werd nu verwisseld met dien van minnezangers, terwijl de kunst, waarmee zij zich bezighielden, onder twee soorten van personen werd verdeeld: de ééne soort legde zich toe op kunstjes met de handen, «raaie danstoeren, het kunsten vertoonen eest dan bij u en u bent toch zeker niet I ™et paarden, honden, beren, en de andere de nieuwe onj beoefende muziek en dichtkunst. De eer-j sten noemde men goochelaars of potsen makers, de tweeden minnezongers. Langen tijd mochten de goochelaars zicW in de algemeene gunst verheugen, doch later werden zij met evenveel hevigheid vervolgd als de zoogenaamde duivelskun stenaars of beoefenaars der zwarte kunst, de toovenaors dus, ja, niet zelden gebeurde het, dat zoo'n goochelaar op den brand stapel het leven liet. In onze dagen willen wij daaraan ecKte-r liever niet denken. Nog altiid bestaan er goochelaars, doch wij weten, dat hun kunst voornamelijk uit handigheid bestaat, terwijl kennis van natuur- en scheikunde er het hunne toe bijdragen om hun goocheltoeren nog aantrekkelijker te maken. Een volgend keer zulien wij eens een paar goochelkunstjes geven. CORRESPONDENTIE. Edelwcisz. Ja zeker, dat wil ik met alle plezier. Maar ik docht, dot ieder het nu toch wel vist. Lenteklokje, Zoo, dus jelui zien er altijd met verlangen naar uit. Dat gebeurt met elke week dus je behoeft niet iedere Zotcrdag to dansen van vreugde. Narcis. Dat begrijp ik niet. Zondags 2ijn do winkels toch gesloten? Goed hoor erri nu niet meer overslaan. Dat vind ik altijd erg vervelend, als er een één week oversloat. Je raadsel is heel goed. Neptunus. Hartelijk dank voor je ac- tucele raadsel. Hoewel het eigenlijk nog niet aon de beurt is, zal ik het toch dndeb'jk in dc krant zetten. Anders is dc actualiteit er af. Ber» je nu weer beter Als je het maar niet gewoon overschrijft. Ik ken dat toevallig ook B r u i n o o g-. Die plaatjes zijn er niet mecT. Er waren er moar weinig cn die zijn al weg'. Wel heb ik enkele bonnen voor je ïrianr gelegd. Kom jc die Maandag even halen? Neen, dat moet een verrassing blijven, Frisiaanlje. Donk je wel hoor. Dat zal zeker wel. Er ligt een pakje met bonnen voor je klaar. Dnt kon je ofholcn e.s. Maan dag. Bobbie. Ja, dot was ook zoo Maar ide meesten hebben het toch wel gevonden. Nu gaat het nog al. Het kon slechter Clyvin. Waarom niet. Probeer het' maar eens. Donderpadjc. Schrijf jo volgende week eens een lange blief? Dal vind ik altijd erg prettig. i Kolibri. Door heb» je gelijk in. Maar je Ivebt het gelukkig toch kunnen vinden. Boterbloem. Jc hebt groot gelijk hoor. Zoo, mank er dan maar een mooi ver haal vnn. Kampioen. Dat donk ik ook Wel. Monr we hebben ook alle tijd ervoor. Ben je nu weer beter. Gelukkig maar. De rolletjes waren erg welkom Cupido. Wnt een fijne dag. En had je mooi weer. Jo hebt natuurlijk geweldig ge noten. Dot begrijp ik. En dan zoo'n heerlijk© auto erbijPrachtig hoor P o s t d u i f j e. Jn, dat is knap hoor. Nu begrijp ik het. Dus jij kunt dot nu ook. An-» ders doe je je naam geen eer aan1 Regendropje. 1 Natuurlijk mag dat. Heb je al eens meer meegedaan. Ik geloof var» niet hè. Dat was zeker wel een mooie tocht, 't Was heerlijk weer oin te wandelen. Dat was ook zoo, maar niet heel erg. M. O. Er was helaas maar een plaatje, dat nu klaar ligt oin gehaald te worden. Ik zal echter een oproep plaatsen om mecrdcro plaatjes. Kwik. Stel het nu niet uit tot de lóatste week, want dan komt er niets meer van. Ik zou er maar gauw mee beginnen, als ik jou was. Dat is heusch veel beter. Blondje. Goed, maar laat het maat niet later wordenDon mocht je het eens vergeten. Natuurlijk mag hij dat. Heel graag zelfs. Zeg hem dat maar. Was het aardig? Ën wat deed hij alzoo? Mier -en Spin. Willen jelui er aan denken, dat ik de brieven uiterlijk 'sWoens** dagsochtends te 9 uur moet hebben Jelui wareit deze week erg laat. Ik denk dat de hond of poes zich daaraan ta goed heeft gedaan! Zonnestraaltje. Dat is el vlug. Schrijf het dan maar netjes over popkt aan een kant beschrijven, hoor! 1 dan krijg ik het zeker al gauw van je. Hoe komt dat zoo. Vindt je het er niet leuk? Je kimt toch niet altijd spelen cn moet toch ook wat lee- ren?! Doe maar goed je best hoor. Des te eer der ben jc er af. Duinviooltje. Daar komt natuurlijk iets goeds van terecht. Doe er moar flink je best op. Don zul je vast een mooi opstel maken I Silene. Dank je wel vooi je mooie ver haal. Natuurlijk mag dat ook wel. maar er moet toch ook een grens zijn. Zie maar hoe het uitkomt hoor. Alle neefjes en nichtjes vinden het heerlijk, dat je weer mee doet. 't Is nu maar tc hopen, dat het zoo kan blijven. Doe jc best maar. 't Mogen ook wel korte verholen zijn hoor, als je dat beter uitkomt. Aan allen. Verschillende brieven kreeg ik eerst Donderdagochtend. Willen jelui er vooral aan denken, dat ik de brieven uiterlijk 's Woensdagsochtends om 9 uur moet hebben. Anders kunnen ze niet meer voor Zaterdag) beantwoord worden en zouden jelui ook de kans op de raadselprijs misloopen. Dus uiteiw lijk Woensdagochtend 9 uur in dc brievenbus van hot Dagblad. OOM KAREL'. RUILHANDELHOEKJE Deze week is mij van verschillend gevraagd naor plaatjes van Deventer Pock (Bussing) en N. O. F. bonnen, die achterop de flcsschen Deutsche slaolie zitten. Wie kaï* mjj daaraan helpen., UjJa|

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7