KINDERRUBRIEK
xxxxxxxxx
x
Toen Tom en Leo de
baas waren
De Rubriek van Oom Karei.
Enhoe staat het met dc opstellen. Jelui
ziin natuurlijk allemaal al druk aan den gang.
De tijd begint alweer op te schieten. Jelui heb
ben nog wel even den tijd ermee, maar toch
moet je er maar niet al te lang mee wachten.
Je weet het, tegen het einde van dc maand,
zoo ongeveer dc 20ste moeten de opstellen
binnen zijn. De juiste datum schrijf ik nog wel
dc volgende week. Wel kan ik jelui al iets van
de prijzen vertellen. Er komen deze keer 4
prijzen en een troostprijs. En dan nog wat en
dat is voor hc-t toekennen van de prijzen van
het grootste belang. Schrijf onder ie opstel
vooral duidelijk je naam (met de toevoeging
„neefje" of nichtje") en je leeftijd. Want na
tuurlijk maakt het verschil of een opstel ge
maakt is door een nichtje van 8 jaar of een
neefje van 12. Dat dus vooral niet vergeten.
Nu laat ik weer ccn mooi verhaal van Silene
volgen. Het heet
KASTANJES ZOEKEN.
„Moeder", vroeg Jnapje, „mogen we kastan
jes gaan zoeken in 't plantsoen?"
„Jawel," zei moeder, ,maar Kees en Aric
gaan toch ook mee
„Natuurlijk moes," antwoordde Jaap cn hol
de naar zijn oudere broertjes.
„Het mag, jongens, fijn hè
„Ja, maar je moet bij ons blijven," zeiden
Kees cn Axie.
Jaap was pas zeven jaar cn Kees en Arie
9
10.
Zij moesten nog een flink eindje loopen, cei
ze bij het plantsoen waren. „Ha. ik zie een
fijne boom, hij zit vol, jo," zei Arie tot Kees.
Nu aan het zoeken. Er kwamen nog meer jon
gens aan om kastanjes te zoeken. „Loten wc
eerst een paar flinke keien halen", opperde
één van hen. Ario en Kees deden het ook. „Jij
niet hoor Jaap, jij raapt ze maar op. die wij
er af gooien," zei Kees.
Nu, dat vond Jaapje wel goed.
„Voorzichtig, pas op de stecnenriepen
dc jongens cn daar vlogen ze de boom in. Er
vielen voel kastanjes af. Nu nog eens. en nog
eens. De jongens worden al wilder en wilder
daar ze zoo goed mikten.
Weer gooiden ze steenen in de boom. Juist
liep Jaapje er onder. O, wee I Een kei kwam
precies op zijn bloote hoofd, zoo'n leclijke
punt'ge kei. Jaap begon te gillen en voelde
dat er bloed op zijn hoofd zat. „Jij hebt het
gedaan", schieeuwde Kees tot één der andere
jongens. „Ik zag het".
„Niet, 't was jouw kei." leelijkcrt nu heb jc
je eigen broertje gegooid!" Nu begonnen ze
te vechten. „Jongens houd dan toch op, laten
we Jaap eerst helpen. Jullie komen het t<->ch
ni' t te weten van wien die kei kwam. zei Arie.
„Ik zag van wien de kei kwam," zei een klein
meisje, dat had staan kijken. „Van die jon
gen," en ze wees op Kees. „Heusch?" \roeg
deze verschrikt. „O, dan ken ik het heusch niet
helpen." „Ga gauw mee naar huis Jaap" zei
hij. Hij bond een niet al te schoonc zakdoek
om zijn hoofd cn zoo g'ngcn ze naar huis te
rug. Jaaps hoofd deed erg pijn.
„Maar kinderen, wat is er nu gebeurd?"
vroeg moid r. Beschaamd vertelde Kees van
zijn wildheid. Vader deed gauw een veibund
om Jaap's gewond hoofdje.
„Dat jij zóó wild kimt zijn," zeiden vader
cn moeder ernstig.
„We zullen je niet verder straffen. Dit is al
een groote straf geweest, maar wij vertrouwen
je in geen maand alleen met Jaapje."
Zóó emdj'gde dus h?t kastanje zeeken.
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. t/Koppelpoort" met K, hop, Sopla,
/apport, postel in. Koppelpoort, telephoon
Schoor, ploeg, Urk, t.
II. „Leiden ontzet" met de woorden:
leli, Kees, zeil, rood, zeep, Anna, cord, knie,
erts, Harz, mees, Stil.
Deze week is de prijs gewonnen dooi
B c u i n o o g cn kan, als gewoonlijk, a.s.
Maandag aan onze bureaux worden afgehaald
(aanmelden aan het loket).
NIEUWE RAADSELS.
I. Op do kruisjeslijnen komt de naam van
ccn stadie in dc provincie Utrecht.
X
X
s X
3 x i
X g
X
X
Op de Iste rij een medeklinker.
Op 2de rij ccn visch.
Op de 3de rij ccn rivier in Noord-Brabant.
Op de 4de rij een vuurwapen.
Op de 5de rij het gevraagde stadje.
Op de 6do rij zijn bedrog.
Op de 7de rij c-tcn we iederen dag.
Op de 8ste rij een oude voos of kruik.
Op de 9de rij ccn medeklinker.
II. Het geheel bestaat uit 8 woorden cn 29
letters en is een bekend spreekwoord.
27, 1, 28, 4 is een groot varken.
19, 2, 24, 5, 9, 21, 13, 22 verdedigt het
vaderland.
15, 20, TT, T8, TO, 22 is ccn dier. waarvan
het bont veel verwerkt wordt.
8, 29, 16, 6, T2 is een visch.
T7. 7, T4 is oen soort teckening die afge
drukt kan worden.
26, 25, 3, 23 is een verkorte meisjesnaam.
En stapt er stevig dun van door.
HET BOERINNETJE.
Daar gaat ccn klein boerinnetje
Al naar de groote wei
Zij me'kt daar de koeien
Die rustig staan te loeien
En is zoo blij, zoo blij.
En zij verkoopt de melk, ja ja
En krijgt er geld voor ha ha ha;
Daar koopt zij mooie klompjes voor.
„Hé, 'k wou dot er eens iets prettigs ge
beurde," zei Tom Rijnbeeke, van zijn boek
opkijkend.
„Je wordt zoo suf van zoo'n heelen mid
dag lezen."
„Wat wou je dan, dat er gebeurde
vroeg Leo, zijn ouder broertje.
„Nu, laat es zien dat ;r een vlieg
machine daalde in de wei achter ons huis
bijvoorbeeld."
,,'t Zou wel naar zijn, als dat noodig was,
want met zoo'n storm als op 't oogenblik
zou er vast een ongeluk gebeuren I" meen
de Leo.
Leo stond met zijn vingers den marsch
„Turf in je ransel" tegen de ruiten ie trom
melen.
't Was hun vrije Woensdagmiddag. Bui
ten stormde en sneeuwde het: de intrede van
den winter, 't Zag er in de speelkamer
van de jongens Rijnbeeke gezellig uit, de
kachel brandde lekker en al hun hebben
en houwen hadden ze daar bijeen. Tom
was elf en Leo dertien jaar.
„Hield het stormen maar op," zei Tom,
„dan lag er gauw een dik pak sneeuw en
konden we fijn buiten gaan spelen."
Tom deed zijn boek dicht en drentelde
de kamer rond. 't Was toch eigenlijk saai,
dat vader en moeder van huis waren. Eerst
hadden ze 't wel leuk gevonden, een paar
dagen alleen met Betje te zijn, de baas te
zijn, zooals zij 't noemden. Maar bij nader
bekijk viel 't hun niet mee. 't Was toch
heel wat gezelliger, als vader en modder
thuis waren. Daarbij kwam 't slechte weer,
waardoor ze niet zooals gewoonlijk buiten I
konden spelen.
Leo ging de kast opruimen, maar Tom
verveelde zich echt. Lezen, daar had hij
geen zin meer in en hij wist niets anders
te doen. Totdat hij boven op de kast zijn
vlieger in het oog kreegDadelijk
sprong hij op een stoel en nam hel vlieger
touw eraf. Nu had hij weer een werkje,
want Tom verzamelde alle touwtjes, die hij
te pakken kon krijgen zijn rakken zaten
altijd vol touwtjes om aan het vliegertouw
te knoopen. Nu had hij ook weer een heele
verzameling en ging aan het knoopen. 1
Betje scharrelde in de keuken, die recht
tegenover de jongenskamer was. 'Betje was
een oude getrouwe en kon veel van de jon
gens verdragen, al maakten ze het soms
wel eens wat bont. Vooral Tom verzon d:k-
wijls grappen.
Zoolang Tom touwtjes had om aan te
knoopen, was hij stil, maar toen dat klaar
was, kwam weer de lust om „iets uit tc
voeren" bij hem boven. Ongelukkig voor
haar kwam toen juist Betje binnen om de
kachel te verzorgen. Tom was zijn vlieger-
touw aan het oprollen. Daar het al sche
merde, kon Betje niet goed zien, wat hij
uitvoerde. Zij lag op de knieën voor de j
kachel om er onderin te poken. Plotseling i
viel Tom's oog op de mooi-gestrikte ban- j
den van Betje's schortEn op eens was
zijn pion gevormd. Hij zou Betje aan het
vliegertouw vastbinden, 't \Vas een prach-1
tige gelegenheid om haar beet te nemen,
te mooi om te laten voorbijgaan, vond hij.1
„Hoe kom ik nu achter haar?" dacht
Tom. „Om de tafel loopen kan nietdat
is te gewaagd, dan merkt ze het Toen
deed hij 't eenige, wat erop zat, hij sprong
met een plof op de tafel, zoodat zij er van
kraakte en Betje zei: „Hé jongen, wat laat I
je me schrikken, ik dacht dat er iemand
viel I"
„Een kleine vergissing, Bet ik ging zit
tenantwoordde Tom.
Hij lachte in zich zelf, deed net, of hij
druk bezig was met het vliegertouw en
maakte lawaai door met zijn schoenen tegen
de tafelpooten te schoppen. Betje had even
omgekeken en was toen weer aan het
poken gegaan. Tom legde 't vliegertouw
naast zich. „Zie zoo," dacht hij, „ze zal nu
wel weten, aan welken kant van de tafel
ik zit". Meteen schoof hij naar 't midden
van de tafel, pakte zijn beenen met beide
handen onder de knieën beet en zwaaide
geruischloos naar den anderen kant. Even
bleef nij doodstil zitten.
„Gelukkig," dacht hij, ,,'k heb de tafel
niet met m'n schoenen aangeraakt en ze
heeft niets gemerkt.als ze nu nog maar
even zoo blijft zitten, is 't klaar
Tusschen de tafel en de kachel was net
genoeg plaats voor Betje Tom nam het
touw en bukte over Betje's rughield
zijn adem in en voorzichtig, heel voor
zichtig pakte hij een lus van haar schort
banden beet, haalde er gauw 't eind van
het vliegertouw door en de zaak was klaar.
Hij zwaaide zijn beenen weer op dezefde
manier als straks over de tafel, "oodat hij
weer aan den overkant kwam te zitten zon
der eenig geluid te maken en sprong toen
op den grond. Zijn eerste werk was het
door den strik gehaalde touw vast te knoo
pen. 't Was hem gelukt het zoover te krij
gen, zonder dat Betje er iets van bemerkt
had.
i Leo had er met spanning naar gekeken,
I hoe Tom bezig was. Nu keek Tom naar zijn
broer, die nog bij de kast stond en hield
zijn vinger tegen zijn lippen, want hij Z3g,
dat Leo op het punt stond om het uit te
proesten van het lochen. Betje stond op en
daar het touw heel slap hing, ging dat uit
stekend. Ze ging naar de keuken en de
jongens haar naGelukkig was het al
tamelijk donker, maar nog niet zóó, dat het
licht op moest. Betje ging naar de schuur
om steenkolen te halenDat werd ge
vaarlijk, want Tom had niet zoo gauw in de
gaten, wat ze doen wilde. Ze moest scherpe
hoeken maken, dus Tom wond dadelijk het
touw af, want als het ook maar een beetje
trok bij een hoek, zou ze 't merken. De
schuur stond een eindje van het huis ef,
dus nam dat een heel stuk touw in beslag.
Tom stond bij de keukendeur en Leo keek
door het raam, totdat Betje weer uit de
schuur kwam.
„Als ze nu maar niet in het touw ver
ward raakt," zei Tom, „want dan valt ze
en dan is de pret uit."
Maar Betje kwam zonder struikelen »vaer
in de keuken, wel wat verwonderd, omdat
de jongens er nog waren.
Tom ging naar de gang en begon het
touw weer op te winden. Hij vond,
dat het nu wel wat saai werd, hij wilde toch
eens probeeren of ze iets merkte, lis hij
er aan trok.
Hij sprong in de keuken op het aanrecht
en Leo bleef weer staan kijken. Tom wenk
te tersluiks tegen Leo om hem te beduiden,
dat hij weg moest gaan, maar daar had
Leo blijkbaar geen zin in, tenminste hij
begon, zeker om tijd te winnen, een ge
sprek over koetjes en kalfjes met Betje.
En de argelooze Betje scheen het wel
aardig te vinden, dat de jongens haar zoo
gezelschap hielden. Dat duurde zoo een
tijdje, totdat Betje een bak met aardappe
len van het aanrecht nam en op een stoel
wilde gaan zitten met haar rug naar Tom
gekeerd. Tom zag het aankomen. Het louw
was tamelijk strak gespannen. Dus nam hij
de kans waar. Hij trok even... r-\ sletje,
die misschien wat topzwaar was, kwam met
zóó'n vaart op den stoel terecht, dat ze met
stoel en al opzij kantelde, zoodot ze op
den grond terecht kwam en alle aardappe
len over den vloer rolden
O, wat schrok TomZóó had hij het niet
bedoeld.
En Betje was natuurlijk boos. „Akelige
jongen, dat is jouw schuld," riep ze, terwijl
ze weer opstond, aldoor haar pols vasthou
dend.
„Heb je je pijn gedaan T Was maar
een grapje!" zei Tom zacht.
„Mooie grap iemand zoo aan z'n goed
te trekken, 'k Dacht, dat je op het aan
recht zatMijn pols doet zóó'n pijn
misschien is hij wel gebroken I" beweerde
Betje.
„Gebroken, o Bet, dat zou verschrikke
lijk zijn!" riep Tom.
Betje zag, dat Tom op eens heel bedrukt
keek en ze was al van plan te zeggen, dat
het zoo erg niet zijn zou, want ze id het
in haar boosheid wel wat erg overdreven;
maar toen juist viel haar oog op het vlie
gertouw, dat Tom nog in zijn handen hield
en plotseling ging haar een licht op. Nu pas
begon ze te begrijpen, hoe ze op den
gTond gekomen was. Ze voelde op haar
rug en kreeg het touw in handen. 'loon
werd ze toch weer hoos. 't Was te erg, dat
die jongen haar zoo had beetgenomen
„O jou ondeugd, nu weet ik. waarom je
aldoor in de keuken bleefen Leo wist
het natuurlijk ook I" riep ze en vond het
wel goed Tom voor straf nog een beetje
„in de rats" te laten zitten.
„Nou jongens, jullie begrijpen wel, dat
ik niets meer doen kan met m'n pois
jullie moeten dus maar zien, dat je den
boel klaar krijgtzei Betje en ging kalm
op haar stoel zilten.
Tom was een-en-al bereidwilligheid om
alles te doen, wat Betje zou zeggen. Hij
begon met de aardappelen op te rapen en
Leo kwam ook helpen.
Intusschen dacht Betje pr ever, hoe ze
het den jongens betaald zou zptten. Tom
was zoo gedwee als een lammetje, 'vet was
een heel andere Tom dan gewoonlijk en
Leo vond het wel leuk om hem te helpen.
't Was zóó iets ongewoons dat er nu nie
mand was om voor hen te zorgen. Toen
ze de aardappelen opgeraapt had, wilde
Tom ze uit zichzelf al gaan schillen. Mnar
daar ze deze dagen met Betje alleen voor
het gemak vroeg gegeten hadden, begreep
I Leo, dat die aardappelen waarschijnlijk
voor den volgenden dag zouden zijn. Daar
om vroeg hij aan Betje, of het schiller, niet
kon wachten tot morgen; dan moest de
I werkvrouw maar komenDit was een
goede gedachte van Leo en Betje moest
er ook wel in toestemmen, hoewel ze het
jammer vond, dat de jongens op die manier
van het aardappelschillen af kwamen. Er
moesten nu boterhammen gemaakt wor
den Tom kwam eerst eens kijken, hoe
het met Betje's pols ging.
„Wordt het nog niet wat beter, Bet?"
vroeg hij angstig.
„Beter!" riep Betje verontwaardigd, „hoe
kun je nu zoo' iets vragen? Ik kan h'm
toch niet lijmenKijk, hij wordt al dik,"
zei ze tegen Leo, die er ook bij kwam.
,,'t Zal wel zoo zijn," zei Tom neerslach
tig, terwijl hij Betje's pols bekeek. Maar
toch twijfelde hij, of de pols wel abnor
maal dik was of dat hij van nature zoo was.
„Nee, 't i s zoozei Betje met nadruk.
Leo zou boterhammen snijden en ze
kwamen ervan allerlei dikten. De jon
gens waren in de kamer en Betje kwam
naar hen kijken. Zoo nu en dan A-as er
een verraderlijke trek om h3ar mond
alsof ze moeite had om niet te lachen.
„Nee maar dut is geen werkriep Leo
wanhopig. „Die boterhammen willen niet
recht worden I Ik maak nog liever een
Fransche thema riep hij wanhopig uit.
Betje lachte en peinsde er over, waarmee
ze de jongens nog eens kon beetnemen,
maar ze kon niets bedenken, 't Was ook
niet gemakkelijk: ze waren slim, als het er
op aan kwamGelukkig kwam een toeval
haar te hulp. Dat gebeurde zoo: er was een
spreekkamertje naast de kamer van da jon
gens. Een deur, die 's zomers meestal of en
stond en 's winters dicht was, verbond de
twee kamers. Terwijl de jongens iruk bezig
waren met de boterhammen en Betie er
over dacht om het beetnemen maar op te
geven, hoorden ze plotseling een bons in
het spreekkamertjeen toen een geritsel
als van vallende blaren. Ze schrokken alle
drie. Maar Betje was 't eerst van den
schrik bekomen, 't Was of ze begreep,
waardoor het leven veroorzaakt was. Ze
liet er echter niets van blijken.
„Een inbreker I" was het eerste, wat
Leo zei, „'k wed, dat hij het raam openge
maakt heeft; 'k hoor de blaren vaaicn."
Met verschrikte gezichten keken de jon
gens naar Betjewat ze doen zou
Betje deed evenwel niets. „Ja jongens,
je begrijpt, dat ik met m'n pols tegen z.oo'n
man toch niets kan doen I 't Is het beste,
dat jullie hem maar ontvangen."
De jongens keken, alsof ze een koude
douche kregen f Was dat hun trouwe
Betliet ze hen zóó in den steek, nu
vader en moeder weg waren en er werke
lijk iets verschrikkelijks gebeurde?
„Was vader nu maar thuisriep Tom.
„Laten wij samen maar eens gaan kij
ken; ik ben de oudste, dus ik zal voor
gaan zei Leo moedig.
„Misschien is het wel geen inbreker; je
hoort hem niet loopen," zei Tom, ofschoon
hij bijna vast overtuigd was, dat het wel
zoo was.
Heel voorzichtig deed Leo de deur van
het spreekkamertje open en juist hoorden
ze wéér een geritsel. Met gespannen aan
dacht volgde Betje hun bewegingen.
't Was pikdonker in het kamertje; dus
zagen de jongens eerst niets, maar het
knopje van het electrisch licht was vlak bij
de deur. Leo draaide dadelijk net licht op
en angstig keken ze rond eerst kon
den ze niets bijzonders ontdekken, toen
riep Leo op eens: „O, is dat allesBetje
kwam er bij en begon onbedaarlijk te
lachen, terwijl ze riep: „i k wist het wel I"
En de jongens lachten nu met haar mee.
't Was ook zoo bespottelijk, die angst
van hen en die verwachting een inbreker
te vinden. In plaats daarvan vonden ze
wat roet en verdroogde blaren. In het
spreekkamertje stond dezen winter geen
kachel en nu was de bus uit den schoor
steen gevallen. Dit had den plof veroor
zaakt en het ritselen kwam door vallend
roet en blaren, die in den schoorsteen ge
raakt waren, daar er een ouderwetsche
schoorsteen met een dakje op het huis
stond.
Dat Betje na den eersten schrik niet
bang was, kwam omdat het de week te
voren overdag gebeurd was. De bus was er
toen zeker niet goed ingestoken, zoodot zij
er nu waarschijnlijk door den stormwind
weer uitgevallen was.
„Ziezoo, 'k zal het zaakje wel even oprui
men zei Betje, toen ze het bekeken had
den.
„En je pols dan-?" vroeg Tom veiuon-
derd.
„M'n pols zei Betje lachend, „die
zit nog ctevig in elkaar! Stel je maar ge
rust, hoor! 't Was zoo erg niet, ik voel er
al niets meer van."
„Is 't heusch waar, Bet?" riep Tom blij.
„dat is een pok van m'n hart 1" Tom rag er
zóó verlicht uit, dat Betje niet kon nalaten
te zeggen:
„Jullie zijn toch een paar goeie jongens
Jullie hebben flink je best gedaan om het
weer goed te maken."
„Nou Bet, je mocht ons ten minste wel
eens trakteeren, want je hebt ons heel wat
angst doen uitstaan vanavond
„Dat is best: ik zal wat lekkers voor jul
lie klaarmaken bij het avondeten, zeg
maar, wat jullie hebben wilt
„Flensjes, in plaats van boterhammen!"
riep Tom en Leo stemde er mee in.
„Best hoor I" zei Betje en begon met
frisschen moed het beslag voor de flensjes
klaar te maken, want eigenlijk vond ze
niets prettiger dan „haar jongens" een ple
ziertje te bezorgen.
Toen Leo en Tom 's avonds in bed lagen,
zei Tom:
,,'k Ben blij,"dat vader en moeder mor
gen terug komen, want wie weet, wat er
anders nog voor rare dingen gebeuren.
„Eerst vond je 't zoo leuk, dot we alleen
met Betje thuis waren en vanmiddag wilde
je zoo graag, dat er iets gebeurdezei
Leo lachend.
„Ja," zei Tom, „maar n u heb ik er toch
genoeg van! Verbeeldt je, dat Betje's pols
werkelijk gebroken was door mijn schuld....
en dan een inbreker in huis!"
„Maar ik had toch even pretWat was
ze mooi vastgebonden, die Cetje I"
En Tom lachte nog bij de gedachte aan
Betje met het \liegertouw aan de lus van
haar schort.
CORRESPONDENTIE
Clyvin. Dat is niet veel. Misschien
volgende keer weer wat meer. II: hoop liet
maar.
Duinviooltje. Je moet ninor niet al
te lang denken en maar gauiv beginnen. Ge
lukkig dat hij weer terug is. Wordt hij met
al wat beter
Bobbie. Doe je best maar. De vorige
keeren is het toch ook wel gegaan Probeer
het maar In ieder geval meedoen hcor 1
Frisiauntjc. Goed zoo, dat schiet
dus nl op. Als je nog wat.wilt hebben, schrijf
Let don maar. Er is neg genoeg.
D c Zwarte Roos. Ik zal zien of ik
je kan helpen. Eigenlijk is het ruilhondclhoclcje
alleen \oor neefjes cn nichtjes, die geregeld
meedoen.
ilene. Donk jé wel. 't Is toch een al-
ardigst verhaal. Ik wil het wel eer.s vra-
lÏMn nnnr nnf nrt.T trol
Si
leraardiigst
gen. Dan hoor je dat nog wel
N c p t u n u s. Dat trof dus mooi. Jo, al-
lijd aan het loket cn steeds bet ruilhandel-
hoekje goed nalezen, of je naam er bij staat.
Boterbloem. Vondt je het zóó moei
lijk
Balsemientjc. Nu ja, dat is niet zoo
heel erg voor een enkele maal. Als het maar
niet tc vaak gebeurt.
K wik. Ik denk altijd maai beter iets
dan niets, dus ben ik tevreden.
Cupido. Neen, het schijnt, dat er long
niet zooveel meer zijn als vroeger. Hoe dat
kemt weet ik niet. Prachtig hcor. Blijf zoo
maar steeds je best doen.
Kampioen. Goed. want doorvoor zijn
altijd wel liefhebbers te vinden. Gelukkig maar
Neen, dat is ook niets gezellig
Bruinoog. Jo, bij mij ook hoor. Zoo,
heb je ook radio, dat is eig gezellig, vindt je
niet? Krijg ik volgende week weer wat meer
van je te hooi en
Regen dropje. Zoo lastig was hot
tcch niet hoor
K r u 11 e b o 1. Wel gefeliciteerd hoor. 't Is
wel een dag te vroeg, maar dat hindert niet.
Jo, dan schijnt dc tijd altijd erg lang le <*.-
ren. Maar nu staat dc groote feestdag toch
gauw voor dc deur. Heb je al een mooi opstel
klaar
Blondje. Wat een leuke dingen alle
maal. En heb je er ook nog van gekregen
Goed, stuur het maar gauw.
N a r cis. Neen, daarom juist. Maar
daarom had je juist Zondag mooi tijd gehad
voor je brief. Dut bedoelde ik ermee. Dat zou
je nog best meevallen. Als je er een tijdje bent
is het net alsof je nooit weg g«r»v€est ben».
Edelwcisz. Wanr is je mooie brict
deze week gebleven? Ik heb cr helaas te ver
geefs naar gezocht.
Lente Klokje. Ja, die zal wél gauw
op ïeis gaan. Want hij moet intusschen na
tuurlijk nog .allerlei inloopcn doen. Gelukkig
dat je zc toch nog hebt gevonden.
A. V. Hartelijk dank voor de bonnen cn
plantjes.
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE.
Er ligt ccn pnkje klaar voor Neptunus.
Een van onze neefjes heeft 6 Texel-plaatjes
en 25 dito bonnen; 4 Vim-coupons; 16 voct-
be.lkoppt-n, 8 plaatjes „bloemen in onzen tuin",
4 plaatjes „Hoe heet die vogel", 4 bloemvel
den, 22 filmkoppen cn vraagt daarvoor „Pe
likanen". Wie kon hem helpen.