KINDERRUBRIEK xxxxxxxxx x Toen Tom en Leo de baas waren De Rubriek van Oom Karei. Enhoe staat het met dc opstellen. Jelui ziin natuurlijk allemaal al druk aan den gang. De tijd begint alweer op te schieten. Jelui heb ben nog wel even den tijd ermee, maar toch moet je er maar niet al te lang mee wachten. Je weet het, tegen het einde van dc maand, zoo ongeveer dc 20ste moeten de opstellen binnen zijn. De juiste datum schrijf ik nog wel dc volgende week. Wel kan ik jelui al iets van de prijzen vertellen. Er komen deze keer 4 prijzen en een troostprijs. En dan nog wat en dat is voor hc-t toekennen van de prijzen van het grootste belang. Schrijf onder ie opstel vooral duidelijk je naam (met de toevoeging „neefje" of nichtje") en je leeftijd. Want na tuurlijk maakt het verschil of een opstel ge maakt is door een nichtje van 8 jaar of een neefje van 12. Dat dus vooral niet vergeten. Nu laat ik weer ccn mooi verhaal van Silene volgen. Het heet KASTANJES ZOEKEN. „Moeder", vroeg Jnapje, „mogen we kastan jes gaan zoeken in 't plantsoen?" „Jawel," zei moeder, ,maar Kees en Aric gaan toch ook mee „Natuurlijk moes," antwoordde Jaap cn hol de naar zijn oudere broertjes. „Het mag, jongens, fijn hè „Ja, maar je moet bij ons blijven," zeiden Kees cn Axie. Jaap was pas zeven jaar cn Kees en Arie 9 10. Zij moesten nog een flink eindje loopen, cei ze bij het plantsoen waren. „Ha. ik zie een fijne boom, hij zit vol, jo," zei Arie tot Kees. Nu aan het zoeken. Er kwamen nog meer jon gens aan om kastanjes te zoeken. „Loten wc eerst een paar flinke keien halen", opperde één van hen. Ario en Kees deden het ook. „Jij niet hoor Jaap, jij raapt ze maar op. die wij er af gooien," zei Kees. Nu, dat vond Jaapje wel goed. „Voorzichtig, pas op de stecnenriepen dc jongens cn daar vlogen ze de boom in. Er vielen voel kastanjes af. Nu nog eens. en nog eens. De jongens worden al wilder en wilder daar ze zoo goed mikten. Weer gooiden ze steenen in de boom. Juist liep Jaapje er onder. O, wee I Een kei kwam precies op zijn bloote hoofd, zoo'n leclijke punt'ge kei. Jaap begon te gillen en voelde dat er bloed op zijn hoofd zat. „Jij hebt het gedaan", schieeuwde Kees tot één der andere jongens. „Ik zag het". „Niet, 't was jouw kei." leelijkcrt nu heb jc je eigen broertje gegooid!" Nu begonnen ze te vechten. „Jongens houd dan toch op, laten we Jaap eerst helpen. Jullie komen het t<->ch ni' t te weten van wien die kei kwam. zei Arie. „Ik zag van wien de kei kwam," zei een klein meisje, dat had staan kijken. „Van die jon gen," en ze wees op Kees. „Heusch?" \roeg deze verschrikt. „O, dan ken ik het heusch niet helpen." „Ga gauw mee naar huis Jaap" zei hij. Hij bond een niet al te schoonc zakdoek om zijn hoofd cn zoo g'ngcn ze naar huis te rug. Jaaps hoofd deed erg pijn. „Maar kinderen, wat is er nu gebeurd?" vroeg moid r. Beschaamd vertelde Kees van zijn wildheid. Vader deed gauw een veibund om Jaap's gewond hoofdje. „Dat jij zóó wild kimt zijn," zeiden vader cn moeder ernstig. „We zullen je niet verder straffen. Dit is al een groote straf geweest, maar wij vertrouwen je in geen maand alleen met Jaapje." Zóó emdj'gde dus h?t kastanje zeeken. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I. t/Koppelpoort" met K, hop, Sopla, /apport, postel in. Koppelpoort, telephoon Schoor, ploeg, Urk, t. II. „Leiden ontzet" met de woorden: leli, Kees, zeil, rood, zeep, Anna, cord, knie, erts, Harz, mees, Stil. Deze week is de prijs gewonnen dooi B c u i n o o g cn kan, als gewoonlijk, a.s. Maandag aan onze bureaux worden afgehaald (aanmelden aan het loket). NIEUWE RAADSELS. I. Op do kruisjeslijnen komt de naam van ccn stadie in dc provincie Utrecht. X X s X 3 x i X g X X Op de Iste rij een medeklinker. Op 2de rij ccn visch. Op de 3de rij ccn rivier in Noord-Brabant. Op de 4de rij een vuurwapen. Op de 5de rij het gevraagde stadje. Op de 6do rij zijn bedrog. Op de 7de rij c-tcn we iederen dag. Op de 8ste rij een oude voos of kruik. Op de 9de rij ccn medeklinker. II. Het geheel bestaat uit 8 woorden cn 29 letters en is een bekend spreekwoord. 27, 1, 28, 4 is een groot varken. 19, 2, 24, 5, 9, 21, 13, 22 verdedigt het vaderland. 15, 20, TT, T8, TO, 22 is ccn dier. waarvan het bont veel verwerkt wordt. 8, 29, 16, 6, T2 is een visch. T7. 7, T4 is oen soort teckening die afge drukt kan worden. 26, 25, 3, 23 is een verkorte meisjesnaam. En stapt er stevig dun van door. HET BOERINNETJE. Daar gaat ccn klein boerinnetje Al naar de groote wei Zij me'kt daar de koeien Die rustig staan te loeien En is zoo blij, zoo blij. En zij verkoopt de melk, ja ja En krijgt er geld voor ha ha ha; Daar koopt zij mooie klompjes voor. „Hé, 'k wou dot er eens iets prettigs ge beurde," zei Tom Rijnbeeke, van zijn boek opkijkend. „Je wordt zoo suf van zoo'n heelen mid dag lezen." „Wat wou je dan, dat er gebeurde vroeg Leo, zijn ouder broertje. „Nu, laat es zien dat ;r een vlieg machine daalde in de wei achter ons huis bijvoorbeeld." ,,'t Zou wel naar zijn, als dat noodig was, want met zoo'n storm als op 't oogenblik zou er vast een ongeluk gebeuren I" meen de Leo. Leo stond met zijn vingers den marsch „Turf in je ransel" tegen de ruiten ie trom melen. 't Was hun vrije Woensdagmiddag. Bui ten stormde en sneeuwde het: de intrede van den winter, 't Zag er in de speelkamer van de jongens Rijnbeeke gezellig uit, de kachel brandde lekker en al hun hebben en houwen hadden ze daar bijeen. Tom was elf en Leo dertien jaar. „Hield het stormen maar op," zei Tom, „dan lag er gauw een dik pak sneeuw en konden we fijn buiten gaan spelen." Tom deed zijn boek dicht en drentelde de kamer rond. 't Was toch eigenlijk saai, dat vader en moeder van huis waren. Eerst hadden ze 't wel leuk gevonden, een paar dagen alleen met Betje te zijn, de baas te zijn, zooals zij 't noemden. Maar bij nader bekijk viel 't hun niet mee. 't Was toch heel wat gezelliger, als vader en modder thuis waren. Daarbij kwam 't slechte weer, waardoor ze niet zooals gewoonlijk buiten I konden spelen. Leo ging de kast opruimen, maar Tom verveelde zich echt. Lezen, daar had hij geen zin meer in en hij wist niets anders te doen. Totdat hij boven op de kast zijn vlieger in het oog kreegDadelijk sprong hij op een stoel en nam hel vlieger touw eraf. Nu had hij weer een werkje, want Tom verzamelde alle touwtjes, die hij te pakken kon krijgen zijn rakken zaten altijd vol touwtjes om aan het vliegertouw te knoopen. Nu had hij ook weer een heele verzameling en ging aan het knoopen. 1 Betje scharrelde in de keuken, die recht tegenover de jongenskamer was. 'Betje was een oude getrouwe en kon veel van de jon gens verdragen, al maakten ze het soms wel eens wat bont. Vooral Tom verzon d:k- wijls grappen. Zoolang Tom touwtjes had om aan te knoopen, was hij stil, maar toen dat klaar was, kwam weer de lust om „iets uit tc voeren" bij hem boven. Ongelukkig voor haar kwam toen juist Betje binnen om de kachel te verzorgen. Tom was zijn vlieger- touw aan het oprollen. Daar het al sche merde, kon Betje niet goed zien, wat hij uitvoerde. Zij lag op de knieën voor de j kachel om er onderin te poken. Plotseling i viel Tom's oog op de mooi-gestrikte ban- j den van Betje's schortEn op eens was zijn pion gevormd. Hij zou Betje aan het vliegertouw vastbinden, 't \Vas een prach-1 tige gelegenheid om haar beet te nemen, te mooi om te laten voorbijgaan, vond hij.1 „Hoe kom ik nu achter haar?" dacht Tom. „Om de tafel loopen kan nietdat is te gewaagd, dan merkt ze het Toen deed hij 't eenige, wat erop zat, hij sprong met een plof op de tafel, zoodat zij er van kraakte en Betje zei: „Hé jongen, wat laat I je me schrikken, ik dacht dat er iemand viel I" „Een kleine vergissing, Bet ik ging zit tenantwoordde Tom. Hij lachte in zich zelf, deed net, of hij druk bezig was met het vliegertouw en maakte lawaai door met zijn schoenen tegen de tafelpooten te schoppen. Betje had even omgekeken en was toen weer aan het poken gegaan. Tom legde 't vliegertouw naast zich. „Zie zoo," dacht hij, „ze zal nu wel weten, aan welken kant van de tafel ik zit". Meteen schoof hij naar 't midden van de tafel, pakte zijn beenen met beide handen onder de knieën beet en zwaaide geruischloos naar den anderen kant. Even bleef nij doodstil zitten. „Gelukkig," dacht hij, ,,'k heb de tafel niet met m'n schoenen aangeraakt en ze heeft niets gemerkt.als ze nu nog maar even zoo blijft zitten, is 't klaar Tusschen de tafel en de kachel was net genoeg plaats voor Betje Tom nam het touw en bukte over Betje's rughield zijn adem in en voorzichtig, heel voor zichtig pakte hij een lus van haar schort banden beet, haalde er gauw 't eind van het vliegertouw door en de zaak was klaar. Hij zwaaide zijn beenen weer op dezefde manier als straks over de tafel, "oodat hij weer aan den overkant kwam te zitten zon der eenig geluid te maken en sprong toen op den grond. Zijn eerste werk was het door den strik gehaalde touw vast te knoo pen. 't Was hem gelukt het zoover te krij gen, zonder dat Betje er iets van bemerkt had. i Leo had er met spanning naar gekeken, I hoe Tom bezig was. Nu keek Tom naar zijn broer, die nog bij de kast stond en hield zijn vinger tegen zijn lippen, want hij Z3g, dat Leo op het punt stond om het uit te proesten van het lochen. Betje stond op en daar het touw heel slap hing, ging dat uit stekend. Ze ging naar de keuken en de jongens haar naGelukkig was het al tamelijk donker, maar nog niet zóó, dat het licht op moest. Betje ging naar de schuur om steenkolen te halenDat werd ge vaarlijk, want Tom had niet zoo gauw in de gaten, wat ze doen wilde. Ze moest scherpe hoeken maken, dus Tom wond dadelijk het touw af, want als het ook maar een beetje trok bij een hoek, zou ze 't merken. De schuur stond een eindje van het huis ef, dus nam dat een heel stuk touw in beslag. Tom stond bij de keukendeur en Leo keek door het raam, totdat Betje weer uit de schuur kwam. „Als ze nu maar niet in het touw ver ward raakt," zei Tom, „want dan valt ze en dan is de pret uit." Maar Betje kwam zonder struikelen »vaer in de keuken, wel wat verwonderd, omdat de jongens er nog waren. Tom ging naar de gang en begon het touw weer op te winden. Hij vond, dat het nu wel wat saai werd, hij wilde toch eens probeeren of ze iets merkte, lis hij er aan trok. Hij sprong in de keuken op het aanrecht en Leo bleef weer staan kijken. Tom wenk te tersluiks tegen Leo om hem te beduiden, dat hij weg moest gaan, maar daar had Leo blijkbaar geen zin in, tenminste hij begon, zeker om tijd te winnen, een ge sprek over koetjes en kalfjes met Betje. En de argelooze Betje scheen het wel aardig te vinden, dat de jongens haar zoo gezelschap hielden. Dat duurde zoo een tijdje, totdat Betje een bak met aardappe len van het aanrecht nam en op een stoel wilde gaan zitten met haar rug naar Tom gekeerd. Tom zag het aankomen. Het louw was tamelijk strak gespannen. Dus nam hij de kans waar. Hij trok even... r-\ sletje, die misschien wat topzwaar was, kwam met zóó'n vaart op den stoel terecht, dat ze met stoel en al opzij kantelde, zoodot ze op den grond terecht kwam en alle aardappe len over den vloer rolden O, wat schrok TomZóó had hij het niet bedoeld. En Betje was natuurlijk boos. „Akelige jongen, dat is jouw schuld," riep ze, terwijl ze weer opstond, aldoor haar pols vasthou dend. „Heb je je pijn gedaan T Was maar een grapje!" zei Tom zacht. „Mooie grap iemand zoo aan z'n goed te trekken, 'k Dacht, dat je op het aan recht zatMijn pols doet zóó'n pijn misschien is hij wel gebroken I" beweerde Betje. „Gebroken, o Bet, dat zou verschrikke lijk zijn!" riep Tom. Betje zag, dat Tom op eens heel bedrukt keek en ze was al van plan te zeggen, dat het zoo erg niet zijn zou, want ze id het in haar boosheid wel wat erg overdreven; maar toen juist viel haar oog op het vlie gertouw, dat Tom nog in zijn handen hield en plotseling ging haar een licht op. Nu pas begon ze te begrijpen, hoe ze op den gTond gekomen was. Ze voelde op haar rug en kreeg het touw in handen. 'loon werd ze toch weer hoos. 't Was te erg, dat die jongen haar zoo had beetgenomen „O jou ondeugd, nu weet ik. waarom je aldoor in de keuken bleefen Leo wist het natuurlijk ook I" riep ze en vond het wel goed Tom voor straf nog een beetje „in de rats" te laten zitten. „Nou jongens, jullie begrijpen wel, dat ik niets meer doen kan met m'n pois jullie moeten dus maar zien, dat je den boel klaar krijgtzei Betje en ging kalm op haar stoel zilten. Tom was een-en-al bereidwilligheid om alles te doen, wat Betje zou zeggen. Hij begon met de aardappelen op te rapen en Leo kwam ook helpen. Intusschen dacht Betje pr ever, hoe ze het den jongens betaald zou zptten. Tom was zoo gedwee als een lammetje, 'vet was een heel andere Tom dan gewoonlijk en Leo vond het wel leuk om hem te helpen. 't Was zóó iets ongewoons dat er nu nie mand was om voor hen te zorgen. Toen ze de aardappelen opgeraapt had, wilde Tom ze uit zichzelf al gaan schillen. Mnar daar ze deze dagen met Betje alleen voor het gemak vroeg gegeten hadden, begreep I Leo, dat die aardappelen waarschijnlijk voor den volgenden dag zouden zijn. Daar om vroeg hij aan Betje, of het schiller, niet kon wachten tot morgen; dan moest de I werkvrouw maar komenDit was een goede gedachte van Leo en Betje moest er ook wel in toestemmen, hoewel ze het jammer vond, dat de jongens op die manier van het aardappelschillen af kwamen. Er moesten nu boterhammen gemaakt wor den Tom kwam eerst eens kijken, hoe het met Betje's pols ging. „Wordt het nog niet wat beter, Bet?" vroeg hij angstig. „Beter!" riep Betje verontwaardigd, „hoe kun je nu zoo' iets vragen? Ik kan h'm toch niet lijmenKijk, hij wordt al dik," zei ze tegen Leo, die er ook bij kwam. ,,'t Zal wel zoo zijn," zei Tom neerslach tig, terwijl hij Betje's pols bekeek. Maar toch twijfelde hij, of de pols wel abnor maal dik was of dat hij van nature zoo was. „Nee, 't i s zoozei Betje met nadruk. Leo zou boterhammen snijden en ze kwamen ervan allerlei dikten. De jon gens waren in de kamer en Betje kwam naar hen kijken. Zoo nu en dan A-as er een verraderlijke trek om h3ar mond alsof ze moeite had om niet te lachen. „Nee maar dut is geen werkriep Leo wanhopig. „Die boterhammen willen niet recht worden I Ik maak nog liever een Fransche thema riep hij wanhopig uit. Betje lachte en peinsde er over, waarmee ze de jongens nog eens kon beetnemen, maar ze kon niets bedenken, 't Was ook niet gemakkelijk: ze waren slim, als het er op aan kwamGelukkig kwam een toeval haar te hulp. Dat gebeurde zoo: er was een spreekkamertje naast de kamer van da jon gens. Een deur, die 's zomers meestal of en stond en 's winters dicht was, verbond de twee kamers. Terwijl de jongens iruk bezig waren met de boterhammen en Betie er over dacht om het beetnemen maar op te geven, hoorden ze plotseling een bons in het spreekkamertjeen toen een geritsel als van vallende blaren. Ze schrokken alle drie. Maar Betje was 't eerst van den schrik bekomen, 't Was of ze begreep, waardoor het leven veroorzaakt was. Ze liet er echter niets van blijken. „Een inbreker I" was het eerste, wat Leo zei, „'k wed, dat hij het raam openge maakt heeft; 'k hoor de blaren vaaicn." Met verschrikte gezichten keken de jon gens naar Betjewat ze doen zou Betje deed evenwel niets. „Ja jongens, je begrijpt, dat ik met m'n pols tegen z.oo'n man toch niets kan doen I 't Is het beste, dat jullie hem maar ontvangen." De jongens keken, alsof ze een koude douche kregen f Was dat hun trouwe Betliet ze hen zóó in den steek, nu vader en moeder weg waren en er werke lijk iets verschrikkelijks gebeurde? „Was vader nu maar thuisriep Tom. „Laten wij samen maar eens gaan kij ken; ik ben de oudste, dus ik zal voor gaan zei Leo moedig. „Misschien is het wel geen inbreker; je hoort hem niet loopen," zei Tom, ofschoon hij bijna vast overtuigd was, dat het wel zoo was. Heel voorzichtig deed Leo de deur van het spreekkamertje open en juist hoorden ze wéér een geritsel. Met gespannen aan dacht volgde Betje hun bewegingen. 't Was pikdonker in het kamertje; dus zagen de jongens eerst niets, maar het knopje van het electrisch licht was vlak bij de deur. Leo draaide dadelijk net licht op en angstig keken ze rond eerst kon den ze niets bijzonders ontdekken, toen riep Leo op eens: „O, is dat allesBetje kwam er bij en begon onbedaarlijk te lachen, terwijl ze riep: „i k wist het wel I" En de jongens lachten nu met haar mee. 't Was ook zoo bespottelijk, die angst van hen en die verwachting een inbreker te vinden. In plaats daarvan vonden ze wat roet en verdroogde blaren. In het spreekkamertje stond dezen winter geen kachel en nu was de bus uit den schoor steen gevallen. Dit had den plof veroor zaakt en het ritselen kwam door vallend roet en blaren, die in den schoorsteen ge raakt waren, daar er een ouderwetsche schoorsteen met een dakje op het huis stond. Dat Betje na den eersten schrik niet bang was, kwam omdat het de week te voren overdag gebeurd was. De bus was er toen zeker niet goed ingestoken, zoodot zij er nu waarschijnlijk door den stormwind weer uitgevallen was. „Ziezoo, 'k zal het zaakje wel even oprui men zei Betje, toen ze het bekeken had den. „En je pols dan-?" vroeg Tom veiuon- derd. „M'n pols zei Betje lachend, „die zit nog ctevig in elkaar! Stel je maar ge rust, hoor! 't Was zoo erg niet, ik voel er al niets meer van." „Is 't heusch waar, Bet?" riep Tom blij. „dat is een pok van m'n hart 1" Tom rag er zóó verlicht uit, dat Betje niet kon nalaten te zeggen: „Jullie zijn toch een paar goeie jongens Jullie hebben flink je best gedaan om het weer goed te maken." „Nou Bet, je mocht ons ten minste wel eens trakteeren, want je hebt ons heel wat angst doen uitstaan vanavond „Dat is best: ik zal wat lekkers voor jul lie klaarmaken bij het avondeten, zeg maar, wat jullie hebben wilt „Flensjes, in plaats van boterhammen!" riep Tom en Leo stemde er mee in. „Best hoor I" zei Betje en begon met frisschen moed het beslag voor de flensjes klaar te maken, want eigenlijk vond ze niets prettiger dan „haar jongens" een ple ziertje te bezorgen. Toen Leo en Tom 's avonds in bed lagen, zei Tom: ,,'k Ben blij,"dat vader en moeder mor gen terug komen, want wie weet, wat er anders nog voor rare dingen gebeuren. „Eerst vond je 't zoo leuk, dot we alleen met Betje thuis waren en vanmiddag wilde je zoo graag, dat er iets gebeurdezei Leo lachend. „Ja," zei Tom, „maar n u heb ik er toch genoeg van! Verbeeldt je, dat Betje's pols werkelijk gebroken was door mijn schuld.... en dan een inbreker in huis!" „Maar ik had toch even pretWat was ze mooi vastgebonden, die Cetje I" En Tom lachte nog bij de gedachte aan Betje met het \liegertouw aan de lus van haar schort. CORRESPONDENTIE Clyvin. Dat is niet veel. Misschien volgende keer weer wat meer. II: hoop liet maar. Duinviooltje. Je moet ninor niet al te lang denken en maar gauiv beginnen. Ge lukkig dat hij weer terug is. Wordt hij met al wat beter Bobbie. Doe je best maar. De vorige keeren is het toch ook wel gegaan Probeer het maar In ieder geval meedoen hcor 1 Frisiauntjc. Goed zoo, dat schiet dus nl op. Als je nog wat.wilt hebben, schrijf Let don maar. Er is neg genoeg. D c Zwarte Roos. Ik zal zien of ik je kan helpen. Eigenlijk is het ruilhondclhoclcje alleen \oor neefjes cn nichtjes, die geregeld meedoen. ilene. Donk jé wel. 't Is toch een al- ardigst verhaal. Ik wil het wel eer.s vra- lÏMn nnnr nnf nrt.T trol Si leraardiigst gen. Dan hoor je dat nog wel N c p t u n u s. Dat trof dus mooi. Jo, al- lijd aan het loket cn steeds bet ruilhandel- hoekje goed nalezen, of je naam er bij staat. Boterbloem. Vondt je het zóó moei lijk Balsemientjc. Nu ja, dat is niet zoo heel erg voor een enkele maal. Als het maar niet tc vaak gebeurt. K wik. Ik denk altijd maai beter iets dan niets, dus ben ik tevreden. Cupido. Neen, het schijnt, dat er long niet zooveel meer zijn als vroeger. Hoe dat kemt weet ik niet. Prachtig hcor. Blijf zoo maar steeds je best doen. Kampioen. Goed. want doorvoor zijn altijd wel liefhebbers te vinden. Gelukkig maar Neen, dat is ook niets gezellig Bruinoog. Jo, bij mij ook hoor. Zoo, heb je ook radio, dat is eig gezellig, vindt je niet? Krijg ik volgende week weer wat meer van je te hooi en Regen dropje. Zoo lastig was hot tcch niet hoor K r u 11 e b o 1. Wel gefeliciteerd hoor. 't Is wel een dag te vroeg, maar dat hindert niet. Jo, dan schijnt dc tijd altijd erg lang le <*.- ren. Maar nu staat dc groote feestdag toch gauw voor dc deur. Heb je al een mooi opstel klaar Blondje. Wat een leuke dingen alle maal. En heb je er ook nog van gekregen Goed, stuur het maar gauw. N a r cis. Neen, daarom juist. Maar daarom had je juist Zondag mooi tijd gehad voor je brief. Dut bedoelde ik ermee. Dat zou je nog best meevallen. Als je er een tijdje bent is het net alsof je nooit weg g«r»v€est ben». Edelwcisz. Wanr is je mooie brict deze week gebleven? Ik heb cr helaas te ver geefs naar gezocht. Lente Klokje. Ja, die zal wél gauw op ïeis gaan. Want hij moet intusschen na tuurlijk nog .allerlei inloopcn doen. Gelukkig dat je zc toch nog hebt gevonden. A. V. Hartelijk dank voor de bonnen cn plantjes. OOM KAREL. RUILHANDELHOEKJE. Er ligt ccn pnkje klaar voor Neptunus. Een van onze neefjes heeft 6 Texel-plaatjes en 25 dito bonnen; 4 Vim-coupons; 16 voct- be.lkoppt-n, 8 plaatjes „bloemen in onzen tuin", 4 plaatjes „Hoe heet die vogel", 4 bloemvel den, 22 filmkoppen cn vraagt daarvoor „Pe likanen". Wie kon hem helpen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 12