KINDERRUBRIEK Hoe de Twist werd bijge.e£d Lodewijk: XIV en de Soldaat Grootvaders Portret Slaap kindje, slaap De Rubriek van Com Karei. Zooals ik uit vele briefjes van neefjes en nichtjes, die ik ontvangen heb, heb gehooid, is er op het ocgenblik vacentic, cf iiever g?z?gd is de vocantie ui weer om. Want als jullie dit lezen is het al voorbij. Wot jammer <iat het geen mooi weer was, want dan heb je er dub bel zooveel aan. Ik heb weer een paar opstellen erbij gekre gen ven de week. Er is dus nog tot Maandag tijd en den zullen we eens kijken wie die mooi ste opstellen hebben gemaakt. Jullie zult alle maal wel heel nieuwsgierig zijn. Maar toch moet je nog even geduld hebben. Ik heb de zen week niet veel tijd om een lang stukje te schrijven, dus moe'cn jullie hier maar mee te- vred-n zijn. Van Sib-ne kreeg ik weer een ver haaltje om in de krant te zetten, dat hier volgt: MOEDER HAD HET WEL GEZIEN. De drie kleintjes zitten bij de schoorsteen te zingen. Zij zingen mooie St. Nicolansliedjes en moeder glimlacht, als zij c!ie ernstige ge zichtjes ziet Als ze klaar zijn met zingen, zegt Lien' je Moesje, ben je nu niet bang van nacht, als je hier slaapt en St. Nicolaos komt „Nee hoor" 2egt moeder. „Ik ben niet bang. want ik heb toch goed opgepast van t jaar niet waar „Ja 1" roepen de kleintjes. Do drie meisjes woonden in een klein ouder- tveisch huisje. Vader en Moeder sliepen be neden in de bedstee „Nu moeten jullie naoT bed toe," zegt Moe- ker en kust de drie meisjes, Licntje, Jnnnie en Jetske goedennacht. Het is nacht De klok heeft el drie uren ge slagen. Daar komt een witte gedaante van de trep af en opent de huiskamerdeur Moeder wordt wakker en ziet Jannie op haai bloote voetjes naar de schoorsteen loopen. Verrukt pakt het kleine ding haar schoentje, kijkt voorzichtig nnar moeder, die gauw haoT oogen sluit en trippelt naar boven Zij kruipt 'n haar bedje, met haar schat in de armen en slaapt in. Een paar uur later om half zes ongeveer, loopt Jetske op haar slof jes naar beneden. In do haast heeft zij ze niet goed vastgemaakt. Daar heb je het al, rom bom, bommerde bom. De slcfj^s rollen van de trap ef. Verschrikt worden nu Vuder en Moe der en de twee zusjes wakker. Lientje springt uit bed en ziet haar zusje op de trap. Daar sch'Vt haar te binnen, dot zij hoor schoentje Kesft gezet, en dat Jetske het hare zal helen. Vlug loopt zij nu naar beneden en botst met haor zusje tegen de kamerdeur aan. Wot een lawaai in de vroege ochtend Jannie komt nu ook naar beneden. Vader en Moeder bromuen oen beetje omdat de meisjes zoo'n lawaai hebben gemaakt. „MaaT ik lwb vannacht al mifn schoentje gedeald." zegt Jnnnie. „En toen heeft niemand mij geziep of ge hoord". Melder knipoogt tegen Vader. Late-v vertel de Móeder aan Jannie, dat ze -haar 's nachts vel gezien had RAADSELS. Oplossingen van de vorige wcok. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I. Eden Ede. II. „Stel niet uit tot m°rgen, wat gij heden doen kunt", met de woorden el, meter, are, ster, dir'ten, stooters, ij, tarwe, rogge, tuin, kan, den, hand Deze week is de prijs gewonnen door Lil liputter, die h"in Moandag aan het bureau kan komen afhalen. NIEUWE RAADSELS I. X x r X x xxxxxxxxx X X X X He ben een welbekende plnats in Ncdcilend. Ie rijeen medeklinker. 2e rij een schuurmiddel. 3e rijeen mooi bloempje. 4e rijeen soort bocht. 5e rij het gevraagde woord. Ge rjjis iets wot men voor een deur doet 7e rijeen graangewas. 8e rij: een rivier dicht bij Amersfooil 9e rijeen medeklinker. (Ingez. door Lenteklokje). 't Geheel is een stad in AfrrKa, Die net heet als een land. Mén voert er oorlog voor en na Geen vrede houdt daar stond De menschen zijn er bruin van kleur. Him voet steekt in een slof. Hun huls is rrcrst6l zondei deur Hun kleeding licht van stof. Het eerste deel is voor elk kind Het liefste wat hij heeft. Niets, wat hij ooit zoozeer bemin' Als haar zoolang hij leeft. Het tweede is een dameskleed. Schoon ook een heer het draagt A's hij zooals jc zeker weet. Op feesten is gevraagd. Het derde is een jongensnaam. Ook meisjes dragen dien Hij is verkort en niet voornaam Dat zul je zelf wel zien. (Ingez. door Duinviooltje), Auk Wolters en Frank van Hoorn waren buurtjes al vanaf hun de.de jaar, toen Auk met Vader en Moeder naast de familie Steensma was komen wonen. Beiden had den broertjes noch zusjes. Wat was dus natuurlijker dan dat zij als de beste kame raadjes opgroeiden en altijd samen speel den? Plotseling was daar echter een eind aan gekomen en wel, doordat Frank naar een jongensschool was gegaan. Ze waren bei den negen jaar oud en hadden tot nu toe de naburige jongens- en meisjesschool be zocht, waar zij in dezelfde klas zaten. Al tijd waren ze samen geweest en wat had den ze veel pret gehadEn nu was alles op eens heelemoal veranderd! Vanaf het oogenblik, waarop Frank 's morgens op den hoek der Steenstraat linksom gegaan was, terwijl Auk rechts 8fsloeg, was de verandering ingetreden. Went toen Auk om twaalf uur uit chool kwam, zag zij vlak bij huis Frank met een paar jongens van den onderen kant ko men. Hè, wot stapte hij stevig door? Het leek wel, of hij haar heelemaal niet zien wilde. En wat had hij een pret Geen wonder, want de jongens met wie hij liep, Kees en Jan ven der Wielen, die een huis of zes verder in hun straat woonden, ston den bekend als een vroolijk tweetal. Na tuurlijk gingen zij ook op de jongens school. Brommig kwam Auk thuis. Ze had het land en heel erg ook Zoo'n flouwe jon gen om net te doen, alsof hij haar niet zag Ze zou lekker niet met hem spelen, als hij 't haar na vieren vroeg. Als hij het vroeg, want daarvan was ze al zou ze dit ook aan niemand willen bekennen nog zoo heel zeker niet. Het bleek al spoedig, dat Frank haar zoo veel mogelijk ontliep en toen hij haar eens achter in den tuin sprak, zei1 .iij: „Zie je, Auk, ik kon nu niet meer iet je spelen; Kees en Jan zouden me uitlachen." „Wat geeft dat?" bromde Auk, die dit in hnar verontwaardiging heelemaal geen reden vond. „Wat dat geeft?" herhaalde Frank. „Als je geen meisje was. zou je 't snanpen; enne bovendien ben ik nu toch te groot om met je te spelen." Auk had haar handen tot vuisten gebald en de lippen stijf op elkaar geklemd. Ze was woedend. Natuurlijk hadden de jon gens van van der Wielen hem opgestookt Zulke akeligheden 1 Frank moest het zelf dan maar weten. Zij zou hem niet meer vragen, samen te spelen. Boos liep zij het huis Au..s liefste wensch was altijd gewéest: een jongen te zijn, maar in d i t oogenblik zou ze er alles voor gegeven hebbén! Moeder had haar aangeraden, eens wat meer met meisjes om te gaan, maar alleen Liesje Boutens uit haar klas vond ze aar dig en die was juist ziek. Wies van Hoorn en Carlo Diks, die ook wel in haar smaak vielen, waren helaas blijven zitten. En de onderen vond zij onuitstaanbare nuffen. Vandaar haar eenzaamheid en haar groote hoosheid, die hoofdzakelijk tegen Kees en Jan van der Wielen gericht was. Als d i e Frank maar niet zoo aangehaald had den En Frank was een flouwe jon gen. Maar ze zou toonen, dat ze best bui ten hem kon Op den eerstvolgenden vrijen Zaterdag middag ging zij daarom naar de hut, die Frank en zij heelemaal achter in den tuin samen van plaggen hadden opgetrokken. Zij had een boek meegenomen om er te zitten lezen. Vroeger hadden zij er ramen altijd gespeeld, vroegernee, nu niet denken aan vroeger. Zij wilde haar ver driet dapper dragen en zich schikken in het onvermijdelijke. Vlak achter de hut stond de knoestige, oude boom, .vaar Frank en zij zoo dikwijls ingeklommen waren zou ze nu eens alleen och, wat was daar nu aan? Nee, ze zou rustig op de bank van plaggen in de hut gaan lezen. Weldra was Auk zóó in haar mooie boek verdiept, dat ze alles om zich heen \ergat. Ze merkte er dan ook niets "an, dat Frank met zijn beide vrienden door het poortje den tuin aan dan achterkant verlaten had om op de hei, die zich achter de tuinen uitstrekte, den vlieger van Kees en Jan op te laten. Het was een bijzonder mooie en groote vlieger. Mpp.eer va:, der Wielen, die bij de jeugd bekend stond om zijn vliegertalent, had hem voor de jongens gemaakt m ver langend hadden zij al uitgekeken naar den Zaterdagmiddag, waarop zij hem zouden oplaten. Gelukkig was het niet alleen droog weer, moor woei er zelfs een aardig briesje, zooclat de vlieger zonder eenige moeite de lucht inging en zich gedroeg zooals men van een goeden vlieger verwachten mag. Het was waarlijk een fier gezicht, zoonis de vrooïijk-gekleurde vlieger door het luchtruim zweefde I 't Was nog warm voor den tijd van het jaar en hoe mooi Auk het boek ook vond, de letters begonnen na een tijdje toch voor haar oogen te dansen enAukie viel insraap. Plotseling werd ze echter opgeschrikt door een luiden kreet op het aangrenzen de heideveld. Zij wreef zich eens de oogen uit, moest zich eerst bezinnen, waar zij eigenlijk was en zag op eens in den hoo- gen boom een vlieger verward. In minder dan geen tijd overzag zij den heelen toe stand, want achter het muurtje herkende zij duidelijk de stemmen van Frank en de van der Wielens, die zeiden: „Hoe krijgen we 'm uit den boom?" „Alleen als we in den boom konden klimmen, zouden we er bij kunnen." „De boom staat precies achter het muurtje in den tuin van meneer Wolters." Goede raad was duur. Daar hing nu de mooie vlieger boven in dén boom I En als zij hem er niet spoedig uithaalden, zou hij alle kans loopen te verongelukken. Och, och, wat jammer toch Op eens had Auk echter een besluit ge nomen. Zij zou den jongens toonen, dat „maar een meisje," zooals zij haar natuur lijk noemden, redding kon brengen in moeilijke oogenblikken. Vlug en behendig klauterde zij op het muurtje en vandaar in den boom. De dikke, knoestige takken en zij waren goede bekenden en met elkaar vertrouwd. Het duurde dan ook niet lang, of zij had den vlieger bereikt, die slechts een klein zetje noodig had om los te komen en daarna weer fier zijn weg door het luchtruim ver volgde, alsof hij geen lastigen boom op zijn tocht ontmoet had. Nauwelijks hadden de jongens aan den anderen kant van het muurtje gezien, wie den vlieger zijn vrijheid teruggegeven had en hoe handig dit Auk afging, of er klonk een luid hoero-geroep. „Even wachten, jongens, tot ze weer be neden is. We moeten haar nu niet aflei den," zei Kees, de oudste van het drietal, dat op de hei stond. De beide anderen begrepen, dat "..ij ge lijk had en wachtten kalm tot Auk weer op het breede muurtje stond. Toen kwamen de tongen en handen der jongens echter los „Kranig gedèan, Auk „Geen jongen hoeft voor jou onder te doen, hoor!" „We zullen je een medplje voor het red den van zich in nood .bevindende vliegers geven I" „Leve Auk Wolters!" „Het dapperste aller meisjes!" „Wij benoemen je tot eerelid van onze club!" zoo klonk het van beneden. Auk kon haar eigen ooren nauwelijks gelooven. Zij was geheel in naar eer her steld en dat was het voornaamste. Of vond zij het misschien nog prettiger, dat Frank en zij weer goede vrienden waren? Op zekeren dag hield Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, inspectie over zijn troepen. De vorst bleef stilstaan voor een soldaat, wiens uiterlijk hem bijzonder goed beviel, haalde diéns degen uit de scheede en gaf hem daarna het wapen terug. De soldaat zei nu vrijmoedig tegen den koning: „Sire, als men den degen van iemand neemt en hem dien teruggeeft, steekt men hem gewoonlijk weer in de scheede. Verrast antwoordde Lodewijk XIV: „Goed, ik zal het doen." En hij stak den degen weer in de schee de. „Sire," hernam de soldaat, „indien ik mij niet vergis, was het op deze wijze, -lat Uw voorouders hun onderdanen in den adelstand verhieven." Lodewijk XIV had schik in de snedige opmerking van den soldaat en liet hem kort daarna werkelijk in den adelstand verhef fen. Den kleinen Toni, die voor enkele cen ten dikwijls de schilderbenoodigdheden voor de jeugdige kunstenaars draagt of hun penseelen uitwascht, schijnt langzamerhand ook iets van de „kunst" aangewaaid te zijn. Zijn schetsboek getuigt ervan en vandaag wil hij zijn familie eens toonen, hoe een kunstenaar een portret teekent. Maar eerst moet hij een model hebban. Zijn zusje Mina die kan het lachen niet laten. Zijn broertje Albert die kan geen twee minuten achter elkaar stil zitten. Zijn Moeder? die heeft helaas geen oogenblik tijd, want wie zou het eten moeten koken of het huiswerk verrichten i Grootvader dan? Ja, Grootvader, dien zal hij eens uitteekenen Grootvader heeft een „echt karakteristieken kop" en een „schil derachtig profiel", verzekert het kunst genie. De kunsttermen, waarvan de bengel zich bedient, maken niet weinig indruk op Grootvader en vol verwachting neemt hij plaats op den zetel, dien Toni hem aan wijst. „Zoo valt het licht uitstekend," zegt Toni gewichtig en hij kan zijn werk beginnen. Maar neen, zoo wordt het niets! Groot vader heeft werkelijk niet het minste ver stand van poseeren. Waar zou hij 't ook geleerd hebben Voortdurend beweegt hij zijn pijpje en dat maakt Toni's taak niet gemakkelijk. En Grootvader zonder pijp in den mond, is Grootvader niet. Die twee be- hooren nu eenmaal bij elkander. Groot vader zelf voelt er ook niet veel voor, zijn pijpje uit den mond te leggen: dus noudt hij het zoo rustig mogelijk, al is dit don ook een heele toer. Als hij eens een blik werpt op het portret, dat Toni van hem maakt, trillen zijn mondhoeken verraderlijk. Wat hij ziet, is ook zoo bijzonder mooiHij blijft echter zoo ernstig mogelijk, ten einde den jeug digen teekenaar niet te hinderen bij zijn werk. Eindelijk is het portret klaar. Juist komt Moeder aangeloopen en zegt: „Ik zie werkelijk eenige gelijkenis: het pijpje is uitstekend en het trekt ook goed; dat kun je aan den rook zien. Alleen jam mer, dat de pijp door de wang steekt. Dat moet Grootvader toch eigenlijk pijn cicen." Maar Toni laat zich niet uit het veld slaan en toont daardoor, dat hij een groote deugd bezit, want volharding leidt tot het doel Ik déns, ja, ik déns, ja ik dans met mijn hond, Mijn hupp'lenden Kazan, in 't ronde rond rond, Kom Kaasje, mijn baasje, nu haést je, kom, .cóm Draai omme, om ómrae, om ommetjes om Van éénen, van tweeën Poot ópPoot beneeën Je knookjes, je knieën, Op, op! Tralaliëü Je pootjes haal mooitjes, tra-la T van den grond! Maar Kazeman, Kazeman, Kazeman, Kaas, Je treuzelt en teut en je talmt, kleine baas. Je trappelt kordaatjes Parmant uit de maatjes! Kom Kaasje, mijn baasje, mijn trippe laar, kóm! Tralala, tra lië! om ommetjes óm! Van éénen, van tweeën! Poot op! Poot beneeën! Tralóla tralie! Kom zóó dan! Zeg, zié je?? En hóór je, zeg, hóór je, toe, toé, dan! den tel? O Kaasje, stout baasje, je luistert toch wel?? Je bromt in je knevel, je oogt me zoo sip, Van éénen, van tweeën!tip tippe! tip tip! Ach, Kaasje, mijn baasje, bent pien tere Piet, Maar, vent, voor een dansertje deug je toch niet!!! CLARA WITTE. Eenige jaren geleden had een slager irt een dorp in België twee lammeren gekocht. Hij moest er belasting van betalen, doch gaf er slechts één van aan. Deze smokkelarij werd door een anderert noijverigen slager ontdekt. Hij gat het aan en het gevolg was, dat twee be* ambten zich persoonlijk naar den eersten slager begaven om te onderzoeken, of dc beschuldiging waarheid bevatte. Zonder zich uit het veld te laten slaan,i nam de slager één der dieren, die ij juist geslacht had, op, legde het in de leege wieg en tTok de gordijntjes dicht. Toen één der beambten nu binnentrad, was hij juist bezig met wiegen en daarbij een liédje te zingen. De slager vertelde nu met een meewarig gezicht, dat zijn kind ziek was en hij net wiegen moest, omdat zijn vrouw uit ./as. De goedhartige beambte bood zelfs aan^ hem een oogenblik te vervangen. „Graag," zei de slager en hij uitte een, zucht van verlichting, „Maar wieg "vooral heel zachtkijk zoozonder te schud den en Iaat de gordijntjes dicht, want sis de kleine jongen je zog, *ou hij beginnen te huilen, iets wat de dokter gezegd heeft, dot vermeden moet worden." „Wees maar niet bang," antwoordde de beambte„slaap kindje, slaap Het onderzoek leverde geen resultaat op, terwijl één der beambten het lammetje be hoedzaam wiegde CORRESPONDENTIE Lilliputter. Dnt hoef niet tc doen Gelukkig maar, dnt zal wel. Ik wist niet dat "je zoo knap was, doe maar goed je best Lenteklokje. Wat heerlijk is dot. Dus er is nog meer feest geweest. Narcis. Het zal best weer opknappen, het is vnndaog tenminste heel mooi. Zc gaan allemaal naar de drukker toe. Dat is niet érg, hoor. Bruin oog\ Dat wos jammer. Dnt was zeker wc! fijn hè, toon jc dat zoo allemaal kreeg. Ik bc-n er ook een paar maal gcWecst1. Jongenskop. Dus dnn gaje feest we* ren, of je gelijk hebt hoor. Boterbloem. Ze komen stuk voor stuk allemaal in de krant te staan. R eg e n d r o p j e.— Hartelijk dank voor je raadsel. Die kan ik altijd gebruiken. B a 1 s c m i e n t j e. Het stond er goed in, het was toch heusch niet zoo rnoeiliik. Dat zal wel. K r u 11 e b o 1. Dat is wel gezellig, om uit spelen te gaan. Ik denk dat je het niet hebben mocht. N e p t u n u s.Ja, het is geen prettig weer Dat is leuk hè. Een gezelligen tijd is dnt. Graag D u i n v i o o 11 j e. Ik krijg er altijd zoo veel ingestuurd, dat ik niet degene, dac het laatst komen eerst kan laten gaan. Maar ze komen er in hoor. Ja, dat is inmmcr. Silene. Dnn heb je ook geen hoofd voor opstellen hè. Heeft het je zoo'n moeite gekost? Dank je wel hoor. Spin. Daor heb ik niet veel tijd voor, maar ik ben er dol op. Het is toch heel ge makkelijk. Mier. Dus dc volgende week meer. Zonnestraoltje. Dank jc wél voor al de plaatjes en bonnen. Er l?gt een pakje i'oor je klaar. Ben je. nu weer heelemoal beier. V i o 1 i e r t j e. Neent dat is jammer. Doe cr maar goed je best op. Cosmeo. Doe dut manr. Het is weer eens een verandering Het is toch heusch nief zoo moeilijk. Kampioen. Gaat het goed, pas maar op, dat je 2o niet verknipt. Dat mankte ik vroe ger ook wel. Cupido. Dat was dus een boot van lucifersdoosjes. Dat 2al best prettig zijn ge weest. Hebben jullie geen schipbreuk gehad Frlsiaontje. Dnnk je wel voor dc bon nen. Dot is haar schuld niet, het was goed ge schreven. Dat weet ik niet hoor Hot is louter toeval. Dus dnn verlies ik je als nichtje. Cleopatra. Hartelijk welkom. Je kunt nog meedoen. Dat mng wel hoor. Daar is hij nog wel een beetje te klein voor. John M. Ja, heel dikwijls Hartelijk wel kom. Toen woonde ik niet in Amersfoort. Het fs een heel mooie naam. Kwik Ik hoop maar dot ie ze dnn gouw kan komen holen. Dat wos zeker wel eigen aardig. Bobbie. Dus jc was er nogol blij mede, Daar vergis je jc in, er lag topn voor haar ook een pakje klaar en toen stonden die twee na men onder elkaar. Mocht Zwarte Roos ze nu niet sturen krijg je jc pelikanen terug en dan heb ik nog wel een pnnr Vim coupons voor je. Kolibrie. Wel jn, doe er moar goed je best op. Brunette. Hartelijk welkom. Natuurlijk mag je ook mee doen. Tip.— Daar kun je soms niets aan doem Dat heb ik vroeger ook gelezen leuk hè. C1 y v i o. II- ook, toevallig hè Ik heb ook ren prettigon dag ovhad. alleen zijn mijn vrouw en ik Zaterdag al gegaan. OOM KAREL-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 7