KINDERRUBRIEK VOOR DE KLEINTJES W im's eerste groote verdriet Voor de Kleintjes. De Dappere Muis Zonnestraaltjes De Rubriek van Oom Karei. Het is wel eens voorgekomen, dat ik van een nichtje of neefje een heel korte brief kreeg, waarin stond„Oom Karei, deze week heb ik het zóó druk, dat ik geen lange brief k&h schrijven". Dat is natuurlijk heel goed mogelijk, .want jelui hebt natuurlijk allemaal of, toch in ieder geval voor het grootste ge deelte, icderen avond schoolwerk te maken en dot mag niet blijven liggen. Maar nu kom ik tot jelui met dezelfde mededeeling. En wel deze, dat ik jelui deze week niet veel kan vertellen. Do tijd die ik voor de kinderkrant bestemd had werd plotseling in beslag geno men door onvoorziene gebeurtenissen. De in gekomen brieven konden gelukkig nog allemaal beantwoord worden en ook de raadsels en de verhalen zijn nog in orde gekomen, maar nu ik met de inleiding bezig ben schiet me den tijd te kort. Maar, ons nichtje Silene komt mc te hulp en heeft voor jelui een aai dig ver haaltje geschreven. Het heet* KEESJE. Keesje is op de Fröbelschool en is pas vijl jaar geworden. Hij vindt het er erg prettig- en komt vaak met verhalen thuis. In zijn klas zijn jongetjes en meisjes. Eens op een dag komt hii thuis en vertelt dat er zoo'n lief meisje in zijn klas zat. Dicntje heet ze. Elk plaatje, elk snoepje wordt door hem voor Dicntje be waard. Thuis vraagt hij om oude ansichten om ze weg' te geven aan het meisje. De juffrouw op school merkt het wel, en lacht als zij ziet, dat Dicntje door Keesje gekozen wordt, bij een spelletje. Maar, lang mocht die vrlen- schap niet duren, want op ccn dog komt Keesje met een verontwaardigd gezichtje thuis en vertelt, dot hij balletjes aan Dicntje heeft gogoien, die hij van Moeder had gekregen, en dat Dient je ze weer aan de juffrouw gaf. „En nu vind ik Dicntje stout" zegt.hij. „ze krijgt niets meer van mij. Toch houdt hii nog een beetje van haar. 't Is wel eens gebeurd, dat wij met Keesje liep en wc Dientie ontmoet ten. Beiden kregen ze dan een hoogroode klein en zeiden niets. Nu houdt hij weer van een ander meisje, zelfs van twee te gelijk, van Truusio en Netty. „Truusje heeft een groot en een klein beentje", zegt hij, a!s we vragen hoe zc er uit ziet. Zij is dus waarschijnlijk mank. Van Truusje houdt hij het meest, 't Is steeds Trui is je dit, Truusje dat. Als ik tegen hem zeg: ,Keesjc, zal ik je een verhaaltje vertellen, en waar van,"^egt hij„Van Truusje die lief is. Dan verte! ik hem een verhaal, waar Truusje heel lief in is, en dat zij op 't paard van St. Nicolaas mag zitten. Hij luistert daar aandachtig naar cn vindt me dan erg lief, om dat ik zooveel goeds van zijn meisje vertel. Nu bewaart hij alles weer voor Truusje t.. Nelly. Soms vergeet hij het wel maar 't is ook wel erg moeilijk voor hem. om iets lek- kers te bewaren. We ziin thuis allen benieuwd hoe lang de vriendschap tusschcn Keesje cn Truusje zal duren. RAADSELS. Oplossingen van de vorige weck. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I.leermeester met de woorden leer, mees, ster. II. Stoel. 'Deze week is de prijs gewonnen door „Krul- lebol die hem a.s. Maandag aan ons bureau kan afhalen, NIEUWE RAADSELS. r. T. Mijn geheel bestaat uit 28 letters cn 6 woerden en is een spreekwoord. 10, 13, 27 1 is een luchtstroom. 21, 9. 4, 28 is een verkorte jongensnaam; 10, 5, 18. 22, 20 is een vloeistof. 14, 19, 5, 12, 15 gebruikt men met naaien. 25, 20, 2, 12 is een deel van een rijtuig. 8, 22, 10, II is een gedicht. 5. 24 zijn 2 dezelfde medeklinkers. 0, 17, 18 is niet droog. 7, 25, 22, 11 zit in je mond. (Ingez. door Kampioen.) n Een boom of bloem is het niet En 't heelt wel bladen. 't Verteld en het spreekt toch niet Wie kon dit raden? (Ingez. door Mier.) VAN DE OPSTELLENWEDSTRIJD. Nu volgt ons derde opstel en .wol van K w i k" die dc derde prijs heeft gekregen Het heet - MET VACANTIE IN LA PANNE. I Augustus waren wij al voor dag cn dauw op. Het was een heel gesjouw om de bagagi in het rijtuig te stoppen. Eindelijk was alles ca* in en reden wij naar het station. Daar stap ten wij in den trein on gingen near Vlissingen. In Vlissingen stapten wij uit. Ieder kreeg zijn koffers in dc hand. Zelfs mijn kleine zusje hed een koffertje. En daar was ze heel trotsch op. Want zij wou het niet afstaan Toen gin gen wij op de boot naar Breskens. Daar aan gekomen stapten wij in de tram gingen we naar Sluis. In Sluis gingen we weer met de stoomtram naar Knockc, toen met dc clectrische tram naar Ostende. Toen naar La Panne. Dat ligt op de grens van Bel gië en Frankrijk. De eerste helft met de elec- trische tram en de andere helft met do stoom tram. Toen kwamen we in La Panne aan. Het Belgische eten was lang niet zoo lekkei als het Hollandsche. Wij zijn or een heele maand geureest en we hebben geen één keer gewone soep gehad; er waren altijd aardap pelen in geraspt. Zelfs in de tomatensoep za ten aardappelen en na eiken maaltijd ging de heele stoet rond om te vragen hoo het was geweest. Eerst kwam de oude mevrouw Le Comte en die zei met c?n vriendelijk gezicht: C'est bon Dan kwam do zoon Mon sieur Le Comte cn die zei met een nog veel vriendelijker gezicht: Eh bicn? En ten slotte kwam Mademoiselle, die bediende, (zc was zoo mager als een lat) en die vroeg ook nog* eens of we 't niet heerlijk gevonden had den. En je moest niet 't hart hebben om er wat van te zeggen want dan waren ze heel boos. De juffrouw die bediende had het haar heel raar g ..nipt. Van achter was hel heel kort cn van voren was het erg lang cn het stond erg leelijk. Op hot strand was het heel gezellig. Er waren ook ezels en paarden en zeilwagens on karren die door het water tc- den. Zc hielden daar ook forten- cn teeken- wedstrijden. Dat tcckcnen moest je in het zancl doen. Dot was heel leuk. Er was ook een uit spanning, die heette Moeder Lombic. Daar gangen we Zaterdagsmiddags wel eens naar toe Daarnaast was een soldatenkcikhof. Daar zag je honderden gelijke rijen graven van sol daten die in den oorlog gesneuveld waren. Er reed ccn trammetje nam Adinkerke dat je met hardloopen bij kon houden. Er zot er-n gewone Fcrdmotor in. We hebben er veel plezier ge had cri ik wil er bc-st nog eens naar toe. Moeder, moest een bri,cf gaan halen Even aan het Postkantoor. Loekie wou gTaag met haar meegaan Met haar liev'lingspopje Door. Och, wat lang moest Moeder wachten Loek verveelde zich geducht 'k Was veel liever buiten. Moeder! Zegt ons Loekie met een zucht. Maar op eens ziet zij een weegschaal; Kijk daar in den versten hoek En met Doortje in haar armen Gaat ze op verkenning, Loek. Doortje-kind, jij moet gewogen Babbelt Moeder Loekie dan Jij wilt steeds te weinig eten En daar wordt je mager van. Als je toch bent afgevallen! Is je Moedertje heel kwaad Nee, nee; nu geen waterlanders. Je berouw komt wel wat laat f Maar als 'k zie, mijn lieve Doortje, Dat je aangekomen bent, Krijg je als belooning, schatje, 'n Mooien ketting hoor, present I Door laat zich geduldig wegen. Moeder Loekie heeft het druk Met de schaal goed te bekijken. 't Is voor Door een groot geluk, Dat haar Moes niet goed kan lezen, Of Door afviel of kwam aan. 't Was dan ook zoo'n groote weegschaal, Waarop niets dan cijfers staan Eind'lijk komt Loek tot d'v ontdekking. Dat zij er geen steek \an wist En met schitteroogjes, guitig. Juicht ze: O, 'k heb mij vergist! Maar nu zie ik toch heel duid'lijk, Dat mijn kleine popje Door Afgevallen is geen haartje Ook niet aangekomen, hoor! En mijn poppekind, 'k weet 't zeker, Weegt juist zooveel als het moet. Als het anders is, geloof me, Den is deze schaal niet goed! Popje Door lijkt op haar moeder: Altijd zoet en zelden stout Dat 's 't geheim, waarom een ieder Juist zoo heel veel van haar houdt KRINGBAL. Dit spel wordt gespeeld met eén iet te groote zware bal, die niet spoedig de lucht in gaat. De spelers plaatsten zich in een kring, op afstanden van ongeveer ander halve of twee meter. Tusschen elke twee spelers moet nu een steentje of houtje gelegd worden of een streep getrokken In het midden neemt een speler plaats met de bal. Die moet nu als het ware tegen all? andere spelers doeltrappen, dat wil "eggen probeeren den bal tusschen twee der stre pen of houtje, door te schoppen, langs den speler, die dit doel verdedigen moet. Als het hem lukt den bal buiten den kring te krijgen, moet degene die den bal Joor- gelaten heeft baldrijver worden, en de bal- drijver de plaats van den speler innemen. Ook wordt baldrijver degene die Je bal met de handen aanraakt. Wordt <e bal over de hoofden van een der spelers buiten den kring geschopt, dan moet de baldrijver hem zelf halen, en geldt dit niet. Ieder moet zijn eigen vak verdedigen, -m wan neer iemand den bal in het vak van ?ijn buurman stopt, geldt dit als had de buur man hem doorgelaten. DE RINGENJACHT. Een klein gordijnringetje of een gewone gladde ring, b.v. een trouwring van je va der of moeder om een engagementsring van een gTOOte broer of zuster, doe je aan een lang koord of touw, waarvan je de ein den aan elkaar bindt. Hel gezelschap maakt nu een kring, hetzij zittende hetzij staande en houdt het touw vast. Nu werkt men de ring in het rond, dat wil zeggen, je laat hem van hand tot hand gaan, terwijl een van de spelers in het midden van den kring staan moet. Deze moet nu zien te ontdekken waar zich de ring bevindt Mis schien kan hij dat ontdekken aan de bewe gingen van de spelers, maar deze moeten natuurlijk allemaal schijnbewegingen ma ken, om hem ie misleiden. Misschien ziet De drie levende wezens in huis, die Wim zich al van zijn prilste jeugd af herinnerde, waren zijn vader en moeder en de kanarie. Voor zoover het zijn ouders betrof, was dat natuurlijk niets bijzonders. Doch het merk waardige was, dat Piet, zooals het vogeltje genoemd werd, ouder was dan Wim. En die was toch ook „al" zeven jaar. De jongen hield heel veel van het beestje, maar diep in zijn hart had hij er toch ook een soort eerbied voor. Denk je dan ook eens even in: een kanarie die ouder is dan je zelf bent„Weet je," zei hij eens in een vertrouwelijke bui tegen een vriendje, „ik heb af en toe het gevoel, of ik eigenlijk „mijnheer" tegen Piet zou moeten zeggen. Hij is meer dan een jaar ouder dan ik, zie le-" Doch zelfs afgezien \an den eerbiedwaar- digen leeftijd van het diertje, had Wim alle reden om respect te hebben voor Piet, die de mooiste kunstjes kende. Hij mocht af en toe vrij in de kamer rondvliegen en dat deed hij altijd graag. Lag bij zoo'n gelegen heid Moeders speldenkussen op tafel, dan trok hij daar eerst alle spelden uit Dot was zoo zijn vaste gewoonte. En zoodra Wim zijn hand maar uitstak, ging het aardige, gele vogeltje daarop zitten. „Dag Pietje," zei Wim dan. En het beestje antwoordde „Pieiet," wat natuurlijk beteeker.de „Dag Wim". Moest het weer in zijn kooi. Jan be hoefde de jongen daar maar een gekneusd hennepzaadje in te leggen, dan ging Ket onmiddellijk „naar huis". Maar de prachtigste kunst was toch wel: het dood liggen. Als Wim maar zei „dood", vloog Piet van zijn stokje, ging op het zand liggen onder in zijn kooi, en trok zijn poot jes op. Maar zijn ronde, donkere oogjes hield hij daarbij altijd open, zeker om te laten zien, dat het maar een grapje was. En zoodra Wim gezegd had „Mooi zoo!" werd het diertje weer één en al leven. De belooning bestond altijd uit een hennepje, dat Wim dan tusschen zijn gespitste lip pen nam, die hij vlak voor de tralies hield en dat heel voorzichtig door Piet werd weg genomen, zóó voorzichtig, dat het baasje er haast niets van merkte. En toen, op een morren, dien Wim nooit zou vergeten, kwam hij, zooals gewoon lijk, nog vóór zijn vader en moeder de huis kamer binnen. En wat zag hij daar? Piet, die heelemaal uit zichzelf het spelletje van dood liggen speelde. Wim moest er om lachen, want dat had het beestje nog nooit gedaan. „MaUe sijs, of eigenlijk mali? kanarie," zei hij, „zou je niet eens ophouden?" Maar het diertje bleef doodstil liggen. „Mooi zoo. Piet zei Wim toen. Doch zelfs deze bevrijdende woorden brachten geen beweging' in het vogellijfje. „Kom Piet, een hennepje vroeg de jon gen daarop. En toen ook dat niet hielp, deed hij een paar stappen dichter bij. Hij maakte zich nu werkelijk ongerust. Nauwelijks stond hij voor de kooi, of Wim zei „Oh!" van schrik. Want Piet had zijn zwarte, ronde oogjes dicht en dat deed hij anders nooit bij het dood liggen. Haastig deed de jongen het deurtje open en pakte voorzichtig het vogeltje op. Toen begreep hij op eens, wat er gebeurd was: Pietje was dien nacht werkelijk dood gegaan. De opgetrokken pootjes waren al heelemaal stijf. „O PietPietje tochzei Wim. En toen barstte hij in zóó'n onbedaarluke huil bui uit, dat Vader en Moeder haastig kwa men aanloopen. Snikkend, en met horten en stooten, vertelde hij toen, wat er gebeurd was Dien morgen op school kon Wim zijn aan dacht niet bij zijn werk houden. Hij moest aldoor denken aan het aardige dierje, dat nu stijf en bewegingloos onder in zijn kooi lag, dat nu nooit meer door de kamer zou vlie gen en nooit meer een hennepje uit zijn mond zou aannemen. „Wat heb je vandaag toch, jongen V vroeg de onderwijzer, toen Wim, die één van de besten uit zijn klas was, al weer een totaal verkeerd antwoord gaf. En to°n kwamen de waterlanders bij Wim opnieuw te voorschijn en vertelde hij aan mijnheer, waaraan hij aldoor had zitten denken. Dien middag het was Woensdag heeft Wim voorzichtig Piet in een leeg siga- lenkistje gelegd, op een laagje watten, en onder den jasmijnslruik in den tuin begra ven. Wat was het nu stil in huisDe jongen kon er maar niet aan wennen. „Toch moet je je een beetje tegen je verdriet verzetten, hoor kerel," zei zijn vadej;. „Het is natuur lijk heel naar voor je, maar er valt nu een maal niets aan te veranderen. Je moet maar denken, dot Piet het in ieder geval altijd heel prettig bij je gehad heeft." Drie weken later was Wim jarig'. En wat kreeg hij toen van zijn ouders? Een nieu wen kanarie. „Ik ben er heel erg verschrikkelijk blij mee, Vader en Moeder," zei hij. „Maar het is toch mijn oude Piet niet." En even kwa men er nog een paar tranen. Toch zijn de nieuwe Piet en Wim ook de beste maatjes geworden. Alleen het dood liggen heeft Wim zijn nieuw* gevederde vriendje nooit willen leeren. „Dan moet ik altijd weer zoo aan den ouden Piet den ken," zei hij. hij soms een klein stukje van den ring schitteren. Hij moet, als iv; denkt dat hij de ring ontdekt heeft, een tik op de hand geven, waar hij meent dat ze in is. De spe ler wiens hand getikt is moet die dadelijk openen. Blijkt dat de ring er in is, dan moet de speler die genapt is met degene die in den kring staat wisselen. Dit spelletje kan opgeluisterd worden door het zingen van een of ander liedje met een vluk tempo b.v. een marsch. Dan gaat alles veel vlugger, de handen bewegen zich regelmatiger en heel het spe! gaat vlotter. HET BETOOVERDE GELDSTUK. Op een uitgespreid tafellaken zet je een omgekeerd bierglas, waaronder je een geld stuk, b.v. een gulden hebt gelegd. Maar zorg er voor, dat er een kleine opening blijft tiisschen den rand van hot glas en het. tafellaken, doordat je er een klein stukje brood (wat dikker dan het geldstuk) onder legt. Nu YTaag je aan de toeschouwers, wie kans ziet, het geldstuk er onder uit te ha len, zonder het aan te raken en ook onder aan het glas te komen. Niemand zal dit kunnen. Je probeert het nu zelf, door te genover de opening je hand op een kleinen afstand van het glas te leggen en met den nagel van je wijsvinger op het tafellaken te krabben. Langzaam zal het geldstuk dan naar je toe komen. Voor velen is 't nu donker, koud wil jullie daaraan denken en waar je kunt, met hart en hand wat „zonnestraaltjes" schenken? Een stoute, zwarte poes At heel veel muizen op. Een kleine muis werd boos En riep: jou apekop Die kleine, dapp're muis Ging noaT het speoigoed-paard En vroeg: Geef mij je bel Voor stoute poes zijn staart I - En toen dat poesje sliep. Bond zij de bel stijf vast, Geen enkel muisje werd Door poesje meer verrast! HETT7 BOREL. CORRESPONDENTIE. Silene. Ik moest je toch antwoord ge ven en dat overkomt mij ook wel eens. Dat is al haast een jaar geleden maar ze zal het wel mis hebben. Je zult het er in vinden. Dus je zit er nogal dik in. Lilliputter. Ja, daar klagen ze nog al eens over. Ik wist niet dat je zoo knap was. Vertel jo mij ook, hoe je rapport er uit ziét. Daar ben ik werkelijk nieuwsgierig naar. Tip. Dus het was een heelo verrassing voor je, nu ik kan het mij best begrijpen hoor. Als er nu maar veel ijs komt. Cupido. Dat is altijd een reuze feest. Jo zult wel moe zijn geweest. En dan nog een verrassing toe. Kampioen. Dank je wel. hoor. Er zijn altijd neg wel eens nichtjes of neefjes die er een paar noodig hebben. Ken je het goed en heb jc al lang les Dat zal wel Ncptunus. Nog wel gefeliciteerd. Dus je hebt nog al genoten. Heeft niemand het gezien Brunette. Dank je wel voor je ver-» haaltje heb jc het zelf gemaakt. Toch is het niet moeilijk. K r u 11 e b o 1. Prettig, dat ie het zoo aardig vond. Dus was er ccn groote verschei denheid aan spelletjes. Regendropje. Jij, was zeker niet bang hè. Dat was zeker heerlijk. Atalanta. Ja, dat heb ik ook in do gaten. Ja, als ze goed- zijn. dan worden ze getrokken en do gelukkige krijgt een prijs. Daar kijk ik zoowat den geheclen dag naar. Balsemicntje. Ik ook. Ga je dikwijls kijken na schooltijd, zeker wel hè. Dat zal wel Is zc nu weer heelemaal beter? Hartelijk dank voor de bonnen cn plaatjes. Prins. Ik ken ook een hond die Prins heet, maar dat zal wel niet dezelfde zijn, jc houdt zeker veel van hem bè. Dat denk ik ook wel. Je zult eens zien, als je een poosje mee doet gaat het wat gemakkelijk. Vinkje Hartelijk welkom, jc mag na tuurlijk meedoen. Nu krijg ik de volgende w*e< k, zeker een lange brief von je, he. Of heb je daar geentijd voor. Tulpje. Natuurlijk is dat goed, hoe meer neefjes en nichties hoe liever. Het is eon aardige schuilnaam Je hebt ze toch voor do ee,cT keer goed opgelost hoor Weerwolf. Zul je nu we,er geregeld me* doen. Je schrijft me zeker de volgendo week meer. Klaverblad. Natuurlijk mag je meo deen, jc bent hnrte'ijk welkom. Kwik. Dus hot wes' naar genoegen. Ja, dot heb ik zeker Alleen heb ik niet veel tijd om er naar te kijken. Boterbloem. Dank je wel. hoor. Het is best te gebruiken. OOM KAREL. 1

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1928 | | pagina 14