^MOKSFOtffiTSCH DAGBLAD
Inventaris-Opruiming.
VERBANDDOOZEN
Corselettes
VOLGENS ARBEIDSINSPECTIE
A. H, VAN NIEUWKERK
L, J. Luycx Zn.
NEDERLAND5CHE
MIDDENSTAND5BANK
Alle
Bankzaken
De Wettige Erfgenaam
Zaterdag 19 Januari 1929
•D£ EEMLANDEfl"
27e Jaargang No. 170
DE RAMP TE HOEK VAN HOLLAND
VERHAAL VAN GERED-
DE SCHEPELINGEN
Wat ervaren loodsen
vertelden
N.V. COMPAGNIE LYONNAISE
A. v. d. WEG. LANGESTRAAT 23
Complete Woninginrichting
Speciale aanbieding CLUBFAUTEUILS
NIET GEBOTST TEGEN
DE VALKA?
Averij aan stuurboord
V'
FEUILLETON.
Een relaas van den kapitein
der Koningin Wilhelmina"
Tc Heüevoetsluis hebben de beide ber-
gings vaartuigen Meermin en Prins Hendrik
van Smit en Cos Internationale sleep-
dieus. de reddmgboot recht getrokken,
waarna zij dadelijk is leeggepompt. Er zijn
geen lijken aan boord gevonden. Toen de
boot werd omgedraaid, bleek, dat het man
gat van de machinekamer open stond. De
beide machinisten hebben dus nog kans ge
zien, het deksel te openen en uit de boot te
komen.
Vanmorgen zou de reddingboot naar
Vierdingen worden gesleept, waar zij op
de helling zal worden gezet, om te worden
hersteld.
In den loop van den middag is, naar wij
reeds meldden, burgemeester mr. P. Droog-
leever Fortuyn te Hoek van Holland aange
komen, waar hij zich door den loodscom-
missaris, den heer Vruggink, en den com
missaris van politie, den heer Jas, uitvoerig
hééft laten inlichten over de ramp.
Na de komst van den burgemeester reden,
door niemand opgemerkt, twee vracht
auto's het stille, rouwende Hoek van Hol
land binnen. De wagens reden aldus het
Hbld. onmiddellijk naar de begraaf
plaats: zij brachten de vijf lijken, die op de
kust bij Rockanje zijn gevonden. Zoo onop
gemerkt zijn de wegens het geslagen dorp
binnengekomen, dat op de begraafplaats
geen hulp was om de lijken naar het lijken
huis te brengen. In alle stilte hebben de
twee chauffeurs, geholpen door den veld
wachter uit Rockanje, die het transport had
begeleid, het stoffelijk overschot van de vijf
redders neergelegd.
Na dezen droeven plicht zijn de wagens
naar de Berghaven gereden, waar zij, ter
wijl de veldwachter met den chauffeur bij
denloodscommissaris rapport uitbracht,
voor het gebouw van de Z. H. Maatschappij
tot Redding van schipbreukelingen werden
neergezet. Zoodra de auto's voor het gebouw
stonden, vormden zich weer fluisterende
groepen die rond de wagens bleven praten
over het gebeurde.
Ook.de kapitein van de „Valka" heeft gis
termiddag zijn schip verlaten. De redding
boot uit Stellendam heeft hem in genoemde
plaats aan land gebracht. De bemanning
zal voorloopig worden ondergebracht in het
Zeemanshuis te Rotterdam.
De bemanning van de „Valka" is met de
tram van zeven uur van Stellendam ver
trokken naar Hellevoetsluis, omdat zij lie
ver dicht bij het schip wilde blijven, inplaats
van naar het Zeemanshuis te Rotterdam te
gaan, zooals de consul had geadviseerd. De
kapitein van het s.s. „Valka" wilde gister
avond zich met vijf mannen weer naar het
schip begeven, omdat hij het niet onbeheerd
wenschte te laten. De sleepboot „Meermin'
die te Hellevoetsluis ligt, zal trachten hen
daarheen te brengen.
'S Verhaal van de geredde schip-
v brenkelingen.
'Aan het Hbld. ontleenen wij nog het vol
gende:
Woensdagmorgen zijn wij uitgevaren van
Rotterdam met bestemming voor Helsing-
fors. zeide een der opvarenden van de
„Valka. Even buiten den Waterweg, kre
gen wij averij aan de stuurstelling, waarna
wij zijn vastgeloopen op de Maasvlakte.
Daarna hebben wij sleepboot-assistentie ge
vraagd, en kwam de „Prins der Nederlan
den" om behulpzaam te zijn bij het tot
stand brengen van verbinding. Tweemaal
is de „Prins der Nederlanden" langszij ge
weest, doch bij het draaien boven op een
krulder zagen wij.de .Prins der Nederlan
den" kapsijsen. Wij konden echter van ons
schip in de kokende golven geen hulp
bieden. Eén man zagen wij direct in de
diepte verdwijnen, een minuut of tien heb
ben wij nog drie mannen op hun zwemves
ten zien ronddrijven, daarna hebben wij
niets meer vernomen.
Het vergaan van de reddingboot wekte
bij ons een diepe ontroering het was hart
verscheurend, deze Nederlandschc kloeke
mannen, die hun leven hadden gewaagd
voor ons, zoo voor oogen te zien omkomen,
zonder hulp te kunnen bieden. Dat was
roekeloos geweest. Van onze bagage is veel
verloren gegaan door het overgooien op de
reddingboot. Wij zijn langs touwladders en
door op het net te springen aan boord ge
komen. Wij zijn dankbaar voor het onthaal
dat wij hier te Stellendam genieten.
De kapitein was in overspannen toestand
en wilde niets meer loslaten.
De kapitein van de „Koningin
Wilhelmina verhaalt.
Woensdagmiddag om halfeen bereikte
ons het eerste bericht uit Vlissingen, dat
een schip in nood was, vertelde ons de ka
pitein van de „Koningin Wilhelmina". Leni
gen tijd daarna bereikte ons van de kust
wacht het bericht dat twee sleepbooten
aanwezig waren. Om één uur ontvingen
wij bericht van den loodscommandant, dat
iets niet in orde was met de „Prins der Ne
derlanden".
Onmiddellijk daarna voeren v ij uit naar
het Noordergat. Toen wij bij de „Valka'
kwamen, wenschte de bemanning het schip
niet te verlaten, omdat zij bang waren, met
deze reddingboot het lot te ondergaan van
de „Prins der Nederlanden". Nog tweemaal
zijn wij rond het schip geweest, doch toen
wij wisten, dat de bemanning het schip
niet wenschte te verlaten, hebben wij den
terugv^g aanvaard. Telkenmale kregen wij
zware stortzeeën over, waardoor alles bo
vendeks wegsloeg. Ook het kompas werd
onklaar. Door den geweldigen sneeuwstorm
hadden wij slecht zicht, en kwamen terecht
op de Garnalenplaatdaarheen hebben wij
koers genomen omdat wij bang waren, op
de steenen dammen terecht te komen.
De sleepboot „Kijkduin," die ons t^r as
sistentie was gestuurd, is in onze nabijheid
geweest, zonder ons op te merken. Her
haalde malen hebben wij geblazen, doch zij
ging onverrichterzake terug. Dezen nacht
hebben wij het niet gemakelijk gehad. On
geveer om vijf uur gistermorgen kwamen
wij op eigen kracht los. Wij hebben ie Stel-
V.ndam olie ingenomen, en zijn toen dade
lijk weer uitgevaren om de bemanning af te
halen. Gistermorgen heeft de bemanning
bestaande uit 22 Letlanders, twee Duit-
schers en.een Pool, tegen den uitdrukkelij-
ken wil van den kapitein het schip verlaten
De kapitein zelf is tweemaal aan boord ge
weest, doch sprong tenslotte schreiend weer
op zijn eigen schip terug, waarna de mar
conist volgde, daar hij den kapitein niet
alleen wenschte te laten.
De ..Prins der Nederlanden" hebben wij
gistermorgen zien liggen aan het strand
van Rockanje. Bij goed weer zal de „Valka"
UTRECHTSCHEWEG 10. - TEL. 179 - AMERSFOORT
wel vlot te brengen zijn, alhoewel het ach
tereind steeds dieper in het zand dringt.
Wat ervaren loodsen vertelden.
En hier moesten wij denken aan wat des
morgens een van de loodsen ons vertelde,
over het in den wind slaan van den raad
van een loods, door kapiteins van schepen.
Het is altijd slecht builen bij N.O. wind, dat
weten de loodsen uit ervaring. Het moet al
een hel sterk schip zijn, wanneer het zich
dan uit de Maasvlakte weet te houden. En
hoe vaak gaan de schepen niet uit, ondanks
de waarschuwing die zij van den loods
krijgen.
Terwijl de veldwachter met den chauf-
ALDEGONDESTRAAT 103-105-107
TEL 543.
GROOTE SORTEERING
CLUBFAUTEUILS en
THEEiVIEUBELEM
feur nog bij den loodscommissaris was, ver
schenen de hoeren A. A. baron Sweerts de
Laridas Wyborgh en .T. Rijpperda Wierds-
ma, resp. pres. en vice-pres. van de Z. II.
Maatschappij tot redding van schipbreuke-
lingen, die zich onmiddellijk naar het ge
bouw van het loodswezen begaven, om zich
daar over de ramp te laten inlichten.
Een van de loodsen vertelde ons, dot de
„Prins der Nederlanden" waarschijnlijk in
een zware grondzee is geraakt, waardoor
de boot is gaan tollen, tengevolge waarvan
zij is omgeslagen. Met zekerheid kan men
natuurlijk niets beweren.
De veldwachter van Rockanje vertelde
ons nog, dat gisterochtend omstreeks acht
uur, het lijk van schipper Van der Klooster
is gevonden. Dit stoffelijk overschot is aan-
Groote keuze
in alle prijzen
LANGESTR. 49
TEL. 190
getroffen met deerlijk verminkte voeten. De
andere lijken, die na achten zijn gevonden,
waren geen van alle verminkt.
Deelneming van H. M. de
Koningin.
Door tusschenkornst van den Commissaris
der Koningin in de provincie Zuid-Holland
heeft H M. de Koningin Hare gevoelens
van innige deelneming doen overbrengen
aan de nagelaten betrekkingen van het bij
de ramp aan den Hoek van Holland om
gekomen personeel der reddingboot „Prins
der Nederlanden
Prins Hendrik bij Hoek van
Holland.
Prins Hendrik, vergezeld van den heer F.
Jas, commissaris van Rotterdam te Hoek
van Holland, bracht hedenmorgen een be
zoek aan de nagelaten betrekkingen van
de bemanning van de omgeslagen reddings
boot de „Prins der Nederlanden".
Iloe het drama zich wellicht
heeft afgespeeld.
Uit den aard van de zaak bestaat er oen
groote belangstelling voor de vraag, op
welke wijze het mogelijk is geweest, 'dat de
stoomreddingboot Prins der Nederlanden is
verongelukt. Welk een kleine notodopjes
de reddingbooten van dit type ook zijn, zij
hebben bij meer dan een gelegenheid be
wezen, volkomen zeewaardig te zijn en al
zoo vele malen hebben de helden van de
zee met deze booten de woede van de ele
rnenten getrotseerd, zoo lezen wij in de N
R. Ct.
Hoe het drama zich precies heeft toege
dragen, zal wel altijd een mysterie van de
zee blijven, maar toch zou men zoo gaarne
een aannemelijke verklaring hebben, al
ware-het slechts om een zij het dan ook
een wel heel dure ervaring rijker te zijn
voor volgende keeren, want dit staat wel
vast, dat, als over eenige dagen de her
stelde President van Heel weer in de Berg
haven ligt, bij den eersten roep om hulp.
onmiddellijk dappere mannen klaar zullen
staan, om te trachten de zee haar prooi te
ontrukken.
Toen nog niet bekend was, dat de Prins
der Nederlanden beschadigd was, werd ver
ondersteld dat een grondzee de boot nood
lollig is goworden. Bevredigend stemde
deze theorie niet ten volle, immers, hoe
verraderlijk en gevaarlijk de grondzeeèn
ook zijn, dat zij zonder bijkomende nood
lottige omstandigheden een boot als de
Prins der Nederlanden zouden kunnen doen
kapseizen, lijkt niet voor de hand liggend
Bij liet bekend worden van de schade aan
het berghout van de boot hebben wij ons
opnieuw tot eenige deskundigen gewend
Deze meenden, dat de averij van een dus-
danigen omvang was, dat men als vrij
zeker kon aannemen, dat de boot in aan
varing is geweest. Aangezien uit de Obser
vatietoren te Hoek van Holland is waar
genomen, dat de Prins uer Nederlanden
eenige malen rond de gestrande Valka heeft
gevaren en omdat een stuk van de sleeptros,
welke de boot had zullen overbrengen van
de Gele Zee naar het gestrande schip, nog
aan boord van de reddingsboot is aange
troffen, leek het waarschijnlijk, dat. de boot
tegen het gestrande vaartuig was gebotst
en dat zij tengevolge van deze aanvaring
is omgeslagen.
De opvarenden van de Valka hebben
evenwel meegedeeld, dat zij niet alleen niets
hebben gemerkt van een dergelijke aanva
ring, maar dat bovendien de boot is go
kapseisd op eenigen afstand van het schip-
De afstand was zelfs zoo groot, dat er niel
aan gedacht, kon worden om met een red
dingsloep van de Valka nog to trachten de
opvarenden van de omgeslagen boot to red
den. Dit werpt dus weer de theorie van de
aanvaring met de Valka omver. Daarom
hebben wij ons opnieuw tot eenige deskun
digen gewend, om naar hun meening te
vragen, en zij vertelden ons het volgende
Als men uitgaat van de veronderstelling,
dat de Prins der Nederlanden niet tegen
een ander schip is geslagen, moet men tol
de slotsom komen, dat de boot tegen den
grond heeft gestooten. I)it is daar, waar het
ongeluk is gebeurd, zeer wel mogelijk. Op
het oogenblik, dat de Prins der Nederlan
den is gekapseisd, stond op de Maasvlakte
circa 2 meter 40 water. Zooals bekend is
was de zee zeer wild en stonden er hooge
golven. In,het dal tusschen twee golven in
kan dus onder de gegeven omstandigheden
zeer wel een oogenblik slechts eenige dui
men water hebben gestaan. De Prins der
Nederlanden moet in dit geval van een
golf afkomende met den boog den grond
hebben geraakt. Als op dat zelfdo oogen
blik een zware grondzee do boot van achte
ren heeft gepakt cn met volle kracht tegen
den breeden, vrij platten bodem heeft ge
slagen, is het mogelijk, dat het schip is om-
geslagon.
Gistermorgen is de verongelukte redding
boot te Vlaardingcn aaijgekomcn Nu het
schip weer recht ligt is de schade goed te
zien. Do sehoorstecnen en do mast zijn af
geknapt, het groote vangnet, dat boven de
boot is gespannen, is verdwenen. Maar wat,
in verband met het onderzoek naar de oor
zaak van do ramp belangrijker is, is dat
nu blijkt, dat de boot vrijwel over de ge-
heele stuurboordzijde zware averij heeft
Wij hebben reeds gemeld, hoo het berg
hout aan den .stuurboordsboeg over ocnigo
meters is versplinterd en het beschermings
ijzer is afgerukt en omgekruld. De reeling
aan stuurboordszijde is vooral ter hoogte
van de midscheeps verbogen en naar bin
nen gewrongen.
Achter de machinekamer bevindt zich do
kuil, waarin de opvarenden, behalve de ma
chinisten, hebben gezeten. Langs dezen
kuil loopt een opstaande wand,1 het z.g.n.
vrijboord., Dit vrijboord is aan stuurboord
geheel verbogen en ingedrukt. Ter hoogte
van dit vrijboord is de verf van de boot
gehavend. Ook liet stuurrad, voor in de
kuil is beschadigd. Zooals men weet waren
Van Perseyn
straat 4.
de voeten van schipper v. d. Klooster, die
waarschijnlijk aan liet stuurrad heeft ge
staan, erpstig gewond. Op die plaats schijnt
dus de boot ook getroffen te zijn.
De begrafenis der slachtoffers.
De begrafenis van de vijf slachtoffers,
wier lijken op het strand te Rockanje zijn
aangespoeld, is bepaald op Maandag a.s, des
middags te twaalf uur. Het is nog niet ze
ker, dat allen op de begraafplaats te 'sGra-
vesande zullen worden teraarde besteld.
De lijken van Meiboom, Timmer en Ver-
wey waren hedenmiddag nog steeds niet ge
vonden.
HET DRAMA TE OPHEUSDEN
Eon doodelljk scliot
Het gerechtshof te Arnhem heeft in liooger
beroep uitspraak gedaan in de zaak tegen
G. A. S., landbouwer te Opheusden, die te
recht had gestaan terzake dat hij zijn buur
man met een met. hagel geladen geweer in
het been had geschoten, waardoor het
sachtoffer dit been verloren heeft en ten
slotte is overleden ten gevolge van infectie.
Het hof vernietigde het vonnis van de
rechtbank te Tiel, waarbij de verdachte tot
VA jaar gevangenisstraf was veroordeeld»
en verminderde de straf tot 1 jaar en 3
maanden met aftrek van de voorloopigo
hechtenis.
Door E. PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B.
IJ
„Maar lieve Susan T protesteerde haar echt
genoot.
„Hebben wij niet iri zijn huizen gewoond en
zijn inkomen opgemaakt gedijende de laatste
vijftien iaar
jZ\\n inkomen I" herhaalde lord Honry.
^Zijn huizen I" bromde Bustatius.
„De hemel bewaar me, Susan I" vervolgde
de eerste, geprikkeld. „ïk hoorde v&n mijn le
ven zoo'n onzin niet".
„Toch in het de waarheid", antwoordde zij
gelijkmoedig. „En ik zou zeggen, dat, indien
je mij wilt drijven naar een of anderen klei
nen winkel in Bond Street, je het moet blij
ven ontkennen, zooals je nu doet Denk je, dat
die jonge man niet zal wrokken over al de
jare.p, die hij heeft doorgebracht als een pau
per, terwijl hij hertog van Chatfield had kun
nen zijn met tachtig duizend pond 'sjaars?"
„Als men u hoort spreker moeder", mom
pelde Bustatius, „zou men denken, dat u met
hem, sympathiseert".
„Dat doe ik ook, in zekere mate", verzeket-
de zij. „In elk geval, hij is de zoon van Fran
cis, die behoorlijk getrouwd was, dat is be-
wezt
„Bn hertog van Chatfield, de duivel hale
hom I" riep Eustatius uit „Hij zal waarschijn
lijk van deze plaats een klooster maken, de
kleeding van een geestelijke dragen en ons al»
$en belachelijk meken".
De deur ging open. Zij keken allen snel op.
Monica kwam binnen in het rijcostuum, dat zij
buiten droeg, nog een beetje buiten adem,
„Al wat gehoord van His Grace vroeg zij.
„Hij kan nu elk oogenblik hier zijn", ant
woordde Bustatius, naar het raam kijkend. „In
dien je dien bocht zoo hard afdraaft zal je nog
♦*ens een val doen. Monica. Deze kant van het
park is vol konijnenholen. Nog geen tceken
van hem
„Zij zouden de express laten stoppen bij het
kruispunt", deelde lord Henry mede, op zijn
horloge kijken. „Indien de trein op tijd is,
moet hij binnen tien minuten hier zijn".
Monica wierp haar zweep op den divan, in
stalleerde z-ich zelf in een fauteuil en stak een
sigaret op.
„Een hartelijke ontvangst zal hij hebben, te
oordcelcn naar jullie blikkenl" merkte zij op.
„Ik verwacht, dat wij hem met waardigheid
zullen ontvangen", antwoordde haar vader
koud. Daarentegen zou eik gevoel van vreugde
belachelijk zijn".
Eustatius werd plotseling zeer ernstig. „Ik
vind Monica's houding in dezen eenvoudig on
gevoelig", verklaarde hij. ,Je schijnt je niet
bewust te zijn, wat het beteekent, Cis. Weet
je, dot wij geen huis voor ons hebben?"
„Geen dak om onder te slapen", zeide lord
Henry met nadruk.
„En over geen shilling, die het goed op
brengt, kunnen wij beschikken", vervolgde
Eustatius. „Er zijn eenpaar onnoozele titels,
maar geen shilling voor een van de leden var»
de familie, behalve het titulaire hoofd".
„Niet alleen dat", ging lord Henry voort,
„maar stipt genomen zijn wij dien vent onge
veer een millioen schuldig, dat wij de laatste
vijftien jaar hebben verteerd".
Monica klopte de asch van haar sigaret,
„Het schijnt wezenlijk een lastige positie".
erkende zij. „Ik denk, dat ik de zaken voor jul
lie in orde zal moeten maken, door hem te
♦•-ouwen".
Er volgde een oogenblik van eigenaardige
stilte. Haar moeder hield voor het eerst op te
breien. Haar vader scheen verdiept in aange
name overpeinzing. Eustatius streek zich over
de kin en keek aandachtig naar zijn zuster.
„Het kan in elk geval geen kwaad beleefd
tegen den jongen te zijn, Monica", opperde hij.
•Je ziet er verdraaid goed uit. Hij kon veel
slechter kiezen.
„Wat een hofmaker wordt die broer van
mij", merkte Monica ironisch op.
„Er is al een kleine roman in het verleden,
niei waar?" vroeg haar vader.
„En of!" stemde Monica toe. „Hij dreef een
paar woeste roovers op de vlucht, die mij
trachten te berooven op de wallen van Pelline".
„Den avond, dat ik er vandoor ging", merk
te Eustatius op.
„Ik moet echter bekennen, dat hij niet den
minsten lust toonde partij te trekken van die
gelegenheid. Ik geraakte volkomen uitgepraat,
toen ik beproefde een gewoon menschelijk
wezen van hem te maken. Hij keek wel is waar
één keer met een vreemden glans in zijn oogen
naar mij, toen ik voor hem een liedje zong
over rozen en hartstocht, terwijl hij aan het
bidden was".
„Ik venvadtt", zuchtte lady Henry, zeer
snel bieiende, „dat hij zal blijken een verstokt
vrijgezel te zijn".
„Dat is zoo, mammie, maar laat het uw hu
meur niet bederven", verzocht Monica. „Trek
u niets aan van mijn vervlogen hoop V
„Zoo, daar is intusschen de wagen", deel
de Eustatius mede, van het raam terugtre
dend. „Wij zullen spoedig weten wat voor ons
is weggelegd. Houdt u allen taai!"
Monica stond op en wandelde naar een
ouderwetschen spiegel.
„De vraag is", overwoog zij, vastberaden
naar haar spiegelbeeld kijkend, „of ik in hert
belang van de furnilie er het best uitzie in een
amazone, of vindt je, dot ik meer indruk zul
maken in een van die souple robes d'aprèsmi-
die met zijden kousen."
„Ik ben voor rijkleed", verklaarde Eusta
tius. „Je kunt hem aan het diner onthalen op
het andere genre. Je ziet er uitstekend uit in
dit costuum, en bovendien heb je geen tijd om
kleeding te verwisselen. We hebben je moree-
lcn steun noodig."
„Het is misschien goed", zeide lord Henry
plechtig, „dat alle leden van de familie tegen
woordig zijn, wanneer het jonge mensch
komt."
Zij hoorden de auto stilstaan en het geluid
van voetstappen in den gang. Het was een
oogenblik van bijzondere beteekenis voer ieder
van hen.
„Een verduiveld ellendige positie", riep
Eustatus uit, onrustig heen en weer stapp°nd.
„Afschuwelijk", stemde zijn voder toe.
„Het zal alles in een paar minuten oorbij
zijn", herinnerde, lady Henry hen kalmeerend
„Zoo iets als de wachtkamer van een tand
arts", mompelde Monica, een weinig in de
schaduw tredend.
Op den juisten tijd werd de deur geopend
en Johnson, de vier-en-zestigjarige bottelier,
deed de gevreesde aankondiging met al de
plechtigheid, die de gelegenheid eischte:
„Sir Stephen Dobelle; de hertog van Chat
field."
„De duivel hale hem", mompelde de gewe
zen hertog.
„Smakeloosvond Eustatius.
Zij stonden allen met hun oogen gericht op
de deur. Sir Stephen kwam zenuwaclitig-druk
binnen, zijn houding was levendiger dan ooit.
Achter hem kwam een lange, deeke jonge
man, met een hoog voorhoofd, diep liggende
oogen en een fijn gevormden, vastberadim
mond. Hij was slechts gekleed in een donkt?r
costuum van vreemden snit. Hij toonde geen
zenuwachtigheid, belangstelling of overgroote
beleefdheid."
„Hier zijn wij dan," riep sir Stephen. „Een
paar minuten te laat. Niet noemenswaard De
aankondiging is geheel mijn schuld", voegde
hij er aan toe, achter zich kijkend, om zeker
er van te zijn, dat Johnson de kamei had ver
laten. „Ik achtte het 't best, het in eens in
orde te maken."
„Chatfield, dit is je oom, lord Henry Wo-
bury, er. je tante, lady Susan, en je nicht en
neef, Monica en Eustatius."
Met uitzondering van Monica naderden zij
allen een paar stappen. Francis boog lichte
lijk voor ieder van hen, zonder zijn houding te
veranderen. Hij scheen de uitgestrekte handen
niet op te merken.
„Wij kunnen niet beweren ebegon
lord Henry, „e dat wij oprecht verheugd
zijn je te ontm-cten, mapr tegelijkertijd zie ik
als bloedverwant en oudste lid van <!-- familie
geen reden, waarop wij elkaar niet de hand
zouden drukken."
De nieuw aangekomene maakte geen bewe
ging in ontv/oord op deze woorden. Er was
een verbazende stroefheid in zijn houding en
zijn uitdrukking.
„U zult het mij allen niet kwalijk nemen,"
verzocht hij bedaard. „Ik heb dé laatste jaren
in volkomen nfzondering geleefd In het kloos
ter drukken wij elkaar niet de hand. Ik heb di^
gewoonte nog niet aangenomen."
(Wordt vervolgd.)