EEN STAP VAN ONZE
REGEERING
Opdracht aan gezanten
k Uitingen van „De Nederlander".
De Nederlander zegt in weinige
weken tijds vernomen te hebben van drie
daden uit het Utrechtsch-Vlaamscb-aetivis-
tiscb centrum, die zeker niet geschikt ziin
den vrede te bewaren of te bevorderen.
Deze actie wordt geleid met zóóveel slim
overleg, *t met vrij groote zek-heid op
do sympat «ie van v*i« n kan warden gere
kend. Die met virtuositeit de snaren tok
kelt van het nationalistisch speeltuig,
oogst in den regel milden bijval.
Hier dreigt gevaar. Nederland^ Iet op u
aaeck!
Eerst hadden wij de activistische rede
voeringen bij de herdenking van de Unie
van Utrecht, wier gevaarlijke strekking wel
verzacht maar niet weggenomen werd
door de woorden bij de ontvangst van dr.
Borms.
Daarop volgde 1.1. Zaterdag het aitvoe--
rig en weelderig uitgevoerde memoran
dum van de Nationale Unie, aan de leden
der Staten-Generaal, in zake de onderhan
delingen tusSchen Nederland en Belgiè.
En gisteren, Zondagmorgen, werd ons
volk verrast, uit dïenzelfden hoek, met de
mededeeling van den ondersteld „autfacn-
tieken tekst" van een „geheim. Frausch-
Belgisch militair verdrag".
Wij zien in deze gansche wèlbestudeer-
de beweging een gevaar voor ons volk en
voor den vrede.
Het blad schrijft verder:
Eindelijk, het geheime Fransch-Belgische
Verdrag, dat „door een zeer toevallige om
standigheid aan het Utrechtsch Dagblad in
handen kwam". De inhoud van dit zooge
naamd authentieke stuk ziet er ernstig ge
noeg uit
Is het werkelijk authentiek?
De verrader, die slecht genoeg was dit
geheime stuk van zijn eigen land aan' den
vreemdeling te verkoopen, zal zeker ook
tegen dien vreemdeling niet al te nauw van
geweten zijn. In de Staats-archfeven bevin
den zich vaak tientallen schetsen en voor
ontwerpen omtrent eenig belangrijk punt
van beleid. En menig onderdeel van zulk
een ontwerp is reeds lang door de beslis
sende macht verworpen, ten dage der vast
stelling van de eindredactie. Die de archie
ven van don Duitschen Generalen Staf van
vóór 191 i doorzocht, zou zeker ook ontwer
pen hebben gevonden voor een veldtocht
tegen Frankrijk, waarbij het NederlaDdsch
grondgebied niet was ontzien. Toch heeft
in 1914 geen enkele Duitsche soldaat de
Limburgsche grens overschreden.
Eén uitspraak in het „geheime verdrag"
kan zeker niet authentiek zijn. Wij bedoe
len deze woorden: „De Nederlandschc Ge
nerale Staf zal slechts een gering cordon
troepen ter observatie aan deze zijde van
de waterlinie laten".
Hoe is het mogelijk, dat de Belgische
Generale Staf zou weten wat de Neder-
landsche regeering, bij dreigend oorlogs
gevaar, zou doen? De dwaasheid van deze
uitspraak is reeds voldoende, om de
authenticiteit van het stuk in twijfel ie
mogen trekken.
Maar ten slotte: wij geven voor een
cogenblik mimte aan de gedachte, dat
het stuk authentiek is dat bet
Utrechtsche bureau relaties heeft,
schurkachtig genoeg om geheime stuk
ken van eigen regeering aan vreemden
in handen te spelen.
Indien dan een Nederlander, die zijn
land en zijn volk liefheeft, zulk een
stuk in handen krijgt, waarin zijn Va
derland wordt belaagd en waarin eene
Nederlandsche hooge autoriteit wordt
genoemd dan is de rechte weg hem
duidelijk.
Deze weg leidt niet naar het Dagblad
bureau, maar naar het kabinet van
den minister-president. Niet aan de
nieuwsgierigheid van het sensatie-be-
geerige publiek in binnon- en buiten
land maar uitsluitend aan het oor
deel en de waakzaamheid der Neder
landsche regeering dient de inhoud
van zulk een stuk als het waarde
heeft te worden onderworpen.
Gelijk nu vanuit Utrecht in deze zaak
werd gehandeld, kunnen wij in deze daad
niet anders zien, dan een ernstige fout,
een bewuste schending van den eisch,
dat Nederland vermijde elke inmenging in
den oorlogzoekenden na-Ijver tusschen de
Europeesche grootmachten.
De laatste daad uit Utrecht, de publico
tie van een door spionnage verkregen stuk
van twijfelachtige waarde, maar van on-
rustwekkenden aard, lijkt ons eene beden
kelijke voortzetting van een gevaarlijke
reeks.
Het mes op de keet
De Standaard driestart:
We nemen aan, dat de door het
Utrechtsch Dagblad gepubliceerde stukken
echt zijn.
We merken op, dat we den Franschcn
tekst op dit oogenblik nog niet onder de
oogen hebben gehad en dus op de vertaling
van het Utrechtsche orgaan afgaan.
Maar aannemend dat zoowel het een als
het ander in orde is, dan hebben we hier
te doen met een opvatting die een ontstel
lende mentaliteit openbaart.
Wij onderhandelen met België in vrede
en vriendschap, zoo we meenden, over
aangelegeiiDeden, betrekking hebbende op
sommige waterwegen. En nu blijkt, dat de
generale staven van België en Frankrijk
vaD oordeel zijn, dat als wij in de Belgi
sche eischen niet toestemmen, daarin even
tueel gezien zal kunnen worden e»n „aan
landing", waarbij Belg.J op de h-lp van
twee Fransche legercorpsen zal mogen re
kenen.
De „interpretatie" kan alleen dit betee*
kenen, wil zij niet geheel inhoudloos zijn-
Natuurlijk zien we niet over het hoofd,
dat voor het metierdaad gewapenderhand
optreden nog iets anders noodig is dan d£
meening van de twee legersiaven. maar h |i
is toch haast ondenkbaar te achten, dat
zulk een meening schriftelijk zou zijn vast
gelegd zonder voorkennis der betrokken
regeeringen.
3d alk geval komt hot vraagstuk van
onze onderhandelingen met België over de
herziening van het tractaat van 1839 thans
wel onder een zeer bijzondere belichting te
staan.
Wat ook het standpunt geweest moge
zijn, dat ingenomen werd bij de behande
ling van het in 1927 verworpen verdrag,
thans is o.i. sl-chts één houding mogelijk.
En wel dek*, dat wij moeten weigeren
verder te onderhandelen, indien van Belgi
sche zijde geargumenteerd wordt met
600.000 man plus twee Fransche legercorp
sen
Ons blad, men weet het, heeft indertijd
voor aanneming van het verdrag gepleit.
Na de verwerping hebben we het stand
punt ingenomen, dat de Nederlandsche re
geering niet kon terugkomen met een ver
drag, waartegen dezelfde of gelijkwaardige
bezwaren bestonden.
F.n thans voegen we daaraan toe, dat de
uit de gepubliceerde stukken blijkende
mentaliteit het haast ondenkbaar doet
schijnen de onderhandelingen voortgang te
doen hebben. Een niet toegeven aan de
Belgische eischen zou als de „aanranding"
kunnen worden opgevat, die het Belgische
leger plus een deel van het Fransche tot
mobilisatie zou doen overgaan. Om druk
uit te oefenen.
Beter geen onderhandelingen, dan onder
handelingen met het mes op do keel.
De vragen stapelen zich op.
Uit een hoofdartikel van de (Chr.) Rot
terdam m er
Het zal velen gaan als ons: zij zullen
lezen en herlezen.
Bijzonderlijk de toelichting op de ar
tikelen II en V is voor Nederland van
het grootste gewicht.
Zoo blijkt opnieuw, dat ondanks Vol
kenbond, Europa nog steeds met een
vulkaan kan worden vergeleken.
Ais op gezette tijdon staatslieden als
Briand. Chamberlain en Stresemann
hun vredesredevoeringen houden, zul
len de gedachten onwillekeurig verwij
len bij dit geheime stuk.
't Is nog niet de tijd thans reeds
breed op dit uit de kluis te voorschijn
getooverd document ln te gaan. Ook
moet nog afgewacht, of de echtheid zal
worden onikend, en zoo ja, met welke
overtuigende bewijzen.
Maar niet minder, wat onze Hoog?
Regeering denkt van dit stuk. D<>
strooptochten van papiertjes-plakker?
in een paar Limburgsche dorpen ver
dwijnen, wat belangrijkheid betreft
hierbij in het niet.
Hoe het zij, veel van wat zich af
speelde na 1918 komt ons thans begrij
pelijker voor.
Inmiddels stapelen de vragen zicb
op. Wie denkt niet aan het beruchte
Not kont kein Gebot" uit Augustus
1914?
En welk kenner van zijn ouden Bij
bel wordt niet bepaald bij de alouHe
waarschuwing: Vest op prinsen geep
betrouwen?
De tijden blijven ernstig. En tor^i,
rustig kunnen pas zijn, wie ook in het
diplomatieke verkeer tusschen de vol
keren wenschen te staan op den bo
dem van het Recht. Blijve dit tot in
verre toekomst de sterkte van Neder
land!
Belemmerende Invloed op de
vredespolitiek.
Het volgende knipten wij uit het buiten-
landsche overzicht van de (chr.) Rotter
dammer
Wat generale staven met elkander
overeenkomen, komt eerst tot uitvoe
ring wanneer de diplomatie haar laat
ste woord gesproken heeft. Men zal
dus verstandig doen zich niet zenuw
achtig te maken over hetgeen de Fran
sche, Belgische en Engeïsche militai
ren overeengekomen zijn. Alleen wan
neer het in diplomatieken zin spaak
zou loopen, zou do afspraak in daden
worden omgezet.
En voorloopig behoeven we daar
niet bang voor te zijn.
Immers is het ondenkbaar, dat er
binnen afzienbaren tijd een conflict zou
kunnen komen tusschen Duitschland en
Frankrijk. Geen van beide landen zou
zich de „weelde" van een nieuwen oor
log kunnen veroorloven. Beide landen
hebben vóór alles behoefte aan een
lange periode van rust en vrede.
Bovendien lijkt het ons hoogst on
waarschijnlijk, dat België op een mili
tair conflict met Nederland zou aan
sturen zonder zich ervan vergewist te
hebben, dat zijn geheime bondgenoo-
ten zulks opportuun zouden achten.
Voor België is er trouwens nog een fac
tor van zeer groote beteekenis, die de re-
geering van dat land tot uiterste bedacht
zaamheid moet stemmen de Vlaamsche
kwestie, die den laatsten tijd staatsgevaar
lijke vormen heeft aangenomen en zeker
op de spits zou worden gedreven wanneer
het Relgische legerbestuur een bevel tot
mobilisatie tegen Nederland zou uitvaardi
gen. De 83000 stemmen in Antwerpen voor
den activist en vriend van Noord-Neder
land Borms zijn niet alleen evenzoovele
slagen in het gezicht van België als staat
geweest, maar ook evenzoovele waarschu
wingen aan de machthebbers te Brussel
om geen ruzie te maken rnet het Broeder
volk der Vlamingen in het Noorden, om
dzi de helden van den IJzer zich in dat
geval vermoedeMjk eerder *egen Belgi5 dan
tegen Nederland zouden keeren.
Het bekend worden van het geheime ver
drag. waarover een Duitsch blad terecht
zegt, dat het niet9 zal hinderen of het be
staan ervan geheel of gedeeltelijk tegen
gesproken wordt, zal dus voor wat ons
land onmiddellijk betreft wel geen rech
streeksche gevolgen hebben.
Wij verwachten wèl. dat het van h»*-
lemmerenden invloed zal zijn od de
algemoene vredespolitiek.
Het zou ons niet verwonderen wan
neer de hangende besprekingen over
de schuldenregeling er ongunstig door
zouden worden beinvloed, in het bij
zonder omdat Amerika daarin zulk
een beslissende rol heeft te spelen. In
de Ver. Staten zullen namelijk de ge
heim gehouden militaire afspraken
van de vroegere bondgenooten breede
kringen met afkeer en wrevel vervul
len en de publieke meening schuw
maken van het z.g. „mobiel maken''
van de Duitsche schuld. In zulk een
konkel-kliek, als het oude Europa nu
dus toch blijkt te zijn, ondanks Genè-
ve, Locarno en het Kellogg-pact, zal
de Amerikaan zijn geld niet gemakke
lijk wagen.
Met meer dan gewone belangstelling
zien wij voorts uit naar de Maartver
gadering van den Volkenbondsraad,
waarin het Fransch-Belgisch-Engelsch
gemarchandeer ongetwijfeld in zeer
ernstige bespreking zal moeten komen
Wat heef! de Volkenbond
geregistreerd?
Het Volk schrijft o.m.:
Juichen wij dus de publicatie van het
geheime verdrag van uit ons gezichtspunt
toe. daarbij uitgaande van de onderstel
ling dat de publicatie echt en geen falsifi
catie is, toch moeten wij aanstonds opmer
ken, dat de hoofdzaak, nJ. het feit der aan
wezigheid van het verdrag, bekend was.
Zelfs is het bij den Volkenbond geregis
treerd. Maar wat daar geregistreerd werd,
is slechts de vaststelling dat de generale
staven der beide landen een ^overeenkomst
omtrent samenwerking in géfjal van oor
log gesloten hebben. De afzichtelijke bizon-
derheden werden echter nimmer tevoren
gepubliceerd en leest men wat het Utrecht
sche blad daarover mededeelt, dan is het
maar al te begrijpelijk, dat de militaire sa
menzweerders die bizonderhedon geheim
hielden.
Wat thans openbaar gemaakt wordt, is
een overeenkomst uit 1927. In 1920 werd
het eigenlijke verdrag gesloten, maar sinds
dien komen jaarlijks de generale staven
der beide landen bijeen en maken van het
resultaat van hun samenspreking een pro
tocol op. Wij weten dus thans alleen wat in
1927 is overeengekomen. De overeenkom
sten van vorige jaren zijn nog niet be
kend. Mogelijk staan daarin ook nog an
dere misdadigheden.
En verder:
Een pikante bizonderheid is, dat Enge
land aan deze overeenkomst deelnam. Dit
land trad in 1914 tot den wereldoorlog toe
onder opgaaf van de officieele reden, dat
het de Duitsche schennis der Belgische
neutraliteit niet dulden kon. Thans neemt
het zich op oud-Pruisische wijze de schen
nis der Nederlandsche neutraliteit voor.
Het toont wel heel kras aan, dat militaris
me en immoraliteit één zijn.
ïntusschen bestaat er van Neder
landsche zijde geen reden tot fari-
zeeïscb oogverdraaieri, alsof ons mili
tarisme beter zou zijn dan het
Engelsch—FranschBelgische. Terwijl
hoogstwaarschijnlijk geen Nederland
sche geheime militaire bondgenoot
schappen bestaan (die zouden althans
in lijnrechten strijd zijn met de steeds
verkondigde NedèrlandSche zelfstandig-
heidspolitiek), kan men er wel zeker
van zijn, dat ook in de bureaux van
den Nederlandschen generalen staf alle
mogelijke opmarsch-plannen voor alle
mogelijke gevallen en in samenwer
king met allerlei onderstelde militaire
bondgenooten gereed liggen.
Een punt van beteekenis uit de ge
publiceerde overeenkomst van twee
jaar geleden is nog, dat daarin gezegd
wordt, dat „de onderhandelingen tus
schen Nederland en België van wege
Nederland hebben uitgelokt en nog zul
len uitlokken maatregelen op het ge
bied der waterwegen, die eventueel als
onvriendelijk en zelfs agressief (aan
vallend) kunnen worden beschouwd".
Met andere woorden, van Belgische
zijde heeft men reeds alles in gereed
heid gebracht ten einde, indien dat
vvenschelijk mocht worden geoordeeld,
de onecnigheid tusschen België en Ne
derland omtrent de waterwegen tot
een casus belli, een reden tot oorlog,
op te drijven.
Men wordt er een oogenblik
stil onder.,.
Zoo betoogt de Maasbode, wanneer
men in het licht van zulk een publicatie,
plotseling in alle klaarte zietWat zijn
we toch nog ver van huis inzake de men
taliteit, waaruit tenslotte een afdoend ge
waarborgde internationale vrede moet
worden geboren.
En toch, ook in dergelijke oogenblik
ken, wanneer het gevoel het verstand
dreigt te overheerschen, moeten wij,
Nederlanders, vooral dat zijn we nu
eenmaal aan onze internationale repu
tatie verplicht nuchter blijven,
rechtvaardig en objectief.
Dit laatste nu is niet zoo gemakke
lijk tegenover een instituut als een Ge
nerale Staf, vooral niet, sinds de we
reld nog onder den indruk ligt van de
namelooze ellende van den wereld
krijg.
Een Generale Staf heeft nu eenmaal
een buitengewoon ondankbare, haast
griezelige taakhet technisch org&ni
seeren van een eventueel door we>ke
oorzaken ook onvermijdelijk geworden
menschenslachting. Met het nobele
doelde verdediging van het vader
land.
Zoolang een Generale Staf zich tot
die taak beperkt, doet hij eenvoudig
zijn luguber handwerk, ook wanneer
hij uitziet naar hulp van bv>ten. Maar
dit laatste kan of althans mag hij nooit
doen, tenzij onder de leiding en over
eenkornstig de leiding van de diploma
tie van zijn land. Haar treft dan ook
de volle verantwoordelijkheid, zoolang
de Generale Staf zich tot zijn techni
sche taak beperkt.
Het treurige in de wereldhistorie van
den laatsten tijd is echter juist, dat de
Generale Staven deze hun positie niet
altijd hebben begrepen, of liever, niet
hebben willen begrijpen. En het groote
govoar heeft altijd bestaan, dat van
een staf, die «ich technisch uitstekend
toegerust gevoelde, de impuls uitging
naar de diplomatie om of die techni
sche toerusting te benutten of althans
eerder en verder te benutten dan nood
zakelijk was. En zijn de diplomatieke
en de politieke leiding van een staat
dan niet in een zeer vaste en zeer
energieke hand. dan ontstaat het groo
te gevaar, de ramp, dat de militair den
diplomaat de leidsels uit de hand rukt
en het oorlogsros den vrijen teugel
viert.
Maar blijft de Generale Staf binnen de
grenzen zijner functie: aan de politieke
leiding de technische mogelijkheid bieden
voor de verwezenlijking van haar doelein
den zonder zich zelf met aard of om
vang of bereikingstijdstip dier doeleinden
te bemoeien, dan heeft hij recht op een
objectieve waardeering van zijn werk, al
valt deze moeilijk, zooals de waardeering
van de politie voor den man van de straat
Do aanval van het „Utrechtsch Dagblao
op de Generale Staven lijkt ons dan ook
eenigszins voorbarig gewettigd is hij, als
deze hun bevoegdheid te buiten gingen
ongewettigd, wanneer zij niets anders wa
ren dan de technische werktuigen der di
plomatie. In dat geval treft deze laatste
«alleen de verantwoordelijkheid En dat bij
het sluiten van een militair verdrag met
een vreemde mogendheid de leiding bij de
diplomatie berustte, zullen we toch wel
gevoeglijk kunnen aannemen. Dit meenden
wij, billijkheidshalve, even te moeten voor
opstellen.
Verder schrijft de Maasbode nog
Het groote practlscb belang der pu
blicatie schuilt o.i. vooral in het be
kend worden van deze opvatting van
het Belgische gouvernement: Onze re
geering weet nu wanneer zij er toe
overgaat de onderhandelingen met Bel
gië te hervatten, dan opent zij meteen
de mogelijkheid dat van Belgische zij
de op zeker oogenblik zou kunnen wor
den verklaard, dat eventueele maat
regelen van rivierpolitie, gezien in hel
licht dier onderhandelingen, dat apert
onvriendelijk of zelfs agressief karak
ter dragen.
Onze Minister van Buitenlandsche
Zaken zal hieruit de conclusio practica
weten te trekken en in ieder geval de
uiterste behoedzaamheid tegenovei
verdere besprekingen inachtneraen.
Dat er ernstig rekening wordt gehouden
met de mogelijkheid van een conflict met
Nederland blijkt uit de strategische orga
nisatie van het Belgische spoorwegnet en
wegencomplex, die in de „interpretatie"
van art. 3 en 5 wordt aangegeven, in ons
Ochtendblad van gisteren kan men ze in
bijzonderheden vinden vermeld. Een kaar
tje, eveneens uit het „Utrechtsch Dagblad"
overgenomen en hieronder geplaatst, geeft
er een aanschouwelijke voorstelling van
Uit de interpretatie van art. 5 krijgt men
zelfs den indruk, dat Frankrijk, Engeland
en... Belgiè tegenover Nederland hetzelf
de standpunt innemen als Duitschland in
1914 tegenover Belgiëin geval van een
aanval op Duitschland zal een Belgisch—
Britsche troep onder Belgisch bevel een
voudig een weg nemen doorNeder-
landsch Limburg Wat is hier de bedoe
ling Gaat men hiertoe aanstonds zonder
meer over, of eerst nadat men met Neder
land om een of andere reden in oorlog is
gekomen
Wij herhalen laten wij onze kalmte be
waren. 't Zal ons niet zoo -moeilijk vallen.
Grooter dan onze onrust is het gevoel van
diepe teleurstelling, dat wij toch eigenlijk
nog tot stikkens toe vast zitten in de on
draaglijke atmosfeer der geheime verdra
gen en der geheime diplomatie, ook achter
officieel bij den Volkenbond gedeponeerde
verdragen om, en dat het gouvernement
van een land als België zoo maar GOO.OOO
man belooft, voor het geval de casus foe
deris zich zal voordoen.
Er blijft nog reden te over om met de
Kerk de Goddelijke Voorzienigheid te bid
den, dat zij vorsten en volken moge in
storten gedachten des vrede9.
Vermoedons van „Üo Tijd"
bevestigd.
De Tijd constateert, dat, wanneer de
echtheid van de stukken vaststaat, het
Utrechtsch Dagblad met de openbaarma
king ervan aan de zaak van Nederland en
aan den vrede in Europa een grooten
dienst heeft bewezen. Het blad stelt ver
volgens de vraag: zijn de documenten in
derdaad echt? en schrijft dan:
Ook wij hebben eenige reden om
vooialsnog aan de echtheid der stukken
te gelooven. Immers de inhoud van het
verdrag en sommige onderdeelen van
de interpretatie stemmen geheel over
een met hetgeen uit het communiqué
der Belgische regeering (in Sept. 1920
aan de bladen verstrekt. Red. U. D.),
alsmede uit verklaringen van Fransche
en Belgische militairen was af te lezen.
Afgaande op di.e gepubliceerde uitlatin
gen van officieele en officieuze zijde,
heeft ons blad maanden geloden reeds
gewaarschuwd, dat het Eransch-Bel-
giscn militair verdrag een gevaar vormt
voor de veiligheid van Nederland.
Wie zich thans de moeite geeft, de
door het „U. D." gepubliceerde docu
menten er op na te lezen, zal zien, dat
ons vermoeden omtront den inhoud van
het Fransch-Belgisch verdrag en de
daaruit voor Nederland voortvloeiende
gevaren in alle opzichten wordt Deves-
tigd.
Over deze belangrijke zaak, waar
mede de veiligheid van ons land en de
vrede in Europa zijn gemoeid, is het
laatste wcord nog niet gesproken.
Informaties of onze publicaties
authentiek zijn
Aan Hr. Ms. Gezanten to Bmsscl en te
Parijs ls opgedragen aan de regeeringen
aldaar te vragen, of de in hot Ulrechtsoh
Dagblad gopubllccorde tokst van een Bel»
gisch-Fransche militaire conventie authen
tiek is en of do in dat blad wcorgogovcs
uittreksels alt de interpretatie der artlke*
len van de conventie Juist zijn.
Elders schrijft d e T ij d nog over het In
1320 gesloten verdrag:
Art. 18 van het Grondverdrag van den
Volkenbond legt de verplichting op, dat
alle overeenkomsten en verdragen, door
Staten-leden van den Bond gesloten, aan
het secretariaat te Genève moeten medege
deeld, en door dit secretariaat ingeschre
ven en openbaar gemaakt worden Geen
dezer verdragen of internationale overeen
komsten zal bindend zijn vóór de inschrij
ving.
De Belgische en Fransche regeeringen
hebben zich aan dezen verdragsplicht niet
gehouden; zij hebben aan het secretariaat
te Genève alleen een afschrift gezonden
van de brieven, welke tusschen de regee
ringen van Parijs en Brussel zijn gewis
seld. Het secretariaat van den Volkenhond
heeft toen een fout gemaakt: inplaats van
bij Frankrijk en België aan te dringen op
mededeeling van het verdrag zelf, zooals
art. 18 uitdrukkelijk voorschrijft, werden de
brieven ingeschreven en openbaar ge
maakt. Dit gebeurde nog vóór de eerste
algemeene vergadering van den Volkenbond
in November 1920 te Genève bijeenkwam, op
een oogenblik derhalve, dat de Volkenbond
nog niet aan de kinderschoenen was ont
groeid.
ïntusschen het verdrag (of de overeen
komst) werd geheim gehouden. Toen er in
de Belgische Kamer van Vlaamsche zijde
werd aangedrongen op publicatie, deelde
de minister van Buitenlandsche Zaken, de
internationale socialist Em. van der Velde,
mede, dat z. i. door de mededeeling der
brieven, aan het voorschrift van het Vol
kenbondsverdrag was voldaan en dat de
overeenkomst zelf, zijnde een technisch-
militaire afspraak tusschen de generale
staven van beide landen, voor openbaar
making niet in aanmerking kan komen.
Geen dolkstoot in den rug,
IJit een artikel in Het Huisgezin:
Minister Hymans heeft onlangs een ver
toog tot zijn Nederlandschen collega ge
richt in verband met een niet op alle pun
ten gelukkige rede, door professor Gerret-
son ter herdenking van de Unie van
Utrecht gehouden.
Een heel ander vertoog zal thans minis
ter Beelaerts van Blokland tot zijn Belgi
schen ambtgenoot kunnen en moeten
houden naar aanleiding van de verbijste
rende onthulling omtrent het geheime mi
litaire verdrag tusschen België en Fran
krijk.
Wij wenschen België niets slechts, wij wil
len met dit land als goede buren en vrien
den leven, maar wij verwachten geen dolk
stoot in don rug.
En nu hebben wij nog enkel op de be
trekking van ons land tot het Fransch-
Belgisch verdrag gewezen en niet op de
verhouding waarin het staat tot den "geest
van Genève, de tien jaren van officieele
vredes-propaganda en vredes-bevordering
sedert het einde v.an den wereld-oorlog
met de verschillende bezongen en betooste
étappes, waarvan hot Kellogg-verdrng tot
uitbanning van den oorlog de jongste is
geweest en, naar het scheeh. do meest ra
dicale.
Een geheim militair verdrag alsof wij
nog onder het oude régime leefden, alsof
de millioenen gesneuvelden voor niets wa
ren gestorven, alsof men nog niet had ge
leerd, dat een nieuwe Europeesche oorlog
den ondergang der samenleving of de zege
praal van het bolsjewisme wat nagenoeg
hetzelfde is moet beteekenen
Het verdrag In de Revue
van Bouwmeester.
Men meldt ons uit Rotterdam:
In de Revue „Wonder boven Wonder"
met Buziau Nieuwenhuizen en mevrouw
Henriette Davids in de hoofdrollen, werd
reeds gisteravond melding gemaakt van
het verdrag. In het eerste bedrijf wordt
door „Professor Antenne" aan den onder-
aardschen vorst in verschillende couplet
ten duidelijk gemaakt, hoe de toestanden
hier op aarde zijn. Het motto voor deze
coupletten, die geschreven zijn door den
heer Muyselaar, die zelf Professor <ntenne
«peelt, is „ZuO moet het zijn, maai ja zoo
het niet" Aan deze *-eeks coupletten is
gisteravond het volgende toegevoegd*
Ik sprak u over onze politiek.
Maar jammer alles is niet waar,
zoo moest het zijn, maar ja zon
i9 het nir.i.
Want weer dreigt er een groot gevaar.
Ik meen het Belgische verdrag,
Kom, schenk ons klaren wijn,
Anders heeft Holland het gevoel
Verraden en verkocht te zijn.
Hierop volgde een luid applaus,