KEITJES
AMOBFOOKISCH OAGBIAB
Ce Wettige Erfgenaam
Zaterdag 2 Maart 1929
J>Z EEMLANDERY
27e Jaargang No. 206
HET GEHEIME VERDRAG
MINISTER BEELAERTS
ANTWOORDT
De regeerioé doet verder
geen stappen meer
EEN HERHALING
VAN 1914
Het „vodje papier'
DERDE BLAD*
AMERSFJORTSGi 0AG81A0
3 X voor f 1.—
FEUILLETON.
't i" i
Op de vragen van den keer Heemskerk
Op de vragen vöjq den heer Heemskerk
in verband met de publicatie in het
Utrechtsch Dagblad van den tekst van het
geheim Fransch-Belgisch militair verdrag
"N 1. Heeft de Regeering kennis genomen
van de publicatie in het Utrechtsch Dag
blad (Avondblad van Zaterdag 23 Fe
bruari 1929) van den tekst van het ge
heim Fransch-Belgisch militair verdrag
van 1920, en uittreksels uit de Interpre
tatie van 1927, die volgens dat' bied is
opgemaakt door de Fransche en Belgi
sche generale staven?
2. Meent de Regeering te moeten aan
nemen. dat die publicatie, ook wat den
tekst aangaat, Juist is, ook wat betreft
het in de interpretatie van art 5 ver
melde omtrent een Belgisch-Engelsche
overeenkomst om in zeker geval troepeD
te zenden door Nederlandsch-Limburg?
3. Moet onverminderd den ernst van
den verderen inhoud dezer stukken, met
name aangenomen worden, dat inder
daad in de interpretatie op art 2 voor
komt:
„D'autre part les négociations hol-
lando-belges poursuivtes depuis huit ans
(1627) ont provoquó et provoqueront
encore, de la part de la Hollande. telles
mesures de police fluviale pouvant étre
considérées, eventuellement comme de
nature nettement' inamicale et mème
agressive."?
4. Kan de Regeéring mededelen, of
zij zich daardoor tot stappen genoopt
ziet bij de Regeeringen, die het aan
gaat, eventueel bij den Volkenbond, en,
zoo ja, welke?
heeft de minister van Buitenlandsche Zaken
geantwoord als volgt:
1. Het antwoord op de eerste vraag is
bevestigend.
2 en 3. Aan Harer Majesteits Gezanten
te Brussel en te Parijs is opgedragen aan
de Regelingen aldaar te vragen of de in
de eerste vraag genoemde tekst van het
Belgisch-Fransch Militair Verdrag van 1920
authentiek is en of de in die vraag voorts
genoemde uittreksels juist zijn.
üp het desbetreffend schriftelijk verzoek
deed de Belgische Minister van Buiten-
landsche Zaken aan jhr. van Nispen tot
Sevenaer een antwoord toekomen, waarin
de heer Hijmans verwijst naar de verkla
ring, door hem namens de Belgische Re
geering afgelegd in de vergadering der Ka
mer van Volksvertegenwoordigers van 2f>
Februari j.l. en naar de in dezelfde verga-
dering door de heeren Vandervelde en Van
Cauwelaert afgelegde verklaringen, waarin
de echtheid der bedoelde stukken ten stel
ligste wordt ontkend.
Ven de Fransche Regeering werd even
eens een pertinente schriftelijke ontken-
Ding ontvangen.
Üe Britsche tijdelijk zaakgelastigde zond.
in opdracht zijner Regeering, den tekst van
de verklaring, namens deze in het Lager
huis afgelegd, waarbij werd medegedeeld.
dat, behalve het verdrag van Locarno, se
dert den oorlog geen overeenkomst, hou
dende militaire verplichtingen, is aange
gaan tusschen Groot-Britannië en België
en dat er geen militaire overeenkomst of
afspraak („understanding") bestaat tus
schen den Britsphen Generalen Staf en dien
van eenig ander land. Daaraan werd nog
toegevoegd, det geen Britsch militair at
taché te Brussel te eeniger gelegenheid de
quaestie zelfs besproken heeft.
4. Met het oog op deze verklaringen be
staat er voor de Regeering geen aanleiding
om ter zake stappen te doen bij de genoem
de Regeeringen.
Felle Belgische persstemmen
De Parljscbe correspondent van de Maas
bode meldt ,o. m.:
Thans, plaatsen de bladert echter eenige
regels van het vraaggesprek, dat de „Haag-
sche Courant" met den hoofdredacteur van
het „Utrechtsch Dagblad" heeft gehad en
ze trekken daaruit de conclusie, dat het
„Utrechtsch Dagblad" den aftocht blaast,
met thans te beweren, dat het stuk niet een
tractaat zou zijn, maar een proces-verbaal
van de vergadering van militaire deskundi
gen.
Zulks is dan ook voor de avondbladen
aanleiding op hoogen toon onzen minister
van Buitenlandsche Zakén aan te vallen en
regeering cn volk verantwoordelijk te stel
len voor de publicatie.
Intusschen moet opgemerkt, dat wij nog
in geen enkel blad den tekst der Utrecht-
sche publicatie hebben gevonden.
Had de „Temps" reeds een dag te voren
haar afkeurende verwondering te kennen
gegeven over de diplomatieke stappen,
thans gaan vooral de „Journal des Débats"
en de „Information" daarop door. Het eerst
genoemde blad' meent, dat men met een
waar schandaal te doen heeft en betitelt
haar artikel dan ook: „Het schandaal van
Utrecht". Men blijft er zich op beroepen
dat het gepubliceerde stuk zulke manifeste
onwaarschijnlijkheden bevat, dat aan de
valschheid niet viel te twijfelen, zoodat. bet
Nederlandsche gouvernement het niet voor
authentiek mocht nemen. „In elk geval
zoo - zegt de „Débats" alvorens uitleg
gingen te vragen aan de gouvernementen
die beschuldigd waren, had het een diep
gaand onderzoek moeten instellen omtrent
den oorsprong van de onthulling en de
sancties moeten nemen door de wet voor
zien. Het is niet mogelijk' dat de Neder
landsche wetgeving geen bepalingen zou be
vatten; waarmee het gebruik van valsche
stukken van een aard om de betrekkingen
van den staat met andere mogendheden te
verontrusten, worde gestraft.
Te Parijs heeft het Nederlandsche gezant
schap de inopportune vraag, welke zij in
opdracht van Den Haag moest stellen, voor
zichtig ingekleed, de „Quai d'Orsay" ver
zoekend haar te helpen door ophelderingen
om de ontroering te verdrijven, die door de
beweerde onthulling was gewekt Maar de
overhaaste démarches door den minister
van Buitenlandsche Zaken in den Haag
blijven.er niet minder moeilijk verklaarbaar
om".
De „Information", door de pen van Fer-
nan de Brinon, geeft gelijke gevoelens weer.
Na geconstateerd te hebben, dat de redac
teur van het „Utrechtsch Dagblad" erkend
heeft, dat de gepubliceerde documenten heel
Kleine advertenties in het
PLAATSING:
DINSDAGS
DONDERDAGS
ZA fERDAGS
eenvoudig processen-verbaal zijn van een
bijeenkomst van militaire deskundigen die
te Brussel zou zijn gehouden, om een trac
taat voor te bereiden, wil 't dien pijnlijken
uitleg niet bediscussieeren. „Betreuren wij
alleen de lichtvaardigheid, waarmee men
in een onzijdig en bijgevolg onpartijdig land
ernstige beschuldigingen lanceert, die van
een aard kunnen zijrt om een internationale
vertroebeling te verwekken".
Het blad meent, dat na het aan de „Haag-
sche Courant" gegeven vraaggesprek van
de beweringen van den Utrechtschen redac
teur niets overblijft.
Vervolgens keert ook dit blad zich tegen
onzen minister van Buitenlandsche Zaken:
„Zoo men kan begrijpen dat een journalist,
die er op uit is sensationeele informaties te
geven, zich laat misbruiken, zoo men kan
vatten, dat de over ij ver van een reporter
hem belet de gevolgen van een tijding te
meten, die v&lsch kan zijn, men kan minder
bevatten, dat een minister van Buitenland
sche Zaken in staat is zooveel lichtvaardig
heid te toonen. De ondervinding moest hem
geleerd hebben dat, al wat gedrükt wordt,
nog niet waar is. De bezorgdheid voor zijn
taak moest hem te overhaaste démarches
ontzeggen".
Belgische persstemmen,
B r u s s e 1, 1 M r t. (V.D.) Inzake den di-
plomatieken stap, welken de Duitsche re-
peering te Brussel gedaan heeft, schrijft de
Nation Beige: ..De Duitsche rf geering blijft
met de volharding- van een ezel aan de
echtheid van den gepubiiceerden tekst ge-
looven. Het land, dat het beruchte wourd
van het „vodje papier" heeft uitgevonden,
waagt het, verklaringen te verlangen? Dat
is het toppunt van alle toppunten. Het
Hollandscb-Duitscbe maakwerk is nu een
maal gemaakt p.n het Is aan den tijd jm
een: „Halt, het is genoeg!" toe te roepen".
De Libre Belgique noemt den Duitschen
stap een onbeschaamdheid.
De Daitsobe gezant bij Hymens,
De „Libre Belgique" zegt uit betrouwbare*
bron vernomen te hebben, dat de Duitsche
gezant gisteren aan minister Hymaus op
heldering gevraagd heeft over de open
baarmaking in het „Utrechtsch Dagblad".
De gezant zou er den nadruk op gelegd
hebben, dat deze verklaring niet gevraagd
werd uitsluitend in het belang van Duitach
land. maar ook wegens het vertrouwen,
dat de geheele wereld nog stelt in verdtn
gen, die bestemd zijn om den wereldvrede
te verzekeren, ,,'t Is overbodig hierbij te
voegen", eindigt het blad, „dat deze nopal
beleedigende (insolvente) vraag door mi
nisier Hymans ontvangen werd op een ms
nier barer waardig.
ISsgelsche reactie.
Men meldt aan het Hbld. uit Londen d.d.
1 Maart: De completeerende mededeelin-
gon van het „Utrechtsch Dagblad geven
den bladen geen aanleiding tot nieuw com
mentaar. Nu de houding van Britsche re
gearing en militairen officieel is gezuivrrd
van mogelijken twijfel, wordt het geval be
schouwd al9 eon affaire waarbuiten Eu
geland geheel jtaat
De bladen brengen nieuws van verdere
reacties in Parijs, Brussel. Berlijn en Am
sterdam zonder zich verder hs eigen be
schouwingen te verdiepen. Zelfs de „Min-
Chester Guardian", die gisteren nog ver
band legde tusschen de onthullingen en
de verantwoordelijkheid van Engeland,
voortvloeiend uit de Locarno-garanlies
zwijgt heden.
D« Volkenbond on de uit
legging ven art 11.
De Hbld.-correspondent te Berlijn telefo
neert:
De voornaamste bladen in Berlijn bren
gen hedenochtend de nieuwe onthullingen
van het „U. D." woordelijk en op de eer
ste bladzijde, voorloopig nog zonder com
inontaar.
Het hoofdorgaan van het Centrum, de
„Germania", wijdt aan de eerste onthulliD
gen een hoofdartikel, waarin betoogd
wordt, dat de Volkenbond tot hoogen plicht
heeft, in het belang van den Europeeschen
vrede, vast te stellen, dat België en Frank
rijk niet het recht hebben, op grond van
eenig Volkenbondsstatuut het geheim hou
den van het verdrag te verdedigen. Art. 20
verzet zich al dadelijk tegen een geheim
verdrag. Desondanks zijn, behalve de bijna
1300 in de laatste tien jaren te Genève aan
gemelde verdragen, tocb vele andere, en
juist de belangrijkste, geheim gebleven.
Zoo het Fransch-PoolBche van 19 Febr.
IÖ2I, het Fransch-Tsjechische van 25 Ja
nuari 1924, het geheime verdrag tusschen
talië en Albanië en tenslotte ook het ver
drag, waarvan het „U. D." den juisten tekst
beweert te hebben weergegeven. Wat dit
laatste, en in het bijzonder de interpretatie
van 1927 betreft, meent de „Germania". dat
men niet gedekt is door hier van een zui
ver technische overeenkomst te spreken,
die niet onder art 18 zou vallen. Men leze
maar eens het goedgekeurde memorandum
van den secretaris-generaal van don Vol
kenbond van 19 Juni 1920. waarin duide
lijk wordt gezegd, dat het Statuut van den
Volkenbond niet alleen elk geheim verdrag
in eigenlijken zin verbiedt maar ook elke
andere geheime overeenkomst van inter
nationaal karakter. Ieder lid van den Raad
heeft bet recht, dit college te wijzen op ge
beurtenissen, die in staat zijD den wereld
vrede te verstoren. Het is, waar de Neder
landsche minister van buitenlandsche za
ken reeds met prijzenswaardigen ijver on
derzoek deed naar de echtheid der onthul
lingen, volgens de „Germania" volkómen
onverschillig, van welke zijde In Genëve
straks de koe bij de horens wordt gepakt.
Blijkbaar wil het blad dr. Stresemmn
bewegen, hier het Initiatief te nemen om
eindelijk uitdrukkelijk te laten vastleggen,
boever de werking van artikel 18 grijpt.
Dtj houding van YsJecho-SIowakJJe.
Praag, 28 Febr. (Hbld.) Het regee-
ringsorgaan „De Prager Presse" critiseert
do wijze, waarop zekere Duitsche bla !en
'gemeend is het „Prager Tageblatt") de
eene maal de vredespolitiek ondersteunt,
dócb den enderen keer op de groote tr im
slaat over, de geheime politiek der weste
lijke mogendheden cn hun agressieve plan
nen. nog vóór het officieel onderzoek is af
geloopen. „Dat is ook bij de laatste sensa
tie met het zoogenaamde Fransch Belgisch
verdrag het geval geweest, ofschoon men
toch dadelijk had moeten weten, dat de ge
heele opzet een manoeuvre is geweest om
de verh luding van Duitschland tot Frank
rijk en zijn vrienden te vertroebelen en dat
het hier een plompe revanche voor de
Gropner onthulling bPtrof en dat men ach
ter het Nederlandsche provinciale blad in
Gij werkt meer door datgene wat ge zljt,
dan door datgene wat ge weet
Door E PHILIPS OPPKNHKIM.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B.
„Dirrf je mij vertellen, dat we in haar auto»
ryden?"
Hij nam den hoorn van de telefoon en sprak
met den chauffeur.
Het schijnt", verklaarde hij aan Monica,
„oat dit een auto is, die Felicia mij gisteravond
terugstuurde. Ik gaf hem haar, wel is waar,
maar hij is niet langer van haar. Het spijt mij
zeert doi ze dezer, namen. Je moet weten, dat
ik ct twee andère heb van geheel hetzelfde
mcdel, en die bestelde ik voor vandaag. Daar
de** er precies hetzelfde uitziet, heeft mijn
eerste chauffeur zeker gedacht, dat het er niet
op aankwam. De bied je mijn excuses."
Zij boog voorover, nam de verzameling
kleine voorwerpen een voor een van hun plaats
en wierp ze in de heg waarlangs zij reden Hij
vclgde haar bewegingen met een geamuseer-
den glimlach. Zij keerde zich om en keek hem
aan
„Nu voel ik mij weer goed", bekenda zij.
„W.l je zoo vriendelijk zijn, mij- te vertellen,
wat dit beteekent? Heb je twist gehad met Fe
licia?'
..Onze vriendschap schijnt uit", erkende^ hg.
j^Je kunt het eigenlijk geen twist noemen."
JDus wil je zeggen, dat zij je werkelijk de
auto, die je haar had gegeven, terugzond?"
„Dat deed ze, en zij zond mij ook een paar
kleinigheden terug."
Mcnica zuchtte
..Dat verbaast mij", verklaarde zij. „Ik dacht
altijd, dat Felicia een hebzuchtige vróuw was.
Zij moet wel vee! van je hebben gehouden. O,
Francis. Francis", pleitte zij, „waarom sla je
niet een nieuwe bladzijde cp en gedraagt je
fatsoenlijk?"
Zij boeg zich naar hem toe, en hij was zich
plotseling bewust van een emotie, die voort
kwam uit dat gevoel, waarom Felicia vergeefs
had gebeden. De herinnering aan den rit huis
waarts ven Chatfield Castle deed hem trillen.
Monica's oogen schenen grooter te worden en
rechter; haer verrukkelijke mond beefde reeds.
„Francis, waarom gedraag je je njet zoo
goed. als jc werkelijk bent?" smeekte zij.
Zij schoten voorwaarts om een andere auto
♦e passeeren. Lord Henry zat daarin, statig en
waardig, met den Chatfield blik, waarmede
Monica hem zoo dikwijls plaagde. Hij wuifde
gemoedeHjk met de hand. Lady Henry boog
voorover en glimlachte. Het gezicht van de
twee tezamen was klaarblijkelijk aangenaam
voor hen. Francis lachte hatelijk terwijl zij
weer in het midden van den weg reden
„Waarom IbcK je zoo onpleizierig?" vroeg
Monia verdrietig.
„Ik dacht aart het gelaat van je vader„' ant
woordde hij, „wanneer hij de avondbladen op
noemt en leest, dat de hertog yan Chatfield
tot een boete van tien pond benevens de kos
ten van de procedure is veroordeeld, in he*
politiestation van Vine Streel „Oproerig ge
drag en beleedlgjng van de politie" noemden
rij het. Zij hebben edelmoedig!lik de beschul
diging van drcnken*rhap geschrapt."
Zii trok haar hard weg uit de ziin*
„Wat eer bnnrt her, je, FrancisP riep z>
uk.
HOOFDSTUK XXV
Francis, die de rennen bij de «lagboomei
had gevolgd, bevend zich een paar minuten
daerna temidden van een woest joelende en
betoogende menigte Het geheele toonee!
scheen onwezenlijk, een plotseling beeld, dat
voorbij vloog en verdween. „Grey Lady" met
den jockey dansend in den zadel, voorover
gebogen over haar hals. drie paerdlengten
voor; een dramatische stilte; het rumoer van
teleurgestelde stemmen.
Hij baande zich een weg noar de groote tri
bune, bestelde aardbeien aan een gedienst'gcn
keilner cn bereidde zich voor op den storm. Eus-
tatjus, die doelloos rondwandelde.was de eer
ste, die hem ontdekte. Hij kwam aangesneld,
zwaaide met rijn kijker, terwijl zijn hoed ach
terop zijn hoofd stond. Zijn geloei wap wit als
van een geest.
„Groote Gcd, Francis", riep hij uit. „Weet
je het al?"
„Natuurlijk", stemde rijn neef toe. „Wil je
wat aardbeienP
„Loop heen met jc aardbeien", antwoordde
Eustatius heftig. „Ber> je je bewust wat er ge
beurd 5s?"
„Volkomen. „Grey Lady" heeft gewonnen met
twee of drie paardlengten. „Laughing Sally",
bleef in de massa, denk ik. Piatt was gelukkig,
det hij de merrie bereed; zij verloor haer gebit
pf zociets, was het niet zoo?"
„Kijk eens aan", zuchtte Eustatius. „Jij kunt
hier lekker aardbeien ritten te eten, Francis,
roear. ben je je bewust, dat ik geruïneerd *>en?
De heele zaak zal de poppen aan het dansen
brengen. Je verklaart te zullen winnen met
„Laughing Sally". Wij allen zetten in op haar,
en „Grey Lady" maakt, det rij achterblijft ah
oen gewoon huurrijtuigpeerd".
Jtiet Is zeer ongelukkig", mompelde Francis.
„Ik kan je verklaren, dat in de eenige proefren,
di» tusschen hen heb gezien, „Grey Lady"
honiAios werd geslagen."
„Zeg eens, ouwe jongen", vroeg „Eustatius
dof, „tusschen kameraden gesproken, en ik
zal voor het einde der week wel een kameraad
kunnen gebruiken, hoevee! zette je op „Grey
Lady?"
„Geen penny".
„Wil je mij vertellen, dat je gewed hebt op
„Laughing Sally?"
„Ik heb niet gewed bij de rennen", verklaarde
Francis.
„Heb je niet gewed op een van je paarden?"
„Waarom zou ik dat doen? Wedden amu
seert het publiek, het amuseert mij niet. De
rennen zijn het eenige, waarom ik geef".
„Maar hoe in 's hemels naam kan ie een
renstal bekostigen zonder te wedden?' vroeg
Eustatius ongeloovig.
„Ik vind, dat de mijne veel geld kost", gaf
Francis toe.
Eustatius nam den hoed af en veegde zijn
voorhoofd af.
„Kijk eens aan, ouwe jongen", zcide hij, „ik
werp geen blaam op je, voor wat vancaag is
gebeurd, ofschoon ik je waarschuw, dat er
velen zullen zijn die het wel doen; toch was
het jou werk, waardoor alles misliep. Denk je,
dat je mij zoudt kunnen helpen?"
„Waarom zou ik?** vroeg Francis. „Ik wed
zelf niet. Waarom zou ik? Bovendien geef ik
je veder een zeer goede toelage."
„Dat weet rk, en ik ben ook drommels dank
baar en zoo meer. Moer Francis, deze rennen
hebben mij volkomen opgemaakt; ik ben heele-
maal platzak Ik moet althans een paar lapjes
van duizend hebben vóór Maandag."
„Ik rit zelf wat Irap", was het openhartige
antwoord.
JDet verbaast mij niet, gezien de manier.
teresaante Htnterm&Dner moet zoeken, die
niet alleen aan Frankrijk en België, maar
•tok aan de Duitsche vredespolitiek onatn-
genuamheden zouden berokkenen". Met de
wijze waarop die zekere Duitsche bladen
met vet en op de eerste pagina de ver-
valaohing wereldkundig maakten en die
meer bedoelde dan enkel berichtgeving,
bebbon zij zich, zoo moont „De Prager
Presse", geen dienst bewezen.
Herhaling van 1914.
De Maasbode over de tweede publi
catie
Ziezoo; hier hebben we de moest vervol
maakte herhaling in spe van betgeen de
Dultschers in 1914 te zien hebben gegeven
in België.
Een herhaling, die alleon gericht kan zijn
tegen Nederland, met name Ncderlandsch-
Llmburg. Indien het „flinke offonslef" het
eischt, dan zal men onmiddellijk vragen
vrijen doortocht door Nederlendsch Lim
burg, wordt dit geweigerd, dan volgt ge
weld.
Rn nu herhalen we de vraagwisten de
betrokken regeeringen van dezen militairen
opzet van hun staf of niet
In ieder geval verklaarde generaal Galet,
chef van den Belgischen staf, dat de route
door Nederlandsch Limburg reeda was op
genomen in het voorontwerp door kolonel
Michem, waarnemend onderchef van den
staf, aan den koning aangeboden.
Het gematigde woord van den chef van
den Franschen staf. generaal Debeney, dat
de hulp door Frankrijk aan België te ver-
leenen in geval van een conflict met Neder
land, in het belang van België zelf. veeleer
diplomatisch en industrieel dan militair
zou moeteD zijn. klinkt in dit verband we!
eigenaardig.
Vooral als men ziet, hoe het arme België
een oogenbiik later het mes op de keel
wordt gezet, door dienzelfden Franschen
generaal.
Generaal Galet, de Belgische chef, had
deerniswekkend geklaagd over de groote
moeilijkheden voor België om het opgezette
strategisch plan uit te voeren, „zoowel van
technisch als financieel standpunt".
En wat antwoordt zijn Fransche collega?
Bezwaarlijk of niet, het moetAndera
„zou Frankrijk zich moeten afvragen, of de
zorg voor zijn eigen behoud het wellicht
niet tot plicht zou maken, zijn verdediging
tot zijn eigen grenzen te beperken".
Hebben de Belgische heeren op dat
oogenbiik niet gevoeld, dat 7iJ een militair
spel speelden ver boven hun stand, met een
tegenpartij, die haar wil eenvoudig in eigen
machts volkomenheid aan hen oplegde
En zouden de Belgische bladen niet beter
doen, met hunne verontwaardiging naar
aanleiding van het gepubliceerde, niet te
richten aan het adres der Nederlands* he
bladen, maar aan dat van hun eig» n poire-
tieke en militaire leiders, die met ondraag
lijke krijgslasten hun land op den duur
naar den economischen ondergang voeren?
En dat allesom met den grooten broer te
mogen meedoen
Mogen in België de oogen open gaan voor
bet groote gevaar van een al te eng samen
gaan met een overmachtigen vriend.
En na de nadere publicatie gelooven we
zeker niets meer van alle verklaringen
over de onechtheid van het eigenlijk ver
drag.
Artikel voor artikel hadden 'de generale
staven bij hun beraadslaging voor zich. cn
artikel voor artikel heeft het Utrechteeh
blad uit de notulen van die bijeenkomsten
gepubliceerd.
Laat het Belgische volk rich
niet verwonderen.
Haarlems Dagblad schrijft:
Laat het Belgische volk zich toch niet
verwonderen over onze achterdocht, door
deze publicatie gewekt! Zijn eigen ellende
heeft ons geleerd, aan welke gevaren wij
blootstaan. En als de oud minister Camilla
Huysmons dan aan Het Volk meedeelt:
„Vandervelde, Wouters, Anseele en ik, wij
waarop je leeft. Toch kan je het heel goed op
nemen. Incien je mij niet helpt, Francis, zal ik
in Queer Street terecht komen in de kolo
niën met een houweel, of met een aapje en een
draaiorgel in Piccadilly. Je behoeft mij geen sou
te geven; een woord aan Ambrosius zal vol
doende zijn."
„Zeer goed", gaf Francis toe. „Ik zal hem
direct, als ik thuis ben, telefoneeren."
Eustatius slaakte een !an«e zucht van op
luchting.
„Je bent toch een goede kerel", verklaarde
hij. „Ik zal het niet vergeten, dat beloof ik je.
Hier zijn de ouwe heer en de oude Lave-
ringham, die op ons afkomen. Ik maak, dat
ik weg kom. Ik hoop je later wel weer te ont
moeten.
Lord Henry en zijn gezelschen, die in ern«tig
gesprek waren gewikkeld, stonuen stil een paar
meter van de plaats, waar Francis was gezeten.
De eerste was voor zijn doen bijna opgewon
den.
„Je hebt Chatfield nooit ontmoet?" vroeg hij.
„Kom.mee en spreek eens rustig met hem over
deze zaak."
Lord Laveringhnm schudde het hoofd.
„Ik geloof dat het voor het oogenb'ik beter
is dat ik den jongen man niet ontmoet. Als lid
van de Jockey-Club kon het rijn, dat ik hera
m een andere kwaliteit heb te spreken, voordof
we een paar uur verder zijn."
„Maar mijn boste Loveringham", begon de
ander weer, maar Laveringham ging ervan
door. Lord Herury naderde zijn neef met een
sombere houding en onheilspellende manieren.
„Ik rie, Frands, dat ja aan het nadenken*
bent", mc-'-'e hij plechtig op. „Ezn zeer eigen»
aardige wedren!"
(Wordt vervolgd*)