®!EDSFOORTSCH DAGBIAB WAT THANS DE FEITEN ZIJN Sponsen - Zeemen Borstelwerk - Verfwaren VOORJAARS-en ZOMERSEIZOEN Ce Wettige Erfgenaam Zaterdag 9 Maart 1929 .DE EEMLANDEft", 27e Jaargang No. 212 De stukken die zich nog altijd in Nederland bevinden, zijn nog steeds niet aan een deskundig onderzoek onderworpen ^N.V. COMPAGNIE LYONNAISEÜ- ONZI COLLECTIES VOOR HET A.S. ZIJN VANAF MAANDAG 11 MAART GEREED A. v. d. WEG. LANGESTRAAT 23 FEUILLETON. Prof. J. de Louter schrijft in het Vrijz. Protestantenblad onder meer Vooreerst is het jammer, alhoewel ver klaarbaar, dat do eerste publicatie van 23 Februari niet v.Jledig en afdoende was en «enige dagen later door een tweede uitvoe riger moest worden gevolgd. Voorts is het meer dan jammer en even vreemd als be treurenswaardig, dat onder de vijf Neder landers, door den redacteur geraadpleegd, niemand deze voorbarige openbaarmaking heeft afgeraden. Te betreuren is ook, dat niet terstond een scherp onderscheid is ge maakt tussclien den tekst van het verdrag en de militaire interpretatie en mitsdien in houd en verantwoordelijkheid voor een en ander women vermengd, zoo al niet ver eenzelvigd. Vreemd is eindeJUk dat de re dactie de stojlige waarborgen voor de authenticiteit beweerd te bezitten en toch weigert „de zeer toevallige omstandigheid te vermelden, waardoor zij de geheime stukken in handen kreeg. Grooter bezwaren vloeien voort uit don inhoud. Dat er in de notulen herhaaldelijk gewag wordt gemaakt van eene Belgisch Eng^lsche militaire overeenkomst van 7 Juli 1927, is na de pertinente ontkenning door de Engelsche regeering in het Lager huis van eene dergelijke afspraak of on derhandeling volstrekt onbegrijpelijk. Irou wens voor een ieder, die enigszins op de hoogf-e is van de standvastige Bbitscbc staatkunde, is het bestaan van zulk ven verdrag onaannemelijk. Niet minder twijfel (IX verbazing welit de voorstelling van Engelsche toezegging om Britsche t-oepen lir beschikking te stellen van de Bekische regeering. ten einde gemeenschappelijk Ne der land's onzijdigheid te schenden i Ook het gebazel over den z.g.n. „iransitus in- nocuns" verraadt onkunde cn wekt onge loof. Ondanks dit alles en meer van dian aard komt het mij bedenkelijk voor een bloot ver zinsel van dezen of genen falsaris te óndei stellen. Daarvoor is de inhoud te uitvoerig en te nauwkeurig, ook te zeer in overeen stemming met technis'che en geographische gegevens. Verzinnen en opstellen van een yalsch stuk is echter iets anders en erger dan vervalschcn van een echt stuk. Het laatste is hier niet ondenkbaar. Daarom komt alles neer op de herkomst. Deze bJijft geheim, ondanks den wensch en aan drang van geloovigen en ongeloóvigen. Zoolanr de redactie van het Utrechtsch Dagblad weigert hare kenbron te noe men, blijft het bij raden en heeft ieder vrij spel om naar gelang van vernuft en- neiging aan de echtheid of onechtheid te gelooven. Ook de vraag, op wien de bewijs last rust, wordt verschillend beantwoord. Mi i. Is het. antwoord niet twijfelachtig. Wie zich verplicht acht een zenuwschokkend feit te onthullen, dat zijn vaderland ten minste evenveel schade als bate kan be rokkenen, mag niet volstaan met een be- ioep op eigen overtuiging en op eene z.i. beslist onverdachte bron, doch is zedelijk verplicht het bewijs der echtheid te leve ren. Van niemand, allerminst van de Be geering, mag geëischt worden, dat zij de onwaarheid van eenig dagbladartikel, hoe opzienbarend ook, bewijst, of ook maar be toogt. Wat de zaak zelve betreft overdrive men niet, noch verontruste men zich bovenma te. Het Belgisch Fransch militaire verdrag van 7 Sept. 1920. hoewel geheim en slechts indirect bij het secretariaat van den Vol kenbond geregistreerd, is niet in strijd met het statuut van den Volkenbond, doch ver vangen door de traetalen van Locarno, welke Engeland verplichten tot gelijke waarborgen jegens beide hoofdpartijen Frankrijk en Duitschland. Wat is natuurlij ker cn eenvoudiger dan dat het verdrag van 1920 aan de Fransche en Belgische re geeringen aanleidingen gaf aan hare gene rale staven op te dragen om de uitvoering van dit toen zoo hoog geschat verdrag te overwegen en de resultaten in vorm van een accoord samen te vatten Natuurlijk konden deze de waarde van voor-ontwerp nooit te boven gaan en bleef elke beslissing aan de regeeringen voorbe houden. Zelfs periodieke overleggingen en herzieningen van dergelijke avant-projets zijn begrijpelijk en onschadelijk, zelfs in dien de echtheid der notulen door een mi nister wordt gecertificeerd. De regeeringen mogen hierbij een volgons anderen overbodig en wellicht bedenkelijk spel spelen, zij zetten geen stap buiten de grenzen harer internationale verplichtingen. Voorzeker getuigen deze militaire ontwer pen niet van vriendschappelijke gezindheid jegens voormalige vijanden en bevriende naburen, doch zij zijn uitsluitend te verant woorden jegens de eigen regeeringen en kunnen door andere staten met schouder ophalen worden bejegend zij het ook dat sommigen onder do naast-betrokkenen be ter ingelicht en ernstig gewaarschuwd wor den. Zulk een waarschuwing kan heilzaam werken, doch heeft, ook hare donkere zij de. doordien zij haat en wantrouwen wekt of versterkt, en landt derhalve een zware verantwoordelijkheid op hem. die haar on- "eroepon doet weerklinken. Tenslotte, her inner ik even aan het veel gesmade woord van Minister van Karnebeek bii de beraad slaging over het Nerierlandsch Belgisch ver drag. dat in 1927 door de F.erste Kamer werd verworpen ..Tk huiver' hij het den ken aan de gevolgen eener verwerping. De verklaring van minister Jaspar. Wij wenschc-n hiermede de droevige veer tien dagen, die achter ons liggen, te beslui UTRECHTSCH!WEG 1f> - TEL. 173 - AMERSFOORT vf. Ook ditmaal brengen wy in prima coupe onze bekende ruime sorteering Complets, Japonnen, IVantels, Mantelcostumss, Blouses en Hoeden. ten, aldus de N. R. Ct. Allereerst daartoe de feiten. Het. te Utrecht gepubliceerde stuk is, naar de herhaalde verzekering van mi nister Jaspar. valscb. En hij heeft zijn ver klaring versterkt met de mededeeling, dat de Belgische magistratuur hem zijn oordeel bevestigd had. Deze rechterlijke zekerheid is verworven, zonder nader onderzoek van de stukken, waarvan in de Nederlandsche regeeringsverklaring is melding gemaakt en die veilig en wel in de kluis van den heer Van Beuningen zijn gebleven. Ofschoon de wensch. deze stukken aan een nader des kundig onderzoek te onderwerpen, het eersl van Belgische zijde werd gelanceerd, en daarbij de verwachting werd te kennen ge geven. dat de Nederlandsche regeering hier toe hare medewerking zoude verleenen, is zelfs geen poging gedaan om tot zulk een onderzoek, waartoe de heer Van Beuningen zich aanstonds bereid verklaarde, te gera ken. De rechter heeft deze stukken niet ge zien. weet niet eens welke stukken de heer Van Beuningen die zich daarover niel wenschte uit te laten onder zich heeft. De vervalscher gaat vrij uit. Onder één van de stukken staat de naam van een kolonel van het Belgische leger onder een ander die van den chef van den Belgischen gene- ralen staf (wat dit laatste stuk bevat is onbekend gebleven). De vervalscher of de Belgische militairen, die liem behulpzaam zijn geweest, moeten dus ten minste twee handteekeningen nagemaakt hebben, maar zulke handelingen zijn volgens het Belgi sche strafrecht niet strafbaar Op welke stukken de handteekeningen staan, wie de vervalscher geweest is. is ook blijkbaar n»'-' interessant. De heer Van Beuningen kan de stukken vertoonen. en er zal geen verdere aandacht aan worden geschonken. Zoo zijn op het oogenblik de feiten. Wij zullen ons in deze Belgische aan gelegenheden. en in de methoden van de Belgische magistratuur, niet men gen. Dat zijn onze zaken niet. Maar wij hebben, onder den vasten, en allengs nog versterkten indruk, dat .de heer van Beuningen over echte stukken beschik te, een cn ander geschreven dat bij over tuigend blijk van valschheid niet is te handhaven. Wij betuigen daarover ons leedwezen, dat tot zoover oprecht kan zijn, als de stukken valsch zijn het geen onderzocht worden kan. Wij moeten daarom hieraan iets toevoe gen. In de eerste plaats wél dit, dat de opwinding, die hier te lande verwekt i». de verontwaardiging, waarvan wij ons tot tolk maakten, veroorzaakt zijn, naar nu in België moet zijn gebleken, mede door ma chinaties, waaraan Belgische militairen, zij het dan buiten weten van den chef van den staf, een belangrijk aandeel hebben ge had. De Belgische regeering moge doen blijken, dat de hoofdschuldigen van het ver wekte misnoegen in België huizen, en te gen de uiterst gevaarlijke misdadigers maatregelen treffen, die de publieke opi nie voldoening kunnen geven Men inag niet vergeten, dat deze mannen zich niet ontzien hébben, ook büitenlandsche. met name Fransche en Engelsche militairen in hurt machinaties te betrekken, en dat dus, om van ons land maar niet te spreken, er van Belgische zijde toch ook wel tegenover de beide andere genoemde landen iets goed te maken valt. De beste bevrediging en het doeltreffendste middel om de ook hier te lande algemeen gewenschte goede verstand houding tusschen België en Nederland te herstellen, blijft in ieder geval, dat aan het denkbeeld van den heer Van Cauwelaert alsnog gevolg wordt gegeven, en de stuk ken van den heer van Beuningen in handen TEL. 217. worden gesteld van onpartijdige deskundi gen, die dan over de valschheid openbaar verslag zullen doen, en haar luce clarius vaststellen. Daardoor zou het algemeene vertrouwen zeer zeker beter en meer af doende worden hersteld, dan door de zaak met enkele overplaatsingen en disciplinaire bestraffingen van eenige Belgische militai ren in den doofpot te stoppen. De aangelegenheid heeft nog enkele zui ver binnenlandsche aspecten vertoond, waarover wij dezer dagen nog iets hopen te kunnen opmerken. Internationaal toezicht op de pers. Men schrijft uit Parijs aan het Vader- I a n d; In de Populaire trekt de socialistische lei der Blum de les uit de Utrechtsche geschil denis. Hij brengt de zaak daarmede op een hoog plan boven de polemieken uit Hij is van meening. dat in andere omstandighe den daaruit oorlog had kunnen voortkomen Als geneesmiddel noemt hij een internatio naal toezicht op de pers inlichtingen. Te Genève zou een rechtbank kunnen worden ingesteld, die de verspreiders van valsche berichten voor zich daagt. Deze zijn altijd bewust of onbewust vijanden van den vrede. Tn dezelfde orde van denkbeelden heeft de Nederlandsche Journalistenkring uit zichzelf een onderzoek geopend naar dr voorwaarden, waarin het Utrechtsch Dag blad de vervalsching openbaar maakte. In alle landon zouden de journalisten organi saties onafhankelijk van de internationale contróle, dezen politiedienst kunnen uitoe fenen, en indien er een fout begaan is op het terrein van hun vak, maatregelen ne men. Blum vindt het initiatief van do Neder landsche journalisten uitstekend. Beide middelen, het nationale en het internatio nale, passen echter niet precies op de Utrechtsche zaak. Men moet onjuiste be richten niet verwarren met vervalschte do cumenten. Met is altijd bedenkelijk, dat een onjuist bericht wordt gepubliceerd, maar een vervalscht document moet gepubli ceerd worden, want anders zou zijn valsch heid nooit herkend worden. De openbaar heid is in dit geval het eenige middel om achter de waarheid te komen. Gesteld dat de leider van het Utrechtsch Dagblad en van de andere bladen den ver valscher de deur hadden gewezen, dan zou de vervalsching niettemin bestaan en de Ne derlandsche regeeringsburoaux bereikt heb ben. De ingewijden zouden er over gefluis terd en er den invloed van ondergaan heb ben In dezen toestand zouden zij in de openbare meening het meeste kwaad ge slicht en den vrede het ernstigst bedreigd hebben. Blum herinnert aan de valsche stukken in de Dreyfus-zaak, die slechts aan hun ge heim hun vreeselijke waarde ontleenden. Hij geeft daar nog meer voorbeelden van en concludeert, dat alles moet worden openbaar gemaakt, de echte documenten, opdat de inhoud niet bedriegelijk veran derd wordt, en de valsche documenten, op dat de valschheid kan worden vastgesteld, en ze buiten de internationale betrekkingen gebracht worden. Door het vervalschte document gemeen goed te nraken, heeft het Utrechtsch Dag blad aan de zaak van den vrede een dienst bewezen. Dit was vermoedelijk niet zijn be doeling, maar het is het resultaat. Als het vervalschte bescheiden betreft, is het eigen lijke doel te verhinderen niet de publicatie, maar de fabricatie en deze plicht rust niet op de leiders van de bladen, maar op de regeeringen. Men zal de gewoonte om ver- valschingen te maken verleeren, als de fal saris geen klanten zou vinden, d.w.z. als de regeeringen hebben gebroken met bet hatelijke gebruik van om zich heen zwer mende internationale agenten te onderhou den en ze eens voor al de practijk van spi- onnage en contra-spionnage opgeven. De regeeringen moeten ophouden met on der elkaar zich zoo argwanend te toonen en zoo lichtgcloovig tegenover de ongun stige agenten, die zich van de regeeringen bedienen. Het requisitoir van den pro cureur des Konings. De Métropole publiceert het requisitoir van den procureur des Konings in de zaak- Heine, dat is opgesteld na het onderzoek van den rechter van instructie: „De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste instantie te Brus sel „Gezien de hierbij gevoegde stukkon en in het bijzonder het bijschrift van dezen dag van den rechter van instruc tie, „Overwegende, dat de instructie he*ft aangetoond, dat de dokumonion, waai' over zij heeft geloopen en die zoogezegd afkomstig zijn van den Belgischen gene- ralcn staf, grove vervalschingen zijn; „dat deze vervalschingen gemaakt zijn door Franck, Albert, met voorkennis en instemming van zekere ambtenaren toe gevoegd aan een der secties van den Generalen Staf, maar zonder medewe ten van den chef der Generalen Staf; „Overwegende, dat dergelijke hande lingen slechts voor een strafvervolging in aanmerking komen wanneer zij met frauduleuze bedoeling of met het doel om te schaden zijn gepleegd; „Overwegende, dat do instructie tot dusver en onder voorbehoud van nieuwe feiten aantoont, dat een dergelijke be doeling of dergelijk doel bij den maker van de vervalschingen en de bovenbe doelde ambtenaren ontbreken; „dat er inderdaad uit hun verklarin gen, uit de feiten, uit zekere overgeleg de stukken cn eindelijk uit het fantas tische karakter der valsche stukken, dat reeds bij een eonigermate aandachtige lezing blijkt, voortvloeit, dat de maker en de bovenbedoelde ambtenaren slechts de bedoeling hebben gehad de handelin gen aan te wijzen en te ontmaskeren van zekere Belgische of büitenlandsche agenten, die zij ervan verdachten in Bel gië, ten bate van büitenlandsche perso nen, een inbreuk op de veiligheid van den staat te hebben gemaakt of uitge lokt te hebben; „Overwegende, daartegenover, dat do door de instructie aangetoonde feiten van belastenden aard zijn voor Her mans Eduard, 't zij ten lastlegging van inbreuk op de artikelen 193, 196, 197, 213, 214 van het Strafwetboek, 't zij die van inbreuk op de artikelen 120 ter cn sexto en 123 bis van het zelfde wetboek; „eischcn wij, dat het den rechter van instructie behage, de instructie ten laste van Hermans. Eduard, voort te zetten. „Zeggen .wij. dat er geen aanleiding bestaat op het oogenblik de in staat van beschuldigingstelling van andere perso nen te eischen. „Gedaan te Brussel ten parket, te den Oen Maart 1929". (Geteekcnd) „Raoul Hayoit". „Vragen die gosteld moeten worden". Uit een artikel van Het Volk, getiteld „Vragen die gesteld moeten worden": „Welke rol speelt de heer van Beuningen in deze affaire? vwrrwtaA'j mssMvmmrmoywzini'mifv'.'iiULwmvmu wurm De trage, die zijn doel steeds voor oogen houdt, gaat toch sneller dan een, die zon der doel ronddoolt. LESSING. Door E PHILIPS OPPENHElM. Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B 5t - Er was een oogenblik een nieuwe uitdruk king in Francis' gelaat, een uitdrukking bijna van vrees. De woorden van zijn bezoeker wa xen onheilspellend; zij kwamen voort uit zeker instinct en bevatten een ernstige wadiheid. Het v/as slechts één generatie, die hij kon treffen, een slag met de zweep tegen een rots van graniet. Sir Stephen was wijs genoeg niet te beproe ven von zijn voorsprong partij te trekken. Hij stond op. „U zult mij toegeven", zeide hij, „dat ik gee nerlei beroep op u gedaan heb. Ik wil thans slechts één woord wagen. U zult niemand, levend of dood, helpen door den weg te'gaan, dien u Üiar.3 volgt. Geef hem op. Het verleden is voorbij, deze menschen zijn voor niets ver antwoordelijk. Wees een normaal mensen. Trouw. Neem voor u zelf iets van het geluk, dat uw moeder miste. Geloof mij, dit zou hoar het grootste geluk verschaffen" „De honig van het geluk zou tot gal worden voor mijn gevoelen", verklaarde Francis bitler. „U bedoelt het goed,^ sir Stephen. U is een ïechtschspen mensch." .,Ik wilde, bij den hemel, dat ik u kon maken tot een redelijk mensen." Francis schudde het hoofd. Met den vinger op den knep van de schel, zeide hij ,.Wij rim aan een climax in omgekeerde richting U heeft mij er toe verleid den toestand op te helderen. Ni.ts, wat u mij neg zeggen zoudt, cf wat ik tot u zou zeggen, zou iets aan den toestand kunnen veranderen." Sn* Stephen b^gaf zich naar de dem „U heeft goede e'gcrschappen", merkte hij rustig op. „Ik ral blijven horen, dat u er to*» mocgt komen, deze zaak bi haar ware licht la beschouwen." Francis wierp zich weer in zijn 'stoel. „Zeg aan mijnheer Mess, indien hij er* nog is, zeif even de Rapell'-manescripten te brengen" be val hij den bediende, die sic Stephen uitliet. HOOFDSTUK XXVIII. De heer Moss, die dadelijk verscheen, was zeer vervuld van zijn nieuwe s"hotten. Het was hem echt r spoedig dui 'el'jk, dat zijn me.stet hoewel belargstellend. geen onverdeelde aan dacht had voor zijn wcorden. Het was in zekere mate een opluchting voor hen beiden, toen Johnson een anderen bezoeker aankondigde. „Je kunt den heer Ambrosius boven laten', gelastte- Francis. „Ik vrees, dat we onze be sprekingen zuTlen moeten uitstellen, mijnheer Mess." De bibliothecaris begreep de bedoeling en vertrok. Ambrosius trad even later binnen, roodge kleurd van dm wijn en met eer. vreemden glans in zijn Oostersohe oogen. Hü had ge dineerd in een srO"tclub. waarvan hij lid was, er wachtten hem verdere genoegens in den loop van den nvord. Hij aanvaardde den sto^l. waarnaar Franc's wees, en een sigaar. In den wet opgewonden toestand, waarin hij verkeer de, wns hij geneigd welsprekend te worden. Hij had de vrees voor Francis verloren, die hem gewoonlijk bijna deed zwijgen in diens te genwoordigheid. „Rust'g thuisgebleven vanavond?" merkte hij cp, met een blik naar de witte dos en hot vest van zijn gastheer. U heeft groot gelijk. Er zal vanavond over niets anders in Londen worden gesproken dan over de race Indien u er uw geld in hrbt g-stoken", voegde hij ei aan too met een slimrrcn glans in zijn oogen, „was het een merkwaardige zaak." Francis keek hem met kooien blik aan. „Tk zond om u, mijrhoer Ambrosius", zeide hij „ern over zaken te spreken." „Dat is zeer juist", stemde Ambrosius toe. „Ik waagde alleen een gewoon gerprek. Wij zijn tcch niet heelemeal vreerndeiirgun" grijns de hij. „U zult goed doen met dit te vergeten", voegde Francis hem toe, „of ik zou het mij tot uw schade kunnen herinneren." Amvrcsius scheen uit zijn humeur te gera ken. Francis nam echter hoegenaamd geen nct'cie van zijn samengetrokken wenkbrauw- wen. „H--bt u lord Eustatius gezien?" vroeg hij. „De jonge man was in mijn kamer en wacht te mij daar, teen ik thuiskwam van de rennen.' „En?" ,Jk keurde goed, dat hij vijfduizend pond op zijn handteekening kreeg, betaalbaar op vorde- ring". „Goed, U heeft zijn qiritantie T" „In mijn brandkast". „Hoeveel is het bij elkaar, dat lord Eusta tius ii schuldig is?" vroeg Francis. „Twee en dertig duizend pond" „En lord Hervry „Zeven en twintig duizend pond. Ik heb uw toezegging de betaling van beide bedragen te waarborgen". „Zeer zeker", gaf Francis toe. „U zult in structies van mij ontvangen omtrent den weg, dien ik binnen enkele dogen denk te volgen. Heeft zich ook een ander lid der familie tot u gewend „Nog niet Wat moet ik doen, indien lady Monica komt „Is zij u iets schuldig „Ze is een paar duizend pond schuldig voor speelschulden", deelde Ambrosius mede. „Ik zeide haar crediet te geven, zcoals u wenschte. Zij heeft echter een deel van haar verliezen betaald. Ik docht aan de toekomst. Ik heb ver nomen, dat zij hoog had gewed op „Laughing Sally". Francis was eenige oogenblikken stil. Plot seling kwam hij tot een besluit. „U kunt lady Monica zooveel geld geven als zij vraagt", zeide hij, „voor deze gelegenheid alleen. Overtirg haar, zóóveel te leenen, dat zij kan betalen, wat zij schuldig is in uw speel hol of hoe u het wilt noemen, en om schoon schip te maken met haar bookmaker. Zend mij haar ontvangbewijs, zoodra u het heeft maar wat ik u wil zeggen omtrent lord Eusta tius en Icrd Henry is niet op haar toepasse lijk, begrijpt u ,Jk begrijp het volkomen". „Maandagmorgen", vervolgde Francis, „gaat u naar een procureur, een van uw eigen soort, kies zelf maar wien gij wilt, en geeft een dag vaarding tegen lord Henry en iord Eustatius tot het totaal bedrag van hun quitanties" Ambrosius nam den sigaar uit zijn mond en staarde zijn gastheer een oogenblik verbaasd aan, „Ik vraag mij af, is dat niet een beetje hard riep hij uit. „Zij stellen zich natuur lijk voor, dat ik hen wel eerst zal waarschu wen, voordat ik leena'ngen als deze invorder". Het doet er niet toe, wat zij zich voorstel len. De sommen zijn alle betaalbaar op vorde ring. U is onverwacht tot de overtuiging ge komen, dat u het geld noodig heeft" „Maar een dagvaardingprotesteerde Am brosius en dan nog wel zonder vooraf gaande kennisgeving I Dat is een schandelijke behandeling I Hoe kan ik mij hierover bij hen excuseereo „Ik geef niet toe, dat excuses noodig zijn", luidde het koude antwoord, ,,maar indien het zoo ware, hebt u er een Hebben niet lord Henry en lord Eustatius beiden, toen u een onderzoek insteldet naar hun middelen, u ver teld, dat de twintig duizend pond, waarvan zij bestaan, van een Trust Fonds kwamen?" JDat is waar", bekende Ambrosius. „Nu, dat is niet waar", zeide Francis. ,,Het is een vrijwillige toelage van mijn zijde. Zij hebben zelf nog geen vijfhonderd pond 's jaars. Dat doet er notuurlijk voor u niet toe, daar ik voor uw voorschot borg stond en u waar schijnlijk hun positie nauwkeurig kendet. U kunt echter het feit, dot u bedrogen is. aan geven als reden voor uw hard optreden" Ambrosius was zonder twijfel verbaasd. Hij begreep niets van de zaak. „Wat beteek^-t dit alles?" vroeg hij. „U wilt todh zeker m? oom en uw neef niet bankroet maken IX weet. dat zij niet kunnen betalen." Francis staarde zijn bezoeker aan met op getrokken wen!4* ouwen. ..Uw begrijpen van deze transactie is niet noodzakelijk", verldoarde hij. „U heeft alleen maar te doen, zooals u wordt gezegd." Ambrosius wierp ziin s;gaar weg. Het was zijn gewoonte niet zijn gevoelens te toonen, maar hij was nu wezenlijk zeer boos (Wordt vervolgd.) j

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 13