®!EDSFOORTSCH DAGBIAB
WAT THANS DE FEITEN ZIJN
Sponsen - Zeemen
Borstelwerk - Verfwaren
VOORJAARS-en ZOMERSEIZOEN
Ce Wettige Erfgenaam
Zaterdag 9 Maart 1929
.DE EEMLANDEft",
27e Jaargang No. 212
De stukken die zich nog altijd in Nederland
bevinden, zijn nog steeds niet aan
een deskundig onderzoek
onderworpen
^N.V. COMPAGNIE LYONNAISEÜ-
ONZI COLLECTIES VOOR HET A.S.
ZIJN VANAF MAANDAG 11 MAART GEREED
A. v. d. WEG.
LANGESTRAAT 23
FEUILLETON.
Prof. J. de Louter schrijft in het Vrijz.
Protestantenblad onder meer
Vooreerst is het jammer, alhoewel ver
klaarbaar, dat do eerste publicatie van 23
Februari niet v.Jledig en afdoende was en
«enige dagen later door een tweede uitvoe
riger moest worden gevolgd. Voorts is het
meer dan jammer en even vreemd als be
treurenswaardig, dat onder de vijf Neder
landers, door den redacteur geraadpleegd,
niemand deze voorbarige openbaarmaking
heeft afgeraden. Te betreuren is ook, dat
niet terstond een scherp onderscheid is ge
maakt tussclien den tekst van het verdrag
en de militaire interpretatie en mitsdien in
houd en verantwoordelijkheid voor een en
ander women vermengd, zoo al niet ver
eenzelvigd. Vreemd is eindeJUk dat de re
dactie de stojlige waarborgen voor de
authenticiteit beweerd te bezitten en toch
weigert „de zeer toevallige omstandigheid
te vermelden, waardoor zij de geheime
stukken in handen kreeg.
Grooter bezwaren vloeien voort uit don
inhoud. Dat er in de notulen herhaaldelijk
gewag wordt gemaakt van eene Belgisch
Eng^lsche militaire overeenkomst van 7
Juli 1927, is na de pertinente ontkenning
door de Engelsche regeering in het Lager
huis van eene dergelijke afspraak of on
derhandeling volstrekt onbegrijpelijk. Irou
wens voor een ieder, die enigszins op de
hoogf-e is van de standvastige Bbitscbc
staatkunde, is het bestaan van zulk ven
verdrag onaannemelijk. Niet minder twijfel
(IX verbazing welit de voorstelling van
Engelsche toezegging om Britsche t-oepen
lir beschikking te stellen van de Bekische
regeering. ten einde gemeenschappelijk Ne
der land's onzijdigheid te schenden i Ook
het gebazel over den z.g.n. „iransitus in-
nocuns" verraadt onkunde cn wekt onge
loof.
Ondanks dit alles en meer van dian aard
komt het mij bedenkelijk voor een bloot ver
zinsel van dezen of genen falsaris te óndei
stellen. Daarvoor is de inhoud te uitvoerig
en te nauwkeurig, ook te zeer in overeen
stemming met technis'che en geographische
gegevens. Verzinnen en opstellen van een
yalsch stuk is echter iets anders en erger
dan vervalschcn van een echt stuk. Het
laatste is hier niet ondenkbaar. Daarom
komt alles neer op de herkomst. Deze
bJijft geheim, ondanks den wensch en aan
drang van geloovigen en ongeloóvigen.
Zoolanr de redactie van het Utrechtsch
Dagblad weigert hare kenbron te noe
men, blijft het bij raden en heeft ieder
vrij spel om naar gelang van vernuft en-
neiging aan de echtheid of onechtheid te
gelooven. Ook de vraag, op wien de bewijs
last rust, wordt verschillend beantwoord.
Mi i. Is het. antwoord niet twijfelachtig. Wie
zich verplicht acht een zenuwschokkend
feit te onthullen, dat zijn vaderland ten
minste evenveel schade als bate kan be
rokkenen, mag niet volstaan met een be-
ioep op eigen overtuiging en op eene z.i.
beslist onverdachte bron, doch is zedelijk
verplicht het bewijs der echtheid te leve
ren. Van niemand, allerminst van de Be
geering, mag geëischt worden, dat zij de
onwaarheid van eenig dagbladartikel, hoe
opzienbarend ook, bewijst, of ook maar be
toogt.
Wat de zaak zelve betreft overdrive men
niet, noch verontruste men zich bovenma
te. Het Belgisch Fransch militaire verdrag
van 7 Sept. 1920. hoewel geheim en slechts
indirect bij het secretariaat van den Vol
kenbond geregistreerd, is niet in strijd met
het statuut van den Volkenbond, doch ver
vangen door de traetalen van Locarno,
welke Engeland verplichten tot gelijke
waarborgen jegens beide hoofdpartijen
Frankrijk en Duitschland. Wat is natuurlij
ker cn eenvoudiger dan dat het verdrag
van 1920 aan de Fransche en Belgische re
geeringen aanleidingen gaf aan hare gene
rale staven op te dragen om de uitvoering
van dit toen zoo hoog geschat verdrag te
overwegen en de resultaten in vorm van
een accoord samen te vatten
Natuurlijk konden deze de waarde van
voor-ontwerp nooit te boven gaan en bleef
elke beslissing aan de regeeringen voorbe
houden. Zelfs periodieke overleggingen en
herzieningen van dergelijke avant-projets
zijn begrijpelijk en onschadelijk, zelfs in
dien de echtheid der notulen door een mi
nister wordt gecertificeerd.
De regeeringen mogen hierbij een volgons
anderen overbodig en wellicht bedenkelijk
spel spelen, zij zetten geen stap buiten de
grenzen harer internationale verplichtingen.
Voorzeker getuigen deze militaire ontwer
pen niet van vriendschappelijke gezindheid
jegens voormalige vijanden en bevriende
naburen, doch zij zijn uitsluitend te verant
woorden jegens de eigen regeeringen en
kunnen door andere staten met schouder
ophalen worden bejegend zij het ook dat
sommigen onder do naast-betrokkenen be
ter ingelicht en ernstig gewaarschuwd wor
den. Zulk een waarschuwing kan heilzaam
werken, doch heeft, ook hare donkere zij
de. doordien zij haat en wantrouwen wekt
of versterkt, en landt derhalve een zware
verantwoordelijkheid op hem. die haar on-
"eroepon doet weerklinken. Tenslotte, her
inner ik even aan het veel gesmade woord
van Minister van Karnebeek bii de beraad
slaging over het Nerierlandsch Belgisch ver
drag. dat in 1927 door de F.erste Kamer
werd verworpen ..Tk huiver' hij het den
ken aan de gevolgen eener verwerping.
De verklaring van minister
Jaspar.
Wij wenschc-n hiermede de droevige veer
tien dagen, die achter ons liggen, te beslui
UTRECHTSCH!WEG 1f> - TEL. 173 - AMERSFOORT vf.
Ook ditmaal brengen wy in prima coupe onze bekende ruime
sorteering Complets, Japonnen, IVantels, Mantelcostumss, Blouses
en Hoeden.
ten, aldus de N. R. Ct. Allereerst daartoe
de feiten. Het. te Utrecht gepubliceerde stuk
is, naar de herhaalde verzekering van mi
nister Jaspar. valscb. En hij heeft zijn ver
klaring versterkt met de mededeeling, dat
de Belgische magistratuur hem zijn oordeel
bevestigd had. Deze rechterlijke zekerheid
is verworven, zonder nader onderzoek van
de stukken, waarvan in de Nederlandsche
regeeringsverklaring is melding gemaakt en
die veilig en wel in de kluis van den heer
Van Beuningen zijn gebleven. Ofschoon de
wensch. deze stukken aan een nader des
kundig onderzoek te onderwerpen, het eersl
van Belgische zijde werd gelanceerd, en
daarbij de verwachting werd te kennen ge
geven. dat de Nederlandsche regeering hier
toe hare medewerking zoude verleenen, is
zelfs geen poging gedaan om tot zulk een
onderzoek, waartoe de heer Van Beuningen
zich aanstonds bereid verklaarde, te gera
ken. De rechter heeft deze stukken niet ge
zien. weet niet eens welke stukken de heer
Van Beuningen die zich daarover niel
wenschte uit te laten onder zich heeft.
De vervalscher gaat vrij uit. Onder één van
de stukken staat de naam van een kolonel
van het Belgische leger onder een ander
die van den chef van den Belgischen gene-
ralen staf (wat dit laatste stuk bevat is
onbekend gebleven). De vervalscher of de
Belgische militairen, die liem behulpzaam
zijn geweest, moeten dus ten minste twee
handteekeningen nagemaakt hebben, maar
zulke handelingen zijn volgens het Belgi
sche strafrecht niet strafbaar Op welke
stukken de handteekeningen staan, wie de
vervalscher geweest is. is ook blijkbaar n»'-'
interessant. De heer Van Beuningen kan de
stukken vertoonen. en er zal geen verdere
aandacht aan worden geschonken. Zoo zijn
op het oogenblik de feiten.
Wij zullen ons in deze Belgische aan
gelegenheden. en in de methoden van
de Belgische magistratuur, niet men
gen. Dat zijn onze zaken niet. Maar wij
hebben, onder den vasten, en allengs
nog versterkten indruk, dat .de heer van
Beuningen over echte stukken beschik
te, een cn ander geschreven dat bij over
tuigend blijk van valschheid niet is te
handhaven. Wij betuigen daarover ons
leedwezen, dat tot zoover oprecht kan
zijn, als de stukken valsch zijn het
geen onderzocht worden kan.
Wij moeten daarom hieraan iets toevoe
gen. In de eerste plaats wél dit, dat de
opwinding, die hier te lande verwekt i».
de verontwaardiging, waarvan wij ons tot
tolk maakten, veroorzaakt zijn, naar nu in
België moet zijn gebleken, mede door ma
chinaties, waaraan Belgische militairen, zij
het dan buiten weten van den chef van
den staf, een belangrijk aandeel hebben ge
had. De Belgische regeering moge doen
blijken, dat de hoofdschuldigen van het ver
wekte misnoegen in België huizen, en te
gen de uiterst gevaarlijke misdadigers
maatregelen treffen, die de publieke opi
nie voldoening kunnen geven Men inag
niet vergeten, dat deze mannen zich niet
ontzien hébben, ook büitenlandsche. met
name Fransche en Engelsche militairen in
hurt machinaties te betrekken, en dat dus,
om van ons land maar niet te spreken, er
van Belgische zijde toch ook wel tegenover
de beide andere genoemde landen iets goed
te maken valt. De beste bevrediging en het
doeltreffendste middel om de ook hier te
lande algemeen gewenschte goede verstand
houding tusschen België en Nederland te
herstellen, blijft in ieder geval, dat aan het
denkbeeld van den heer Van Cauwelaert
alsnog gevolg wordt gegeven, en de stuk
ken van den heer van Beuningen in handen
TEL. 217.
worden gesteld van onpartijdige deskundi
gen, die dan over de valschheid openbaar
verslag zullen doen, en haar luce clarius
vaststellen. Daardoor zou het algemeene
vertrouwen zeer zeker beter en meer af
doende worden hersteld, dan door de zaak
met enkele overplaatsingen en disciplinaire
bestraffingen van eenige Belgische militai
ren in den doofpot te stoppen.
De aangelegenheid heeft nog enkele zui
ver binnenlandsche aspecten vertoond,
waarover wij dezer dagen nog iets hopen
te kunnen opmerken.
Internationaal toezicht op de pers.
Men schrijft uit Parijs aan het Vader-
I a n d;
In de Populaire trekt de socialistische lei
der Blum de les uit de Utrechtsche geschil
denis. Hij brengt de zaak daarmede op een
hoog plan boven de polemieken uit Hij is
van meening. dat in andere omstandighe
den daaruit oorlog had kunnen voortkomen
Als geneesmiddel noemt hij een internatio
naal toezicht op de pers inlichtingen. Te
Genève zou een rechtbank kunnen worden
ingesteld, die de verspreiders van valsche
berichten voor zich daagt. Deze zijn altijd
bewust of onbewust vijanden van den
vrede.
Tn dezelfde orde van denkbeelden heeft
de Nederlandsche Journalistenkring uit
zichzelf een onderzoek geopend naar dr
voorwaarden, waarin het Utrechtsch Dag
blad de vervalsching openbaar maakte. In
alle landon zouden de journalisten organi
saties onafhankelijk van de internationale
contróle, dezen politiedienst kunnen uitoe
fenen, en indien er een fout begaan is op
het terrein van hun vak, maatregelen ne
men.
Blum vindt het initiatief van do Neder
landsche journalisten uitstekend. Beide
middelen, het nationale en het internatio
nale, passen echter niet precies op de
Utrechtsche zaak. Men moet onjuiste be
richten niet verwarren met vervalschte do
cumenten. Met is altijd bedenkelijk, dat een
onjuist bericht wordt gepubliceerd, maar
een vervalscht document moet gepubli
ceerd worden, want anders zou zijn valsch
heid nooit herkend worden. De openbaar
heid is in dit geval het eenige middel om
achter de waarheid te komen.
Gesteld dat de leider van het Utrechtsch
Dagblad en van de andere bladen den ver
valscher de deur hadden gewezen, dan zou
de vervalsching niettemin bestaan en de Ne
derlandsche regeeringsburoaux bereikt heb
ben. De ingewijden zouden er over gefluis
terd en er den invloed van ondergaan heb
ben In dezen toestand zouden zij in de
openbare meening het meeste kwaad ge
slicht en den vrede het ernstigst bedreigd
hebben.
Blum herinnert aan de valsche stukken
in de Dreyfus-zaak, die slechts aan hun ge
heim hun vreeselijke waarde ontleenden.
Hij geeft daar nog meer voorbeelden van
en concludeert, dat alles moet worden
openbaar gemaakt, de echte documenten,
opdat de inhoud niet bedriegelijk veran
derd wordt, en de valsche documenten, op
dat de valschheid kan worden vastgesteld,
en ze buiten de internationale betrekkingen
gebracht worden.
Door het vervalschte document gemeen
goed te nraken, heeft het Utrechtsch Dag
blad aan de zaak van den vrede een dienst
bewezen. Dit was vermoedelijk niet zijn be
doeling, maar het is het resultaat. Als het
vervalschte bescheiden betreft, is het eigen
lijke doel te verhinderen niet de publicatie,
maar de fabricatie en deze plicht rust niet
op de leiders van de bladen, maar op de
regeeringen. Men zal de gewoonte om ver-
valschingen te maken verleeren, als de fal
saris geen klanten zou vinden, d.w.z. als
de regeeringen hebben gebroken met bet
hatelijke gebruik van om zich heen zwer
mende internationale agenten te onderhou
den en ze eens voor al de practijk van spi-
onnage en contra-spionnage opgeven.
De regeeringen moeten ophouden met on
der elkaar zich zoo argwanend te toonen
en zoo lichtgcloovig tegenover de ongun
stige agenten, die zich van de regeeringen
bedienen.
Het requisitoir van den pro
cureur des Konings.
De Métropole publiceert het requisitoir
van den procureur des Konings in de zaak-
Heine, dat is opgesteld na het onderzoek van
den rechter van instructie:
„De procureur des Konings bij de
rechtbank van eerste instantie te Brus
sel
„Gezien de hierbij gevoegde stukkon
en in het bijzonder het bijschrift van
dezen dag van den rechter van instruc
tie,
„Overwegende, dat de instructie he*ft
aangetoond, dat de dokumonion, waai'
over zij heeft geloopen en die zoogezegd
afkomstig zijn van den Belgischen gene-
ralcn staf, grove vervalschingen zijn;
„dat deze vervalschingen gemaakt zijn
door Franck, Albert, met voorkennis en
instemming van zekere ambtenaren toe
gevoegd aan een der secties van den
Generalen Staf, maar zonder medewe
ten van den chef der Generalen Staf;
„Overwegende, dat dergelijke hande
lingen slechts voor een strafvervolging
in aanmerking komen wanneer zij met
frauduleuze bedoeling of met het doel
om te schaden zijn gepleegd;
„Overwegende, dat do instructie tot
dusver en onder voorbehoud van nieuwe
feiten aantoont, dat een dergelijke be
doeling of dergelijk doel bij den maker
van de vervalschingen en de bovenbe
doelde ambtenaren ontbreken;
„dat er inderdaad uit hun verklarin
gen, uit de feiten, uit zekere overgeleg
de stukken cn eindelijk uit het fantas
tische karakter der valsche stukken, dat
reeds bij een eonigermate aandachtige
lezing blijkt, voortvloeit, dat de maker
en de bovenbedoelde ambtenaren slechts
de bedoeling hebben gehad de handelin
gen aan te wijzen en te ontmaskeren
van zekere Belgische of büitenlandsche
agenten, die zij ervan verdachten in Bel
gië, ten bate van büitenlandsche perso
nen, een inbreuk op de veiligheid van
den staat te hebben gemaakt of uitge
lokt te hebben;
„Overwegende, daartegenover, dat do
door de instructie aangetoonde feiten
van belastenden aard zijn voor Her
mans Eduard, 't zij ten lastlegging van
inbreuk op de artikelen 193, 196, 197,
213, 214 van het Strafwetboek, 't zij die
van inbreuk op de artikelen 120 ter cn
sexto en 123 bis van het zelfde wetboek;
„eischcn wij, dat het den rechter van
instructie behage, de instructie ten laste
van Hermans. Eduard, voort te zetten.
„Zeggen .wij. dat er geen aanleiding
bestaat op het oogenblik de in staat van
beschuldigingstelling van andere perso
nen te eischen.
„Gedaan te Brussel ten parket, te den
Oen Maart 1929".
(Geteekcnd) „Raoul Hayoit".
„Vragen die gosteld moeten
worden".
Uit een artikel van Het Volk, getiteld
„Vragen die gesteld moeten worden":
„Welke rol speelt de heer van Beuningen
in deze affaire?
vwrrwtaA'j mssMvmmrmoywzini'mifv'.'iiULwmvmu wurm
De trage, die zijn doel steeds voor oogen
houdt, gaat toch sneller dan een, die zon
der doel ronddoolt.
LESSING.
Door E PHILIPS OPPENHElM.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. J. B
5t -
Er was een oogenblik een nieuwe uitdruk
king in Francis' gelaat, een uitdrukking bijna
van vrees. De woorden van zijn bezoeker wa
xen onheilspellend; zij kwamen voort uit zeker
instinct en bevatten een ernstige wadiheid. Het
v/as slechts één generatie, die hij kon treffen,
een slag met de zweep tegen een rots van
graniet.
Sir Stephen was wijs genoeg niet te beproe
ven von zijn voorsprong partij te trekken. Hij
stond op.
„U zult mij toegeven", zeide hij, „dat ik gee
nerlei beroep op u gedaan heb. Ik wil thans
slechts één woord wagen. U zult niemand, levend
of dood, helpen door den weg te'gaan, dien u
Üiar.3 volgt. Geef hem op. Het verleden is
voorbij, deze menschen zijn voor niets ver
antwoordelijk. Wees een normaal mensen.
Trouw. Neem voor u zelf iets van het geluk,
dat uw moeder miste. Geloof mij, dit zou hoar
het grootste geluk verschaffen"
„De honig van het geluk zou tot gal worden
voor mijn gevoelen", verklaarde Francis bitler.
„U bedoelt het goed,^ sir Stephen. U is een
ïechtschspen mensch."
.,Ik wilde, bij den hemel, dat ik u kon maken
tot een redelijk mensen."
Francis schudde het hoofd. Met den vinger
op den knep van de schel, zeide hij
,.Wij rim aan een climax in omgekeerde
richting U heeft mij er toe verleid den toestand
op te helderen. Ni.ts, wat u mij neg zeggen
zoudt, cf wat ik tot u zou zeggen, zou iets aan
den toestand kunnen veranderen."
Sn* Stephen b^gaf zich naar de dem
„U heeft goede e'gcrschappen", merkte hij
rustig op. „Ik ral blijven horen, dat u er to*»
mocgt komen, deze zaak bi haar ware licht la
beschouwen."
Francis wierp zich weer in zijn 'stoel. „Zeg
aan mijnheer Mess, indien hij er* nog is, zeif
even de Rapell'-manescripten te brengen" be
val hij den bediende, die sic Stephen uitliet.
HOOFDSTUK XXVIII.
De heer Moss, die dadelijk verscheen, was
zeer vervuld van zijn nieuwe s"hotten. Het was
hem echt r spoedig dui 'el'jk, dat zijn me.stet
hoewel belargstellend. geen onverdeelde aan
dacht had voor zijn wcorden. Het was in zekere
mate een opluchting voor hen beiden, toen
Johnson een anderen bezoeker aankondigde.
„Je kunt den heer Ambrosius boven laten',
gelastte- Francis. „Ik vrees, dat we onze be
sprekingen zuTlen moeten uitstellen, mijnheer
Mess."
De bibliothecaris begreep de bedoeling en
vertrok.
Ambrosius trad even later binnen, roodge
kleurd van dm wijn en met eer. vreemden
glans in zijn Oostersohe oogen. Hü had ge
dineerd in een srO"tclub. waarvan hij lid was,
er wachtten hem verdere genoegens in den
loop van den nvord. Hij aanvaardde den sto^l.
waarnaar Franc's wees, en een sigaar. In den
wet opgewonden toestand, waarin hij verkeer
de, wns hij geneigd welsprekend te worden.
Hij had de vrees voor Francis verloren, die
hem gewoonlijk bijna deed zwijgen in diens te
genwoordigheid.
„Rust'g thuisgebleven vanavond?" merkte hij
cp, met een blik naar de witte dos en hot vest
van zijn gastheer. U heeft groot gelijk. Er zal
vanavond over niets anders in Londen worden
gesproken dan over de race Indien u er uw
geld in hrbt g-stoken", voegde hij ei aan too
met een slimrrcn glans in zijn oogen, „was het
een merkwaardige zaak."
Francis keek hem met kooien blik aan.
„Tk zond om u, mijrhoer Ambrosius", zeide
hij „ern over zaken te spreken."
„Dat is zeer juist", stemde Ambrosius toe.
„Ik waagde alleen een gewoon gerprek. Wij
zijn tcch niet heelemeal vreerndeiirgun" grijns
de hij.
„U zult goed doen met dit te vergeten",
voegde Francis hem toe, „of ik zou het mij tot
uw schade kunnen herinneren."
Amvrcsius scheen uit zijn humeur te gera
ken. Francis nam echter hoegenaamd geen
nct'cie van zijn samengetrokken wenkbrauw-
wen.
„H--bt u lord Eustatius gezien?" vroeg hij.
„De jonge man was in mijn kamer en wacht
te mij daar, teen ik thuiskwam van de rennen.'
„En?"
,Jk keurde goed, dat hij vijfduizend pond op
zijn handteekening kreeg, betaalbaar op vorde-
ring".
„Goed, U heeft zijn qiritantie T"
„In mijn brandkast".
„Hoeveel is het bij elkaar, dat lord Eusta
tius ii schuldig is?" vroeg Francis.
„Twee en dertig duizend pond"
„En lord Hervry
„Zeven en twintig duizend pond. Ik heb uw
toezegging de betaling van beide bedragen te
waarborgen".
„Zeer zeker", gaf Francis toe. „U zult in
structies van mij ontvangen omtrent den weg,
dien ik binnen enkele dogen denk te volgen.
Heeft zich ook een ander lid der familie tot u
gewend
„Nog niet Wat moet ik doen, indien lady
Monica komt
„Is zij u iets schuldig
„Ze is een paar duizend pond schuldig voor
speelschulden", deelde Ambrosius mede. „Ik
zeide haar crediet te geven, zcoals u wenschte.
Zij heeft echter een deel van haar verliezen
betaald. Ik docht aan de toekomst. Ik heb ver
nomen, dat zij hoog had gewed op „Laughing
Sally".
Francis was eenige oogenblikken stil. Plot
seling kwam hij tot een besluit.
„U kunt lady Monica zooveel geld geven als
zij vraagt", zeide hij, „voor deze gelegenheid
alleen. Overtirg haar, zóóveel te leenen, dat
zij kan betalen, wat zij schuldig is in uw speel
hol of hoe u het wilt noemen, en om schoon
schip te maken met haar bookmaker. Zend
mij haar ontvangbewijs, zoodra u het heeft
maar wat ik u wil zeggen omtrent lord Eusta
tius en Icrd Henry is niet op haar toepasse
lijk, begrijpt u
,Jk begrijp het volkomen".
„Maandagmorgen", vervolgde Francis, „gaat
u naar een procureur, een van uw eigen soort,
kies zelf maar wien gij wilt, en geeft een dag
vaarding tegen lord Henry en iord Eustatius
tot het totaal bedrag van hun quitanties"
Ambrosius nam den sigaar uit zijn mond en
staarde zijn gastheer een oogenblik verbaasd
aan,
„Ik vraag mij af, is dat niet een beetje
hard riep hij uit. „Zij stellen zich natuur
lijk voor, dat ik hen wel eerst zal waarschu
wen, voordat ik leena'ngen als deze invorder".
Het doet er niet toe, wat zij zich voorstel
len. De sommen zijn alle betaalbaar op vorde
ring. U is onverwacht tot de overtuiging ge
komen, dat u het geld noodig heeft"
„Maar een dagvaardingprotesteerde Am
brosius en dan nog wel zonder vooraf
gaande kennisgeving I Dat is een schandelijke
behandeling I Hoe kan ik mij hierover bij hen
excuseereo
„Ik geef niet toe, dat excuses noodig zijn",
luidde het koude antwoord, ,,maar indien het
zoo ware, hebt u er een Hebben niet lord
Henry en lord Eustatius beiden, toen u een
onderzoek insteldet naar hun middelen, u ver
teld, dat de twintig duizend pond, waarvan zij
bestaan, van een Trust Fonds kwamen?"
JDat is waar", bekende Ambrosius.
„Nu, dat is niet waar", zeide Francis. ,,Het
is een vrijwillige toelage van mijn zijde. Zij
hebben zelf nog geen vijfhonderd pond 's jaars.
Dat doet er notuurlijk voor u niet toe, daar
ik voor uw voorschot borg stond en u waar
schijnlijk hun positie nauwkeurig kendet. U
kunt echter het feit, dot u bedrogen is. aan
geven als reden voor uw hard optreden"
Ambrosius was zonder twijfel verbaasd. Hij
begreep niets van de zaak. „Wat beteek^-t
dit alles?" vroeg hij. „U wilt todh zeker m?
oom en uw neef niet bankroet maken IX
weet. dat zij niet kunnen betalen."
Francis staarde zijn bezoeker aan met op
getrokken wen!4* ouwen.
..Uw begrijpen van deze transactie is niet
noodzakelijk", verldoarde hij. „U heeft alleen
maar te doen, zooals u wordt gezegd."
Ambrosius wierp ziin s;gaar weg. Het was
zijn gewoonte niet zijn gevoelens te toonen,
maar hij was nu wezenlijk zeer boos
(Wordt vervolgd.) j