KINDERRUBRIEK -Es Ruoriek van Oom Kare Alfred. HET MAANTJE HET KONINKJE. Wat heerlijk veel brieven heb ik deze week weer gekregen. Prachtig hoor. Het gaf me wel heel wat werk om ze allemaal te beantwoorden. Maar dat heb ik er graag voor over, want ik vind het altijd erg leuk Iets van jelui te hooren. Het is nu weer blijkbaar afgeloopen met de ijspret. Eigen lijk is dat nu maar gelukkig, want het werd toch wel een beetje al te erg. Want je moet niet denken aan het plezier dat je lelf hebt met bobsleden en schaatsenrijden. Dat is natuurlijk altijd wel heel aardig, maar er zijn altijd heel veel arme men- schen, voor wien zoo'n strenge winter een ware ramp is. Want in tal van gezinnen heeft ln de laatste weken heel wat ellende en armoede geheerscht. Wel zijn er heel veel gezinnen door hulp van anderen gehol pen. maar daarmede is alle ellende toch niet geëindigd. Gelukkig dus nu maar, dat het weer nu wat beter schijnt te worden en het is te hopen dat er nu maar geen waters nood of iets dergelijks komt. Nu nog wat andera. Er kwamen deze week weer enkele briefjes veel te laat. Je weet, ik moet de brieven uiterlijk Woens dagochtend 9 uur in mijn bezit hebben, willen ze nog diezelfde week beantwoord worden. Brieven die dus Donderdag pas komen, zooals dat deze week het geval was, kunnen werkelijk onmogelijk meer beant woord worden. Willen jelui daaraan den ken! En nu houd ik op met mijn praatje tegen jelui en laat ik hier eerst de raadsels volgen. RAADSELS. De oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels I. Paardenbloem. II. Boekarest. III. Veeren Veere. IV. Os—lo. Deze week is de prijs gewonnen do- „P o s t d u i f j e", die hem a.s. Maandag aan ons bureau kan komen afhalen» NIEUWE RAADSELS. I. Dan oud, dan jong, dan weder oud, Dan diep ellendig, dan vol goud, Dan zeer gewichtig, dan weer gering, Dan bedelaar, dan hoveling. Wie is dit allemaal wel eens? (Ingez. door Maandroosje).' II. 1, 2, 3, 4, 5, C, 7 is iets wat bij één sport altijd gebruikt wordt. 1, 2, 3, 4 is een lichaamsdeel. 5, 6, 7 heeft geen einde. (Ingez. door Vinkje). Met een n ben ik een oorlogswerktuig. Zonder n hen ik een bootje. IV. Wat staat er midden in Parijs? (Ingez. door Ceasar). Van de opsiellen-wedstrljd. DE EERSTE DAG OP SCHOOL. Het was op een mooie Septemberdag dat de kleine zesjarige Enny voor het eerst naar school ging. Zij stapte heel parmantig naast haar moeder mee. En keek ieder die voorbijkwam zoo aan, of ze wou zeggen „vind je mij nu niet knap dat ik al naar school ga"? Toen ze vijf minuten geloopen hadden, kwamen ze bij de school, cn gingen zo naar binnen. Daar stond in de hal de hoofdonderwijzer met de onderwijzers cn onderwijzeressen te praten. De juffrouw van de eerste klas stond daar ook bij. En Eei, toen zij hen zag, tegen Enny's moeder: „Uw dochtertje gaat zeker voor het eerst tiaar school". „Ja", zei Enny gauw, want. zij had geluisterd wat de juffrouw zei, „ik ga lekker voor het eerst naar school en kom in de eerste klas". De juffrouw lachte. „En ik heet Engeline", vervolgde Enny. „Maar moesje noemt mij altijd Enny of Engeltje. „Nou, nou, ga dan maar eens met mij mee, dan zal ik je eens een plaatsje aanwijzen zei de juffrouw. Zoo mooi, zoo vol platen, fluisterde Enny gauw tegen haar moeder. Er zaten nog moer meisjes in de klasse. Naast één ,van die meisjes mocht Enny gaan zitten. Moeder bleef nog even, maar ging ook gauw weg. Toen begon de les. Eerst vertelde de juffrouw een heel mooi ver haaltje. Dat Enny na moest vertellen. Het ging natuurlijk niet zoo precies als de juf frouw het vertelde, maar ze kreeg toch de juffrouw. Want de juffrouw had gezien, hoe goed zij geluisterd had. Toen mochten zij gaan teekenen op een lei. Ook dat moest Enny laten zien en zeggen wat het voor stelde. Zoo vloog de morgen om. En mochten zij naar huis. Buiten de school stond Enny's moeder te wachten (want zij kon natuurlijk nog niet de weg naar huis vinden). Zij liep naar haar moeder toe. En gaf haar op iedere wang een zoen. En vroeg of moeder het niet stil had gehad. Maar moeder verzekerde van niet, want zij had baby toch nog. Zoo liep Enny te babbelen, tot zij thuis waren, 's Middags hadden zij vrij, dus behoefde zij niet naar school. Toen vader thuis kwam, kreeg hij ook alles te hooren. Nu zit Enny al in een hoogere klas, en denkt nog menig keer aan haar eerste tchooldag. (Ingez. door Robbedoes, 11 jaar)» Naar het Engelsch van A. C. VERNON. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. „Alfred is eigenlijk wel een aardige jon gen, als je hem voor je alleen hebt, maar soms kan hij erg vervelend ziin," mopperde Hans en ik knikte instemmend. Het zit eigenlijk zoo: Alfred is ons neofje; hij is een jaar jon ger dan Hans en een jaar ouder dan ik ben. 't Is werkelijk een heel leuke baas; hij kan uitstekend voetballen en cricket spelen en wij vinden hot altijd prettig, als hij bij ons komt of wij naar hem toe gaan. Maar wat ons niet in hem bevalt, is de manier, waar op hij altijd maakt, dat de menschen wat op ons aan te merken hebben. Eigenlijk kan hij het niet helpen en zou 't hem zeker erg spijten, als hij het vermoeden kon, want hij is verbazend goedhartig en zou gruwelijk het land hebben, als hij wist, dat wij in moeilijkheden kwamen door Kèm Het ge heim van onze ellende is, dat Alfred den knobbel van zich nuttig te maken bezit en wij dien missen. Elsje, onze groote zus, zegt dat het alle maal onzin is, wat wij over knobbels be weren, maar w ij hechten er wel aan. Bo vendien stelt zij ons Alfred altijd ten voor beeld en zegt zij, dat wij dit moeten volgen. Stel je eens even voor! Elsje heeft pas-bij Tante Willy Alfred's Moeder gelo geerd en is, sinds zij teruggekomen is, on uitstaanbaar op de Jmnd van ons neefje. Nu houden Hans en ik heel veel van Elsje en hebben we graag, dat ze trotsch op ons is. Misschien is er dus wel een tikje jaloerschheid in het spel en zijn we bang, dat ze meer op Alfred gesteld is dan op ons. „Als Alfred hier was, zou hij al lang mijn fietsband opgepompt hebben," zegt ze 90ms met een zucht, als zij gebukt staat bij haar fiets om de banden op te pompen. Natuur lijk willen wij dat ook wel voor haar doen, maar bij ons raakt óf het dopje van het ventiel weg, óf de pomp stuk. Je"moet maar pech hebben! Op een morgen zei Hans tegen mij: „Vader cn Moeder gaan de volgende week bij Tante Willy logeeren. Ik ben benieuwd, wat voor deugden zij weer in Alfred zullen ontdekken. Iedereen overdrijft zoo vreese- lijk, zoodra er van Alfred sprake is." Weer knikte ik als een bewijs» dat ik het volkomen met mijn broertje eens was. Dienzelfden middag, toen wij allen om de tafel in de huiskamèr zaten, kwam Cato, ons dienstmeisje, schreiende binnen. Zij'ver telde Moeder, dat haar zuster ernstig ziek was en zij haar -^is-moest-om ^i'aah-öp, te- passen. Moeder troostte haar wat cn-sei, dat ze dadelijk gaan kon. Toen zij de kamer uit waS, zei Elsje: - „Ze zal misschien wel een week wegblij ven." „Ja," zuchtte Moeder, bet treft ongeluk kig, dat Vader en ik juist de vólgende week uit zouden gaan. Ik moest Tante Willy maar schrijven en haar voorstellen pus -be zoek wat uit te stellen." „O nee, Moeder, doet u dat niet," zer Elsje dadelijk. „Ik kan best voor alles zor gen. 'k Ben dan maar alleen met de jon gens en" nu kwam Alfred's voortreffe lijkheid natuurlijk weer op de proppen „Tante Willy vertelde mij, dat zij laatst ook zonder eenige hulp gezeten had en Alfred getoond had, allerlei huishoudelijke talen ten te "bezitten. Hij had 's morgens de ka chel in de keuken aangemaakt cn het thee water op het gas gezet. Hij is werkelijk een jongen uit duizend." Met deze woorden eindigde El?je haar loflied. Hans cn ik keken eens van ter zijde naar Moeder om te zien, of zij haar handig neefje soms vergeleek met haar beide on handige jongens, maar Moeder zei alleen: „Als je werkelijk meent, alles alleen af te kunnen, Elsje, zal ik niet schrijven. Ik zou niet graag vreemde hulp in huis nemen, daar een vreemd meisje alles gewezen moet worden en het naar alle waarschijnlijkheid maar voor korten tijd is. Bovendien ben ik overtuigd, dat Hans en Koen zoo weinig mogelijk moeite zullen geven." Wij stemden hiermede volmondig in on daar op „zoo weinig mogelijk moeite ge ven," „helpen" volgt, keken wij elkaar met een blik van verstandhouding aan. Die blik was duidelijk genoeg; wij wilden Alfred overtreffen. Op die manier zou dat gezeur over hém voorgoed uit zijn. We konden nauwelijks wachten, tot we" alleen waren met het bespreken onzer plan nen cn toen we die gemaakt hadden, ver langden we met ongeduld naar de volgende week om ze ten uitvoer te brengen, zooals ze dit in de boeken noemen. „Wij zullen niet alleen de kachel in de keuken aanmaken," zei Hans, „maar ook in de huiskamer. En we zullen Elsje thee op bed brengen. Wat zal ze staan of beter ge zegd: liggen te kijken!" „Misschien noemt ze ons wel jongens uit tienduizend!" zei ik. „Dat zou ten minste verdiend zijn!" meen de Hans. „Wat een geluk, dat Cato's zuster juist nu ziek werd!" riep ik uit. In onze opwinding kwam het bij geen van ons beiden op, dat deze gedachte al heel onvriendelijk was tegenover onze arme Cato en haar zuster. (Om onze ondoordacht heid goed te maken, wil ik even met ver der vertellen ophouden om te zeggen, dat de zuster gelukkig spoedig weer beter was en Cato terug kon komen). We waren zóó verdiept in het bedenken door C. E. de Lille Hogerwaard Kind: Maantje, met je vroolijk snuitje, Jij bent zeker heel tevreê' Maar..vertel m' eens: waarom loop je In het donker met me mee? Maantje: Kind, je zou den weg niet vinden In het donker daar benee', Als ik, Manus, eens wat lui waa En met opzet het niet dee'. van dingen, dien we doen Mnden, als we alleen met Elsje thuis zouden zijn, dat we heelemaal vergaten to beginnen met Moeder te helpen. Onze plannen zouden hierdoor Elsje stellig nog meer verrassen. Wo gingen den eersten avond bijtijds naar bed en hielden om beurten boven aan de trap de wacht, om te zien, wanneer Elsje naar haar slaapkamer ging en later om naar beneden te sluipen en aan haar deur te luisteren of zij al sliep. Het duurde niet zoo heel lang, of we hoor den haar zwaar en regelmatig ademhalen Gelukkig, Elsje sliep! Ze hoorde mij niet binnensluipen en haar wekkertje..stil zetten, evènkrin werd ze wak ker, toen ik behoedzaam den sleutel van haar deur aan den buitenkant omdraaide. Voor het geval Elsje den volgenden mor gen morgen vroeg wakker mocht wor den zelfs al Hep haar wekker niet af! wilden wij niet, dat ze beneden kwam en onze behoedzaam in elkaar gezette plan nen op die manier verijdeld zouden wor- den. - N Verschrikt warden wij den volgenden mor gen wakker, toén o n s wekkertje ratelend afging we hadden hej. in een wasclikom vlak naast ons bed gezet om het vast en zeker- t&.lioóreii/ n'i K an' nog geen tijd zijn óm op te staan!" Bromde" Hans slaperig. „Jawel," zei ik met een zucht, even licht makend om te zién, hoe la-' het was. ,,'t Is zes uur". - „Half zeven ie vroeg genoeg!" klonk het van onder de dekens. „A 1 f r e d!" hoorde ik mijzelf plotseling zeggen en ïlans was bij het vernemen van dit tooverwöord in eens overeind. We wasehten onsvlug, kleedden ons haastig aan enonze moeilijkheden be gonnen. In èéri enc'yclo'paedie (beschrijvend woordenboek) hadden we opgezocht, hoe we een kachel moesten aanmaken, maar het niet kunnen vinden. Toch dachten wij niet, dat dit zulk lastig werk zou zijn. Over het algemeen is het moeilijker vuur te blus- schen dan aan te steken,: eèn groot vuur. wel te verstaan! Elsje had het hout den vorigen avond onder de kachel klaargelegd om het te laten drogen en wij- dachten, dat het allemaal voor de keukenkachel:poodig was. 't Kwam eenvoudig niet in ons óp, dat het ook voor de kachel in de huiskamer dienst moest doen. We maakten dus al het hout op en nog een heelen stapel kranten, vóór wij er kolen op deden en -hadden eindelijk een goed vuur. Daarna namen we water uit de „heete kraan," omdat dat gauwer koken zou. Toen we hiermee klaar waren, gingen wij naar de huiskamer. Ik haalde de kachel uit, terwijl Hans naar defi' kelder gipg om meer hout dat natuurlijk vochtig was te halen. We hadden allo kranten, die we maar konden vinden, gebruikt om de keuken kachel aan ,1e maken en namen dus maar een stapelfje tijdschriften, die zooal9 later blijken zou Elsjo juist noodig had. Na een tijdje liep het zaakje ook hier, maar een rook, als er in de kamer was! Han3 zei, dat wij de gangdeur maar dicht moesten doen, want als de rook naar boven trok, zou Elsje er wel eens wakker van kunnen worden. Onze gezichten en handen waren pikzwart, zoodat wij weer naar boven gingen om ons opnieuw te wasschen. Wij schenen een heelen tijd met de kachel in de huiskamer bezig te zijn geweest, want toen wij weer beneden kwamen, was er een af schuwelijke lucht in de keukèn: de ketel was droog gekooktf Er kwamen ook onheilspellende wolken door de reten der huiskamerdeur en toen wij er heen holden en de deur openden, zagen wij. dat de kamer vol rook stond. Bijna stikkend van benauwdheid liep ik naar de kachel. Nu kwam ik weldra tot de ontdekking, dat ik bij het uithalen den sleutel in <ie pijp had dichtgedaan in plaats van hem open te petten.De i;ook kon dus niet door den schoorsteenpaar boven' '{rak) Sen eh; moest een arideren uitweg zoeken, O, o/wat voeiden wij ons" diep ongeluk kig! En dit werd er niet beter op, toen Risje uit alle macht tegen de deur van baar slaapkamer bonsde on ons toeriep! haar er onmiddellijk uit telaten. Eerst deden we nét, alsof we 't niet hoorden en maakten we gauw een ontbijtblad voor haar klaar, hoe wel we eigei.lijk niet veel hoop koesterden, dat Elsje tevreden zou zijn met een ontbijt zonder thee. Haar roepen werd echter zóó luid en dringend, dat we maar besloten den sleutel vaiï haar dêur-om te draaien: We moeten er al heel schuldbewust en ellendig hebben uitgezien; want liaar booze blik verdween onmiddellijk, toen ze ons vroeg, wat er aan de hand was, waar die akelige lucht-van daan kwam en of het huis in brand'stond. Zij schéén" dmleiijk té begrijpen, dat we geen ondeugenden streek hadden willen uithalen. „Het komt, liet komt Alfred!" riep Hans eindelijk uit en daarna kreeg Elsje de ge- heele geschiedenis bij stukjes en brokjes uit ons. Zij was heelemaal niet boos, heel aar dig zelfs, en zei, dat ze onze bedoeling best begreep. Het duurde een heelen. tijd .vóór wij het zaakje berieden weer in ordë'hadden, maar Elsje scheen het heelemaal niet erg te vin den, wat ons natuurlijk „reuze" meeviel. Ze zei zelfs, dat het haar schuld was cn niet die van ons of Alfred! Daar was- een klein;, klehï koninkje. Dat wóu eens uit zijn woninkje. Toen liep hij naar de bloemenwei Hij voelde zich zoo.wonderblij! Hij vlocht een krans van paardebloemen, HIJ ging een vroolijk wijsje zoemen. En niemand, die hem daar zag zitten, In al die bloemen, bont' en witte, Bedacht dat daar een koning zat Maar De.gojiideii.kroon "verraadde dat!- HETTY BOREL CORRESPONDENTIE: Piggelmee. —"Dan is hfet-best. Neen, zeg dat wek Ik zal het vooVje vragen. Regendropje. Ik ook, hoor. Schrijf Je de volgende week meer. Aster en Kievit. Zijn jelui nu weer beter. Ik hoop dat er wat te ruilen is, anders, krijg je £e weer terug. Jawel, hoor, en'jelui zult ook wei eens een prijs krijgen. Zonbestraalde. Dat schijnt daar nogal gezellig toe te gaan. Dat is mooi, ga maar zoo door. Donderpadje. Die woi'den mij van alle,kanten al. toegesJuur.d,vm£&i:. misschien heb ik toch nog wel een pajir^ Wascholine plaatjes .voor je.. Kom. Ma^nc):^maar even het pakje aan het bureau afhalen. Krullebol. Dus daad heb je het zoo druk mee gehad," v' Broek. DAn moef je^mrf hiaar schrij ven wat voor plaatjes of bonnen je hebt en wat je or vpor' in de plaats'Vilt hebben. Dat denk ik ook wel. Goudfazan-t: Ren je nu weer betert Ja, een moeder heeft m^eStal geen tijd cn gelegenheid om eensïn béd'- t'e blijven. Maandroosje. —'Vindt"jé dat zoo heerlijk. Vast wel gefeliciteerd. Het is maar te hopen dat je zosjes dan weer beter zijn. Spring in 't veld. Zoo, ben je daar weer eens, en blijf je nu. weer meedoen. Dat zal wel. Gelukkig-maar. Dank je wel, hoor. Lilliputter. Dan zullen we het nog maar eens in de courant zetten. Ik denk liet ook wel- J lip iter. Ik hoop anders dat het nu eindelijk eens uit zal wezen. Ik meen toch dat ik je brièfje in handen heb gehad, mis schien heb ik je wel een andere naam ge geven. 'frank je wel voor het raadsel. Lekkerbekje. Gelukkig-dan maar dat jij wat weet te schrijven. Nou en of. Wel gefeliciteerd. Dat kan, ik rhe best be grijpen, want dat Vinei ijV-ook wat fijn. Zou je graag een broertje willen hebben. Best, hoor. Vergeet mij niet. Ja, fijn hè. Dat zou ik ook maar niet probeeren. Nu, je hebt een mooien uitgezocht, hoor. M i e ïv Fijn hè, _dat "moest zeker veel meer gebeuren, hè. Heb jij dat gemaakt, het is erg aardig. Dat is goecl,, hoor. Robbedoes. Dat is juist goed, hoe strenger hoe beter." Kijk maar als het af is, ik kan alles weL gebruiken. Het is altijd aardiger als je het heelemaal zelf maakt. B 1 oifcd j e. Gefeliciteerd. Je houdt ze ker erg veel van hem, hè. Wat zal die aan het smullen zijn geweest. C e a s e r. Het raadsel zal verkeerd zijn opgegeven, dat. katV .riktuuHijk altijd wet'eens voo^konVetv DarikPjp wel. Mar'jo 1 lj rrtj-e. Ben je nu weer hee lemaal beter. Een volgende ikeer maar i^per. r" |j T i P- IfoucJ je zoo veel varj teekenen, dan"gaat'hët- Zeker wel goed, h!è. Je moet maar goed je best doen. Orno. Dank je-wel vóór hét raadsel, herkomt er óók wei wééiiin te staan. C u p i d o, r— Je ziet alweer dat droomen bedrog zijn. Heb je er nog niet genoeg van. Kampioen. Dat is nog eens een heerlijk cadeau. Ik zal, een schietgebedje voor je doen. JDank :je'wel, boor, Sneeuw w'iif e.Dat schijht een ver gissing te zijn geweest. Ze kunnen er toch niet allemaal tegelijk in komen, maar ik zal eens^kijken. K i k v'o r s c"h."—"Ik ben blij/dat je het mooi vindt.-Ik heb-.er '-nóg. niets op ge hoord. Spanru.ps..Ja^datj^een vergissing. Gelukkig maar.,., W ipn eüs.-— Ben je nu weer heelemaal beter. O, was het daarom. Ja,, het -is altjjd zoo'n mooi .en tegelijk angstig.gezicht. Wel bedankt voor het raadsel. V i o 1 i e r t j e. Er schijnt nog een violiertje bijgekomen te zijn en ik dacht natuurlijk dat jij dat was. Heerlijk, hè. Cosmea. Ja, dat begrijp ik best. Zoo, dat kar\ best bardig worden. VinkjerDank je wel, hoor. Het kan best. K w i w. Dat vond je zeker wel erg fijn, hè, zoo'n tochtje. Joop H. Je bent hartelijk welkom, maar je zult een andere schuilnaam moe ten kiezen, want er is al een CetLsar. Zou je in de volgende brief die acht Haustbon nen willen doen, dan kun jij volgende week .-de acht Kamerplanten krijgen. Violiértje II. Je zal een anderen naam moeten kiezen, want er was al een violiertje. Schrijf je de volgende week meer. Edelweisz. Wat is dat leuk, hè, als je van die^ kiekjes krijgt. Een Volgende maal meer. M e 1 k b e k j e. Dank je wel, hoor, maar wat is de uitkomst? Radio. Ja, ^zeker mag je dat. Dank je wel. Ja,- dat iS 'goed. Postduifje. Dat is zeker, gelukkig. Ja, ik vind het" heel mooi. Lelie. Het zal nu wel gedaan zijn. Gelukkig maar. ONS RUILEANDELHOEKJE. Kampioen stuurde mij .voor de neefjes en nichtjes een paar Kamerplanten, wie kan ze daar plezier rnee doen? Aster en Kievit hebben mij toege stuurd 8 Klokken van Klokzeep, 12 Kamer planten, 1 dollarzeep, 1 v. Ilouten's bon, 1 Vim-bon, 30 roodbandplaatjes, 21 plaatjes •Hoe heet die vogel, en daar willen zij nu gaarne voor "hebben Pelikanen cn Haust- bonnen en Hille's bonnen. Joop I-I. heeft te ruilen 20 Roodband plaatjes tegen 17 Kamerplanten. Piggelmee zou gaarne de .Toorop- postzegel hebben van 10 cent. Wie heeft deze postzegel 6oms en \vat moet hij* er voor terug hebben? ~'JJ' OOM KAREL,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 15