AMCRSFOOIQSCH DAÖB1AB
REGENMANTELS.
BINNENLAND.
Vrijdag 26 April 1923
27e Jaargang No. 251
TWEEDE BLAD.
Prof. J. H. CARPENTIER
ALTING
Zijn levensloop
VLIEGVELD DEN HAAG
ROTTERDAM
N.V. COMPAGNIE LYONNAISE^
N.V. MIDDENSTANDS-BANK
Deskundige voorlichting bij
den aan- en verkoop
van Effecten.
Verhuring van Lips safe-loketten
Verzilveren van coupons
Handelscredieten
incasseeringen
Spaar-deposito's rente 4
WILLEM GROENHUIZEN
Juwelier.
Gedi.ol. Horloger. aker.
Tel. 852. Langestraat 43
Gevestigd 1885
MET f36.000 ERVANDOOR
Cocos Macaronen
Coccskoekfes
Maison de Jager Zn.
FEUILLETON.
De Plaatsvervanger
1 -DE EEMLANDEö.-
Een veelzijdig begaafd man
Na ©en ongesteldheid van enkele dagen,
v/elke een ingrijpende operatie noodig
maakte, is in „Bronovo" overleden,
prof. mr. J. H. Carpentier Alting. De thans
ontslapene werd 12 Febr. 1864 te Colm-
achate geboren cn bereikte dus den leef
tijd van 65 jaar. Hij studeerde in de rechts
wetenschap aan de universiteiten te Am
sterdam cn Groningen en behaalde in 1886
aan eerstgenoemde academie den meester
titel. Kort daarna vertrok hij naar Indië,
waar hij zich te Padang vestigde als advo
caat. Na ongeveer vier jaren practijk te
hebben uitgeoefend, ging hij over naar de
rechterlijke macht cn werd benoemd tot
substituut-griffier te Batavia. Hij doorliep
in den loop der jaren verschillende ran
gen, totdat hij eindelijk benoemd werd tot
president van den landraad te Menado. In
dezen tijd had prof. Carpentier Alting zich
vooral toegelegd op de studie van het adat-
recht. Tengevolge van verschillende publi
caties werd de aandacht van het gouverne
ment op hem gevestigd en werd hij meer
dere malen belast met speciale opdrachten.
Het resultaat van zijn studies heeft prof.
Carpentier Alting neergelegd in zijn werk
over het adatrecht in de Minahassa. Na
zijn Menado'schen tijd werd hij benoemd
tot secretaris van het Departement van
Jiastitie te Weltevreden. In 1907 volgde zijn
benoeming tot hnogleeraar aan de Leid-
sche universiteit. Tien jaar lang doceerde
de thans ontslapene Indisch straf- en ad
ministratief recht. In 1917 vertrok hij we
derom naar Indië om daar de functie te
gaan bekleeden van president van hei Hoog
Gerechtshof van Ned.-Indië, in welk hoog
ambt hij prof. Nederburgh opvolgde. Twee
jaren later kwam zijn benoeming af tot lid
van den Raad van Ned.-Indië. In deze pe
riode valt zijn voorzitterschap van de Com
missie tot herziening van het Indisch
staatsrecht, welke commissie in 1918 door
den toenmaligen gouverneur generaal
graaf van Limburg Stirum werd ingesteld.
In 1921 nam prof. Carpentier Alting eer
vol ontslag uit 's lands dienst en vertrok
weer naar Nederland. Tijdens zijn verblijf
hier te lande heeft de overledene zich nog
op velerlei gebied bewogen en maakte hij
deel uit van tal van besturen en comniis-
•ies. Vermelding'verdient, dat hij behoor
de tot die groep van personen, die zJch
veel moeite hebben gegeven om te geraken
tot een ingrijpende wijziging van het In
dische regeeringsreglernent. Zoo behoorde
bij met de professoren Oppenheim, Snouck
Hurgronje en Van Vollenhoven tot de
samenstellers van de bekende Proeve-Op-
penheim, welke der Regeering werd aange
boden als een leiddraad bij het ontwerpen
van de nieuwe wet op de Indische Staats
inrichting. Een zijner meest bekende publi
caties is voorts nog: „Grondslagen der
rechtsbedeeling in Nederlandsch-Indic. Een
leiddraad voor het Ned.-Indisch Staats
recht".
fteer onlangs is nog door de Carnegie
Endoument uitgegeven het werk: „i'he
Netherlands and the world-war", door prof.
Carpentier Alting en den heer De Cock
Buning samengesteld.
Wat betreft zijn overige werkzaamheden
kan nog gemeld worden, dat prof. Carpen
tier Alting sinds drie jaren grootmeester
was van de Orde van Vrijmetselaren. Daar
naast is hij tot voor enkele maanden voor
zitter geweest aan de Haagsche afaeeling
van den Nederl. Protestanten-Bond. Ook
was hij nog lid van de Commissie van Toe
zicht over het Middelbaar Onderwijs te
'sGravenhage en bestuurslid van het Co
mité Nieuw Indië.
De thans ontslapene was officier in de
orde van Oranie-Nassau en ridder in ds
orde van den Nederlanöschen Leeuw.
De crematie van het stoffelijk overschot
zal plaats hebben op Maandag a.s. te Wes-
terveld, na aankomst van trein 11 u. 46
min.
Punt van debat in den
RolUrdameehcn llaad
Waalhaven moet gehandhaafd
Do avondzitting van den Rotterdamscban
gemeenteraad is slechts zeer kort geweest,
in weerwil van het feit, dat er voor
Rotterdam uiterst belangrijk ount op de
agenda stond. De middagzitting ging met
allerlei kleinigheden voorbij. De kwest-e
van het gemeentelijk vliegveld voor Dc?n
Haag en Rotterdam hangt reeds jaren in
de lucht en is tot dusver vrijwel uitslui
tend hangende gebleven door den onwil
van R'dam om Waalhaven, waaraan reeds
bijna 2 millioen gulden ten koste zijn ge
legd prijs te geven.
In deze onderhandelingen is kortelings
een geheel nieuw element gekomen door
bet bouwverbod van den minister van wa
terstaat voor een strook van 200 M. breedte
rond het vliegveld Waalhaven. Dit verluid
heette een gevolg te zijn van het ongeluk,
dat indertijd daar is gebeurd, doch de con
sequentie daarvan was dat Rotterdam
"oor do keus stond het vliegveld Waalha
ven in verband met de ligging van de
Waalhaven zelf eenige honderden meters
zuidelijker te verplaatsen of te gaan on
derhandelen met Den Haag. In een korte
discussie, die over deze kwestie in den
Raad is gevoerd kwam duidelijk den
wensch naar voren om het vliegveld Waal
haven te behouden. Toen de burgemeester
evenwel herinnerd had aan het bouwver
bod en aan het feit, dat Rotterdam de lei
ding der onderhandelingen zou behouden,
heeft de Raad het voorstel van B. en W.
goedgekeurd Rotterdam zal aan het ge
meentebestuur van Den Iïaag en den mi
nister van waterstaat meedeelen, dat het
in beginsel nog altijd op het standpunt
staat, dat het vliegveld Waalhaven nog
behoort te worden behandhaofd, doet dat,
Indien aan Rotterdam volledig zal worden
vergoed hetgeen Rotterdam -aan Waalha
ven ten koste heeft gelegd een bedrag
van 1.9 millioen Rotterdam bereid is
mede to werken aan de stichting van een
nieuw gemeenschappelijk vliegveld voor
Den Haag en Rotterdam, op nader in over
leg vast te stellen plaats.
UTrtïGNTSCHIWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT
voor Amersfoort en Omstreken
Langegracht No. 4 - Telefoon 304
AMERSFOORT
Directie: A. H. MARTENS.
De dader voor de A meter-
damsehe rechtbank
Twee en een half jaar geëischf
Men zal zich herinneren hoe enkele
maanden geleden aan het vertrouwen van
het Amsterdamsche publiek in het popu
laire gilde der hoofdstedelijke kruiers
een ernstige schok werd toegebracht door
het feit dat een dezer lieden zich met twee
bedragen van bijna zes en dertig duizend
gulden, die hij geïnd had voor da firma M.
P. Dut en Zonen aldaar, uit de voeten had
gemaakt. Frans van Ingen heette dit zwar
te schaap onder de blanke kruierskudde
cn in no time was zijn signalement naar
alle richtingen verspreid.
Gistermiddag stond hij terecht voor de
Vijfde Kamer der Rechtbank te Amster
dam.
In de dagvaarding wordt hem verduis
tering in dienstbetrekking ten laste ge
legd \an twee bedragen, resp. van 5300
en van 30.635. Hij had deze 2 bedragen
aan geld resp. ten kantore van de firma
Bosch aan het Rokin cn ten kantore van
de Amsterdamsche Bank aan do Heeren
gracht ontvangen als opbrengst van twee
pakken effecten, hem namens den eige
naar, den commissionair in effecten M. P.
Out van de firma M. P. Out cn Zonen ter
hand gesteld door een kantoorbediende
van deze firma.
Verdachte zeide dat hij destijds in dienst
was van de transportonderneming „De
Duif". Op den bewusten dag was hem op
gedragen, het geld, dat hij voor de effec
ten ontvangen zou, dadelijk naar de firma
Out terug te grengen. Hij deed zijn werk
per fiets eerst ging hij naar de firma
Bosch en daarna naar de Amsterdamsche
Bank. De beide bedragen had hij in een
tasch weggeborgen, die aan zijn rijwiel be
reed hij naar het Rernbrandtplein, waarom
wist hij niet*.-want deze route lag geheel
uit zijn richting. Op het Rembrandtplein
zette hij zijn fiets ergens neer, nam de bei
de bedragen uit de citybag enen ging
aan den wandel In verschillende café s
hing hij de „vroolijke Frans" uit. ontmoet
te een paar vrienden, die hij fuifde en
raakte onder den invloed. Wat er daarna
is gebeurd, weet hij heelemaal niet meer.
En toen hij twee dagen later werd aange
houden, had hij nog maar 20 op zak
President„Waar is al dat geld geble
ven
Verdachte '„Daar weet ik niets meer
van".
De kantoorbediende, die aan verdachte
de pakken effecten heeft overgegeven, deel
de, als getuige gehoord mede dat Van In-
gen wel grootere sommen voor de firma
heeft afgehaald, zonder dat men ooit., ge
wantrouwd had.
Het O. M., mr. Dulleman, betoogde, dat
het punt waar het hier op aankomt, de we
derrechtelijke toeeigening, vaststaat om
dat ook verdachte deze zelf toegeeft. De
eenige moeilijke kant aan de zaak is de
psychologische. Het reclasseeringsrapport
zegt dat verdachte niet slecht bekend stond
mlsschion aldus de ambtenaar van het
O. M. heeft het hooge bedrag parten
gespeeld en heeft hij gehandeld op insti
gatie van slechte vrienden
De officier eischte twee jaar en zes maan
den gevangenisstraf, met aftrek van de
preventieve hechtenis.
De verdediger, mr. F. A. Ivokosky pleitte
clementie.
De uiispraak is bepaald op 7 Mei.
7000 VERDWENEN.
Men staat voor een raadseL
Uit de brandkast van de kantoren van
de gebr. Haubrich, grossiers in glas- en
aardewerk aan de Nieuwe Ilaven te Rotter
dam, is een portefeuille met 7000 ver
dwenen Hoewel aanvankelijk gedacht is
aan inbraak, heeft de politie daarvan geen
enkel spoor kunnen vinden, terwijl ook aan
verduistering niet behoeft te worden ge
dacht. Men staat voor een raadsel hoe het
geld verdwenen is, daar ook de brandkast-
niet beschadigd is.
BRAND IN EEN BOTERFABRIEK.
Gistermorgen omstreeks half negen is in
de boterfabriek van den heer M. C. Vijf
winkel aan de Nieuwe Hoorn te Hollevoet-
sluis brand ontdekt. De brand nam zoo
groote afmetingen aan, dat aan blusschen
niet te denken viel. Onmiddellijk is men
begonnen het vee naar buiten te brengen.
De machines zijn verloren, alsmede groote
hoeveelheden kaas. Verzekering dekt de
schade. Het woonhuis is behouden.
MILITAIRE DIENST.
Bij beschikking van den Minister van
Defensie zijn de officieren van gezondheid
der 2e klasse W. II. II. Krul on Dr. R.
Franssen, geplaatst bij het Marine-hospi
taal te Willemsoord, den 18en Mei a.s. ter
beschikking gesteld
is de Kapitein ter Zee C. J. E. Brutel do
la Hivière, geplaatst bij het Departement
van Defensie, den lOcn Mei a.s. ter be
schikking gesteld.
EEN NOODLOTTIGE BRAND.
Man gestikt.
Woensdagavond ontdekto de C3-jarige
schoenmaker en oud-Oost-Indisch militair
G. Scheer, met zijn vrouw thuis komende,
brand in zijn woning in de Vechtstraat te
Zwolle. Scheer liep naar binnen, vermoe
delijk om zijn papieren te redden, want zijn
vrouw herinnerde hem eraan, dat de pen-
siocnakte in de bedstede geborgen was.
Kort daarop hoorde zijn vrouw, die buiten
stond, hulpgeroep, rnaar het was tengevolge
van vuur en rook niet mogelijk in het huis
door te dringen. Buren trachtten, door hem
een ladder toe te steken, hem nog te red
den. Waarschijnlijk echter kon de man de
goede richting niet vinden en is hij dooi
een andere, leege bedstee naar beneden ge
vallen in den kelder. Men vond hern op
den vloer met slechts twee kleine verwon
dingen aan hoofd cn been. Het huis brand
de geheel af. Niets was verzekerd.
OFFICIEELE COMEDIE.
Wat heb ik angsten uitgestaan.
'k Ben in een week vergrijsd.
'k Lag nachten wakker in mijn bed,
,t Kwam door do „zwarte lijst".
Wanneer men mint z'n eigen stad,
Dan wordt men steeds geboeid,
Door 'n feit waarmee het leven van
Z'n woonplaats is gemoeid.
Ik denk: „Als nu die wijze Raad,
Maar zoo verstandig Is
En zij de „zwarte lijst" invoert
't Gaat anders zeker mis.
't Was staan of vallen voor de Stad.
Het kwam er dus op aan,
Met „zwarte lijst": er boven op,
En zónder „de-banaan".
Maar (hans ben ik weer heel gerust
De Stad die is gered.
Men heeft door wijs en kalm beleid,
De kroon op 't werk gezet.
Het kostbaar document is daar.
We hoopten al zoo lang,
En Amersfoort is nu gespaard
Voor wissen ondergang
O, o, raijn goede mooie Stad,
Wat maakt ge het toch bont
Dat gij ons, grootsteedsch als we zijn,
Zoo'n fijn stuk bombast zond.
We worden braaf nu in 't kwadraat,
Hoogst zedig bovenal
Of houden we hier met elkaar
Onszelven voor den mal?
De „zwarte lijs'" in een café.
Daarnaast 't signalement,
Met foto, wijl een kastelein
Lang iedereen niet kent.
Zoo weren wij het drinkers-kwaad.
Zeg, is tie goed of niet?
Noem mij één Vaderlandsche „stad"
Waar men zoo'n onzin ziet
Ga door zoo, goede lieve Raad.
O, waak voor onze Stad
En glij maar rustig vertier op
't Bespottelijke pad 1
Beroemd dót zal ons 9tadje zijn,
'n Bijzonderheid en gros.
En als het gansch niet anders wil,
Dan doen we het maar zóó.
De Ruyter is als Jan de Witt
Onsterflijk door z'n rrtoed
Doch Uilenspiegel door z'n „gijn"
Die is dat nét zoo goed
Als al dat „zwarte lijst" gezeur,
In nieuwe richting wijst.
Staat Amersfoort in Nederland,
Zóó op de „zwarte UJst".
GROEGROE.
(Alle rechten voorbehouden).
VERMINKT JONGENSLIJK GEVONDEN.
Uit Varik wordt gemeld:
In deze gemeente werd in de rivier de
Waal het lijk van een 14-jarigen, onbeken
den jongen gevonden, waarvan het hoofd
nagenoeg geheel was platgedrukt. De jon
gen, die ongeveer 1 55 n".«>ter lang was, was
gekleed in een korte manchester broek,
zwarte trui, groene sportkousen, wit-
gehaakte borstrok, wit molton borstrok en
lichtgrijze molton onderbroek. De Duitsche
politie is van de vondst op de hoogte ge
bracht, aangezien het zeer wel mogelijk is,
dat het lijk uit Duitschhind afkomstig ie.
Langestraat 56 Telef 115.
De jeugd duurt niet lang, maar herinne
ringen uit de jeugd blijven het geheels le
ven. JEAN PAUL.
door
RTCHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C M. G. de W
31
Waarom noemt u mij een lady U praat
steeds maar over een lady. Ik ben uw
vrouw. U denkt misschien dat ik behoor tot
die nieuwe klasse van vrouwen. Ik vind,
ik ben van meening dat een vrouw behoort
te gaan daar waar haar man naar toe gaat,
dus wanneer het een geschikte plaats is
voor hem, dan is het dat ook voor haar.
„Dat klinkt heel mooi als theorie toch
ben Ik niet zeker of het in de practijk ook
zoo is. Ik waarschuw u. dat Monniksland
blijken zal volstrekt niet een plaats te
we? ~n waar u graag zou willen wonen,
maar indien u niettegenstaande die waar
schuwing mij met uw gezelschap vereeren
wilt, dan zal dat een genot voor mij zijn.
Het was een hoorbare zucht die zij
sla a k te
„Het klinkt niet of het waarlijk een genot
voor u is, maar ik zal u niettemin met mijn
gezelschap vereeren. U heeft gezegd dat u
mij zou meenemen en ik ga mee."
HOOFDSTUK XV
Mijnbeer en mevrouw Talbot
gaan naar huls.
Het was donker, toen de trein stilstond
soor het station Heiford. Talbot stapte uit
en richtte het woord tot den conducteur, die
het portier had opengedaan.
„Is er iemand om mij af te halen Ik
heb getelegrafeerd om een rijtuig. Mijn
naam is Talbot, van „Monniksland"."
Hij merkte op, dat de conducteur, toen
Talbot zijn naam noemde, hem met verba
zing aankeek.
..Talbot Is u miinheer Talbot
Er was iets in den toon. waarop de man
dezen naam uitsprak, dat niet direct
vleiend genoemd kon worden.
„Ik ben Percival Talbot, zooals ik reeds
zei. Is er iemand om mij af te halen
..Ik geloof, dat er buiten een auto voor
u staat, als u mijnheer-Talbot is van „Mon
niksland". Daar staat de chauffeur, ik
denk, dat hij naar u uitziet."
Mijnheer Talbot liep met zijn vrouw
naar den man, als chauffeur gekleed, die
naar hem stond uit te kijken. Het was een
kleine, stevig gebouwde rnan, niet bepaald
het gewone type van een chauffeur. Hij
zag den heer Talbot en zijn vrouw aanko
men, maar scheen niet to denken, dat zij
het waren, die hij verwachtte. Toen de heer
Talbot hem toesprak, keek hij zeer ver
baasd op.
„Kom je van „Moniksland
„Wat gaat u dat aan neem mij niet
kwalijk, mijnheer
Die laatste woorden werden er bijge
voegd, toen hij opmerkte dat dit niet een
man leek, waar men onbeleefd tegeu kon
wezen.
„Is u gewoon aldus te spreken tot men
sehen. die u niet kent Zoo ja, dan raarl
ik u aan, van toon te veranderen. Het gaat
mij bij toeval zeer veel aan of je van „Mon
niksland" komt, want ik ben de heer Per
cival Talbot."
De man scheen zeer verbaasd, om niet t«-
zeggen ongeloovig.
„U U Neem mij niet kwalijk, maar Is
u mijnheer Talbot Is u dat
„Geef antwoord op mijn* vraag. Kom je
von „Moniksland"
„Ja".
„Waarom zei je dat dan niet dadelijk
Je schijnt half idioot te zijn. Staat de auto
buiten
„De auto staat buiten. Maar neem mij
niet kwalijk mijnheer, ik denk, dat er een
vergissing in 't spel is. U kunt de mijnheer
Percival Talbot niet wezen, dien ik moet
afhalen hij is mij heel anders beschreven.''
„Ik kan niet zeggen, welke beschrijving
ie van hem ontvangen hebt. maar ik heb
van morgen getelegrafeerd, dat ik van den
trein moest worden afgehaald, en ik ben
Percival Talbot. En nu naar de auto mijn
vrouw houdt niet van wachten."
„Uw Hij keek het aardige dametje
aan, dat naast den man stond, welke hem
zoo ronduit had toegesproken, alsof zij een
wonder was. „Nogmaals pardon mijnheer,
maar gaat deze dame met u mee
„Jou ezel. Je mag een oude bediende we
zen van mijn oom, maar ik twijfel er aan
of je lang in mijn dienst zult blijven. Ik
heb je getelegrafeerd, dat ik met mevrouw
Talbot zou komen. Heeft de man, die een
uilskuiken als jou gronden heeft, je dat
niet verteld
De man was op het oogenblik zulk eer
toonbeeld van verbijstering, dat Talbot
hem zeker heel belachelijk had gevonden
indien hij niet zoo boos was geweest. Hij
staarde eerst mevrouw en toen mijnheer
oan, en toen weer mevrouw, alsof hij zijn
eigen oogen niet vertrouwde.
„Over de dame heeft niemand mij een
woord gesproken maar
„Geen woord meer. Ik heb al genoeg van
je. Hier is de bagage. Waar is de auto
Do man liep vooruit, vreemd genoeg, het
was of hij het tegen zijn zin deed. Buiten
ston<i een kolossale auto, de felle acetyleen-
lantaarns verblindden de geheele omge
ving. Het duurde niet lang, of het jonge
paar spoedde voort. Sedert hun aankomst
aan het station had mevrouw Talbot nog
geen woord gesproken nu zei ze een
beetje ondeugend
„Ik feliciteer u met uw auto het is een
prachtstuk, maar ik vrees, dat ik u niet
kan feliciteeren met den chauffeur."
„Hij schijnt rnij niet bijzonder blij te
zijn".
„Zou het dat wezen Of is het omdat ge
zoo totaal verschillend zijt van hetgeen hij
verwacht had na de beschrijving, die men
hem van u gegeven had Ik ben riiet ze
ker of hij wel gelooft, dat ge den persoon
zijt, waarvoor ge u uitgeeft. Met zou mij
niet verbazen, als hij zich daarvan nog
eens ter dege trachtte te overtuigen
„Ach, het zou mij niet verbazen, als ge
dien indruk hier telkens kreegt ze zul
len mij nergens herkennen. Ik denk. dat
de Percival Talbot, die hier op het land
goed terugkomt, volstrekt niet gelijkt op
den Percival Talbot, die hier vroeger be
kend was."
„Is dat zoo Dan zullen ze ons zoo maar
niet toelaten. Maar ik hoop, dat ze mij ver
wachten het zou vervelend zijn als ze
niets in orde hadden gemaakt. Hpbt ge
niet duidelijk geschreven, dat ik mee
kwam
„Ileel duidelijk zoo duidelijk als dat in
een telegram mogelijk was. De chaufeur is
een ezel. Er is zeker een fout begaan en
het is hem niet duidelijk genoeg gemaakt.
Maar zij verwachten u, en wat de inrich
ting van uw kamer betreft, ik verzeker u.
dat ge het zoo goed zult hebben als het
daar mogelijk is."
De auto spoedde voort. Het was onmope-
lijk door de raampjes te zien door welk
soort streek zij reden. Van een stad waa
geen sprake. Er was gaan enkel licht op
den weg. het was pikdonker. En haf was
een koude avond. De raampjes waren ge
sloten. Een electrisch lampje verlichtte het
inwendige van de auto zij konden elkaar
goed onderscheiden.
„Zoover ik het onderscheiden kan",,
zei Betty, geloof ik, dat we door een op
eenvolging van smalle laantjes rijden. Aan
dezen kant rijden wij vrij dicht langs een
hek ik geloof, dat wij er net precies door
kunnen, ik ken die laantjes hier in Corn-
walls als wij een anderen wagen tegen
kwamen, zouden wij achteruit moeten. Ik
hoop, dat de chauffeur den weg goed kent
'en ook den wagen het is een langwerpig
ding, wij maken dunkt rnij wel dertig mij
len in 't uur. Herinnert ge u iets van den
weg
„De weg is rnij even onbekend als u."
„Maar u is hier toch wel meer geweest? 1
..Als ik hier geweest ben, is het zeket
meer geweest in den geest dan lichamelijk,
want ik ben vast overtuigd, dat deze Perci
val Talbot hier op dezen weg nooit in zijn
leven geweest is."
„Maar dat moet toch wel; u moet toch
wel rneer op het landgoed geweest zijn, om
een bezoek te brengen misschien."
„Als dat zoo is, dan moet het geweest zijn
in een vroeger bestaan. Ik verzeker u, dat
ik niet het minste idee heb van wat wij
zullen aanschouwen. Het landgoed zoowel
in- als uitwendig zal volkomen nieuw voor
mij zijn."
L., fWordt vervolgd)