JML
KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
Onze Benjamin.
LEGPLAATJE
Bassompierre.
a
Naar aanleiding van hetgeen ik de vorige
week schreef over de Kampioen-raadsel
wedstrijd, die we zouden gaan houden,
schreven mij heel veel neefjes en nichtjes
om nadere inlichtingen daarover. Nu, die
wil ik jelui graag geven maar er valt weinig
meer van te zeggen ,dan hetgeen ik orover
fthreef. Voor hen, die de vorige Kampioen
wedstrijd niet meemaakten kan ik dit nog
zeggen. De wedstrijd zelf duurt vier weken.
Dat wil zeggen, vier weken achtereen ko
men er telkens, behalve de gewone raad
sels, nog twee extra raadsels onder het
opschrift „Voor de Kampioenwedstrijd".
Voor de gewone raadsels wordt zooals we
altijd doen, een prijs uitgeloofd. Voor
de Kampioen-raadsels niet. Wie gedurende
de vier weken van den wedstrijd al die
extra-raadsels, dat zijn er dus acht, zonder
een enkele fout oplost, krijgt de eere-titel
van „Kampioen". Natuurlijk zullen er on
der die extra-raadsels wel enkele moeilijke
voorkomen, maar anders is er geen kunst
aan.
En dan, wanneer begint die wedstrijd?,
werd me gevraagd. Ja, dat kunnen jelui
zelf bepalen. Maar eerst moet ik daarvoor
een voorraad raadsels hebben, die voor dit
doel geschikt zijn. Daarom zou ik het erg
prettig vinden als jelui nu allemaal nog
»ens erg je best deed om me nog eenige
*oreekwoorden- en kruisraadsels te sturen,
want die zijn altijd het aardigste. En ze
mogen voor deze gelegenheid ook wel wat
moeilijker zijn dan anders. Doet dus maar
je best en geeft me maar flinke raadsels.
Natuurlijk rnag je behalve spreekwoorden
©n kruisraadsels ook andere sturen. Die
kunnen er ook wel bij. En als we zoover
zijn, dan kunnen we met de wedstrijd be
ginnen.
Mochten jelui nog meer willen weten,
schrijf het me dan maar gerust. Maar
hoe eerder ik voldoende raadsels heb, des
te eerder komt de kampioen-wedstrijd.
RAADSELS.
De oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige week wa
ren
I. Gouda Goud.
II. Kippenhok met de woordenk rit
lepel kropsla kippenhok klanten
Johan tot k.
Deze week is de prijs gewonnen door
„Piepkuiken" die hem a.s. Maandag
aan ons bureau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I.
Mijn geheel is een spreekwoord van 0
woorden cn 43 letters.
4, 21, 33, 26 is het zeewater.
39, 37, 7 43 is niet hard.
25, 5, 30, 23, 12. 10 is een leelijko eigen
schap.
10, 40, 6, 42, 34 is donker.
35, 2, 41, 38 is een wederkeerend voor
naamwoord.
27, 8, 31, 11 is een sprookje.
3, 15 is een voegwoord.
1, 29, 13, 16 blaast uit alle richtingen.
20, 17, 32, 18 is een vrucht.
28, 36, 22. 18 is een wurm.
27, 20, 14, 16, 24 is een tuingereedschap.
(ingez. door Wipneus.)
II.
Ik ben een stad van 7 letters,
letter 1 is een beleefdheidsvorm,
letter 2 wordt veel gedronken.
3, 4, 5, 6, 7 is het tegenovergestelde van
krom.
Niki, onze Benjamin, was zóó'n lief jon
getje en zóó veel jonger dan wij. zijn
broertjes en zusjes, dat hij ons aller lieve
ling was. Moeder vond, dat wij hem wel
wat verwenden en wel wat heel erg ook,
maar wij waren allen van oordeel, dat we
hem niet anders behandelden dan.., hij
verdiende.
Mies en Ineke, onze zussen, deden niets
liever dan met hem te gaan wandelen, ter
wijl Karei en ik het leuk vonden hem aller
lei spelletjes te leeren. En natuurlijk vond
Niek niets zóó prettig als met „de groote
broers" te raogeu meespelen. Hadden wij
één van allen eens een extraatje, dan deel
den we wat met Niek. Kregen we bij onzen
kruidenier een zakje pepermuntjes, flikjes
of zuurtjes toe, dan verhuisde het grootste
gedeelte van den inhoud ervan naar Niki's
maag. Wij vonden dat niet meer dan na
tuurlijk en Niki vond het zelfs heel na
tuurlijk. We hadden hem immers altijd
zoo lang als hij zich herinneren kon
van alles het leeuwendeel gegeven. Ik ge
loof eigenlijk, dat Moeder dit met verwen
nen bedoelde en een feit was het, dat Niek
het als vanzelf sprekend \ond, dat het
beste voor hem was.
Met ons gaf dat geen moeilijkheden,
maar wanneer hij met vriendjes of buur
jongetjes speelde, waren botsingen onver
mijdelijk. Die vriendjes toch waren er niet
tevreden mee, dat Niek zich veel meer van
het voorradige lekkers toeeigende dan hem
toekwam, 'k Geloof eigenlijk, dat Moeder
gelijk had en wij van onzen Niek een jon
getje maakten, dat van alles altijd het
beste en bet meeste hebbpn moest. Wij
merkten dit pas, toen we tot de ontdek
king kwamen, dat Niki's vriendjes hem
niet zoo „schattig" vonden als wij.
We belegden daarom met ons vieren een
Dit plaatje kun je maken van leghoutjes
of lucifers, waarvan de koppen eerst ver
wijderd zijn.
Voor het hoofd van den ruiter kun je een
grooten knoop nemen, voor het oog van
het stokpaardje een kleineren.
Zorg maar, dat de ruiter stevig komt te
zitten op zijn ros en geen buiteling maakt.
vergadering, waarin met algemeene stem
men besloten werd, dat we Niek niet meer
zoo zouden verwennen. Degene, die het
toch deed, mocht drie dagen lang niet met
hem spelen of wandelen, een straf, die
niemand graag opliep.
't Kostte ons eerst wel wat moeite, ons
besluit te handhaven. De kleine baas kon
ons zóó lief smeekend aankijken, dat we al
onze wilskracht moesten aanwenden om
niet te doen, als vanouds. Ik denk: als de
drie „strafdagen" niet als boete gestaan
hadden op een overtreding onzerzijds, wij
maar al te vaak in onze oude fout verval
len zouden zijn.
Ons nieuwe „systeem" beviel Niki aller
minst. Hij begreep er de reden niet van en
zag alleen de minder prettige gevolgen, die
bij er van ondervond.
Weldra zou echter blijken, dat als Niek
van ons dan zoo weinig kon loskloppen, hij
dit bij vreemden probeeren ging.
Vóór ik echter verder ga, moet ik eerst
nog vertellen, dat Niek een gewoonte had.
die het geheele huishouden op stelten zetten
kon en ons allen menig angstig oogenblik
bezorgde.
Niek had namelijk de gewoonte reeds
vanaf den tijd, toen hij nog maar 'n heel
klein jongetje was, dat nauwelijks loopen
kon den voortuin met zijn kruiwagen of
Poes uit te glippen, zonder dat iemand
Jaar iets van merkte.
Achter ons huis hadden we geon tuin en
hoewel Moeder allen leveranciers verzocht
het hek achter zich te sluiten, als Niek in
den voortuin speelde, was er altijd wel eens
één onder hen, die dit verzuimde. En na
tuurlijk zag de kleine bengel dit dadelijk
Plotseling merkte Vader, Moeder of één
van ons dan, dat Niek in geen velden of
wegen te zien was. Groote schrik natuur
lijk! We renden allen een verschillenden
kant uit om den kleinen vluchteling op te
sporen, wat één van ons dan na korteren
of langeren tijd gelukken mocht. Gelukkig
beeft hij nooit eenig letsel op zijn „uit
stapjes' gekregen. Maar altijd waren wij
toch weer even ongerust. Ons ongeluk was.
dat wij, wanneer wij hem vonden, zóó blij
waren, hem ongedeerd te zien, dat wij ver
gaten op hem te brommen.
En als Moeder hem dan later onder het
oog trachtte te brengen, dat hij heel stout
was geweest cn Moeder en ons allemaal erg
ongerust en bedroefd had gemaakt, sloeg
hij zijn armpjes om Moeders hals, keek
haar meer don schattig aan en beloofde
haar, nooit meer weg te zullen loopen
Maar al te gauw vergat hij echter zijn
beloften weer en herhaalde hij zijn euvel
daad.
Op straat had iedereen schik in 't ventje
Hij was heelemaal niet verlegen, sloot met
iedereen vriendschap en kon zóó leuk bab
belen en allerlei vragen doen, dat hij de
horten van oud en jong won.
Op zekeren dag nu wa3 het vreeselijke.
dat ons steeds weer opschrikte, opnieuw
gebeurd. Niki was weg! Wij er weer mei
ons allen op uit! Maar hoe wij ook op alle
mogelijke en onmogelijke plaatsen zochten,
nergens konden wij ook maar een spoor
van den kleinen vluchteling ontdekken.
Nog nooit waren wij zóó ongerust geweest.
Ineke vertelde snikkend, dat zij bij den
kruidenier een paar koekjes toegekregen
en er één van aan Niki gegeven had. De
bengel had zich niet heel tevreden getoond
met zijn aandepj in de winst, maar Ineke,
gedachtig aan de boete, die wij onszelf had
den opgelegd, voor het geval wij Niek ver
wenden, had hardnekkig geweigerd hem
meer te geven. Zij had er nu vreeselijke
spijt van en liet zich maar half troosten
door Moeder, die haar verzekerde, dat zij
het heusch niet helpen kon, dat Niek weg-
geloopen was.
Ineke en ik gingen nu samen naar den
kruidenier in het dorp. maar deze noch
zijn bediende had ons broertje gezien. Ge
lukkig was er geen water in de buurt en
worden er slechts heel weinig auto's ge
zien. Wij hielden dit elkander en onszelf
telkens voor, maar... onze ongerustheid
bleef.
Eindelijk zei Karei:
„Vader, herinnert u zich nog, dot we van
't voorjaar met Niek op de hei waren en
er toen juist een kermiswagen stond? Niek
was er gewoon niet weg te krijgen. Zou hij
soms
„Maar de hei is zoo'n eind weg!" riep
Vader nu uit. Zijn gezicht stond heel ern
stig en verontrustte ons nog meer.
„We gaan er heen!" zei Vader plotseling
„Karei en. Leo gaan met me mee. Dan kun
nen Moeder en de meisjes dichter bij huis
blijven om te zoeken."
Hoe heerlijk wij het anders ook vonden,
met Vader naar de bei te gaan, dezen keer
was het geen vroolijke tocht En wat duur
de het lang, eer wij er waren! Zouden we
er dan nooit komen?
Eindelijk, daar lag de hei vóór ons! En
wie schetst onze onuitsprekelijke vreugde,
toen wij daar, vlak bij een woonwagen en
zijn bewoners, onzen Niek op den grond
zagen zitten? Niek, die smakelijk in een
boterham hapte en even op zijn gemak
scheen te zijn, daar ver van huis bij die
vreemde raenschen, als wanneer hij thuis
zijn boterham at
„Niek! Niki! Ni-ki-i!" riepen wij allen
als om strijd.
De ondeugd wuifde met zijn boterham
naar ons en wij waren weldra bij hem.
De man uit den woonwagen 't was ge
lukkig een met een goed, vriendelijk ge
zicht! vertelde ons nu, hoe „de jonge
heer" naar hem toe gekomen was, juist
toen zij een boterham gingen eten cn ge
vraagd had, of hij er ook eentje kreeg
Zijn vrouw, die dadelijk begreep, dat hij
verdwaald was, had hem twee dikke boter
hammen gegeven. Ze haden met veel moei
te uit hem gekregen, hoe hij heette en
waar hij woonde cn hadden hem in den
woonwagen naar huis willen brengen, Juist
toen wij er aankwamen.
Na de wagenbewoners vriendelijk be
dankt te hebben, nam Vader Niek, wiens
beentjes nu toch wel moe waren, op zijn
sterken schouder en zoo ging het in triomf
naar huis.
Moeder begon te schreien van blijdschap,
toen zij haar lieveling terugzag Maar dat
snapte Niek niet. Hij begreep alleen maar,
als iemand van verdriet of pijn huilde en
hij had zóó'n medelijden met Moeder, dat
hij zijn wangetje tegen haar gezicht aan
vlijde en zei:
„Nou loop ik heusch nooit meer weg, of
ik zal *t u eerst zeggen. Mammie.
„Dat is afgesproken!" zei Moeder lachend
en zij knuffelde den kleinen baas meer dan
hij eigenlijk verdiend had.
En Niek hield woord, want vanaf dat
oogenblik heeft hij mocht hij al eens
neiging krijgen weg te loopen het altijd
eerst aan Moeder gezegd. Hij vertelde baar
dan ook, waar hij heen ging en liet zich
gewillig van zijn voorgenomen plan afbren
gen, wanneer dit niet met Moeders goed
vinden was.
Na dien laatsten angst-vollen middag
brak er voor ons allen dus een rustiger tijd
aan.
HOE DE WITTE MAN KWAM.
Lit: „Stories the Iroquois tell their
children".
Lang, lang voordat Columbus in Amerika
kwam woonden daar de Roode Kinderen.
Zij waren de eerste en de eenige echte
Amerikanen.
Van het Groote Zeewater In het Oosten
tot het Groote Zeewater in het Westen
woonden overal deze Kinderen van Zon,
zooals ze zichzelf noemden.
Vrij en gelukkig als het zonnelicht en de
lucht om hen heen liepen ze door de groote
bosschen, die heelemaal van hen waren, of
ze roeiden hun kano's van boombast de ri
vieren op en af. Toen had de Indiaan een
droom. Dat was lang voordat Columbus zijn
droom van de Westersche Wereld droomde.
In zijn droom zag de Indiaan een groote
Witte Vogel uit het Oosten komen. Zijn
vleugels strekten zich uit ver naar het
Noorden en Zuiden. Met groote kracht en
snelheid vloog hij naar de ondergaande
zon toe.
Vol vrees en verbazing zag de Indiaan
dien reusachtigen vogel komen en verdwij
nen. Hij begreep, wat het beteekende en
zijn hart was bedroefd.
Toen kwam de Witte Man. Van het groo
te Zeewater in hot Oosten kwam hij in
een kano met groote witte vleugels. Met
één hand wees hij naar boven, naar den
Grooten Geest en met één hand naar voren,
naar de Roode Menschen. HIJ vroeg om
een klein plaatsje. Als hij maar zoovee!
plaats had om te zitten als de huid van
een buffel, dan was het genoeg, zei hij.
Onder het aanroepen van den Grooten
Geest begroetten de Roode Kinderen den
Witten Man en noemden hem „broeder".
Ze gaven hem de zitplaats waar hij om
vroeg. Ze gaven hem ook een groote buf
felhuid en wezen hem, waar hij die kon
uitspreiden bij hun kampvuur.
De Witte Man nam de buffelhuid. Hij be
dankte zijn Roode Broeders in den naam
van den Grooten Geest. Toen begon hij de
huid in een hoeleboel 6malle reepen te
snijden. Toen de heele buffelhuid in smalle
reepen was gesneden, bond hij ze aan el
kaar. Het werd een lang koord. Verwon
derd keken de Indianen toe, terwijl de
Witte Man oen zitplaats aan het afmeten
was zoo lang en zoo breed als dit koord
omspannen kon. Het kleine plaatsje, zoo
groot als een buffelhuid, werd een heel
stuk land.
Al gauw vroeg de Witte Man nog een
plaats om te zitten. Dezen keer vielen de
tenten en het kampvuur van de Indianen
er ook in. Hij vroeg hun of ze een paar
pijlschoten verder wilden gaan. Dat deden
ze.
Toen verlangde de Witte Man nog een
zitplaats. En telkens moest hij een grootere
buffelhuid hebben. Dezen keer reikte de
buffelhuid zoo ver, dat er een deel van de
jachtgronden en de vischplaatsen van de
Indianen bij waren.
Weer gingen ze wat verder op. Weer
kwam de Witte Man ze achterna. lederen
keer werd het stuk grooter totdat de In
dianen nog maar een klein plaatsje had
den om op te zitten, zoo groot als een buf
felhuid.
Zoo ging het toen de Witte Man kwam.
Als een Groote Witte Vogel, die uit het
Groote Zeewater in het Oosten naar het
Groote Zeewater in het Westen vloog; en
hij dreef de Indianen van do opgaande zon
naar de ondergaande Zon.
Richelieu, minister van Lodewijk XIII,
die koning van Frankrijk was, mocht den
veldmaarschalk Bassompierre niet lijden,
niettegenstaande deze een moedig en trouw
dienaar van zijn vorst was.
Richelieu rustte niet, vóór de Bassom
pierre in do Bastille (staatsgevangenis te
Parijs) opgesloten was. Deze opsluiting
duurde tien jaar.
Zoodra de veldmaarschalk in vrijheid ge
steld was, begaf hij zich naar den koning.
„Hoe oud zijt gij?" vroeg Lodewijk XIII
hem.
„Vijftig jaar, Sire," antwoordde de ex-
gevangene.
„Hoe nu?l" riep de vorst verbaasd uit.
„Ik dncht, dat gij minstens zestig jaar
waart."
„Dat is ook zoo, Sire," antwoordde Bas
sompierre, „maar ik tel de tien jaren, welke
in de Bastille heb doorgebracht, niet mee.
daar het mij niet vergund was, ze in dienst
van Uwe Majesteit te gebruiken."
BLADVULLING.
Lill, dia gaan somman maakte.
(Ingezonden door een nichtje).
In de serre zat mevrouw Van der Moor
met Lili, die met haar poppen zat te spe
len. Ze was acht jaar en zat op school in
de derde klas. „Lili, heb je sommen al af?"
„Och neen, moeder", en toen op vleiende
toon: „Wilt U ze even voor mij maken?"
„Vooruit dan maar", zuchtte mevrouw. Het
was eigenlijk heel verkeerd van haar, om
«lat te doen. Want rekenen was het zwakko
punt van haar dochtertje.
De volgende dug zei de juffrouw: „Wel
Lili, wat heb je je sommen weer prachtig
in orde, net als verleden week; je zult nog
knap worden in rekenen". Maar een week
later, toen Lili naar bed ging, zei haar
moeder: „Je hebt je sommen zeker wel af?"
„O neen, dat heb ik heelemaal vergeten,
maar dan doet U het wel hè?" „Neen,
zei haar moeder, dan moet je maar eens
straf hebben." Lili begon bitter te schreien
Maar er was niets aan de doen.
De juffrouw was erg boos, toen ze den
volgenden dag merkte, dat Ltli haar som
men niet gemaakt had. Na een paar dagen
kregen re rekenrepetitie. Lili ging vol goe
den moed aan het werk. Ze had alle vijf
sommen af. Den volgenden dag kwam de
directrice en las de cijfers op. Vo! span
ning zat ze te wachten. Daar had je het.
Lili van der Meer. Maar wat schrok ze.
De directrice zei hot heel zacht. Lili be
gon ineens te schreien. Ze had een één.
Had ze daar zoo hard voor gewerkt? Toen
ze een week later met haar rapport thuis
kwam, was het ook weer huilen. Ze was
n.l. blijven zitten, want de onderwijzeres
vond, dat een kind met een VA op haar
rapport voor rekenen niet over kon gaan*
Nu had ze berouw, dat ze niet ijveriger
baar sommen thuis maakte. Maar nu wai
het te laat. Lili is later beter haar best
gaan doen en is niet meer blijven zitten.
CORRESPftNDENTIC.
«riff p utter. Ja echt vervelend.
Dat kan wel. Beterschap er mede. Nu je
het zegt, geloof ik het ook. Bij mij ook nog
niet maar ik merk er niet veel van.
G o u d f a z a n t. Dank je wel voor het
versje. Neen, het is geen prettig weer.
Chrysant. Zoo'n avond lijkt je ze
ker wel, hè. Neen, ik had geen tijd meer.
Jupiter. Dat begrijp ik en ik denk
dat alle neefjes cn nichtjes dat ook wel
willen, maar als je er een krijgt zul je het
wel zien. Ja, ik ook. Nog niet.
Paddeltje. Ja, erg Jammer van nt
die mooie gebouwen. Neen, er is nog niets
aan den gang. Dat merk je wel. Dat mag
alleen niet als je een versje of raadsel of
verhaaltje instuurd, begrijp je?
Kolibrie. Ja, dan kon je ze natuur
lijk niet oplossen. Prettig dat je het zoo
leuk vindt.
Mar Jol ij n t j e. Dan kan ik je geen
antwoord geven, want ik kan toch niet rui
ken van wien die brief komt? Dat is goed,
hoor.
O v i d i u s. Dat is prettig. Ja, heel
graag zelfs. Dank je wel.
Wildzang. Ja, het is zeker een heel
werk. Ja, dat gaat best. Dat hoor Je nog
wel. Nu, ik zou niet graag in een zomer
jurk gaan loopen, die winterjas lijkt me
meer. Dat heeft al in andere kranten ge
staan, dus niet geschikt.
Wipneus. Dank je wel, voor het
raadsel Heel graag.
Prins. Meer neefjes en nichtjes von
den ze moeilijk. Nog wel gefeliciteerd. Dat
zou ik ook worden als je me zoo aan het
plagen was.
Vinkje. Wel gefeliciteerd hoor. Jon
gen, wat heb jij een verjaardag gehad en
zooveel visite, maar je moet er ook weel
een heel jaar op teren.
Cl y via. Beetje, zeg maar gerust heet
erg. Het is nog alles behalve zomer, hóór.
Zonnestraaltje. Dat doet meplo-
zier. dan ben ik ook blij. Vee! plezier ga-
had?
Piepkuiken. Werk dan maar vlij
tig en een volgende maal meer.
Kikvorsch. Maar *e kunnen toch
niet allemaal even makkelijk zijn. En an
deren weer wel. Naturulijk niet. Dat zul je
wel zien.
Sneeuwwitje. Ik miste je ook al,
maar dat is ook een nuttig werk. Dat zal
wel.
Cosmea. Misschien krijg jij hem wel,
wie weet. Ja, er komen er hoe langer hoe
meer.
Violiertje. Dat vindt je zeker we!
fijn, hè. Ja, dien ken ik wel. Neen, zeg dat
wel.
Bruinoog. Nou en of maar dan eet
je zooveel te meer. Ja, als hij niet schrijft,
krijgt hij vanzelf ook geen antwoord.
Meikbekje. Daar heb ik nog geen
tijd voor gehad. Dat heb ik gemerkt. Dat
is goed hoor.
Aster en Kievit. Best hoor. Ik zal
het voor jelui vragen.
Karrekiet Jongen wat een prachtig
cadeau, daar was je zeker wel erg blij moe,
hè. Dat bewaar ik zooveel mogelijk.
Robbedoes. Overkomt je dat dan
niet altijd: Dat heb ik al gehoord. Dus dat
weet je al allemaal, prachtig hoor. Dat
hoop ik ook. Die mijnheer is een ergo grap
penmaker, hoor.
Kampioen. Je wordt een heele
huishoudster, heb ik in de gaten. Daar zou
ik zeker mijn best maar voor doen.
Cupido. Als jo daar dicht bij woont,
dan zie je ze natuurlijk doorloopend. Dat
zal wel.
Neptunus. Gelukkig maar. Ja, ze
ker kan dat. Die heb ik nu niet maar ik
zal het voor je vragen. Dat is goed.
Blondje. Dat zul je wel zien. Ik
denk dat ze ergens tusschen zitten, ik zal
eens kijken. Veel plezier.
Balsemientje. Een volgende maal
schrijf je zeker meer.
Donderpadje. Ik heb hem w<^
maar ligt al in de prullemand, daar hek
ik geen tijd voor.
Dat zul je dan wel fijn vindon.
Ccasar. Dat hoor je allemaal nof
wel. Neen, nog niet.
Kwik. Gezellig hè, om zoo te knutse
len en als het dan goed uitvalt is het nof
prettiger.
Radio. Dat raadsel lijkt me een bed
je te moeilijk, maar ik dank je voor de
moeite.
Maandroosje. Schrijf je me de
volgende week weer meer. Het is nog echl
guur, hoor.
ONS RUILHANDELHOEKJB.
Ce as ar. Heeft 8 Verkade's kamer
planten bonnen en wil daar graag 8 Hil-
te'8 bonnen voor terug hebben.
Jupiter. Heeft 9 nieuwe Belgische
postzegels en wil daar graag 9 Kamerplan
ten voor terug hebben.
N e p t u n u s.Heeft Roodbandplaatjei
en wil daar graag Oldekott's plaatjes voor
terughebben.
Balsemientje. Heeft 25 Amstel-
penningen en wil daar graag 25 Kamer
planten voor terug hebben.
Aster en Kievit. Hebben 11 DJk
Trorn koek punten, 5 roodbandplaatjes, 4
Erdal punten, 3 Arks beschuitbonnen, f
Duifpunt, 1 Dobbelman cigarettenbon, f
Oldekottplaatje, 7 nieuwe Belgische post
zegels cn daarvoor hadden zij graag Peli
kanen cn Haustbonnen (geen plaatjes) ver
der heb ik ook nog 17 Amstelpenningeft
en daarvoor ook Pelikanen.
Kikvorsch. Heeft 29 verschillend#
plaatjes van de Bloemenvelden en zok
daar graag 29 roodbandplaatjes voor teruf
hebben.
Wie van jelui wil ruilen chrtjve mf
dit gelijk met raadsels.
OOM KAREL