KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
xxxxxxxxx
x 1
MET PINKSTEREN UIT, MAAR.
Van alles Wat.
MIJNHEER BONJOUR
Ziezoo, we zijn er met onzen kampioen-
wedstrijd. Ik heb nu, dank zij de hulp van
velen van jelui, zooveel raadsels bij elkaar
gekregen, dat we kunnen beginnen. Nu
gaan jelui natuurlijk allemaal al gauw
verder kijken in deze krant, waar of de
eerste raadsels voor dezen wedstrijd staan.
Maar die moeite behoef je niet te doen,
want we beginnen pas de volgende week,
dus op Zaterdag 25 Mei. Dat heb ik met
opzet gedaan, in de eerste plaats omdat
jelui in de Pinkstervacantie misschien
veel uit zijn en er dan niets komt van
raadsels oplossen en in de tweede plaats,
omdat nog enkele neefjes cn nichtjes me
schreven, dat ze het nog niet goed begre
pen hadden. Er werd me o.a. in een van
de briefjes gevraagd, of de gewone raad
sels ook meegelden voor de kampioensti
tel. Neen, die zijn alleen voor de gewone
wekelijksche prijs. Boven de raadsels, die
voor den wedstrijd zijn, zal duidelijk ko
nten te staan „Voor den Kampioenwed
strijd". Bij de oplossingen zet je clan het
woord „wedstrijdraadsels" cn stuurt me
die oplossingen op een apart velletje pa
pier tegelijk met je brief en de andere raad
seis. Je zult zien, als we de volgende Za
terdag beginnen, is het heel gemakkelijk
en begrijp je dadelijk wat clc bedoeling is.
Zooals ik al gezegd heb, vier weken lang
komen er twee extra raadsels voor dezen
wedstrijd, dus op 25 Mei, 1. 8 cn 15 Juni.
Om mede te dingen naar de kampioensti
tel moet je dus 8 raadsels zonder een en
kele fout oplossen. Dol lijkt je misschien
nog heel erg moeilijk, maar het zal je best
meevallen. De volgende week dus het be-
in van onzen raadselwedstrijd om den
ïere-schuilnaam van „Kampioen".
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de raadsels van de
vorige weck zijn:
T. Negen
Tl. Delft elft.
III. ei land eiland.
De prijs is deze week gewonnen door
Spring in 't Veld, die hem as Dins-
lag aan ons bureau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I Op de kruisjedijncn komt de naarn
van een dier, dat de polit i j goede diensten
ian bewijzen.
X k
X
X
X
X
X
- X
Op de 1ste rij een medeklinker.
Op de 2e rij een tuingereedschap fook
><jn Belgische badplaats).
Op de 3e rij houdt een predikant.
°p de ie rij is geen verdriet.
Op cle 5e rij het gevraagde woord.
Op de 6e rij het tegenovergestelde van
slordigheid.
Op de 7e rij is cle kleur van de haren van
elen van jelui.
Op de 8ste rij een achtervoegsel.
Op de 9e rij een medeklinker
II. Op de kruisjeslijnen komt iets. dat je
«ie keuken vindt.
X
X
X X X X X
X
X
Op de 1ste rij een klinker.
Op cle 2e rij een verecniging, clie mooie
'ietspaden aanlegt.
Op de 3de rij het gevraagde woord.
Op de 4de rij is niet mager.
Op de 5de rij is een medeklinker.
JANNEMAN.
Weel je wat er is gebeurt,
Jantje heeft zijn broek gescheurd.
Ta, nu krijgt dat stoute Jantje
Thuis natuurlijk weer een standje.
En ze houclen overal
't Arme Jantje voor de mal.
Eerst, eerst was 't nog maar een lipje.
Maar nu zie je 't heele slipje.
Jantje weet zich heusch geen raad,
Zoo bespottelijk als dat staat.
Jantje houdt zijn hand er voor
Maar dat helpt geen ziertje hoor.
Want je snapt dat Jantjes vrinden,
't. Slipje toch wel kunnen inden.
Telkens trekken zij er an
Arme stakker van een Jan.
(Ingez. door Prins.)
GRAPJE.
Kleine Jantje heeft van moeder twee
zandtaartjes gekregen, met cle mededeeling
dat er. een voor hem is en hij het andere
aan zusje geven moet. Ze zijn precies ge
lijk. en hij vraagt, nu welke van de twee
voor hem en welk voor Mientje is. Daarop
weet moeder, ook geen verklaring. Maar
Jantjes gezicht heldert plotseling op, want
hij heeft do oplossing gevonden.
„Ik zal van die van zusje een hapje af
bijten", zegt hij triomfantelijk, „dan ont
houd ik het 't beste."
„En biet hebben jullie nu ieder van mij
een gulden in je portemonnaie. Als je op
reis gaat, moet je geld op zak hebben," zei
Vader, terwijl hij voor Anke en Tineke ieder
een blinkend geldstuk op tafel legde.
O, wat was uit logeeren gaan toch heer
lijk! Ze hadden nu al. zooveel plezier, nu
het nog niet eens zoo ver was; hoe zou het
clan wel zijn, als zo morgen in den trein
zaten cn als ze bij Tante Greet in Arnhem
waren, die zich altijd uitsloofde om aller
lei pretjes te verzinnen. En voor Anke was
het nog het leukst. Want die was nog nooit
in Arnhem en ook nog nooit uit logeeren
geweest. Anke was niet sterk en ze man
keerde dikwijls wat, daarom hield Moeder
haar maar 't liefst bij zich. Maar nu dezen
winter was alles zóó best gegaan, ze was
heel niet verkouden geweest en kon zelfs
flink eten, zoodat Moeder haar nu wel mee
durfde sturen. Tineke was al eens meer bij
Tante Greet geweest en die had natuurlijk
allerlei opgewonden verhalen gedaan, over
het prettige, dat Anke te wachten stond.
Anke was dan ook vol verwachting. En zoo
fijn, dat de meisjes met zin beiden mochten
komen. Moeder had gedacht, dat Tante al
leen Anke zou vragen, maar Tante schreef,
dat ze nu twee logeerbedden had, dus dat cle
meisjes gerust samen konden komen. Dat
had het feest nog grooter gemaakt voor
Anke. Als Tante nu nog eens wat te doen
had, konden ze samen spelen. Ze hadden
den bal en bet springtouw al in de réis-
mand gedaan.
De meisjes waren zoo juist in het bad
geweest en mochten in haar pyama binnen
nog een kopje thee drinken. Maar nu zei
Moeder toch, dat ze naar bed moesten.
„Ja," zei Anke, „laten we maar gauw
gaan, dan is 't vlug Zaterdag. Hoe laat gaan
we ook weer, Paps?"
„Om half twee, als 't kantoor uit is."*
„Hè, wat laat! Hebt u geen Pinksterva
cantie?" vroeg Tineke
„Neen, daar houden ze zich bij ons niet
mee op. Maar we zijn er vlug, even over half
drie al," antwoordde Vader.
En nu trok het tweetal met Moeder naar
boven, de guldens in de hand. Met Sint
Nicolaas hadden ze elk een eigen ponemon-
neetje gekregen cn daar werd nu het geld
in gedaan. De gewichtige reismand stond al
half gepakt. Met plezier bekeken cle meisjes
alle schatten nog eens, die er in lagen: de
schoont» pyama's, nieuwe lichte kousen, een
doosje Utrechtsche sprits voor Tante, zak
doeken, enz. enz. En op twee hangertjes
aan de deur hingen de nieuwe jurken. Zo
waren inderdaad keurig geworden met de
witte kraagjes en manchetten. Ze hadden
de stof zelf uit mogen zoeken en ze hadden
dezelfde keus gehad: wit met een fijn roso
bloernetje.
„Nu zijn jullie Zondag echte Pinkster
bloemen," zei Moeder.
„Waarom?" vroegen beiden tegelijk.
„Wel, nieuwe jurken aan en nieuwe kou
sen. Er zijn menschen, die op Pinksteren al
tijd voor 't eerst hun nieuwe zomerkleeron
aantrekken en dat noemt men dan Pink
sterbloemen."
„Nu. laat ik dan maar een Pinksterbloem
zijn," zei Tineke, „ik trek m'n mooie jurk
toch aan."
„En ik natuurlijk ook," voegde Anke er
bij.
„Dat was ook clc bedoeling," zei Moeder
tot geruststelling.
Ze lagen nu gauw in bed cn sliepen ge
lukkig ook weldra in. Ik denk, dat ze alle
bei wel van de logeerpartij droomden. Anke
riep ten minste tweemaal zóó hard in baar
slaap, dat Moeder eens ging kijken. Maar ze
sliep en gaf geen antwoord, toen Moeder
vroeg, wat ze mankeerde.
Toen ze 's morgens wakker werden, had
den ze 't natuurlijk dadelijk over de reis.
De zon scheen vroolijk het aardige .slaap
kamertje binnen cn noodde haar uit om op
te staan. Tineke was dadelijk haar bed uit,
maar Anke zei:
„Ik ben nog een beetje lui, ik sta nog
niet op."
Dal vond Tineke wel flauw, maar ze had,
toen ze klaar was, nog genoeg te doen op
het kamertje. Er waren-nog allerlei klei
nigheden, die ze in wilde pakken: de
de tandborstel, cle pasta, enz.
Toen ze haar bed afhaalde, zei ze: „kom
jij er nu ook uit?"
Juist kwam Moeder binnen om Anke even
te helpen. Maar nauwelijks stond Anke
naast haar bed, of Moes zei: „Maar kind,
wat zie jij e:' uit? Je snoetje zit vol roode
vlekjes."
Tineke kwam er ook bij en keek:
„O, ja, wat gek," zei ze.
Moeder keek eens op Anke's hals, borst
en rug en ook daar zat 't Nol vlekjes, zelfs
op haar beenen en armen en op haar
handjes.
„Maar 'k ben heelemaal niet ziek." zei
Anke met een bevencl stemmetje.
In dat oogenblik ging er van alles door
haar klein, blond hoofdjeo, verbeeld
je toch eens, dat de r$is niet doorging!
Het drietal was op eens erg uit het veld
geslagen. Vader werd er ook bij geroepen cn
die vond 't best om meteen den dokter maar
te latpn komen. Je kon nooit weten, wat 't
was. En natuurlijk moest ze weer in bed.
Wat was dat een tegenslag!
Maar Tineke was erg hoopvol gestemd.
,,'t Kan best wezen, dat de dokter zegt,
dat 't niets is. Dus laten we nog maar niet
treu ren."
De dokter kwam nogal vlug en onder
zocht Anke grondig.
„Wat is T?" vroeg Moeder.
„Ik weet niet, wat t worden zal," zei hij.
„Ze moet vooreerst in bed blijven en
moet de temperatuur opnemen."
„Dus ze kan niet op reis," vroeg Moeder.
„Neen, dat mogen we niet wagen. Ik kom
morgen terug. En als zich iets bijzonders
voordoet, dan waarschuwt u maar even."
Moeder liet den dokter uit en toen ze
weer boven kwam, lag Anke erg te snik
ken. Tineke was bezig haar te troosten,
maar niets wou baten. Ze had haar al van
alles beloofd, dat ze wat mooi s uit Arnhem
zou meebrengen, dat ze een heeleboel prent
kaarten zou sturen en dat Anke met haar
mooiste pop mocht spelen.
„Waarom moet ik nu ook net ziek wor
den?" snikte Anke.
„Ja, vrouwte, daar is nu niets aan te
doen. Wees maar blij, dat. je nog thuis bent.
Wat zou het vervelend geweest zijn, als je
bij Tante niet goed was geworden. En wat
zouden wij dan in angst gezeten hebben!"
Zoo zachtjes aan, kalmeerde Moeder haar
kleine meisje toch. Maar toen moest noodig
een telegram naar Tante Greet weg. Moeder
schreef op een papiertje: „Anke ziek. Vader
alleen met Tineke." En het adres er bij na
tuurlijk.
Tineke moest het telegram even wegbren
gen.
Veel van Tineke's plezier over de reis
was weg. Natuurlijk was het alleen ook wel
gezellig bij Tante. „Maar 'k zal telkens aan
Anke moeten clenken, die alleen thuis is.
En verbeeld je, dat 't e-ens besmettelijk is.
En dat ik het bij Tante Greet ook krijg. Wat
zou dat vervelend voor Tante zijn! Maar
waarom zou ik bet eigenlijk krijgen, ik
mankeer nooil wat, neen ik krijg 't vast
niet," zoo stelde ze zich zelf gerust. En haar
gedachten gingen naar het heerlijke uit
stapje.
Op eens was 't, of ze Anke weer hoorde
snikken. Wat zielis: toch, dat zij zoo vaak
wat had. En gewoonlijk hield zij zich er
zoo flink onder. Maar nu had Anke £cht
verdriet, 't .Was clan ook een reuze-teleur-
stelling!
Tineke was nu bij liet Postkantoor ge-
komen. Ze keek eens naar haar briefje. En
plotseling nam ze een besluit. Ze zou 't an
ders seinen. In cle hal lagen telegramformu
lieren. Ze schreef eerst 't adres over en
daarna: Anke ziek. Vader komt alleen."
Ja, zoo was 't goed, dan kon Vader alles
aan Tante en Oom vertellen.
Ze gaf het telegram af. betaalde en ver
liet blij het kantoor. Wat zou Anke verrast
zijn!
Toen ze voorbij een bloemenwinkel kwam,
bleef ze even staan. Vader had den gulden
toch eerlijk gegeven. Ze stapte daarom clcn
winkel binnen en keek eens rond.
.Wat blieft u, jonge dame?" vroeg de
blo°*rHC+-
e vol/
juisj
a I
„Meneer, heeft U ook Pinksterbloemen?
Tineke dacht aan de licht paarse bloe
metjes, v\aar heele weiden soms mee vol
staan.
„O, zeker," zei de meneer, „ik heb
iets heel bijzonders." En hij haalde uit dé
étalage een keurigen pot in een paars om}-
hulsel en daar stonden bloemen in, die veel
op tulpen leken, maar ze hingen als sneeuwr
klokjes, en ze waren lila met donkere vlek
jes.
„Zijn dat Pinksterbloemen?" .vroeg Ti
neke.
„Ja, zeker. Ik kom uit Zwolle cn cbwy
noemen wij ze Pinksterbloemen, 't Ileetep
ook kievitsbloemen."
„O ja, 't lijken net kievitseieren. Ho-
veel kost die pot, meneer?"
„Een gulden. En als ze uitgebloeid zijn,
kunt u ze in den tuin zetten en dan bloeien
ze elk jaar."
„Geeft u mij dien pot maar," zei Tineke cii
ze legde den gulden op de toonbank.
O, wat was ze gauw thuis. En dadelijl.
liep ze naar boven, met den pot in liaa'
arm.
„Hoe kom je aan die mooie bloemen?'
vroeg Moeder, die voor Anke's bed zat. 1
„Die heb ik voor Anke gekocht, 't zijn
echte Pinksterbloemen."
En Tineke zette de bloemen vóór het becj
van haar zusje.
„O, wat zijn ze mooi!" zei 't zieke ding.
hield zooveel van bloemen!
„En je kunt ze later in je eigen tuintje,
planten, dan bloeien ze elk jaar weer.'
Dat vond Anke nog .aardiger.
„Maar," vroeg Moeder, „hoe kwam je aan
't geld?"
„Ik heb toch gisteravond van Vader een
gulden gekregen."
„Maar die was voor de reis." meende
Moeder.
„Ik ga niet op reis," zei Tineke beslist.
„Niet naar Arnhem?" vroeg Moeder ver
wonderd. En Anke zat met open mond te
luisteren.
„Neen, 'k wou graag bij Zus blijven en
verbeeld u, dat ik 't ook eens kreeg!
„En Tante dan?"
„Ik heb het telegram veranderd en ge
seind, dat Vader alleen komt. Dan kan die
alles vertellen."
Of Moeder boos was, dat Tineke dat maar
zoo eigenmachtig gedaan had? Neen, hoor;
Ze trok haar meisje naar zich toe en pakte
haar eens flink. „Schat", zei ze zachtjes aan
haar oor.
„Dus je blijft bij me?" vroeg Anke op eens
blij, alsof ze 't nu pas begreep.
„Ja, lioe vind je dat?"
„Fijn natuurlijk. Maar vind jij 't niet ake
lig?"
„Neen, hoor. En nu ga ik je wat voorle
zen."
Toen de dokter eersten Pinksterdag
kwam, was hij erg tevreden, 't Was wat
roode hond en heelemaal niet gevaarlijk. En
omdat ze geen koorts had, mocht liet pa
tientje wel naar beneden op den divan, als
ze maar uit den tocht bleef.
Nu werd 't toch nog een feest, want Anke
kon best aangekleed worden. En natuurlijk
mochten ze de feestjurken aan met de rose
bloemetjes.
„Daar gaan de Pinksterbloemen," zei Moe
der, toen de meisjes vooruit cle trap afgin
gen, terwijl ze zelf volgde met cle bloemen
van Anke.
Anke werd gauw op de rustbank geïnstal
leerd cn de anderen gingen gezellig bij baai-
zitten. Tineke verzon allerlei leuke spelletjes
en baalde heel wat vergeten dingen boven
uit haar kastje, waarmee ze nu weer op
nieuw plezier hadden.
Ze waren niet uit, maar hadden niette
genstaande Anke's roode hond, tocli een ge
zellig Pinksterfeest.
J. II
BB IN KG RE'VE—
ENTRÖP.
SPELLETJE.
Waar is Jan?
Voor dit spelletje is een oneven aantal
spelers nooclig. Zij stellen zich in paren
achter elkaar op en degene, die overblijft,
neemt cle plaats vóór alle anderen in. Hij
klapt in de handen en roept:
„Waar is Jan?"
De andere spelers antwoorden dan:
„Achteran!"
De eerste:
„Mag ik hem krijgen?"
Het antwoord luidt nu:
„Als je maar kan!"
Het achterste paar loopt dan uit cn
tracht zich vóór de anderen weer (e ver
eenigen. Indien dit gelukt, vormen deze
twee het eerste paar. De voorste moet ech
ter één der twee uitgeloopenen, zoodra zij in
zijn nabijheid komen, trachten te vangen.
Heeft hij er één gevangen, dan moet deze
zijn plaats innemen. De daardoor afgeloste
moet zich met den overgeblevene als eerste
paar opstellen.
Een weinig bekend Fransch schrijver, met
name Oasimir Bonjour, wilde gaarne bij
iemand toegelaten worden.
De knecht, die hem open deed, vroeg:
„Uw naam, meneer^"
De schrijver antwoordde met zijn bemin-
nelijlesten glimlach: „Bonjour!"
De knecht, die den bezoeker zeer beleefd
vond, zei eveneens:
„Bonjour mijnheer," en ging voort: „Wilt
u mij uw naam zeggen, opdat ik u kan
aandienen?"
„Ik zeg. Bonjour!"
„En ik zeg ook: bonjour mijnbeer. Maar
wien moet ik nu aandienen?"
„Wel: Bonjour! Zoo heel ik!"
De knecht begreep nu pas, dat hij in
plaats van „Bonjour mijnheer" zeggen
moest: „mijnheer Bonjour."
CORRESPONDENTIE.
B a 1 s e m i e n t j e. Ja, zeker dat blijft
voor je klaar liggen maar kom het toch
maar zoo spoedig mogelijk afhalen. Dat
zal wel. Neen, want toen was ik jarig. Ja,
hè maar hier vind ik hef toch nog mooier.
Paddeltje. Met zoo'n Zondag er
tusschen, moet 'alles natuurlijk een dag
vroeger zijn. Ja, ik wel. Het is erg mooi.
Ceasar. Dank je wel voor het raad
sel.
Kwik. Het weer wordt er nu echt
lekker voor. Mooi gezicht is dat, hè. Zoo'n
tuintje had ik vroeger ook. Ik denk dat je
te laat was, want met het oog op den Zon
dag er tusschen moesten de briefjes im
mers een dag vroeger gebracht worden.
Regendrop je. Ik zal wel eens
zien er is niet zooveel plaats meer voor
versjes. Ik denk dat je te laat was. Dank
je wel, van hetzelfde.
Lilliputt er. Ja, gelukkig wel. Ie
der is natuurlijk erg aan zijn eigen schuil
naam gehecht. Ik hoop het ook. Werk maar
prettig, als je dit leest heb je al vacantie.
Jupiter. Ja, heerlijk: dat hoop ik
ook. Vreeselijk, hè. SI el je voor, dan-zou
iedereen te laat zijn gekomen.
Radio» Dank je wel of ik het gebrui
ken kan, weet ik niet
Prins. Dank je wel voor het versje.
Zonne roosje. Ie bent hartelijk
welkom. Wat een snoezige schuilnaam. Ik
zal het voor je vragen.
Meizoentje. - Kind, kind wat ben jij
heerlijk uit geweest, iij zult wel veel ple
zier hebben gehad en vond je de hollen-
velden niet prachtig. Dat is goed. hoor.
Aster en Kievit Prettig «lat jelui
ze zoo mooi vinden. Ik zal het voor jelui
vragen.
Bengel. Lekker zoo ver te wandelen
cn bloemen plukken, dat vond ik vroeger
ook zoo leuk,
Bruin oog. Je. hebt zeker veel ple
zier gehad. Kon je wel wakker worden
's morgens.
S n e e w witje. Ik dacht al, dat je
ziek was. Gelukkig maar.
Kik vors ch -- Je moet den moed niet
zoo gauw verliezen. Ik zal het nog wel eens
voor je vragen. Dank je wel hoor.
K n m p i o e n. Zoolang als clc nieuwe
Kampioen nog niet is gekozen, kun je je
naam houden. Dank ie wel voor het raad
sel.
Cupido. Op een regenachtige dag
zal het misschien wel gaail. Dat zal V-el
Ja, fijn, dank je wel hoor.
Spring in t Veld. Gelukkig, ik fe
liciteer je wel. Neen, die heb ik nog niet..
Of ik hel fijn vind, nou jij clan niet?
Denk ik ook, als ze er maar' niet om
vechten.
Vergeet m ij niet. Je hebt zeker
het- heele huis versierd hè met al die bloe
men
Mier. Ik hoop hel ook. Dan ben je
zeker maar gauw naar bed gegaan.
M a a n cl r o o s j e. - Dank je wel voor
het raadsel maar hoe is de oplossing, die
staat er niet bij?
Grap jak. Je bent hartelijk welkom.
Dank je wel voor het raadsel, dat is een
goed voor den wedstrijd.
Blondje. Ja, prachtig gezicht, hè.
Verkoop ze dan maar vlijtig. Ik vind liet
erg vriendelijk van je maar als ik draar:
eenmaal mee begin, komt er geen eind
aan.
Wi n n e to u. Je bent hartelijk wel
kom. Je leest zeker graag indianen boe
ken, hè. Dank je wel voor het aardige raad
sel.
Klaproos. Je bent natuurlijk harte
lijk welkom. Je mag ze altijd insturen cn
al weet je ze heelemaal mag je mij toch
schrijven en dan krijg je ook altijd anl-
woord.
J o p i e Slim. Dank je wel voor het
raadsel.
Vinkje. Dank je wel maar dat eer
ste heb je al eens ingestuurd, wist Je dal?
M e r e 11 j e. Wel bedankt voor het
raadsel.
W i p n e u s. Ik denk het wel. Ia, hoor.i
Dank je wel.
K i' u 11 e b o 1. Ja, het was te laat. Ik
hoop nu maar dat het zoo blijft.
Ivarrekiet. Het is .maar te hopen,
dat het gauw weer in orde is. Men kan
zich soms zoo 1 eel ij k bezeeren. Dank je
wel voor het raadsel.
ONS RUILHANDELHOEKJE.
Boterbloem. Er ligt een pakjé
voor je klaar.
Zon n è;r o o s j e vraagt of ook ie
mand acliteretikeitcn van Nelle's koffie
voor haar heeft in ruil voor Kamerplan
ten of pelikanen
A ster en Kievit hebben 10 rood-
band plaatjes, 4 kamerplanten, 6 Hip en
Flap bonnen, 2 Hag wapentjes* 1 Olclcnkott
bon en 1 Amstelpenning.
Hiervoor hadden zij graag Pelikanen of
Hauslbonncn.
een pakje voor je klaar.
M a r
Je bént
- Er li-
te laat.
OOM KAREL.