AMEOSFOÖIÏÏSCirDAÖBL®
Waschzijden, Voile- en Mousseline Japonnen.
De Plaatsvervanger
Maandag 27 Mei 1929
>i -deeemlanoer:
27e Jaargang No. 275
RECHERCHEUR DE JONG
OVER KLUNDER'S BRIEF
VERHAAL WEMELEND
•VAN LEUGENS
*N.V. COMPAGNIE LYONNAISE^
DE BOSCHBRAND ONDER
ZELHEM
20 M. hooge vlammen
FEUILLETON.
VEENBRAND IN DE
PEEL
Veel turf verbrand
EEN HULDEBLIJK VOOR DEN HEER
PESIE.
Brave zwem- en badgcnotters.
Weet U dat hier binnenkort.
Iemand als een stoere werker
Voor Uw sport gehuldigd wordt?
Weet ge, dat Heer Pesie spoedig
In de zwemschool jubileert,
Nadat hij een generatie
Daar het zwemmen heeft geleerd?
Voelt ge, goede zwembroek-ridders,
Niet een beetje „nattigheid"?
En is 't voor een Pesie-hulde
Niet juist nü den mooistcn tijd?
Denk maar eens hoe 't vuile water
In het „zwarte-watèr-jaar"
Door zijn zorgen viel In 't water!
En wij allen met elkaar.
Dagelijks weer profiteerden
ln het held'rc frissche nat.
Was hij toen niet kortweg ..redder"
Van de zwemsport in de stad?
Laten we te zamen maken,
's Heercn Pesie's jubile
Tot een welverdiende feestdag
Daar liij zooveel voor ons deed.
Amersfoort, als één man tooncn
Dat U d'arbeid respecteert,
't Met een daad nu gaat bewijzen
Nu heer Pesie jubileert!
Teekcn op bestemde lijsten
Geef van Uw intresse blijk
Heel de stad dient mee te werken
Aan Heer Pesie's huldeblijk!
Firma Vierdag heeft de lijsten
Als U even binnenloopt,
Blijkt, dat zij thans naast sigaren
Ook waardeering U „verkoopt"!
Groegroo.
(Alle rechten voorbehouden)
DE MOORD TE G1ESSEN—NIEUW KERK.
Klunder stond bekend als een
gevaarlijk heer
i Merkwaardige verklaring van
mej. Bessels
Naar aanleiding van den op verzoek van
mr. Roobol, gepubliceerden brief, welke
door J. C. Klunder uit de strafgevangenis
to Leeuwarden verzonden werd aan den
heer Stuy te Baarn. heeft de Tel. naar de
juistheid van verschillende mededeelingen
cn verklaringen in bedoeld schrijven vervat
een uitgebreid onderzoek ingesteld, als re
sultaat waarvan het blad het volgende kan
Diededeelen
Den 22en November 1923 werd Klunder
te werk gesteld aan het bouwerk der Theo
logische school te Kampen, waaromtrent
hij in voornoemden brief schrijft
„Toen ik daar enkele dagen was, kreeg
ik op het werk onaangenaamheden, precies
als te Nijmegen had rechercheur De Jong
mij weer voor een moordenaar uitgeschil
derd. Het slot was gedaan werk, daar zat
ik nu midden in den winter weer zonder
werk."
Hierbij zij aangeteekend, dat de rijksre
chercheur, de heer De Jong, zooals wij
reeds vroeger memoreerden, eerst in de
ïnaand November 1921 opdracht kreeg, een
onderzoek in te stellen in de moordzaak
\an Giessen—Nieuwkerk. Dat de heer De
.Icmg zich een jaar te voren reeds
met deze zaak zou hebben ingelaten, door
Klunder „als moordenaar uit le schilde
ren", is. zooals ons door voornoemden rijks
rechercheur ten stelligste verzekerd werd.
volstrekt onwaar.
C Waarom Klunder le Kampen
V ontslagen werd.
Waarom Klunder te Kampen ontslagen
werd, wordt duidelijk wanneer men ver
neemt, wat destijds door den heer Wie-
ringen, opzichter bij vorengenoemd
bouwwerk, verklaard is. Volgens dezen op
zichter was Klunder altijd bijzonder bru
laai. Hij kwam 's Maandags nooit vóór 12
uur op het werk cn daji nog wel in be
schonken toestand. Meermalen bedreigde
hjj den opzichter en het was ook eenige
malen noudig gebleken, hem met politie
van het werk te laten zetten. De grondwer
ker van Weeghel uit Amersfoort kende
Khinder van vroeger cn had voor hem ge
waarschuwd men diende, vooral des
avotnds, voorzichtig met liem te zijn. Inder
daad liep J under, na het werk, den op
zichter wel op te wachten, waarom deze
het raadzaam oordeelde, in gezelschap van
den opzichter W. van Eijlen cn den onder
baas W. van Rijn, van het werk te gaan.
Men liep dan, voorzichtigheidshalve, mid
den op straat, om niet onverhoeds door
Klunder te worden overvallen. De heer
.Wieringa liad nog verklaard, destijds er
voor terug te deinzen, aleen in gezelschap
van Klunder in een spoorwegcoupé naar
Zwolle te reizen, daar hij bevreesd was, dat
bij bij de keel gegrepen zou worden.
In verband met het herhaalde wange
drag, werd Klunder op Zaterdag 22 De
cember 1923 ontslagen. Na de Kerstdagen
wilde hij niettemin weer op het werk ko
men. Ilij was wederom beschonken en
daagde verschillende personen uit om met
hem te vechten. Daar er politL bij het werk
geposteerd was, is het niet tot een vecht
partij gekomen.
Aangezien in liet bovenbedoelde schrij
ven van Klunder aan den heer Stuy, her
haaldelijk de naam van den rijksrecher
cheur, den heer De Jong, genoemd wordt,
hebben wij genoemden heer gevraagd, ons-
betreffende eenige punten te willen in
lichten.
Een interview met recher
cheur de ong.
Eerstens vroegen wij, of waar was, wat
Klunder schreef betreffende de wijze, waar
op de rijksrechercheur het onderzoek in De
venter had ingesteld, met name in het ca
fé van den heer Bessels.
Ik kan u daarop een heel koi t cn
heel afdoend antwoord geven aldus liet
de heer De Jong zich uit wam alles wat
Klunder daaromtrent gezegd heeft, is ge
logen van a tot z. Trouwens, die geheele
brief is een brief, wemelcnd van leugens,
van begin tot 't einc' Ik zou niet kunnen
zeggen, wat daarin nu eens werkelijk naar
waarheid was weergegeven. Maar om bet
nu meer omlijnd te ceggen, wil ik U dan
mededeeleu, dat ik nooit bij Bessels ach
ter een gordijn heb gezeten, dat ik nooit bij
Bessels in huis ben geweest, terwijl Klun
der daar was of moest komen. Even on
waar is het, dat ik de hand zou hebben ge
had in dien brief van een architect uit
Zwolle.
Wij vroegen vervolgens, of het juist was,
dat de vermelding „vrees voor ontvluch
ting" op het bevelschrift tot gevangenne
ming van Klunder, in eenig verband stond
met de door hem geschreven sollicitatie,
op een advertentie.
De heer de Jong antwoordde ons, dat
ook dat geheele relaas van Klunder op fan
tasie berustte.
Hoe zat dat met dien schuilnaam Jan
sen, waar Klunder over schrijft Hij zegt
in zijn blief, dat het gebruik van dien
schuilnaam geschiedde, om te kunnen aan-
tooncn, ciat het hem met de sollicitatie
geen ernst was, omdat hij immers op een
schuilnaam geen buitenlandsche papieren
zou kunnen krijgen.
Toen ik die zinsnede in Klunder'a
brief las antwoordde de heer De Jong
begreep ik niet, hoe hij zoo onbe
schaamd durfde liegen. U moet n.l. weten,
dat hij destijds in het volkslogemcnt té De
venter niet als Klunder, maar als' Jansen
stond ingeschreven, om de eenvoudige re
den, dat hij als J. C. Klunder destijds ge
signaleerd stond in het Politie
blad, omdat hij nog 20 dagen hechtenis
moest ondergaan wegens mishandeling
van een politieagent.
Thans nog een en ander over sommige
onderdeelen van Klunder's brief. Herliaai
delijk heeft Klunder het over Van Oosten,
die in samenwerking met Bessels, café
houder te Deventer, met hem (Klunder)
op stap zou geweest zijn. Wat Var. Oosten
betreft, bleek ons bij het daaromtrent in
gestelde onderzoek, dat deze op 17 Novem
ber 1923 Klunder leerde kennen in het
volkslogement van Roelof Vinke te Zwolle
Klunder ging met Van Oosten de straat op;
hij verklaarde trek in bier te hebben, doch
geen geld te hebben. Beiden gingen toen
UTRECHTSCHEWEG 10 - TEL. 179 - AMERSFOORT <3ÜP
ergens een glas bier drinken, wat Van Oos
ten betaalde. Bij die gelegenheid begon
Klunder uit zichzelf over den in de maand
Augustus d.a.v. plaats gehad hebbenden
moord te Giessen-Nieuwkerk te spreken.
Hij verklaarde daar alles van te weten. In
dien nacht was Klunder, volgens zijn zeg
gen om lialfdrie thuisgekomen. Hij had
toen bij een vrouw geslapen, die hij echter
niet verraden moclit. Hij en zijn baas Teu-
nisscn „hadden daarvoor vastgezeten". Toen
maals vroeg Klunder aan Van Oosten, om
daarover maar liever niet met anderen te
spréken
Het vorenstaande, ontleend aan beëedigde
rapporten, klopt allerminst met de bewe
ring van Klunder in zijn brief uit de ge
vangenis, dat hij tegenover Van Oosten
herhaaldelijk „gezworen zou hebben, dat
bij van de lieele zaak niets af wist".
Nog zegt Klunder in zijn brief, dat „alle
mehschen in Winschoten zeggen: Klunder
is onschuldig, want die steelt niet".
Hieruit zou de gevolgtrekking gemaakt
moeten worden, dat Klunder in geheel Win
schoten een gunstige reputatie genoot. In
tegenspraak hiermede is echter de verkla
ring, destijds gegeven door den commissa
ris van politie te Winschoten, den heer
Verkaik, dat Klunder iemand was, die tol
alles in staat was. Van andere zijde werd
ons nog verzekerd, dat Klunder eens in
Winschoten een veldwachter had vastge
grepen en bo\en het water had gehouden,
met de bedoeling, hem in de gracht te wer
pen. liet laatstverraelde incident werd ons
van twee verschillende zijden op precies
dezelfde wijze omschreven.
De verslaggever is vervolgens in Deven
ter geweest en vernam daar van den com
missaris van polilio dat Bessels daar noch
als heler noch als dief van rijwielen be
kend staat, wat Klunder ook beweerde.
is mijnheer De Jong, de rijksrecher
cheur. wel bij U in huis geweest, om met
Klunder te spreken of heeft hij wel eens
achter een gordijn bij U gezeten? zoo
vroeg de verslaggever aan Bessels.
Die mijnheer De Jong is één koer van
z'n leven bij me in buis geweest, om te
informeeren naar Klunder. maar nooit te
gelijk met Klunder en nooit heeft hij ach
ter een gordijn gezeten. Die Klunder liegt
er maar op los. Ik heb 't nog nooit zoo bij
gewoond.
Heeft Klunder tegenover U wel ge
zworen, dat hij den moord niet begaan had,
en dat hij van die heele zaak niets afwist,
zooals er in den brief staat?
O, liij heeft dikwijls genoeg gezegd, het
niet gedaan te hebben, maar hij heeft er
r;og wat bijgezegd ook
Hier mengde mej. Bessels zich in 't ge
sprek cn viel zij haar man in de rede met
de volgende woorden: „Stil man, laat mij
dat nu even vertellen, want daar weet ik
nieer Van dan jij. U moet weten dus
wendde mej. Bessels zich nu tot ons dat
Klunder heel eigen met ons was gewor
den. Hij schrijft wel in zijn brief over zijn
kosthuis bij Bosman, maar daar sliep hij
alleen maar; bij ons kwam hij eten en dan
zat hij bij mij in de keuken cn begon altijd
weer over die moordgeschiedenis te sprc
ken, zonder dat wij hem ergens naar vroe
gen. Hij vertelde ook. dat hij met vrouw
Kroon in den stal gelegen had cn dat Kroot)
daarop af was gekomen cn daarover ruzie
had gemaakt.
De sleutels.
Op een goeien dag raakte we ook weer
aan den praat cn toen zei ie: „Je kunt
nergens wezen of ze loopon je 11a over die
moordzaak. Ze hebben me al zoo dikwijls
er over aangehouden en ondervraagd, maar
al had ik het gedaan, dan zou ik het toch
nooit zeggen, want Chris kan zwijgen als
goud." Ik speelde toen wat aldus ver
volgde juffrouw Bessels met een bos
sleutels, die op tafel lag. cn opeens zei
Klunder „Ja over die sleutels hebben zo
ook weer gezanikt. Maar we hebben de
sleutels uit zijn zak gehaald en ze d'r later
weer net zoo ingestopt als we ze gevonden
hebben
Dadelijk daarop scheen Klunder te be
grijpen, dat hij me te veel gezegd had, want
hij nam z'n pet, stond op en zei..Dat ge
met die zaak houdt maar niet op", cn mei
die woorden ging hij weg.
Wij maakte mej. Bessels opmerkzaam op
den grootcn ernst van de mededeeling in
zake de sleutels, doch zij verzekerde ons
pertinent dat ze ten allen tijde bereid was,
deze mededeeling voor den rechter onder
eede te bevestigen.
De lieer Bessels verzekerde ons daarop,
dien zelfden ochtend aan den Commissaris
van politie, den heer Van Tricht, de woor
den van Klunder te hebben overgebracht.
Wij vroegen nog aan Bessel3, of het juist
was, dat hij van plan was. een klacht in
te dienen tegen Klunder, waarop het ant
woord luidde: „Nou, reken maar. De man
heeft mij schandelijk beleedigd cn ik on
dervind er al schade van in m'n zaken.
Dat laat ik er niet hij zitten."
Hiermede was ook het onderhoud ten
huize van het echtpaar Bessels geëindigd.
Toen het lijk van den vermoorden sein
huiswachter Du Jong gevonden werd, hin
gen do sleutels gedeetelijk uit zijn broek
zak. Verondersteld werd toen, dat de moor
denaars de sleutels eerst weggehaald had
den. om de kas te stelen en later de sleu
tels in groote haast weer in den broekzak
gestopt hadden, hetgeen toen klaarblijke
lijk wat slordig geschied is.
Naar schatting 300 a 500 II.A.
verloren gegaan
Nader meldt men ons
Vrijdagavond laat is men er in geslaagd
na groote krachtsinspanning de groote
bosclibrand tusschen Zelhem cn Ruurlo tot
staan te brengen. De bezittingen van bet
Doesburgsche Gasthuis bleven behouden.
Den geheelen nacht hebben tientallen
wachters in het veld gepatrouilleerd om
den omvang van den brand te controleeren
en bij nieuw gevaar onmiddellijk in te grij
pen. Door legcnbranden werd tenslotte ver
dere uitbreiding voorkomen. Het tot het
landgoed „Slangenborg" behoorende bosch,
dat door den brand was aangetast, was
verzekerd voor ongeveer 80.000.—, gedeel
telijk op beurspolis. Ook ging nog eenige
partijen mijnhout verloren. Tegen een per
soon, die weigerde assistentie te verleenen,
werd proces-verbaal opgemaakt.
DRIE PERSONEN DOOR DEN BLIKSEM
GETROFFEN.
Een hunner gedood.
Te Emnien-Erfscheidcnveen is gistermid
dag de ongeveer 25 jarige gehuwde veen
arbeider G. van der Ley woonachtig aan
het SchouLenskanaal tijdens een kort on
weer door den bliksem getroffen en ge
dood. Van der Ley was met drie kaïnera
den op weg 0111 voor een bui te schuilen,
toen de bliksem het groepje trof. De drie
mannen stortten Ier aarde, doch twee hun
ner hadden geen letsel bekomen en konden
spoedig opstaan. Geheel ontsteld renden zij
naar het personeel van de Emmerbrand-
weer. dat nog met het blusschen van den
brand in het veen bezig was. De brand
weer vond van der Ley met gescheurde
kleeren in het veld liggen. Dr. Post uit
Emmen kon slechts den dood constateeren.
WRAAKNEMING OVER EEN DWANG-
BEVEL.
In de afgeloopen nacht zijn bij den gemeen
teontvanger te Zoeterwoude alle ruiten
ingeslagen. De politie is den dader, die gis
ter een dwangbevel ontving op bet spoor.
Ieder is de smid van zijn eigen geluk.
t door
RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
„Beste mijnheer, u beantwoordt al mijn
vragen met een wedervraag. Schrijf het
maar toe aan nieuwsgierigheid en niets
meer." De vreemdeling keerde zich cn
wendde zijn gezicht weer naar den ander
toe. De uitdrukking daarvan was eenigszins
veranderd. Het toonde niet alleen onmis
kenbare brutaliteit, inaar ook nog iets an
ders.
„Mag ik u vragen, mr. Talbot, is u ge
trouwd
Een merkwaardige stilte volgde; de twee
mannen keken elkaar aan met een gezicht
dat meer uitdrukt© dan woorden hadden
kunnen doen. Eindelijk sprak Talbot
„U zegt, dat ik al uw vragen met een
wedervraag beantwoord. Dat doe ik weder.
Ik heb u gezegd wie ik ben, wie is u
Weder een oogenblik stilte. De vreemde
ling wierp zijn sigaret weg. Toen legde hij
beide handen op zijn wandelstok, leunde
een weinig voorover, zoodat het stokje
boog onder zijn gewicht.
„Ik ben markies Polhurston."
Hij sprak dien naam uit' op een zeer
luclithartigen toon, maar met een onbe
schrijfelijke onbeschaamdheid. Mr. Talbot
deinsde absoluut niet terug; toch was het
of bijbeen slag in het gezicht gekregen had,
een nonchalanten, toornigen slag, als 't
ware met een handschoen tegen zijn wang.
Hij antwoordde niet op die mededeeling.
„Dit is Monniksland, zooals u waar
schijnlijk weet."
„Dat dacht ik wel."
„Als u mij liet genoegen wilt doen een
paar minuten met mij mee te gaan, dan
is het misschien mogelijk dat wij elkaar
iets te zeggen hebben."
Mr. Talbot wees uitnoodigend naar het
hek."
„Dat denk ik ook wel, maar er worden
praatjes rondgestrooid omtrent deze schoo-
ne verblijfplaats van u."
„Ik veronderstel dat dit een onderwerp is
waarvan u evengoed op de hoogte is als ik."
De markies zag hem eenigszins boosaar
dig aan. Hij had mooie oogen. Talbot dacht
hoeveel ze geleken op die van zijn zuster
cn toch weer zoo verschillend.
„Alweder zijn wij het eens maar binnen
dat hek is u thuis, niet waar? Terwijl ik
ja, ik weet niet goed wat dat huis voor
mij zal wezen."
„Houdt u mij voor zulk een man Weer
schenen de twee mannen elkaar te willen
doorgronden. De markies klapte met zijn
stokje alsof het een zweep was.
„Ja, ik ken u immers niet." Mij wees naar
't hek. „Als dat hek gesloten is dan blijft 't
dicht, zeggen ze. Zou het gesloten blijven
achter mijn rug cn zit ik dan in den val?"
„Als u het liever hebt zal ik het open
laten staan, of zoodra u een woord spreekt
wordt het opengedaan."
De markies scheen de zaak te vertrouwen.
Hij stapte het hek binnen, de ander volgde,
het hek werd gesloten.
Mevrouw Talbot en haar dienstmeisje
bleven vrij wat langer dan drie kwartier
uit. Het duurde wel anderhalf uur voordat
zij terugkwamen. Betty scheen niet geheel
op haar gemak te wezen. Zij keek op haar
armbandhorloge cn zag hoe laat het was.
„Dat ding loopt natuurlijk weer niet goed.
Ik geloof dat het stilstaat en ik weet toch
zeker, dat ik het gisteravond heb opge
wonden. Of niet? Ilce lang zouden wij uit
gebleven zijn Het meisje schudde het
hoofd. Zij wist er niets van. „Wat moesten
wij ook weer doen Met een stok of een
steen kloppen Kan je niets vinden
Phoebe raapte een flink stuk steen op.
Betty keek er \an ter zijde naar. „Je moest
'iever een ham6i* lubben. Je zult geen ge
weld genoeg kunnen maken met dien steen;
als hij niet vlak in de buurt is, zal hij er
niets \an hooren."
Maar deze voorspelling werd niet be
waarheid. Het geluid werd heel duidelijk
vernomen. Ze had maar driemaal zachtjes
geklopt en er werd opengedaan. Een heer
kwam het hek uit. gevolgd door Talbot.
Betty keek dien mijnheer aan met een ver
bazing alsof ze nog nooit zoo iets aan
schouwd had. Hij gef geen teekenen van
verrassinghij nam zijn groenen, vilten
hoed af, groette haar met een vroolijk lach
je, alsof hij 't heel gewoon vond haar daar
te zien. Zij bleef hem aanstaren alsof hij
een spook was.
„Polhurston riep zij uil. In de manier
waarop zij dezen naam uitsprak was een
heele rij van adjectieven.
„Wel Betty, wat zie ie er goed uit. Je
bent een reclame voor de lucht van Corn-
wallis. Sedert mijn aankomst hebben mijn
oogen nog niet zoo iets verrukkelijks aan
schouwd*" En zich tot Talbot wendend,
voegde hij er bij „Is dal niet kras voor
een broeder
De vroolijke toon van den markies scheen
haar verbazing te doen toenemen.
„Polhurston wat beteekent dat Wat
voer je hier uit
„Werkelijk Bettv, dat is te gek al te
gek Hij wuifde haar toe met zijn stok en
keek toen Phoebé aan. „Vindt je niet, dat
dit jonge meisje verlof heeft heen te gaan?"
„Phoebé, zou je naar huis willen gaan?"
Het meisje kwam het hek in. Betty keek
de beide heeren beurtelings aan, alsof ze
niet wist aan wien zij inlichtingen kon vra
gen. De markies redde haar uit de moei
lijkheid door haar een eigenaardige ver
klaring te geven.
„Betty, je hebt je niet goed gedragen je
bent heengegaan en met mijn besten vriend
getrouwd, zonder mij, je eenigen mannelij-
ken bloedverwant de geringste inlichting
te geven omtrent je voornemens. Was dat
nu werkelijk zooals liet hoort? Natuurlijk
ben ik, zoodra ik er iets van wist, hier een
bezoek komen brengen. Ik ben van plan mij
zelf het genoegen te verschaffen zeer spoe
dig terug te komen. Gelukkig, dat ik je nog
even gezien heb. Ik ga juist weg."
„Waar naar toe
..Ach. daar naar toe
„Waar is dat
„Lieve Betty, je moet niet zulke vragen
doen er is niets waar ik zoo'n hekel aan
heb. Daar moet je voor op passen 't wordt
anders een gewoonte. En nu adieu Ik kan
je niet zeggen hoe blij ik ben je in zulk een
bloeionden toestand te zien. Ja, bloeiend,
dat is het rechte woord."
Waarschijnlijk zou zijn lordschap nu
heengegaan zijn, maar Betty hield hem
terug.
„Polhurston, wees niet zoo dwaas, als je
Een uitgebreid complex in
vlammen
Vrijdagmiddag is to Somerenn in de Peel
brand ontslaan. Aangewakkerd door den
wind, stond weldra een uitgebreid com
plex in vlammen. liet vuur ging voort in
de richting Hoogcnbergcn. En later ver
plaatste het zich naar Meyle en Neder«
weert. Er is veel turf verbrand. Onder lei
ding van de politie bestreden vele personen
liet vuur cn tegen den nacht mocht men er
dan ook in slagen het eenigszins te bedwin
gen. Ook in de staatsbosschen heeft het
vuur gewoed, terwijl onder Asten veel ia
verbrand in de veenderij van de maat
schappij van der Griendt's landsexploitatie.
Het vuur breidde zich evenwel niet meer
uit. Ook te Deume is brand ontstaan, doch
het vuur kon hier vrij spoedig geblusclit
worden.
DE STATENDAM.
Het stoomschip Statendam van de Hol-
land-Amerika Lijn, dat 17 Mei 's avonds 11
uur van Southampton is vertrokken, is Za
terdagochtend 9 uur te Newr-York aangeko
men. In vergelijking met de eerste reis van
Southampton naar New-York heeft de over
tocht thans 12 uur korter geduurd.
De Statendam vertrekt a.s. Zaterdag weer
van New-York. Voor deze reis zijn alle
klassen volledig met passagiers bezet.
dat ten minste eens laten kunt. Ik dring
aan op een verklaring."
„Verklaring Ik Jij bent het die een
verklaring moest geven. Maar dring ik daar
op aan? Neen ik ben edelmoedig. Ik moet
dadelijk weg. A propos, Helena doet je
veel complimenten en feliciteert Je zeer -
en nog meer van die dingen ik denk dat
ze je weldra een cadeautje zal zenden, een
paar zilveren kaarsensnuiters of zoo iets
dergelij ks."
Zijn zuster hield hem bij zijn mouw vast;
anders was hij zeker ontsnapt.
„Is is mijnheer Talbot werkelijk een
vriend van je
„Heb ik je dat niet verteld Waar zijn
je oortjes En je hebt zulke snoezige oor
tjes De beste vriend dien ik ooit gehad
heb je had geen huwelijk kunnen sluiten
waarmee ik meer was ingenomen, 't Is een
wonderbaarlijk gelukje I"
Het scheen, dat Talbot iets meende to
zien in de uitdrukking van haar oogen.
„Misschien hebt ge elkaar nog iets te
zeggen je zult mij dicht bij het hek vin
den."
Hij ging het hek in. Polhurston maakte
een eigenaardige opmerking omtrent zijn
vertrek.
„Hij schijnt te begrijpen, dat je mij aller
lei onaangename dingen wcnscht te zeggen
en daartoe geeft hij je gelegenheid. Die rnan
heeft tact in overtreffende trap. Ach, zeg ze
als je blieft maar niet. Het feit alleen, dat
de man je gelegenheid geeft legt je zeker
het zwijgen op. Lieve Betty, ik ben zoo blij
dat ik je ontmoet heb nu moet ik weg."
fWurdt vervolgd.)