AMERSFOÖKTSCH DAÖBLAJ5
Nederlandsch Witboek verschenen
ONZE ONDERHANDELINGEN MET BELGIE
De Plaatsvervanger
Maandag 17 Juni 1929
-DE EEMLANDER"
27e Jaargang No. 293
WAARTOE NEDERLAND
BEREID IS
FEUILLETON.
Onze souvereiniteit op de Beneden
Schelde en ons Zeeuwsch gebied
mogen niet in gevaar
komen
Een Moerdijk-kanaal politiek
onmogelijk
De minister van buitenlandsche zaken
heeft aan de beide Kamers der Statcn-Ge-
neraal doen toekomen een Witboek, bevat
tende de bescheiden inzake de tusschcn
Nederland en België hangende vraagstuk
ken door de wederzijdsche regeeringen
gewisseld sedert de verwerping van het
verdrag \an 3 April 1925.
Wederzijdsche betuigingen
van goeden wil.
Met bevat vooreerst een memorandum
'door den Belgischen gezant te 's-Gtaven-
hage op li Juni 1928 aan den minister
,van buitenlandsche zaken overhandigd.
Daarin wordt gezegd, dat de Belgische re
geering met voldoening de verklaringen
heeft gelezen, welke de Xederlandsche
minister van buitenlandsche zaken on
langs in de Statcn-Generaal als antwoord
aan den heer Anema heeft afgelegd met
betrekking tot „het belang, dat beide lan
den hebben bij de spoedige afwikkeling van
de aanhangige vraagstukken en met be
trekking tot het initiatief in zake het her-
«vatlen van de onderhandelingen".
Onder herinnering aan den tegeinoctko-
menden geest, dien de Belgische regeering
door de aanvaarding van het Verdrag van
1925 aan den dag heeft gelegd, dringt de
Belgische regeering aan od het verkrijgen
,van een uiteindelijke oplossing der vraag
stukken ten aanzien waarvan men in 1925
tot overeenstemming was gekomen.
Onder deze zegt de Belgische regee
ring zijn er vooral twee die een onver
wijlde regeling eischen: onze verbindingen
inet de.zee en met den Rijn.
Hierop volgt het antwooid-meniorandum
van de Xederlandsche regeering, op 28
lJuni 1928 aan den Belgischen gezant te
's-Gravènhage overhandigd. Daarin wordt
verklaard, dat de Xederlandsche regee
ring, bezield door het verlangen, hartelijke
betrekkingen van nabuurschap te bevorde
ren, niet minder dan de Belgische regee
ring wenscht, met deze de hangende
.vraagstukken, waarvan zoowel het Bel-
gisch-Xederlandsche, als het Europcesche
belang haar geenszins is ontgaan, te kun
nen regelen in vriendschappelijke samen
werking cn rekening houdend met de we
derzijdsche behoeften.
Waartoe Nederland bereid is.
Op dit antwoord-memorandurn volgt een
schema, op 23 October 192S namens de Xe
derlandsche regeering aan de Belgische re
geering aangeboden. (Hierbij zij aangetee-
kend, dat de punten, waarover Belgie wil
de onderhandelen in het algemeen aan de
Xederlandsche regeering uit de Belgische
nota van li Juni 1928 hekencl waren. Juri-
tlische punten werden in het schéma niet
opgenomen, omdat het in discussie bren
gen daarvan pen oplossing slechts zou kun
nen vertragen.)
Vooropgesteld werd, dat het schema niet
mocht worden beschouwd als een reeks
voorstellen, maar „without prejudice", als
een mogelijken grondslag voor onderhan
delingen en overeenstemming. liet doende
te worden beschouwd als een ondeelbaar
geheel.
1. Voortduronde onzijdigheid van Eelgië
(Art. VII van het verdrag van 1839.)
Nederland is bereid als vervallen te er
kennen art. VII van het verdrag van 1839
voorzoover het betrekking heeft op de on
zijdigheid van België.
2. Karakter van de haven van Antwer
pen (art. XIV' van het verdrag van 1839).
Nederland is bereid als vervallen te er
kennen art. XIV van het verdrag van 1839.
3. Afwatering van Vlaanderen (art. VIII
van het verdrag van 1839).
Nederland is bereid mede te werken tot
het bij verdrag tot stand brengen van een
voor de betrokken terreinen bevredigende re
geling, indien België bereid is de enkele
terreinen in Zeeuwsch Vlaanderen, waar
van het water afvloeit naar de zijde van
Belgisch-Vlaandercn, op dcnzelfdcn voet te
behandelen.
i. Scheepvaartregeling op het waterwe
gennet van Nederland en België (art. IX
en X van het verdrag van 1839).
Vrije vaart cn vrijdom van scheepvaart
rechten op het Xederlandsche en Belgi
sche net der tegenwoordige en toekomstige
waterwegen voor de wederzijdsche sche
pen en voorwaarde van wederkeerigheid
(zonder schade voor verkregen rechten)
voor de schepen van andere landen. Gelijk
heid van behandeling op deze netten voor
de Xederlandsche cn Belgische onderda
nen, goederen en vlaggen en op voorwaarde
van wederkeerigheid (zonder schade voor
verkregen rechten) voor dè onderdanen,
goederen cn vlaggen van andere nationali
teit. Elk der beide verdragsluitende par
tijen verplicht zich om op de wateren van
de andere partij geen faciliteiten of voor
rechten te verlee.nen, gegrond heizij op de
bestemming of de herkomst van de sche
pen of van hun ladingen, hetzij op de rich
ting van het vervoer.
Aanvaarding voor de op vaarwegen ge
legen grenspuntcn van de regelen (muta
tis mutandis) betreffende de douaneforma
liteiten aangenomen door dp centrale
commissie voor de Rijnvaart. Vrijheid van
doorvoer. De beide landen zullen een over
eenkomst sluiten om dubbele heffingen in
zake directe belastingen te voorkomen;
middelerwijl zullen zij zich ervan onthou
den op het stuk van directe belastingen
vastgestelde minima te heffen van de
binnenscheepvaart.
De Schelde.
5. Schelde. (Art. IX van het verdrag van
1839):
(A.) Waterstaatkundige regime.
Nederland is bereid aan België bij ver
drag een regime toe te staan met betrek
king tot den vaarweg van Antwerpen naar
zee, houdende:
a. verplichting, voor beide landen, om
het behoud en de verbetering van de vaar
geulen van de Schelde en van haar toe
gangen lot volle zee te verzekeren, onder
bescherming van de andere belangen, wel
ke met dien waterweg verband houden,
met name die der belendende gronden;
b. scheidsrechterlijke uitspraak ingeval
van geschillen;
c. waarborgen, dat de zaken snel worden
afgewikkeld.
Onze tcrritorialo
niteit mag niet i
komen.
souvcrei-
i govaar
Nederland zal in geenerlei conventioneel»
bepaling bewilligen die tot gevolg zou kun
nen hebben, dat zijn territoriale souverei
niteit op de Benedcn-Schelde hetzij recht
streeks, hetzij middellijk aangetast zou
worden of dat zijn Zeeuwsch gebied in ge
vaar zou worden gebracht, Ilot is daaren
tegen bereid om in het te sluiten verdrag
overeen te komen dati bevoegde personen,
van weerszijden benoemd, het recht zullen
hebben kennis te nemen van elke cjuaestie
die werkelijk van belang is voor den vaar
weg van Antwerpen naar zee; zij zouden
tot taak hebben voorstellen aan de beide
regeeringen te doen oirl in voorkomend ge
val de belangen der scheepvaart in over
eenstemming te brengen met de andere
aanwezige rechtmatige belangen.
Voor wat de kosten betreft van onder-
bouds- cn verbeteringswerken van verlich
ting cn van betonning en bpbaKoning, zou
Nederland bereid zijn *cle helft te betalen,
tot een overeen te komen maximum.
Waterwegen in Limburg e.a. Belgie zal
eenen waterweg van Luik ngar de sluis bij
St. Mieter nabij Maastricht aanleggen voor
vaartuigen van 1000 ton. Nederland zal
eenen waterweg voor dezelfde lormenmaat
maken tussche» genoemde sluis en Smeer
maas: deze weg zal eveneens berekend zijn
op een maat van 1000 ton. Nederland zal
den bestaanden weg tusschen St. Pieter en
Smeermaas in stand laten Belgie zal het
kanaal tusschen Smeermaas en de Neder-
landsch-Belgisehe grens»blj Loózen zoodanig
vergrooten, dat het. verkeer met vaartui
gen van (i00 ton mogelijk is. Op verzoek van
Nederland verklaart Belgie zich bereid, aan
den waterweg tusschen Luik cn de sluis bij
St. Pieter afmetingen te! geven, die het ver
keer met vaartuigen van meer clan 1000 ton
mogelijk maken. Nederland zal hetzelfde
doen voor wat betreft .dep waterweg lus
schen genoemde sluis enSmeermaas. Als
er een waterweg wordt aangelegd tusschen
Smeermaas cn Antwerpen, die het verkeer
met vaartuigen \an meer dan 600 ton mo
gelijk maakt, zal Nederland recht hebben
op een verbindingskanaal tusschen de grens
bij Loozen of elders en bedoelden water
weg van Smeermaas naar Antwerpen,
waarvan de afmetingen ten minste gelijk
zullen zijn aan die van het. minst groote
gedeelte van die van het kanaal van
Smeermaas naar Antwerpen.
Wat België verlangt.
IT et volgende stuk is een memorandum,
gedateerd 12 Januari 1929, door den Belgi
schen gezant te 'sGra\enhage op li Januari
1929 aan den minister van buitenlandsche
zaken overhandigd.
Het kanaal van Hansweert
niet voldoende.
De regeering te 'sGravenhage is begon
hen aan te bieden de verbetering \an het
kanaal van Hansweert.
Zelfs aannemende, dat dit kanaal ver
breed wordt en dat de bruggen dermate ver
hoogd worden, dat zij geen belemmering
meer vormen voor de scheepvaart, clan nog
blijft deze oplossing geheel onvoldoende,
daar zij de drie reeds vermelde gebreken
niet wegneemt, n.l.:
1. de lengte en de toenemende moeilijk
heden verbonden aan den vaarweg door de
Schelde;
2. de noodzakelijkheid om twee zeeslui
zen in dit kanaal te hebben;
3. de gevaarlijke vaart door de Zeeuwsche
wateren cn in het llellégat, welks naam
vcelbcteekencnd is.
„Een mager resultaat ten kos-
io van aanzienlijke uitgaven".
De oplossing, die door, de Xederlandsche
deskundigen aan de hand werd gedaan, is
te minder aannerne'ijk door een zeer matig
resultaat zou worden vCfkregen ten koste
van aanzienlijke uitgaven, die zij met zich
medebrengt en dis, indien de Belgische re
geering hel wel hec-fl begrepen, 'de Xeder
landsche regeling de bedoeling zou hebben
geheel te laten dragen door België; Belgie
is daarentegen geheel bereid om een kanaal
■lat daadwerkelijk aan zijn economische be
hoeften zou beantwoorden, voor het groot
ste gedeelte t* bekostigen.
Daarvoor is het volstrekt noodig, dat de
.san te leggen vaarweg aan België niet al
leen een uitmonding :n veilige wateren
waarborgt, dus oostelijk van Willemstad,
maar ook de rcchtstreeksche aansluiting
met Antwerpen om den tijclroovenden en
gevaarlijken weg door de Schelde, te vermij
den
In de tweede plaats wordt bezwaar ge
maakt tegen cle voorstellen der Xederland
sche regeering betreffende het Schelderegi
me.
Het Scheldercgime. „Eeu
stap achteruit".
Daar cle Schelde en de Rijn uit een juri
disch oogpunt beschouwd onder hetzelfde
regime vallen, heeft men het recht daaruit
op (e maken, dat de opvatting, die do Cen-
'ralc Rijnvaartcomn.issiy heeft gehad van
den conventioneclen plicht, dezelfde is, die
vroeger en nog heden ten dage moest gel
den voor cle Schelde
Wat de Xederlandsche regeering voorstelt
is een stap achteruit. Niettemin wenscht
het Brusselsche kabinet de XTederlandsche
suggestie geenszins a priori te verwerpen,
maar het behoudt zich voor hierover zijn
meening uit te spreken nadat het kabinet
te 'sGravenhage het zal hebben medege
deeld op welk maximum bedrag X'ederland
zijn deelname in de kosten zou willen limi-
teeren.
De gemeenschappelijke beheerscommissie
die in zekeren zin den hoeksteen vormde
van cle regeling van 1925 valt weg. liet be
heer der rivier blijft zooals vroeger, ver
deeld tusschen de twee regeeringen met de
nadeelen aan die verdeeling verbonden. De
Xederlandsche regcering spreekt van waar
borgen voor een snelle afwikkeling van za
ken. maar zij wijst niet aan hoe die spoed
zal worden bereikt
Omtrent de vrijheid van scheepvaart wordt
o m. gezegd:
De Belgische Regeering acht het wensche*
lijk met het oog op een praclisch beheer van
cio rivier, een gemeenschappelijk lichaam
in het leven te roepen, dat de bevoegdheid
zou hebben op eigen gezag te voorzien in
de eischen van het normale bestaan van
de rivier, en wel in het bijzonder waar het
betreft het toezicht op de vaargeulen, bag-
verwerken, bebakening, verlichting, loods
wezen enz. Geschillen, die zich dienaan
gaande mochten voordoen, zoowel tusschen
leden van de commissie van beheer, als
tusschen de Regeei ingen, zouden terstond
beslecht worden door een permanent arbi
traal college.
Een derde hoofdstuk van het memoran
dum is gewijd aan wat het noemt het on
•lerzock \an de „Xederlandsche desiderata
Verklaard woiclt, dat cle Belgische regce
ring bereid is voldoening te geven aan cle
wenschen van Nederland en zijn economi
sche ontwikkeung te vergemakkelijken met
een breedheid van biik, gelijk aan die, waar
mede het kabinet in Den Haag België's ont
wikkeling zal beschouwen.
Fransche suitaxes De Belgische regeering
is bereid om, wat daaruit ook moge voort
spruiten voor Antwerpen, rekening te hou
ten met cle desiderata dei Xederlandsche
havens, indien van hare zijde de Xederland
sche regeering wel cle rechtmatigheid wil
erkennen van het streven van de haven van
Antwerpen naar verbetering harer verbin
dingen met den Rijn
Behandeling van Terneuzen. Men begrijpt
niet, dat cle Xederlandsche regeering de ge
lijkstelling van Terneuzen rnet de Belgische
havens als een recht beschouwt.
Loodswezen. Het afstand doen van het
stelsel van vrije mededinging is voor de Xe
derlandsche regeering een ten minste even
aanzienlijk belang nis voor cle Belgische re
geering, omdat cle handhaving van een zoo
danig stelsel beide landen zoude nopen een
crooter aantal lood^booten te onderhouden
dam de scheepvaart behoeft.
De Belgische regeering is intusschen be
reid te trachten voor wat dit betreft over
eenstemming te bereiken
Vrije vaart en vrijdom van scheepvaart-
echten op de Noderlandsche cn Belgische
netten. De Belgische regeering maakt geen
bezwaar tegen cle gevraagde gelijkheid van
behandeling. Daarentegen zou de afschaf
fing van alle binnenschecpvaartheffingen
een uiterst zwaar offer beteekenen voor cle
door den oorlog zwaar belaste Belgische fi
nanciën.
Waterwegen in Limburg. Uit het verzoek
der Xederlandsche regeering spruit voort,
dat Nederland door middel van een breeden
weg, de Maas- en Moezelhekkens wenscht fe
verbinden met het Juliannkannal, en verder
met Rotterdam. Het is niet twijfelachtig, dat
door dit middol een aanzienlijk deel van het
verkeer dezer streken ontgaat aan zijn na
tuurlijke haven, n.l. aan Antwerpen.
liet is overbodig hier nadruk te leggen op
de noodzakelijkheid cle opening van het ka
naal Antwerpen—Hollandsch Diep te dom
overeenstemmen met do ingebruikstelling
van den door Nederland gevruagden weg.
Resumeercnd vraagt cle Belgiscn» regco
ring aan cle X'ederlandscho regeer'ng haar
overeenkomstig den uildrukkelijken wil der
conferentie van Londen, de Rijn- en zeever
bindingen te verzekeren, welke de vi«ons?t-
gang der scheepvaart en de economische
ontwikkeling van Belgie eischen.
In ruil neemt België aan, in cla ruimste
mate voldoening te verschaffen aan de Xe
derlandsche desiderata
Een Bolgischo nota van 23
Februari 1929.
Het Witboek bovat vervolgens cou n.'ta
door den Belgischen gezant te 's G":«vcnhi-
ge op 28 Februari 1929^aan den minister van
buitenlandsche zaken overhandigd, waarin,
onder herinnering, dat onder do re lanen, in
cle nota der Belgische regeering van 12 Ja
nuari j.l. genoemd, die den aanleg van een
nieuwen vaarweg tusschen Antwerpen en
den Rijn noodzakelijk maken, met ii niVi is
gewezen op „de gevaarlijke vaart cluor de
Zeeuwsche wateren en met namo don- het
Hellegat, waarvan de naam op ziclizc-lf
teeds veelbeteekcncnd i?
Wat Nederland thans weer
antwoordt.
Hot memorandum van 12 Januari en cle
nota van 28 Februari zijn beschouwd in
een memorandum, door Hr. Ms. gezant te
Brussel op 7 Mei 1929 aan den Belgischen
minister van buitenlandsche zaken over
handigd.
Hieraan wordt het volgende ontleend
De voornaamste verlangens die de Belgi
sche regeering naar voren brengt hebben
beirekking: eenerzijds op de noodzakelijk
heid om de Schelde beneden Antwerpen
te cloen beantwoorden aan de behoeften
van de scheepvaart op die rivier ander
zijds op het verbeteren vsji de verbindin
gen tusschcn Antwerpen cn den Rijn.
Het verheugt ITr. Ms. regeering deze
desiderata in beginsel te kunnen aanvaar
den.
Harerzijds toont de Belgische regeering
zich bereid om in zekere mate eénige X'e-
derlandsche desiderata in te willigen.
Evenwel, indien de kwesties, die van
ondergeschikt belang zijn vergeleken met
dat van de Scheldekvvestie en de kwestie
der verbindingen tusschen de Schelde en
den Rijn, de Belgische regeering in haar
memorandum blijk heeft gegeven van een
geest van verzoening, welke in de eerste
plaats het Ilaagsche kabinet naar waarde
weet tc schatten, zoo heeft de Xederland
sche regeering daartegenover niet zonder
leedwezen moeten ontwaren, dat, wat de
beide hoofdproblemen betreft, datzelfde me
morandum ernstige moeilijkheden opwerpt
die zij had willen cn gepoogd heeft te ver
mijden.
Zij moet thans vaststellen, dat de Bel
gische regeering haar op dezen weg niet
is gevolgd.
Het juridisch standpunt voor
loopig niet ontwikkeld.
ITr. Ms. regeering blijkt volkomen be
reid, te antwoorden op de beweringen van
juridischen aard, die het Belgische memo
randum van 12 Januari bevat. Indien de
Belgische regeering haar begeert te nopen
een discussie op dit terrein te beginnen,
is de Xederlandsche regeering gereed haar
Een veste overtuiging wijkt niet voor be
dreigingen.
door
RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
72
De oude Talbot, had echt plezier in
schatten verzamelen; hij deed het voor zijn
genoegen. ITij schijnt een merk waard ig man
geweest te zijn, die oude Talbot: hij had
iets in zich van den ouderwetschen strand
dief van Cornwallis. Hij schijnt allerlei on
geoorloofde dingen gedaan te hebben, al
leen voor zijn plezier, uit pure duivelach-
iighëid. Door zijn uitleenen van geld maak
te hij kennis met Izaac Lewinsky, 't Schijnt
dat Lewinsky hem het eerst op het denk
beeld gebracht heeft, bij wijze van sport,
op fe treden als ontvanger van gestolen
goederen. Dat mooie paar schijnt begonnen
Ie zijn als compagnons. Maar toen moet er
een kink in de kabel gekomen zijn. Talbot,
een echte oude waaghals. kreeg standjes
met iedereen. Zijn smaak in kibbelen
scheen steeds met de jaren toe te nemen.
Hij twistte met Lewinsky on daagde hem
uit. De heele ingenieuse inrichting van zijn
huis schijnt ten doel gehad te hebben als
verdediging tegen zijn lieve vrienden, van
Lewinsky's soort als tegen iedereen."
„Zooals ik al meer heb opgemerkt, het
Schijnt een lieve oude man geweest te zijn."
„O ja, dat was hij. Maar onderlusschcn
heeft hij Lewinsky cn zijn vrienden er lee-
lijk in laten loopen, of liever in het nauw
gebracht, en zij wisten het. Er zijn bewijs
gronden genoeg tegen hem hier in huis cn
als ik er gebruik van wou maken kon ik
Claude Herbert een levenslange gevange
nisstraf bezorgen, of hem in een ander
land nog een erger lot laten ondergaan.
Daar hij begrijpt, dat ik weet wat ik doe,
zal hij evenmin een vinger durven uitste
ken noch naar Polhurston noch naar mij.
Je broer is voor goed van die nachtmerrie
af."
„Kil beslaat al de rijkdom, dien de lieve
oude man voor zijn bemiunelijken neef be
stemde cn die door dien neef aan jou ver
maakt is, uit gestolen goederen?"
„Voor een groot gedeelte tenminste. Er
zijn hier prachtige dingen in huis cn vooral
in de brandkast zal je wonderen van
schoonheid zien. Prachtige juweelen! Geen
gekroond hoofd kan mooier kostbaarheden
bezitten. Ik denk. dat verscheidene van die
dingen aan gekroonde hoofden hebben toe
behoord. Wij zullen alle pogingen doen om
de bron vanwaar zij komen op te sporen;
in sommige gevallen zal dat niet. gemak
kelijk zijn. Maar wanneer de eigenaars of
hun erfgenamen gevonden worden, dan zul
len deze kleinigheden hun teruggegeven
worden en als zij dat verlangen een som
geld bovendien tot vergoeding voor den
tijd dat zij ze moesten missen. Ik beloof
je, dat ik een Augiasstal zal zuiveren en
Monniksland weer een fatsoenlijken naam
bezorgen. Maar als dat gedaan is en alles
zooveel mogelijk teruggegeven zal zijn, dan
blijft er nog genoog over; je hebt geen idéé
hoeveel
„Dus zal ik de vrouw zijn van een rijk
man?"
„Ja, dat is zoo. Ik zeg het in alle oprecht
heid, ik heb weinig behoefte aan rijkdom;
dat was ook een reden waarom ik weigerde
het voorstel van dien zwakkeling aan te
nemen. Ik heb het zoolang gedaan zonder
rijkdom, dat ik alles wat mijn ziel begeert
voor weinig geld kan krijgen. Pas toen ik
daar in die straat te Mcssjna tegenover je
stond, kwam het bij mij op, dat ik schat
ten geld zou begeeren. om ze jou aan te
bieden. Ik heb je een voorstel te doen,
waarover je eens moet nadenken voordat
ik je goeden nacht zeg."
„Voordat je wat zegt?"
„Voordat ik je goeden nacht zeg."
„O, ga je dat zeggen?"
„Ja, nadat ik mijn voorstel gedaan lipb.
En het is dit. Ik ben Percival Talbot en jij
bent mevrouw Percival Talbot. Je kunt
daarvan verzekerd worden als je er nog aan
rnocht twijfelen. En toch, net is geen naam
waar ik op gesteld ben. De naam heeft
dienst gedaan en aan een doel beantwoord.
Lil toch ik houd niet van dien naam.
Wat zou je er van zeggen als we van dien
naam afstand deden cn mijn vaders naam
weer aannamen, waarvoor ik mij nooit heb
behoeven te schamen? Dus mijn voorstel is
dit; vindt je het goed; dat. wij voortaan
niet meer heetcn mijnheer cn mevrouw
Percival Talbot, maar %iiji?heer cn me
vrouw John Barry? Daar moet je eens
over nadenken, en nu zeg ik je goeden
nacht."
„Waar ga je naar toe. als je mij goeden
nacht zegt?"
„Heb je eenig idéé hoe laat het is? ITet
zal klaar lichten dag zijn voordat je slaapt."
„Ik vroeg waar je naar toe ging als je
mij goeden nacht hebt gezegd?"
„Naar mijn eigen karner, om jou gelegen
heid te geven je vermoeide oogen te slui
ten."
Voor het eerst stond zij op van haar stoel
cn bleef recht voor hem staan en er was
iets anders dan gewoonlijk in haar manier
van doen. Er \va.« een nieuwe klank in
haar stem. Zij sprak op een bijna woeden
den loon:
„Ben je mijn man cn ben ik je vrouw?"
„Betty
Zij liep hem voorbij, naar de deur. Zij
draaide den sleutel om en overtuigde zich
dal de deur goed dicht was; nam er den
sleutel uit cn stak die bij zich; 'oen keerde
ze zich tot hem en zei met schitterende
oogen cn gloeiende wangen:
„Zeg mij nu goeden nacht!"
HOOFDSTUK XXXII.
liet was een vreemde dag, de dag, die
toen volgde. Betty's gezicht straalde, niet
tegenstaande alles wat de meeste mcnschcn
moeilijkheden zouden noemen.
„Voor het eerst heb ik het gevoel een
eigen huis te hebben", zei ze.
Ze zei dat 's morgens aan het ontbijt, dat
dien morgen een heel andere maaltijd was
dan hetgeen men tot nu toe op tafel gezet
had. Zij keek naar haar man, die met een
ei zat te tobben.
„Ik heb altijd gehoord, dat cle Cornvval-
ler's geen grootcn aanleg hebben voor ko
ken. Het schijnt, dat iemand geprobeerd
heeft hoe lang een ei moet koken om het
zoo hard als een kogel te maken, waarmede
men door een dikken plank kan heensehie-
ten."
..Dat heeft Faith gedaan. Phoebe zegt, dat
ze niet veel versland heeft van koken cn
dal het ecnige wat ze cloen kan is visch ko
ken totdat ze zacht is."
„O, nu begrijp ik het: hoe langer je visch
kookt hoe zachter ze wordt. Misschien heeft
ze hetzelfde van eieren gedacht cn daar
heelt ze zich in vergist. Bon je van plan
geen andere dienstboden in huis te nemen
dan deze twee zusters? Voor hoe lang?"
John Eva en zijn vrienden waren weg.
Terwijl het kleine groepje rondom het bed
van den stervenden man had gestaan, had
Eva van hetgeen hij als een goede gelegen
heid beschouwde gebruik gemaakt om cle
kamer uit te sluipen. Zijn vrienden waren
hem gevolgd; zonder iets te merken van
het corps politie-agentcn, waarvan melding
gemaakt was, waren zij er vandoor gegaan
en hadden het grondgebied van Monniks
land verlaten. Zij hadden pas later gehoord,
dat dit was onder oogluikende toestemming
van hen, die ze veronderstelden hen te wil
len arresteeren.
„Wij hadden afgesproken", vertelde Bar
ry haar later, „dat men hun de kans zou
laten te ontsnappen. Wij hadden ze natuur
lijk gemakkelijk kunnen arresteeren; er
was politie genoeg op de been. Maar ik wou
liever hierin niet persoonlijk ingrijpen. Het
zou geen aagenaam begin zijn geweest van
ons huwelijksleven, aan te vangen met
eenige misdadigers te vervolgen cn het pu
bliek dus in te wijden in dingen, die we
liever niet besproken hebben. En mr. Car-
thv stemde hierin toe. Ik denk dat de schrik
er bij cle heeren zoo diep in zit, dat het mij
niet zou verbazen indien ze het land tracht
ten uit te komen. De politie zal een dag-
vaardiging uitschrijving voor een paar van
die mannen, en het zou mij niet verwonde
ren als zij al weg waren."
- A-fWordt .vervolgd.)