ZOMER-OPRUIMING ffiMEKSFOMOSCH DAGBIAD COMPAGNIE LYONNAISE Utrechtscheweg 10, Amersfoort f BINNENLAND. TOEPASSING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTENVERORDENINGEN D00DEMANS ROTS. Vrijdag 28 Juni 1929 :-DE EEMLANDER'j 27e Jaargang No. 303 UITBREIDING VAN ONS SPOORWEGNET ONDERMIJNING VAN HET HYPOTHECAIR CRED1ET Maison de Jager Zn. Chocolade Slagroomhoorns, BEKERS en SCHUITJES FEUILLETON. Dorpen langs de lijn in feesttooi De eerste rit op den Woldjerspoorweg Een groot gezelschap heeft Woensdag morgen plaats genomen in den met twee vlaggen versierden trein, die den eersten dienst van Groningen naar Delfzijl zou ver hullen over den nieuwen Woldjerspoorweg. Daar waren, zoo meldt de N. R. Ct., de minister vn waterstaat, mr. Van der Vegte; de commissaris der Koningin in de pro vincie Groningen, jhr. mr. Tjarda van Star- kenborgh Stachouwer; de heer .T. Buiskool, burgemeester van Delfzijl, president der Woldjerspoorweg Mij.; de bestuursleden der Woldjerspoorweg Mij., mr. II. van Manen, directeur der Nederlandsche Spoor wegen; èenige andere spoorwegautoriteiten en enkele leden van Gedep. Staten van Gro ningen; de burgemeesters en vertegenwoor digers van aan den nieuwen spoorweg ge legen gemeenten; het bestuur der Kamer van Koophandel voor Groningen; het be stuur der Federatie van Landbouwvereeni- gingen te Slochteren; het bestuur van het waterschap Duurswold, cn de vertegen woordigers van bij de spoorlijn betrokken lichamen. In totaal bestond het gezelschap uit ongeveer 100 personen. Engelberfc was het eerste van de reeks stationnetjes langs de lijn, waar de trein stopte cn de reizigers uitstapten. Vlaggen wapperden van de huizen, cn een groot deel van de bevolking stond bij liet station. Aan het tweede station, Harkstede- Scharnier, stond een groot aantal met vlag gen getooide dorpskinderen, die het Wil helmus zongen. Daarna liet de dorpsehar- monie zich liooren. Te Kolhain weer een dorpsfanfare en zin gende kinderen. Ook te Vroombosch stond een schare zingende kinderen bij het per ron. Bovendien stond hier bij de spoorbaan een optocht opgesteld van versierde paar den cn boerenwagens. Bij de aankomst aan liet station te Slochteren sprak de burgemeester, mr. E. J. Thomassen 4 Theussink van der Hoop van Slochteren, een woord van welkom tot de gasten. Te Slochteren waren de reizigers de gas ten van den burgemeester, die het gezel schap op den burcht Fraeglemaborg ont ving. Daarna ging het naar Schildwolde, Hel ium, Siddeburen en TjuchemMeedhuizen. Op al deze station stonden fanfarekorpsen en zingende kinderen en waren dicht bij het station versierde paarden cn wagens opgesteld. Op het station Delfzijl stond een fanfare korps opgesteld. Kort na aankomst, aldaar trok liet gezelschap naar het schip Abel Tasman, het internaat van de zeevaart school. Nadat het gezelschap liet schip had bekeken, werd thee geserveerd. Minister Van der Vegte sprak de beste wenschen uit voor de Delfzijlsche zeevaart school. Ruim 3 uur werd de terugtocht aanvaard, die 42 minuten duurde. In bussen werd het gezelschap van het station te Groningen overgebracht naar de Harmonie, waar een feestmaaltijd plaats had. De president-commissaris, de heer Buis kool, bracht aan den maaltijd dank aan hen, die'voor den Woldjerspoorweg hadden gewerkt, on herdacht hierbij speciaal het werk van den heer J. de Vries, den gewe zen secretaris van de Fedeiaiie van Land- bouwvereenigingen te Slochteren. en van de vroegere burgemeesters Broekema cn Bastiaan. Dc minister deelde mee, dat de heer G. de Vries, secretaris van den raad van com missarissen, was benoemd lot ridder in de orde van Oranje Nassau. Vervolgens hebben enkele andere heeren het woord gevoerd. De meeste gasten begaven zich. na afloop van het diner naar het clubhuis te Paters- wolde, waar dc avond in feeststemming werd doorgebracht. DE R. H. B. S. TE ZIERIKZEE. Het 60-jarlg bestaan. Op 17 cn 18 Juli worden te Zierikzee de feesten gehouden ter herdenking van het 60-jarig bestaan van boengenoemde onder wijsinrichting op Schouwen—Duiveland, waaraan ook tal Aan oud-leerlingen zullen deelnemen. Hef. eere-comité bestaat uit jhr. mr. .T. W. Ouarles van Ufford, commissaris der Ko ningin in Zeeland, voorzitter, prof. dr. P. Zeeman, oud-minister van Ysselsteyn, dr. II. K. M. van do Zande, oud-inspecteur van het landbouwonderwijs, prof. W. A. E. van der Pluijm cn dr. S. Elzinga, oud-leeraar aan de school, thans inspecteur M. O. Dinsdag 16 Juli recipieert het gemeente bestuur van Zierikzee, dat 60 jaar geleden tot oprichting van een H.B.S. besloot, wel ke inrichting in 1907 over ging in een Rijks II.B.S. Woensdag 17 Juli is aan de eigenlijke feestelijkheden gewijd met o.m. een auto tocht met ongeveer 80 auto's door het ge- heele eiland. Des avonds vindt in de Con certzaal de feestavond plaats met diverse attracties voor de leerlingen en reünisten. De daaropvolgende dag is voor een goed deel gewijd aan sport cn spel; de feestelijk heden worden besloten met muziek cn een Fransch looneclstukje. VERVAARDIGERS VAN VALSCHE BANKBILJETTEN GEARRESTEERD. De vorige week werd in een café op Ka- tendrecht te Rotterdam een valsch bank biljet uitgegeven, in verband waarmede ge arresteerd was een zekere J. B. de J. uit de Tochtstraat aldaar, die wegens gebrek aan bewijs den volgenden dag weder op vrije voeten moest worden gesteld. De valsche geldafdeeling van de centrale recherche heeft in verband met een en ander een na der onderzoek ingesteld. Tenslotte slaagde zij erin in een lunchroom op de Hoogstraat le arresteeren den 36-jarigen W. B., den 25- jarigen A. B. P. en den 35-jarigen J. S. Deze laatste werd echter spoedig weer vrijgela ten. Op één dér aangehoudenen werden 5 valsche 5-ponds biljetten gevonden. In een leegstaand huis in de Woelwijkstraat heeft de politie een werkplaats aangetroffen, waar valsch geld vervaardigd werd. Zij leg de daar op verschillende ingrediënten be slag. Bij de huiszoeking van de verdachten zijn geen nieuwe biljetten in beslag ge nomen. De valsche bankbiljetten waren zeer slecht nagemaakt. De gearresteerden waren eerst kort geleden uit de gevangenis ontsla gen, verdacht van het vervaardigen van valsche Nederlandsche bankbiljetten. Willekeur en onzekerheid in de uitvoering Een adres aan vijf ministers Aan de ministers van Binnenlandsche Zaken cn Landbouw, van Justitie, van Fi nanciën, van Arbeid, Handel cn Nijverheid en van Onderwijs, Kunsten cn Weten schappen is het volgende adres gezonden: „De Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken, de Nederlandsche Ver eeniging tot Bevordering van het Levens- verzekeringswezen en de Broederschap der Notarissen in Nederland, hebben aanlei ding gevonden met elkander de ernstige bezwaren te bepreken, welke gerezen zijn in verband met de wijze, waarop verschei den gemeentebesturen verordeningen zijn ♦ïan toepassen, waaraan zij den naam van monumenten-verordeningen liebbcn gege ven. Reeds gedurende ecnigen tijd is in liet oi enbaar meermalen gewag gemaakt van eene „monumentenwet", welke de regee ring voornemens zou zijn bij de Staten- Generaal in behandeling te brengen. Behal ve in de zittingen van ecnige gemeentera den, is dit o.a. ook geschied op den „Twee den Monumentendag", op 3 November 1928 te 'sGravenhage gehouden, toen de „Direc teur van den dienst van kunsten cn weten schappen" der gemeente 's Gravcnhage on der meer zeide, dat Nederland altijd nog ■geen monumentenwet heeft en dat. deze eerst, thans in uitzicht is gesteld. Inmiddels is in 1920 door de gemeente 'sGravenhage een „monumenten-verorde ning" vastgesteld, welk voorbeeld door ver scheidene gemeenten is gevolgd, voor zoo ver aan ondergeteekenden bekend is, door de gemeenten Amersfoort (1922), Deventer (1922), Vlissingen (1923), Oudewater (1923), Breda (1923), Middelburg (1924), Dussen (1924), Zierikzee (1924), Sluis (1925), Dor drecht (1925), Brielle (1925), Ilarlingcn (1925). Amsterdam (1926),Zutphen (1926), IIoensbroek (1926),Schiedam (1927) en Utrecht (1927). Oogenschijnlijk zien" de door de gemeente- ra den vastgestelde „monumenten-verorde- riingen" er zeer onschuldig uit. Dat zij dit metterdaad echter niet zijn, is door de prak tijk duidelijk geworden. De monumenten-verordening geeft Burge meester en Wethouders de bevoegdheid bouwwerken of gebouwen, of gedeelten hier van, welke naar het oordeel van dit college „van belang zijn uit. een oogpunt van ge schiedenis of kunst", te plaatsen op eene lijst. Staat een onroerend goed eenmaal op deze lijst, dan mag de eigenaar er uiterlijk niets aan veranderen en het evenmin sloo- pen, tenzij met vergunning van Burgemees ter en Wethouders, die tevens bevoegd zijn aan zulk eene vergunning vergunningvoor- waarden te verbinden. Het spreekt vanzelf, dat aldus zeer be langrijk wordt ingegrepen in de rechten van den eigenaar, wiens beschikkingsrecht ten rleele wordt onteigend cn vernietigd. Ilclzal hein b.v. onmogelijk blijken door verbou wing liet getroffen perceel economisch nut tig tc gebruiken in zijne zaken of tot een dergelijk gebruik aan een ander te verkoo- pen. Hieruit volgt tevens, dat hot getroffen perceel niet zoo gemakkelijk te verkoopen is, dat het zijne handelswaarde goeddeels heeft verloren en niet meer geschikt zal zijn om te dienen lot zekerheid van ecnig door den eigenaar op te nemen hypothecair cre- diet. Indien nti deze monumenten-lijst slechts melding maakte van werkelijke „monumen ten", zouden de getroffen perceelcn of per ceelsgedeelten betrekkelijk zoo gering in aan tal zijn, dat het hypothecair crediet in het algemeen weinig aanleiding zou hebben zich hierover bezorgd te maken. De praktijk leert echter anders. Het woord „monument" gebruiken de ge meentebesturen in de opschriften van ver ordeningen, waarin niet is omschreven wat onder een monument moet worden ver staan. Zij zijn hierdoor volkomen vrij door middel van plaatsing op de bovenbedoelde lijst eigenaren te verhinderen hunne percee- len te veranderen ook in gévallen, waarin de woningwet en de bouwverordening hier toe de bevoegdheid niet verleenen. G e h e e le reeksen van huizen zijn geplaatst op de „monumenten-lijst" om het stads beeld niet te doen verandem. Dit was ech ter nog niet genoeg. Terreinen cn beplantin gen werden door middel van deze verorde ningen aan de beschikking van den eige naar onttrokken. Zelfs noodige vernieuwing of noodig herstel van gebouwen wordt ver boden tenzij met vergunning van Burge meester en Wethouders. Wanneer het mogelijk wordt, dat op rui me schaal geheele reeksen van eigendom men, welke zeer zeker geen „monumenten" zijn, eenvoudig door een daad van een ge meentebestuur onverhandelbaar worden, dan staat, daarmede vast, dat het hypothe cair crediet in Nederland op hoogst ernstige wijze zal worden ondermijnd. Dit in het ver keer onmisbare crediet berust op zeker- h e i d. Deze zekerheid verdwijnt, wanneer te allen tijde de overheid door een verorde ning plotseling het verbonden onderpand onverhandelbaar of minder verhandelbaar kan maken. Of de overheid in het opschrift van zulk eene verordening van een „monu ment" gewaagt, of wel eenvoudig een arti kel in eene politieverordening invoegt als Sluis cn Wassenaar deden) verandert aan het feit niets, dat de overheid met hypothe cair crediet ernstig in gevaar brengt. Ondergeteekenden achten dit een zoo ern stig gevaar, dat zij tezamen in overleg zijn getreden, hoe zij de belnagen van de hypo theekhouders (hypotheekbanken, verzeke- rings-maatschappljen, fondsen cn particulie ren), cn hierdoor tevens dat van het cre- dietvvezen in Nederland zouden kunnen be schermen. Zij wenden zich thans te zamen lot de ministers van Binnenlandsche Zaken cn Landbouw, van Justitie, van Financiën, van Arbeid, Handel en Nijverheid cn van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, ten einde de regeering met aandrang te verzoe ken in te grijpen. Wanneer b.v. de gemeen ten bij de wet verplicht werden in alle ge vallen, waarin zij voornemens waren eenig onroerend goed op een lijst te plaatsen als bovenbedoeld, hiervan aan den eigenaar cn do derde-belanghebbenden kennis te geven op de wijze en met de gevolgen als ten aan zien van bouvvverboden is geregeld bij de wet van 22 December 1922 (Staatsblad 60S), dan zouden alle betrokkenen voor hunne belangen bij den burgerlijken rechter bn- scherDsing vinden. Thans beslist de over heid zelve en beslaat groote willekeur cn onzekerheid; terwijl deze onzekerheid nog wordt verergerd door d* /haalregels in sommige provinciën door het provinciaal bestuur genomen. Het is Ier bescherming van het hypothe cair crediet in Nederland, dat ondergetee kenden met klem aandringen op wettelijke maatregelen, welke ccn einde maken aan de thans bestaande on steeds toenemende on zekerheid, welke dit. onmisbare crediet dreigt in gevaar te brengen. DRUKKER STEENKOLENVERVOER. Driehonderd goederenwagens ter leen gekregen. Ter voorziening in het gebrek aan open goederenwagens hebben de Nederlandsche Spoorwegen driehonderd van dit soort wa gens van de Duitsche Spoorwegen ter leen gekregen in afwachting van de levering dezer wagens, die voor een deel in Duitsch- land besteld zijn. De wagens zullen binnen cenige dagen met extra-treinen worden aangebracht en terstond van kenteekenen voorzien „N. S. gebruik voor binnenland." Vermoedelijk is deze vergrooting van het wagenpark noodig geworden met het oog op het drukke steenkolen vervoer van onze mijnen naar het binnenland. (Hbld.) HET TERUGVORDEREN VAN DE BELGISCHE TAXE DE SEJOUR. De Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club meldt ons: Er werd nog steeds geklaagd over de zeer gecompliceerde formaliteiten om do betaal de Belgische taxe terug te kunnen krijgen. Het bestuur der Kon. Nederlandsche Auto mobiel Club heeft zich nogmaals tot de be treffende autoriteiten in België hierover ge wend om er toe te geraken, dat de restitu tie aan de grens van België geschieden zal. zooals ook het geval is aan de Nederland sche grens voor de restitutie aan de Belgi sche automobilisten van de wegenbelasting. Voorloopig kan alleen worden medege deeld, dat het verzoek om restitutie van Belgische taxe de séjour betaald na 1 Janu ari 1929 (officieele datum van afschaffing) moet ingediend worden bij het Belgische Mi nisterie van Financiën tc Brussel onder overlegging van het carnet de sejour, dal men Nederlander is cn copie van de Neder landsche wegenbelastingkaarL voor con form ge teekend door een ambtenaar van de belastingen of een verklaring van het be lastingkantoor. dat de wegenbelasting be taald is daar aan houders van 60 dagen gel dige wegenbelastingkaarten geen vrijstel ling van taxe in België verleend wórdt. Uit deze overgelegde papieren blijkt, dan meteen ook, dat dc belanghebbende in Ne derland gevestigd is. Langestraat 56 Telef. 115. Wie altijd op goede tijden wacht, maakt van zijn tijden een slecht gebruik. Naar het Engelsch van A. T. QUILLER-COUCH. „Wel, wel, John, in ieder geval is het een buitenkansje je te zien cn je ziet er goed uit ook. Wel, wel, dat wij met ons tweeën de eenigen waren, op den kluifboom gezeten, toen het schip tegen de klip stoot te! Maar zeg eens John, was er niet nog een bij ons? Nu ik er goed over denk, ge loof ik, dat er nog een bij was. Wat is er daarmee gebeurd? Is hij er afgesprongen, John?" Eindelijk kreeg John de spraak terug. „Neen, ik geloof niet, dat hij er af sprong". Die woorden kwamen er uit met heesche stem en met moeite. Ik keek hem aan; hoe koud en huiverig hij ook was, het zweet stroomde hem van het gelaat „Neen, dat verbaast mij. Waarom niet? Geen antwoord „Weet je dat wel zeker, John' Want, weet je, het zou dood jammer zijn als hij op deze woeste kust geworpen was, zonder zijn oude vrienden weer te zien. Ik hoop dus dat je er geheel zeker van bent, John; denk er nog eens goed over". „Hij is er niet afgesprongen". „Niet?" „Hij is gevallen". „Arme vent! arme vent!" Die - woorden Kwamen er uit op een zachten, medelijden den toon. „Er is zeker geen vergissing mo gelijk omtrent zijn treurig einde?" „Ik zag hem vallen. Hij liet los en viel; het is heilig waar, kapitein, het is heilig waar. Zoo is het gebeurd: hij liet los en viel. Ik zag het met mijn eigen oogen en kapitein, het was jou mes". Met groote moeite en een zenuwachtigen blik, die dwaalde van den kapitein naar mij, bleven John's oogen eindelijk rusten op het water. De kapitein keek hem scherp aan, glim lachte zachtjes, klemde zijn dunne lippen op elkaar alsof hij onhoorbaar floot en wendde zich tot mij. „Je kent John dus, jongen. Hij is een goede vent, die John, een rustig, flink Christenmensch, een goede kameraad voor jonge menschen. Hij vloekt niet, hij drinkt niet, geen van die ondeugden h°eft John Rail ton; en zoo waarheidlievend! hij was de waarheid zelf! Hij zou geen leugen willen zeggen al kreeg hij er de schatten der we reld voor. Het is een geluk voor je, zulk een vriend te bezitten. Je treft het niet dikwijls zoo goed met zulk een kameraad!" Ik keek ongelukkig naar dat voorbeeld van waarheidsliefde om te zien hoe l:ij dit geluk opnam, maar zijn oogen waren nog steeds op de zee gericht. „Dus je hebt hem zien vallen, John? Wie zag hem sterven? Ik, zei de waarheid zelve cn je hebt goede, heel goede noren, John, al heb je nog zooveel genegenheid voor den ongelukkigen doode, denk je niet, dat het nu een goede gelegenheid zou we zen het testament, voor te lezen? Wie weet of wij drieën elkaar ooit zullen weerzien cn ik weet zeker dat onze jonge vriend hoe heette hij ook weer? Jasper? o ja; ik weet wel zeker dat onze jonge vriend Jas per gaarne het testament zou hooren voor lezen, al is dat een aandoenlijke geschiede nis". Er was een duivelsche uitdrukking in de oogen van dien man. John zag dien blik en zijn oogen kregen een woeste uitdrukking, als een wild dier dat in 't nauw is ge bracht. „Testament? Wat bedoel je? Ik weet ei* niets van ik heb geen testament ont vangen". „Neen, jij zelf niet, John, je zelf niet; maar het kon wezen dat je iets wist van het testament door wij zullen zeggen door een ander. Denk er eens over na, John, haast je rnaar niet, denk er eens over na". „Ik weet van geen testament". „Stil, stil, John. Denk aan onzen jeugdi gen vriend Jasper. .Daarenboven, je was immers zulk een goede vriend van den overledene zulk een echte vriend cn je was op de hoogte van al zijn geheimen. John, ik weet dus wel zeker als je er maar eens rustig over nadenkt, dat .ie het je zult herinneren; jij, die hem de laatste oogen- blikken hebt nagegaan, die hem zag „val len", zoóals je zegt, nietwaar?" Geen antwoord. „Kom. kom. John; hel spijt mij flat ik er op moet aandringen, maar werkelijk, onze jonge vriend en ik moeten antwoord van je hebben. Want bedenk wel, John, als je weigert op ons verzoek in te gaan, dan zijn we wel genoodzaakt, tegen onzen zin na tuurlijk, rnaar toch ja, we zullen genood zaakt zijn met met iemand anders er over te gaan praten. Maar je begrijpt zelf boe ellendig dat wezen zou". „Drommelsche kerel drommelscke vent!" John's stem was nog heesch en heel zacht, maar toch was er niets in die stem dat niet duidde op hoop noch sprak van vrees. „Goed dan; drommelsche kerel, als je wilt; maar de duivel moet hebben wat hem toekomt, zooals je weet". „De duivel nam wat zijn deel hij vond, Zing hoera, hij wacht nu op u". „Ja, John, een duivel dan of geen duivel, i k wacht op je. En dat ik moet hebben wat mij toekomt, nu, een gelukkige kerel zoo als jij zal daar niets tegen hebben. En jij hebt Lucie gekregen, John, wat kan je nog meer begeeren? Wij wilden haar allebei hebben en nu zit ze thuis op jou te wach ten. Het zou ellendig voor haar zijn als ik haar de tijding kwam brengen dat je in de gevangenis zat te treuren ik stel maar iets, Jonh en de kleine Jenny zou niet veel vrijers meer hebben als het bekend werd dat haar vader ik veronderstel dat jij haar vader bent Voordat hij zijn volzin voleindigd had greep John hem bij de keel. Toen volgde een kort, maar woedend gevecht, een vloek, een flikkering van iets lichts en met een kreet van doodelijke pijn en een vvoes- ten greep in de lucht viel mijn metgezel achterover over de klip heen Het was alles het werk van een oogen- blik een gil. een geplas in het water en daarna stilte. IToe lang die stilte duurde kan ik niet zeggen. En wat. er daarna ge beurde of Lk schreeuwde of flauw viel of ik rondkeek of mijn oogen sloot ik weet er absoluut niets van. Ik herinner mij alleen maar dat ik langzamerhand ont waakte en den kapitein tegenover mij zag staan, hij veegde zijn mes. af aan een, bosje onkruid dat hij had opgeraapt cn keek mij ouderzoekend aan. Nu op dit oogenblik geloof ik dat mijn leven in die enkele minuten aan een zijden draad hingmaar ik was nog te versuft en te dof om iets le begrijpen. Do man stak zijn mes weer langzaam in de scheede, aarzelde, liep haar den rand van de rots, tuurde naar beneden cn kwam eindelijk bij mij terug. „Zeg, ben jij er een die zwijgen kan Zijn stem was zoo vriendelijk als te voren cn hij sprak zacht, rnaar zijn oogen leken mij wel te willen doorboren. Ik denk dat ik bevestigend geantwoord heb, want bij ging voort „Je hebt gehoord hoe hij mij noemde, niet waai' Hij noemde mij 'een duivel een duivel begrijp je En dat. ben ik ook". In den toestand waarin ik op dat oogen- biik verkeerde kon ik alles gelooven dit geloofde ik dus ook. „Daar ik een duivel ben, hoor ik natuur lijk wat kleine jongetjes zeggen, liet doet er niet toe waar ik ben cn als kleine Jon getjes klikken gaan dan kan ik ze krijgen. Avaar ze zich ook verstoppen. Ik kom soms bij hen in bed en soms achter ben aan als ze niet kijken, ontsnappen kunnen ze mli nooit. Ileb je wel eens van Beëlzebub gehoord Nu, die ben ik". Ik had daar wel eens van gelezen en ik twijfelde dan ook niet of hij sprak de waar heid. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1929 | | pagina 5