KINDERRUBRIEK
Rubriek van Oom Karei
SCHOOLJONGENS
Die kunstjes schijnen geloof ik nogal in
jelui smaak te vallen. Heel veel neefjes en
nichtjes schreven me, dat ze het geprobeerd
hadden. Bij enkelen was het mislukt, an
deren weer hadden er veel succes mee ge
had en vroegen me direct, of ik er nog meei
wist en of ik die in de krant wilde schrij
ven. Nu, ik heb er nog een gevonden. Maar
het is geen gemakkelijke hoor! Probeer
maar eens: Zie je b.v. kans om door een
briefkaart heen ie kruipen? Neen, dan zal
ik het je vertellen. Je vouwt een briefkaart
dubbel en knipt in het midden tot aan den
rand. Dan open je de kaart weer en vouw
haar nu langs de geknipte lijn. Nu knip Je
heel fiju naast elkaar reepjes tot aan den
rand, maar zóó, dat als je de eerste snede
van uit het midden gedaan hebt, de vol
gende van uit den rand knipt, zoodat de
insnijdingen dus zigzagsgewijze naast el
kaar liggen. Dit vormt dan een heele groote
l ing, waar je gemakkelijk doorheen kan
kruipen. Ik heb het kunstje ook geprobeerd.
Eerst lukte het heelemaal niet. maar na een
keer of vijf ging het werkelijk goed. Dus
jelui moeten, als je het probeert den moed
niet gauw opgeven.
En nu heb ik jelui nog wat te vertellen,
wat voor allen van groot belang is.
De manier, waarop tot nu toe de ruilhan
del is gedreven, blijkt dikwijls te leiden tot
allerlei moeilijkheden en misverstanden.
Daarom zullen we vanaf dit oogenblik een
andere regeling volgen. Wie van jelui iets
te ruilen aanbiedt of wat anders graag wil
hebben schrijft het, net zooals tot nog toe,
steeds gebeurde aan mij maar dan met ver
melding van je adres cn zonder insluiting
van bonnen of plaatjes. Dan kunnen de
neefjes cn nichtjes dadelijk onderling rui
len. Dat gaat veel vlugger, cn je kunt pre
cies zeggen wat jo hebben wilt. B.v. als
Vlinder postzegels to ruilen heeft dan,
schrijft ze ine „Vlinder, die woont
straat noheeft postzegels te ruilen
voor Verkadesplaatjes." Ik zet dat dan in
het ruilhandelhoekje en neefjes of nichtjes,
die willen ruilen, kunnen direct naar Vlin-
der's huis gaan. Je behoeft dan ook geen
bonnen of plaatjes meer aan mij te sturen,
dat geeft allemaal oponthoud. Wel zal ik
over enkele weken nog eens een lijstje ge
ven van alles wat ik nog in voorraad heb.
Misschien is daar nog wat van jelui gading
bii
Hier volgen eerst weer de
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels
zijn:
I Beter één vogel in de hand dan tien Id
de lucht met de woorden: eten, tien, bin
nen, leugen, vodden, echt, alida. hard.
II. Beukenlaantje met de woorden: B,
pen, truus, meikers, purmerend. buitens
land, beschadigen, roskammen, Zaandam,
jetje, oje. e.
Deze week is de prijs gewonnen door
„Adelaar", die hem a.s. Maandag aan
ons bureau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS
I.
De helft van een kleedingstuk, de helft
van een jongensnaam, de helft van een ter
ras vormen de naam van de grootste
planeet van ons zonnestelsel.
(Ingez. door Zonneroosje.)
II.
Mijn gelieel is een spreekwoord van 5
woorden cn 31 letters.
7. 8, 2, 9, C, 19 gebruikt men om te ver
binden.
30, 3, 21, 11, 15, 13 gebruikt men bij veel
gerechten.
26, 27, 28, 29 is niet»vierkant.
25, 12, 10, 5 is een kleur.
16, 18, 20 gaat men eiken dag naar toe
I, 23, 27, 28. 1 gebruikt men op de school
17, 1, 22, 1 noemt men een paard wel eens
II, 27, 4, 10, 31 ziet men vaak in het. boscfi
21 is een klinker.
(Ingez. door Blauweregen.)
't Stoomtiammetje van Oostcrland zat
propvol, want 't regende dat het goot.
't Waren meest schooljongens en mcnschcn.
die naar de markt moesten, die de tram
naar de stad bracht, 't Was „de school-
tram."
Jaap \an Dam zat heelemaal in 't achter
ste hoekje en Karei van Schouwen heel
vooraan. Karei zat met zijn oogen naar
Jaap te telegrafeeien om hem te beduiden,
dat hij vooraan waar nog één plaats
open was moest komen zitten. Jaap pro
beerde hem de onmogelijkheid te doen in
zien door bedenkelijke gezichten te trekken
en van Karei naar een hcele rij manden tyi
pakken te kijken, die in het pad stonden
cn van al die bagage weer naar Karei. Daar
Jaap het te erg vond, al die mensclien te
noodzaken hun zaakje even op te pakken,
en hij geen kans zag er over heen te sprin
gen, zat cr niets anders op dan tc blijven
zitten, waar hij zat. Jaap en Knrel waren
eigenlijk geen vrienden. Al zag je ze op
straat veel samen, op school ging ieder zn
eigen weg, ook al zaten ze in dezelfde klas
se. Buiten de school kwamen ze als vanzelf
veel met elkaar in aanraking, omdat ze uit
hetzelfde dorp kwamen en altijd samen
tramden. Ze lagen dikwijls met elkaar
overhoop, maar omdat ze zoo voortdurend
mot elkaar in aanraking kwamen, moest
het daardoor ook wol weer gauw in orde
komen. Ofschoon Jaap zich dikwijls voor-
ram, niet meer met Karei om te gaan, na
zoo'n geval, was hij te goedhartig om hem
niet met zijn werk tc helpen, als Karei daar
voor dan weer bij hem kwam.
't Was dat geniepige van Karei, dat Jaap
zoo woedend kon maken en ook dat hij zoo
lui was, was iets dat Jaap niet kon uit
staan. Jaap had een schoolboek in zijn han
den, maar hij las niet; in werkelijkheid
luisterde hij naar het praten van de men-
schen om hem heen cn bestudeerde hen een
beetje. En Karei zat wat suf voor zich te
kijken.
De tram stopte bij een halte en twee oude
vrouwtjes kwamen er bij. Ze zochten bin
nen een plaatsje. Maar er was nog maar
één plaats onbezet naast Karei. Eén kon
er dus gaan zitten, maar 't andere oudje
keek hulpeloos rond en besloot maar weer
naar 't balcon to gaan, waar 't lang niet
droog was. Jaap en enkele andere menschcn
keken naar ICarel. Die maakte echter geen
aanstalten om op te staan en bleef strak
vóór zich kijken, alsof hij niets merkte.
Toen stond Jaap op en bood het oude
mensch z'n plaats aan. Dat gaf een he.elen
opstand in de trani, want nu moesten alle
manden en verdere bagage opgenomen wor
den, eer Jaap uit zijn hoekje kon komen en
het vrouwtje er door kon. Toen Jaap lang3
Karei kwam, nam die niet de minste notitie
van hem. 't Maakte Jaap ongeduldig. „Kaf
fer" schold hij tamelijk hard.
„Galante ridder!" spotte Karei daarop.
En Jaap dacht: bah, wat een flauwe vent
was die jongen toch! Dat hij zich niet
schaamdeal ging nu zoo'n ouwe ziel
op het natte balcon staan, 't liet hem aljes
even koud, als hij maar een goeie plaats
had! En dan zoo'n stevige dikzak als
Karei... hij zou zoo gauw niet smelten
Natuurlijk had hij weer op hem Jaap
gerekend. Maar hij bedankte er voor om al
tijd voor hem op te draaien! Jaap was be
nieuwd te weten, wat Karei wel gedaan zou
hebben, als hij cr niet geweest was. Enfin,
het kon hem niet schelen, al werd hij wat
nat! Maar hij zou Karei straks eens ondei
handen nemen.
Karei was intusschen woest op Jaap
Zoo'n mispunt om hardop „kaffer" te zeg
gen de menschen keken zoowaar' naar
hem. Hij werd er rood van. Die Jaap
toch als hij hem eens beet kon nemen,
zou hij 't niet laten
Zo tramden al door de stad. Karei zocht
zijn tasch op, want die lag onder dc bank
cn Jaap's boeken lagen cr bo\en op sinds
hij naar het balcon ging. En toen Karei zijn
tasch en Jaap's boeken in handen had, zag
hij Jaap's thema-sclirift boven op tusschen
den riem Jaap gebruikte altijd een riem
zitten. Hij trok liet er dadelijk tusschen-
uit cn keek het even in.
„Hé, daar staan die moeilijke thema's in,
wacht dat kan ik gebruiken om de rnijno af
te maken straks'k Zal 't een poosje bij
me houden, dan kan hij er eens naar zoe
ken," besloot hij snel. Even keek Karei naa"
Jaap. maar die stond met. 2ijn rug naar
hem toe. Toen stopte hij 't schrift vlug in
z'n tasch.
Bij het eindpunt was Karei de eerste, die
de tram verliet, met Jaap's boeken en zijn
tasch in zijn handen. Hij deed heel gedien
stig en gaf Jaap met een „asjeblieft Jaap''
dc boeken over. Jaap nam dc boeken aan,
trok een leelijk gezicht en zei geen dank:e.
Jaap keek de boeken niet na cn mcrnte
natuurlijk niets van Karel's leelijken
streek. En Karei vond zichzelf wel interes
sant. Het feit, dat bij nu eens iets uitge
voerd had, dat Jaap niet wist on niet wilde,
vond hij heerlijk, want hij voelde wel, dat
Jaap zijn meerdere was, ook al was hij
jonger.
„Zeg," begon Jaap 't gesprek, toen ze naar
school liepen,„waaróm stond jij niet op
voor dat ouwe mensch?"
„O, begin je weer te zeuren?"
„Wees dan ook niet zoo ijsbeerachtig!"
„Nou ja, 'k ben nu eenmaal niet zoo'n
lieve jongen als jij."
„Flauwe vent! Je hoeft toch niet lomp te
zijn."
„Schei nou maar uit, zeg, ik weet het nu
wel."
„Och jij ook!" zei Jaap ongeduldig, „je
bent niet tc verbakken!"
Zoo'n ouwe brombeer toch die Jaap
hij zou hem dat schelden in 't volle publiek
nu eens lekker betaald zetten... hij kon
lang zoeken, eer hij zijn schrift terug had!
Zoo dacht Karei er over.
Op school gekomen gingen do jongens,
hoewel ze in dezelfde klasse zaten, ieder
afzonderlijk naar 't lokaal. Karei had geen
plan het schrift al terug te geven cn hij
begreep, dat als Jaap het miste cn nergens
vond, hij misschien wel op het idee zou
komen, het bij hem te zoeken en te vragen
of 't soms in zijn boekentasch was gekomen.
Daarom wilde hij het ergens verstoppen,
want als Jaap onder het overblijven eens in
zijn tasch of bank ging zoeken en het daar
vonddan zat er wat voor hem op, dat
was zeker!
't Was evenwel moeilijk een geschikte
plaats te bedenken, want in het lokaal was
't onmogelijk het te verstoppen, zonder de
kans te loopen, dat meneer het vond. En
Karei wou natuurlijk in geen geval, dat
zoo iets gebeurde. Even dacht hij er over
't schrift onder in de prullemand te stop
pen, maar bij nader inzien vond hij dat
toch te erg, want o, als Jaap cr tenslotte
eens toe kwam ook daarin tc zoeken en
ging uitvisschen wie 't op zoo'n manier wil
de verdonkeremanen
't Was niets voor Karei om er iets voor
te wage n, daar was hij veel te bang voor.
't Was cr hem alleen orn tc doen, Jaap eens
flink in angst tc laten zitten, maar zóó, dat
hij cr zelf niet door in moeilijkheden kwam
Hij ging met het bewuste schrift de gang
in om ergens anders een verborgen plaats
tc vinden. Juist kwam Bleeker, een schuwe
jongen, er aan. Hij was jonger cn veel klei
ner dan Karei. Hij kende Karei goed en was
bang voor hem, sinds hij hem eens een klci-
ucn jongen had zien afranselen. Karei kreeg
op eens een idee en docht: „Wacht, dat
ventje kan ik gebruiken!'
„Hallo Bleeker, 'k heb wat voor je tc
doen!" zei hij zacht tegen hem, „je moet dit
schrift voor me bewaren, het is van Jaap
En spreek er tegen niemand over't is je
geraden, anders..." cn Karei zag hem
dreigend aan.
„En als ik nu eens niet doe, wat je zegt!"
zei Bleeker onwillig.
„Dan wel dan krijg je een geducht pak
slaag van me. Maar nu maar verder gein
praatjes.... hier, pak aan en je bewaart
het schrift, tot ik het terug vraag!"
Karei was er nu zeker van, dat het schrift
veilig %\as, want hij kendo zijn macht over
den kleineren, zwakken jongen, die bang
voor hem was, IIij wist, dat Bleeker 't niet
zou wagen er iets \an tc vertellen aan de
andere jongens. Maar al vertelde Bleeker
niets, toch kwam Jaap tc weten wat hij had
uitgevoerd.
Zoo gauw Jaap gemerkt had, dat zijn
schrift weg was, begon hij te zoeken, maar
kon het natuurlijk nergens vinden. Juist
wilde hij gaan zien, of hij "t soms in de gang
verloren had, toen hij door het eenigszins
beschadigde matglas van de gangdeur zag,
dat Karei zoo dreigend tegen den kleinen
Bleeker stond to praten. Hij bleef even kij
ken en zag, dat Karei een schrift aan B'.ce-
ker gaf. Plotseling kreeg hij een vermoe
den. dat hej. zijn schrift kon zijn. Hij wilde
Bleeker achterna loopen, maar bedacht zich.
Als 't Karei tc doen was om hem te plagen,
zou hij er toch geen plezier van hebben
Hij ging terug naar zijn klasso en wachtte
tot Karei binnen kwam. Toen ging hij gauw
naar de klasse van Bleeker. Er was nie
mand; Bleeker was weer naar buiten ge
gaan, want 't was nog erg vroeg. Jaap hoef
de niet lang te zoeken naar Bleeker's plaats,
want zijn boekentasch lag op z'n bank.
Dadelijk onderzocht lnj Bleekers boeken en
schriften en vond, wat hij verwachtte
zijn eigen schrift! Hij nam het mee en zocht
een oud schrift op, plakte er een nieuw
etiket op en schreef er „Fransche thema's"
en zijn naam op. 't Zag er nu precies eender
uit als het echte schrift. Jaap ging wéér
naar Bleeker's klasse cn legde het oude
schrift op de plaats, waar hij 't andere
vandaan had gehaald.
't Was bijna negen uur, aldoor kwamen
er jongens 't lokaal binnen; 't was een
haasten om klaar te zijn, als de les begon.
Jaap stond midden in een groep jongens
zacht te praten, 't Waren zijn vrienden,
aan wie hij 't geval met het schrift ver
telde. De meeste jongens konden Karei niet
goed uitstaan cn van Gent, een goedigo
dikzak, zei:
,,'k Ben benieuwd om zijn gezicht te zien,
als hij ontdekt, dat hij een oud schrift te
pakken heeft!"
Karei kwam binnen cn de groep jongens
ging uiteen om geen achterdocht te wek
ken.
Juist kwam 't bevel van meneer, dat do
jongens bun themaschriften moesten ge
ven. Karei schrok er van, want 't kwam
onverwacht, gewoonlijk moesten ze 't pas
om twaalf uur geven en hij had zijn werk
niet af, nog enkele zinnen, die hij niet wist.
moesten ingevuld worden hij had dit in
't vrije kwartier willen doen. Gauw ging
hij weer naar Bleeker en fluisterde hem toe.
„gauw zeg geef me dadelijk 't schrift terug,
ik heb 't noodig."
Bleeker zocht met een verbaasd: „moet J»'
't nu al weer hebben?" 't schrift op en gaf
het Karei.
Jaap en z'n vrienden hadden 't alles ge
zien: hoe Karei schrok, toen hij hoorde, dat
de thema-schriften ingeleverd moesten
worden en hoe hij dadelijk daarop uit ie
klasse ging. Ze begrepen natuurlijk, dat
hij 't schrift bij Bleeker ging halen en lach
ten er stiekem om, dat hij met een oud
schrift terug zou komen.
't Verwonderde Karei wel, dat Jaap zoo'n
pret had mot de jongens, toen hij terug
kwam. Ilij verwachtte hem druk zoo-
konde te vinden, maar dat deed hij in 't ge
heel niet. Karei zat vooraan, dus vlak bij
meneer. Ilij had 't schrift van Jaap geslo
ten vóór zich en zijn eigen schrift-lag open.
Juist had hij zijn pen genomen cn wilde
hij beginnen met vergelijken in Jaaps
schrift, toen meneer toevallig keek naar
hetgeen hij deed en plotseling vroeg:
„Ilé, van Schouwen, moet je nu nog aan
je thema's werken? En wat beduidt dot
schrift? Laat me eens even kijken!" En
meneer zag, dat het Jaap's schrift was.
„Zóó je wou dus gaan overschrijven!"
zei hij ernstig.
„Enkele zinnen maar, die ik niet ken,"
antwoordde Karei met een benauwd ge
zicht.
„Van Dam, waarom gaf jij j'e schrift niet
dadelijk aan mij?" vroeg meneer streng.
„U hebt mijn thema-schrilt all" zei Jaap
met nadruk.
Meneer wist niet, wat hij geloovcn moest,
want de ééne jongen sprak den ander tegen
en voor beiden had hij reden om te geloc-
ven dat ze waarheid spraken.*
Karei gaf door z'n angstig gezicht echter
wel het vermoeden, dat hij werkelijk vau
plan was te gaan overschrijven, 't Schrift
van Jaap, dat op zijn bank lag, bewees dat
ook, vond meneer; maar 't nadrukkelijk
verklaren van Jaap met zoo'n beslist ge
zicht bracht meneer weer in twijfel.
Meneer ging 't stapeltje schriften nakij
ken en vond al heel gauw Jaap's schrift
Karei cn meneer begrepen er nu niets
meer van. Vooral Karei wist niet, wat hij
zag. Ilij wist zeker, dat hij in de tram
Jaap's schrift had meegenomen. Toen vroeg
meneer: „Wat is dat dan voor een schrift
van Darn?"
„Een oud thema-schrift meneer!" riep
Jaap dadelijk.
Alle jongens, die iets van 't complot wis
ten, begonnen zachtjes te lachen. En ITarël'
keek eerst stom-verbaasd, maar toen rd
hij rood van kwaadheid. Dus Bleeker had
hem tóch verraden! Daar zou hij ple~ r
van beleven!
Meneer vroeg niet verder, tot Karel's ge
luk. Anders was z'n nederlaag heelemaal
uitgekomen en meneer begreep nu wel, dal
de jongens iets onder elkaar hadden uit
gevoerd.
Zonder iets te zeggen, met een boos ge
zicht, gaf Karei nu 't oude schrift aan Jaap
terug.
„Je mag 't anders wel houden, hoor!" zei
Jaap lachend.
Karei kon z'n nieuwsgierigheid niet be
dwingen om te weten to komen, hoé Jaap
zijn schrift had teruggekregen. Daarom
vroeg hij: „Ileeft Bleeker..."
„O nee," antwoordde Jaap dadelijk. „Blee
ker heen totaal niets gezegd hoor! 'k Heb
het zelf uitge\onden, je ziet, ik kan too-
veren!"
De dikke van Gent stond er bij te lachen
en zei:
„Je vlieger is niet opgegaan, van Schou
wen! 't Is je geraden, niet weer zooiets te
probeeren, want 't gelukt jo toch niet en
je slaat er zelf een gek figuur mee."
Karei bromde iets onverstaanbaars, ging
naar z'n plaats cn wist wel, dat hij voor
eerst niet meer zoo'n plan zou uitdenken.
Want niet alleen had hij zijn doel niet be
reikt en was hij uitgelachen, maar na al
dit geharrewar was het tijd om to beginnen
en moest hij zijn schrift geven, zonder dat
dc thema's klaar waren. *t Gevolg was dat
hij alles kon overmaken.
CORRESPONDENTIE.
Adelaar. Heb ik die dan niet van ja
gekregen om er anderen een plezier mee te
doen. Of wil je er andere voor terug hebben
Dan moet je een briefje schrijven aan de-
geen, met wien je wilt ruilen. Dat stuur ik
dan wel weer door.
Kwik. Fijn voor je. Doe maar goed jo
best. Dat zal wel een prettige tijd voor jo
zijn.
Hartelijk dank voor het ingezonden
raadsel. Wil je in het vervolg je naam on
der je briefje zetten?
Prins. Zoo, ben je daar weer. Ja, je
huiswerk mag natuurlijk niet blijven lig
gen voor de kinderkrant. Heelemaal niet
hoor. Je weet wel, zoo iets neem ik nooit
kwalijk.
Goudsbloem. Uitstekend hoor,
schrijf me dan maar iedere week de oplos
singen als je ze tenminste kunt vinden. An
ders een gewoon briefje. Ja zeker, stuur
maar zooveel raadsels in als je wit. Die
heb ik nooit te veel. Tot de volgende week
dU9.
Vinkje. Zoo, en waarom is die zoo
veel mooier. Ik dacht altijd, dat alles het
zelfde is bij zoo iets, maar daarvan heb ik
ook geen verstand. Zelf doe ik heelemaal
niet aan dergelijke dingen.
Jasmijn. Uitstekend. Een pracht-
naam. Doe dat maar. Dat vind k altijd erg
prettig.
Cl y via. Ja, jij had het niet gedaan.
Nu ik de enveloppe zie herinner ik het mij
ook. Denk er dus in het vervolg maar om.
want anders weet ik niet, wie ik moet ant
woorden.
Wildzang. Dus de drukke tijd komt
weer aan. Ja, ik heb ook dadelijk geschre
ven. 't Is een treurige geschiedenis en w©
zijn allemaal benieuwd hoe het zal afloo-
pcn. Het is altijd jammer dat de grootste
schreeuwers vaak alles gedaan krijgen.
Wipneus. Dan zal je zeker ook wel
eens aan haar haren trekken, als je zoo
vlak achter haar zit. Help haar maar een
beetje. Het is wel-aardig voor haar om ook
mee te doen met de raadsels. Maar als ze
nog zoo klein is, heeft ze er zonder hulp
weinig aan. Dus dat mag wel. Dat was
eigenlijk veel te laat.
Woud loop er. Knap "hoor. En hoe
vond je de prijs? Wat een aardig "raadsel
heb je gezonder. Dank je wel hoor!
Aster en Kievit. Dat gaat heel erg
lastig, omdat ik niet meer precies weet,
welke van jou waren. Ze worden altijd da
delijk op volgnummer gelegd. Je vraag zal
ik in het ruilhandel hoekje overbrengen.
Blauweregen. Heb jé wel eens
van „buiten- on binnengaats" gehoord. Dat
is toch wel een bekende uitdrukking. Wel
gefeliciteerd hoor! Dat kan ik je niet pre
cies zeggen. Waarom vraag je dat zoo?
Cupido. Dank je wel hoor. Prachtig
Ga zoo maar voort Dat gaat de goede rich
ting uit!
Rozenknop. Daar zal ik nog eens
over denken. Maar dat zal nog wel een paar
weken duren. Wat een heerlijk werk om
zoo voor alle bekenden cadeautjes te ma
ken hè? Dat is de vóór-pret van het groote
feest.
Piepkuiken. Ja, gezellig hè die
lange avonden allemaal om de tafel. Daar
aan heb je heel goed gedaan. Eerst werk
dan pleziertjes.
Zonnestraaltje. Zou je dan wil
len, dat alle raadsels zoo waren, dat je de
oplossingen in één minuut kon opschrijven,
't Is juist de aardigheid om er eens over te
depken. Dat zijn aardige dingen» Is die
brief ook ermee geschreven.
Kampioen. Wat doe je daar nu mee.
Ik heb wel eens een heele tentoonstelling
ervan gezien. Dat was erg mooi en interes
sant. Dat ben ik heelemaal met je eens.
Eigenlijk is het dan ook jammer dat ze daar
worden weggehaald.
Meidoorn. Ja, dat is het ook. Maar
ik ben toch blij, dat jo er nu weer bent. Nog
meer kunstjes, ik zal eens zien of ik er nog
een paar kan bedenken. Nu al, dat is vlug
hoor. Ik heb dat album nog niet gezien.
Zonneroosje. Hindert niets hoor
't Is heel goed en weer eens wat anders,
dan we gewoonlijk hebben. Je zult het wel
in de krant zien vandaag of morgen.
Goudfazant. Dus je liebt toch in
ieder geval een goed werk verricht Dat i*
de hoofdzaak. Kwaad? Waarom? Heele
maal niet hoor. Maak je daarover maarniet
ongerust.
OOM KAREL-