ty d
KINDERRUBRIEK
_MÜ
Rubriek van Oom Karei
x
ALLEEN NAAR TANTE
BET IY
VOOR DE KLEINTJES
Het Nieuwe Jasje
REBUS
Y joojaar - eu
Zr.
Wanneer jelui deze week de correspon
dentie-rubriek eens naziet, dan zul je be-1
merken dat die weer aardig gegroeid i9.
Maar dat moet ook. Vroeger hadden we
dikwijls een correspondentierubriek met
over de veertig namen van neefjes en
nichtjes. Dat was natuurlijk niet iedere
week het geval, maar zoo'n enkele keer j
kwam dat toch wel voor. En het lijkt er
naar, dat we ook nu weer aardig op weg
zijn om dat aantal te halen. Eén neefje en
een nichtje schreven me, dat ze hun huis-
werk niet heelemaal af konden krijgen, om- j
dat de raadsels zoo moeilijk waren. Nu zal
ik jelui eens wat zeggen en dat moet je nu 1
goed onthouden en nooit vergeten. Je mag
nooit ter wille van de raadsels je huiswerk
niet afmaken. Eerst je schoolwerk kant en
klaar in orde maken en als dat heelemaal
af is en je hebt niets beters meer te doen,
dan eerst mag je beginnen te denken aan de
kinderkrant. Ik kan me best voorstellen
dat een onderwijzer of een onderwijzeres je
straf zou geven, als je daarom je school
werk niet goed had. Dat zou ik in zijn
plaats even goed doen.
Dus goed begrepen: eerst je werk voor
de school afmaken en dan de kinderkrant. I
Ik vind het natuurlijk erg prettig als jelui
zoo verlangend zijn naar de raadsels, maar
als ik zou merken, dat je daarvoor je huis- j
werk op de tweede plaats stelt, dan ben ik
daar werkelijk erg boos om. Dus nooit meer
dopn hoor! Er moet deze week weer heel
veel in onze krant, dus zal ik maar niet
veel ruimte in beslag nemen. De kunstjes.
waarnaar enkelen me weer vroegen, moe-1
ten dan maar wachten tot de volgende
week. Hier komen nu eerst de:
RAADSELS.
De oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels
zijn:
I. Ju-pi-ter. Jupiter
II. Stille wateren hebben diepe gronden,
met de woorden: watten, eieren, rond, geel,
bed, spons, bles, lisse, pen, holen, e.
Deze week is de prijs gewonnen door
„Meidoorn" die hem a.s. Maandag aan
ons bureau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I.
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
onzer nichtjes.
X
X
X
XXXXXXXXX
X
X
X
X
le rij een medeklinker.
2e rij een lichaamsdeel.
3e rij zijn mooie bloemen.
4e rij een stad in Gelderland.
5e rij het gevraagde woord.
6e rij een werkplaats naar ons hart.
7e rij een meisjesnaam.
8e rij een deel van het gezicht
9e rij een medeklinker.
(Ingez. door Cupido.)
II
27
dat zal zeker wel een groot feest worden.
Daar kun je op rekenen.
Adelaar. Je hebt hem dus ten volle
verdiend. Dat weet ik niet meer, maar ik
zal je vraag in het ruilhandelhoekje zetten
met je adres er bij. Dan zal je er wel wat
op hooren.
Sprinkhaan. Ja, die herinner ik
me nog heel goed hoor. Alleen, we hebben
al twee sprinkhanen gehad, dus weet ik
eigenlijk niet wie jij bent? Misschien hoor
ik dat nog wel eens van je. En schrijf je
me dan ook eens of het kunstje gelukt is?
Maandroosje. Heusch? Ik dacht
juist het omgekeerde, dat ze erg gemakke
lijk waren. Ja, dat gaat volgens het lot
maar dat zal jou ook wel eens te beurt
vallen. Heb maar geduld en nooit den moed
verliezen!
Neptunus. Ben je nu weer heele
maal beter? Gelukkig maar, want het is
erg vervelend als Je zoo stil moet zitten met
een gebroken arm. Ja, daar komt nog wel
wat voorzichtigheid bij te pas. Maar het ge
beurt ook vaak, dat ze ineens goed gaan
Neen, hoor heelemaal niet te oud. Blijf
maar gerust mee doen.
Zonnestraaltje. Ik zal je vraag
overbrengen. Misschien komt er dan wel
iemand bij je, die met je wil ruilen.
Waarom zet je je schuilnaam niet
onder dat aardige gedichtje. Hoor ik nog
oens wie het gemaakt heeft?
Piepkuiken. Ja, erg jammer. Maar
daar kun je ook wel veel plezier hebben.
Een fijne tijd hè?
Kampioen. Dat was dus erg mooi
Nu maar flink jaartallen leeren, want daar
komt het toch meestal in hoofdzaak opaan.
Dat denk ik wel. Vindt je dat altijd zoo
mooi?
Blauweregen. Heb je het nu al
uit. Dat is vlug hoor. Maar ik wed, dat je
het best nog eens zult lezen als je het zoo
mooi vindt. Neen, dat laatste raadsel was
ook vrij gemakkelijk en toch hebben heel
veel er moeite mee gehad.
Jasm ij n. Prachtig hoor. Doe het zoo
maar iedere week.
C 1 y v i a. Zulke raadsels zijn juist heel
goed. Niet al te moeilijk maar ook niet zoo
erg gemakkelijk. Weet je er meer van die
soort? Stuur ze dan maar geru9t.
Zon neroosje. Neen, die ken ik
niet. Vindt ze dat zoo van zich zelf? Eigen
aardig is dat. Dank je wel voor je raadsel
Kwik. En heb je er veel pret gehad?
Zoo, dat lijkt me net iets voor juo. Zou je
het willen om in werkelijkheid motroos te
zijn. Misschien zou je het voor een oogen
blik wel leuk vinden maar altijd op zee
en zelden of nooit thuis lijkt me toch ook
niet aardig.
Cupido. Wat heb jij kranig je best
gedaan, 't Is heel goed hoor. Daarvoor krijg
je een tien. En natuurlijk zal jé het in de
krant zien afgedrukt.
Rozenknop. Er ligt al een heele tijd
een evelop met plaatjes op hem te wachten
on dat heb ik ook in het ruilhandelhoekje
gezet. Maar van Varen zie of hoor ik niets
meer. Ja, daarvan komt gauw een lijstje in
onze krant. Dan moet je maar eens zien, of
er wat voor je bij is.
ONS RUILHANDELHOEKJE.
Zonnestraaltje Albert Cnypstraat 57 heeft
plaa(je9 van de Karnemelkzeep. Vogelal
bum no. I 21 stuks en daar wil zij graag
Kamerplantenbonnen of plaatjes voor heb
ben het geeft niet welke nummers. Wie wil
ruilen?
Adelaar, Krommestraat 38 wil weten wie
de ruiler is van de Amstelpcnningen die
voor 2 weken geleden in de rubriek stond
en wat hij of zi| er voor rnoet hebben.
OOM KAREI..
Een spreekwoord van 7 woorden en
letters.
7, 9, 13, 8, 10 gebruikt men op school.
16, 1, 21 vindt men in het ijs,
17, 18, 19, 20, 12, 11 doet men met de neus.
•22' 23, 24, 26, 27 wonen engeltjes,
25, 8, 9, 2, 17 gezonde drank.
1, 2. 15, 5 verleden tijd van doen
3, 6, 14 zijn medeklinkers.
(Ingez. door Vinkje.)
CORRSEPONDENTIE.
C 0 s m e a. Dat zou niet erg prettig zijn.
Dus maar (link je best doen, dat het niet
gebeurt. Je zult dus wel heel wat te doen
krijgen. Dank je wel voor je ingezonden
raadsel.
Violiertje. Ja, die tijd breekt weer
aan. Fijn hè? Dat geeft weer een gezellige
drukte.
Viooltje. Prachtig hoor. Schril! je
me iedere week?
Oeverzwaluw. Natuurlijk, dat mag
Je gerust doen. Hoe meer, hoe liever.
Bruinoog. Dat trof je dus. Maar dat
kan niet altijd zoo zijn. Ja, de zomer is
voorbij. Maar je kunt toch niet altijd vacan-1
lie hebben.
Goudfazant. Nu kun je gezellig in
huis zitten, dat is ook wel aardig, 't Is nu I
haast geen weer om hutten te spelen.
W o u d 1 o 0 p e r. Heel goed hoor! Stuur
er maar zooveel als Je wilt. Ze zijn altijd
welkom. Leert ze het al een beetje. Dat zal
ze wel prettig vinden als je haar zoo helpt.
Speurder. Nog wel gefeliciteerd
hoor. Neen. dat had je vergeton. Uitstekend
hoort Dat vind Ik erg prettig.
Prins. Dat is een heel goed raadsel
en niet moeilijk. De andere zijn trouwens!
ook goed. 1
G o u d s b 10 e m. Nog wel gefeleciteerd
hoor. Dat zal wel ccn heerlijke feestdag zijn
geworden. Natuurlijk erg veel plezier ge- j
maakt, la 't niet Wat een mooie raadsels,
dank je wel hoor.
Vinkje— Misschien komt het wel goed
hoor. Ik zal het eens nakijken. In ieder ge-
val zal er best wat van te makon zijn. i
Meidoorn. Een mooi spreekwoord
En het bevat ook veel waarheid. Dus ze kan
het verjaarsfeest van je meevieren. Want j
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
„Moeder, mag ik om vier uur met Rita cn
Anneko meegaan om Tante Betty te felici-
teeren?" vroeg Bob de Vries op een regen-
achtigen middag, vóór hij naar school ging.
„Nee Bob, kom jij maar liever dadelijk
met Jan Heukels uit school thuis," ant
woordde Moeder.
„Hè, waarom nou?" vroeg Bob op een
ontevreden toon. „Ik mag ook nooit wat
en de anderen altijd!"
„Maar Rita en Anneke zijn ook zooveel
ouder Bob," antwoordde Moeder kalm
„Denk je daar wel aan? En bovendien re
gent het vandaag zoo vreeselljk. 't Zijn ech
te stortbuien!"
„Wat geeft dat nou?" hield Bob aan.
,,'t Geeft zooveel, dat ik het niet hebben
wil!" zei Moedor op beslisten toon.
„Ja, maar ik wou
„Nu verder niet zeuren!" maakte Moeder
den zin af en keek daarbij zóór ernstig, dat
Bob het toch maar raadzamer vond zijn
mond te houden. Als Moeder zóó keek, '.iel
er niets aan te veranderen. Dat had hij in
zijn Tulm zevenjarig leventje al dikwijls
genoeg ondervonden.
Met een ruk trok Bob dc voordeur achter
zich dicht. De zusjes waren al een heel eind
vooruit, maar dat was niets. Hij kon den
weg naar school best alleen vinden, 't Was
vervelend genoeg, dat de grooten hen» al
tijd meenamen. Net alsof hij nog zoo'n
klein jongetje was! Pim Versteeg, die groo-
te jongen uit zijn klas, die verleden jaar
was blijven zitten, had gisteren nog zoo op
gesneden, dat hij alleen naar 9chool mocht
en Bob uitgelachen, omdat die altijd door
de zusjes gebracht werd. v
Nou ja, als Pira een grooter zusje had,
dat op do meisjesschool twee straten ver
der ging, zou hij misschien ook door haar
weggebracht worden.
„Dat nooit!" had Pim verontwaardigd
uitgèröepen, toen 'Bob hiervan iet3 gezegd
had.
Als Pim nu eons zag, dat hij alleen op
school kwam! Bob was al zijn ergernissen
van zooeven vergeten en had wel kunnen
dansen van plezier! Maar nee, hij moest
juist heel langzaam loopen, wilde hij de
zusjes niet inhalen. Want dan zou natuur
lijk alles weer bedorven zijn! Rita cn An
neke waren meestal wel heel lief voor hem,
maar er waren toch van die oogenblikken,
waarin hij de zussen best missen konl Dat
verbeeldde hij zich ten minste.
Langzaam loopend sloeg Bob eindelijk
den hoek der 9traat om en o schrik' daar
zag hij plotseling Rita, die terug kwam
rennen, net alsof ze wat. vergeten had En
lawel, daar kwam Anneke ook al aan! Wat
hadden ze zich toch altijd met hem te be
moeien?! Want natuurlijk liepen ze terug
om hem te halen.
Wat zou hij doen? Hard weghollen? Hij
kon loopen als do beste, nog vlugger dan
de zussen, maar.... als hij den anderen kant
uitliep, moest hij een grooton omweg ma
ken, zóó groot, dat hij al liep hij ook
nog zoo hard stellig te laat op school
zou komen cn dan moest hij natuurlijk
schoolblijven en zou hij het plannetje, Jat
hij heel vaag koesterde en waarover hij
eigenlijk nog niet goed durfdo denken, on
mogelijk ten uitvoer kunnen brengen.
Dan maar liever met de zussen mee naar
school
Al deze gedachten vlogen pijlsnel door
zijn blonden krullebol en hij gaf zich al
was dit dan ook zeer tegen zijn zin! dus
maar weer over aan de zussen, die reeds
ongeduldig wenkten cn riepen:
„Kom Bob! Waar blijf je toch?"
„Bob, waarom teut je toch zoo? Het is al
laat'"
Het jongere broertje verwaardigde zich
echter niet deze vragen te beantwoorden.
Hij zou dan wel meegaan, maar voor dc
rest geen nieuws! dacht hij opstandig.
't Was een geluk, dat do zussen hem niet
Ieder bij eon hand namen, zooals zij dit 7.00
dikwijls deden, want dan had het best kun
nen gebeuren, dat Bob zich losgerukt had
om óf hard vooruit te loopen, óf rechts
omkeert te maken, in elk geval aan hel
zusterlijk gezag te ontsnappen.
Dit gebeurde echter niet cn Bob bleef op
korten afstand achter de zussen loopen,
do handen in zijn zakken cn vroolijk flui
tend, alsof hij kalm op zijn ééntje nuar
school liep cn niets met die twee blonde
meisjes daar vóór hem te maken had.
„Als we maar niet zoo op elkaar leken!"
flitste het even door Bobs brein. „Als ze
nu b.v. eens heel andere gezichten hadden
en niemand zou kunnen zien, dat ze mijn
zusjes waren!"
Zoo kwamen ze bij Bob's school, waar
Rita en Anneke langs moesten om de hunne
te bereiken. Steeds meer was Bob achterge
bleven en juist wilde hij zich ongemerkt
bij een groepje jongens voegen, alsof hij
er alleen aankwam, toen Rita zich plotse
ling omkeerde cn zóó hard riep. dat ieder
een het hooren kon:
„Dag Bob! Om vier uur komen we ja niet
halen, hoor! Je moet dan met Jan Heukels
meegaan!"
Akelig kind! Waarom zei ze dat nou 7.00
hard?! Meisjes bederven ook altijd a?les,
vond Bob.
Hij wist immers heel goed, dat de zusjes
hem niet zouden halen! En Moeder had
hem, vóör hij naar school ging, gezegd, dat
hij mot Jan Heukels, een jongen, die twee
klassen hooger zat en niet ver uit de buurt
woonde, moest thuiskomen.
Dat was 't Juist, wat hij zoo vervelend
vond: hij mocht niet mee om Jarige Tante
Betty te felicitcercn cn zelfs niet eens al
leen naar huls gaan. En alsof dit alles nop
niet erg genoeg was, riep Rita 't zóó hard,
dat ze 't allemaal hooren konden. Gelukkig
was Pim Versteeg er nog niet. Dat liep ten
minste mee!
Bob die gewoonlijk goed oplette op
school, was dien middag met zijn gedach
ten niet bij de les. Telkens moest hij eens
door het raam naar de lucht kijken. Plot
seling schrok hij op. De juffrouw, die zekei
gezien had, dat hij niet oplette, zei hem
met de leesles voort te gaan en hij wist
heelemaal niet, waar Piet ten Oever geble
ven was. Maar gelukkig lette hij verder be
ter op cn hoefde hij dus nog niet school te
blijven.
Zijn besluit was echter genomen en nau
welijks had de schoolbel om vier uur ge
luid. of hij zei tegen Pim Versteeg:
,,'k Ga naar m'n Tante! Die is jarig!"
„Zeker met do zussen!" spotte Piro.
„Nee; alleen! Heelemaal alleen! Ze komen
mo niet halen vanmiddag."
„Dat zal wel'" klonk het ongcloovig van
Pkn's lippen.
„Nou, dat zul je dan eens zien!" snoefde
Bob en hij voegde er nog aan toe:
,,'k Ga juist jouw kant uit!"
„Goed!" zei Pim, die 't nog maar half
gcloovcn kon.
Samen liepen Bob en Pim nu ochige
straten door, totdat Pim thuis was en
nog steeds niet geheel overtuigd Bob na
keek om te zien, of deze werkelijk niet te
rugkeerde. Maar nee, Bob lieu door! 2.cu
't dan toch waar zijn?
In zijn eentjo liep Bob de straat uit O,
hij «vist den weg naar Tante Betty s nuis
best, al was 't een heel eind. De zussen had
den geld voor de tram van Moeder meege
kregen, maar hij, Bob, liep als een man re
gelrecht op zijn doel af.
Of Moeder 't goed zou vinden? Daaraan
wilde hij nu maar niet denken. Moeder had
gezegd dat hij niet gaan mocht, omdat het
zoo regende, maar 't regende nu heele
maal niet. t Sneeuwde alleen maar wat!
Ja maar... nee, daar nu niet aan dennen,
alleen aan het prettige: hij ging naar ja
rige Tante Betty en nog wel op z'n eentje,
Moeder gaat een jasje breien,
Want 't wordt buiten nl wat koud
En de kleine Picp9, haar jongste,
Is vandaag nu vast niet stout.
Want zij weet. wel: 't leuke jasje
Is voor haar, dat Moeder breit.
Keurig zal het worden: rose,
Lekker warm in wintertijd
- En het mooie, rose jasje
Voor mezelf maar breien zal.
- Ja, dat zou mij vast wel lijken,
- Dat is hcusch nog niet zoo mal!
- Moeder, snatert Pieps nu ernstig,
Eén ding weet ik zeker goed:
- Dat u altijd voor uw kind'ren
Als een lieve Moeder doet.
Zegt- 'k Geloof, dat ik je fop.
't Warme jasje wordt voor jou,
- Want je moogt, mijn lieve Piepsje
- Vast niet lijden van de kou'
5
Moeder Eend begint te lachen,
Met haar beide vlerkjes- op.
Piepsje houdt dc wol geduldig
Moeder Eend zegt: Kleine vleister,
Koude zal ik vast niet lijden,
Daarvoor ben ik heel niet bang,
Want al moet ik nog veel leeren,
Dat, Moes, weet ik toch al lóng!
wat eigenlijk nog t prettigst van alles was.
Mij zou or Pim morgen alles haarfijn vati
vertellen, zoodat die 't wel gcloovcn
moes t.
Eindelijk, na een heel eind geloopen to
hebben, (zonder te verdwalen) kwam hij bij
Tante Betty aan.
Jaantje, die do deur opendeed, was n et
weinig verbaasd hem zoo alleen op de stoep
te zien staan. Ze vroeg echter niets en liet
hera ju de kamer.
Daar tusschcn allerlei menschen en
kinderen in zat Tante Betty Tante Betty
in haar fcestjapon!
„Nee maar!" riep ze plotseling uit. „Wie
komt daar aan? Ben jij hot toch. Bob? En
ik hod met Moeder afgesproken, dat je
mor^eiiunddag met haar komen zou. Daar
begrijp ik niets van! Je je bent toch ze
ker niet alleen?"
„Jawel Tante!" antwoordde Bob troi3, „en
ik feliciteer u wel met tiw verjaardag
„Dank je, vent. Maar vertel mo nu eerst
eens: weet Moeder, dat je hier bent?"
„N-nee Tante," bekende Bob eerlijk.
„Maar jongen, wat zal Moeder ongerust
zijn!" riep Tante Betty nu uit en toon Bob
daaraan dacht: uan die ongerustheid van
Moeder, begon zijn hart toch wel e klep
pen
Daar kwamen Rita en Anneke oefc. al met
verwonderde gezichten. Zij wilden juist
wat. zeggen, toon Tanto Botty yitriep.
„Maar dat kan zoo niet! Jo kunt hier niet
blijven. Moeder' zou veel (e lang ongerust
zijn!"
Bob begon hoe langer hoe meer le begrij
pen, dat Tante gelijk had cn tuurde naar
de groote figuren in het vloerkleed, t Was
alsof hij op eens een brok in dc keel kreeg
Zou zijn mooie plannetje nu toch nog mis
lukken?
„Jammer, dat ik geen telefoon heb," pre
velde Tante Betty en duidelijker ging zij
voort:
„Kijk Bob, hier heb je een taartje. Eet
dat nu maar heel gauw op! En dan zal ik
je een dubbeltje voor de tram geven en
moet je zoo gauw mogelijk naar huis &aan."
Bob propte zijn taartje al naar binnen,
maar t was net alsof het roornhoorutje
hij was anders dol op roomhoorn tjes!
hem nu niet smaakte. Haastig at h.j het
op bijna verslikte hij zich zelfsi zei
Tante Betty goeden dag en liep met het
dubbeltje stijf in dc hand geklemd, naor de
halte der tram. vlak tegenover Tantes
huis.
Even later kwam er een tram aan. Bob
wenkte den bestuurder en stapte den e^n-
manswagen in, nadat hij zijn dubbejtje voor
een kaartje Ingewisseld had.
Tante wuifde nog eens, maar dat zag
Bob niet. Gek, het had hem altijd zoo pret
tig geleken: alleen in de tram te zitten en
nu hij er werkelijk alleen in zat, kon hij er
toch niet van genieten. Telkens weer klon
ken Tante's woorden: „Wat. zal Moeder on
gerust zijnj" hem in de ooren en zag hij het
ontstelde gezicht von Moeder in gedachten
vóór zich.
Bob kon tot het eindpunt blijven zitten,
maar hoe heerlijk hij dit anders ook ge
vonden zou hebben, nu dacht hij dan«
zelfs niet eons over. Anders moest hij al*
tijd veel te vroeg naar zijn zin weer uit <ie
tram, maar nu liep die hem te langzaam,
zóó verlangde hij er naar Moeders onge
rustheid weg te nemen. En toch... hij zag
er vreeselljk tegen op thuis to komen! Wat
zou Moeder zeggen? Zou Moeder erg boos
zijn? Hij was eigenlijk heel ongehoorzaam
geweest.
Eindelijk, daar hield de tram aan bet
eindpunt stil on moest Bob er uit. Hij was
vlak bij huis en het duurde dan ook niet
lang meer, of hij stond op de stoep van
hun huis. Nauwelijks had hij gebeld, of
Leontje deed open. O, wat keck die boos,
terwijT ze zei: „Ga maar gauw naar de
huiskamer! D er zit wat op, jongetje!"
In de huiskamer hing Moeder juist den
telefoonhoorn met een verdrietig gezicht
aan den haak, toen Bob binnenkwam.
„Maar Bob, ben je daor eindelijk?! Waar
heb je toch gezeten?" riep Moeder ijit „Ik
ben zoo vrèeselijk ongerust geweest!"
Moeder had tranen in de oogen en toen
Bob dèt zag, snikte hij het plotseling uit
cn biechtte hij berouwvol alles op. Hoe had
hij Moeder toch zoo'n vordriefc kunnen
doen?!
Moeder trok hem tegen zich aan. Zij was
niet boos, maar dit, dit was nog veel er
ger! Als Moeder maar eens flink op hom
gebromd had! Hij geloofde, dat hij zich dan
niet zóó ongelukkig gevoeld zou hebben als
nu Moeder juist zoo lief tegen hem was.
Hij snikte het opnieuw uit. Waarom was hij
toch ook zoo ongehoorzaam geweest?
„B-bcnt u d-dan z-zoo onge-rust geweest,
Mam?" vroeg hij even later.
„Ja Bobby. Ik dacht eerst, dat je bij Jan
Heukels was blijven spelen. Maar toen ik
zijn Moeder opbelde cn hoorde, dat Jan je
heelemaal niet gezien had na schooltijd,
schrok ik -erg. Ik begreep, dat je alleen had
geloopen, al dacht ik dan ook, dat je op
weg naar huis was geweest en ik was zoo
vreeselljk bang, dat je een ongeluk oven*
komen was op straat"
„Er is heusch niks gebeurd, hoor Mam!*1
verzekerde Bob, terwijl hij zijn arm om
Moeders hals sloeg cn haar een zoen gaf.
Maar ik ik zal voortaan nooit meer al
leen op 9tap gaan, zoolang als u het niet
hebben wilt Er komt maar niks narig
heid van."
Mooder was het hiermede geheel eens en
wist, dat ze Bob vertrouwen kon, want zoo
klein als hij nog was, zou tijj toch nooit een
belofte breken.
't Kon hem dan niet schelen, wat Pis
Versteeg zei; maar Moeder hoefde in het
vervolg niet meer zoo ongerust te zijn.