KINDERRUBRIEK
J)e §hkkêü in den
bil.
Rubriek van Oom Karei
DE PRINSES EN DE
PAGE
Joorr
erv/aaro
DE DRIE WAARHEDEN
Het was niets te verwonderen, dat het
onderwerp, waarover nagenoeg alle neefjes
en nichtjes deze week in hun briefjes opge
togen schreven wasde verlichte toren
Nu, dU was ook wel bijzonder mooi hoor,
Vvel zelden hebben we onze mooie toren
zoo goed kunnen bewonderen, als deze da
gen, of liever gezegd deze avonden. Heb je
wel gezien hoe duidelijk je nu dat fijne
werk kon zien boven aan. Het was net of
een reusachtige spin, daar een heel groot
net had gemaakt. Maar in werkelijkheid was
dat natuurlijk het rag-fijne steenhouwwerk
dat anders lang niet zoo tot uiting komt
maar nu door die felle belichting uitstekend
viel op te merken. Jammer dat die leelijke
steiger nog voor een gedeelte te zien was,
maar daar was natuurlijk niets aan te doen
L)ie kon moeilijk voor die paar dagen even
tjes worden afgebroken. Maar de verlich
ting was toch zoo gesteld, dat het bovenste
gedeelte het meest verlicht werd, waardoor
het onderste gedeelte meer wegviel. F.n
weet je wat ook zoo aardig was? Toen de
verlichting ontstaan was, zag je in de lucht
de donkere afschaduwing van de toren te
gen de wolken. Eén avond was het net, als
of er wel tien donkere torens omheen ston
den. Ja, die toren verlichting is wel wat bij
zonders geweest en eerst nu weten zeer ve
len pas, hoe mooi onze Amersfoortsche
„Lange Jan" eigenlijk wel is.
Enkele neefjes en nichtjes vroegen me In
hun briefjes of er een bepaalde leeftijd ge
steld is om aan onze krant mee to mogen
doen. Kijk eens, een bepaaldo leeftijd is
daarvoor niet vastgesteld. Want dat is al
tijd heel moeilijk. Waar zou do grens moe
ten zijn. Dat is een kwestie, die heelemaal
afhangt van hen die meedoen. Gewoonlijk
merk je zelf wel, wanneer het tijd wordt dat
je niet meer mee kunt doen, omdat je
schoolwerk of je andere bezigheden te veel
tijd in beslag gaan nemen. Ik leg met op
zet den nadruk op het kunnen meedoen
want je mag natuurlijk altijd schrijven en
raadsels oplossen. Maar ik geloof toch, dat
we daarover niet veel behoeven te pralen.
Dat komt wel vanzelf op zijn pootjes te
recht. Een ieder doet maar wat hem het
beste lijkt. Jelui weten: een ieder is harte
lijk welkom.
RAADSELS.
De oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van do vorige week wa
ren:
f Rozenknop met de woorden: r, oor, ro
zen, Nijmegen, rozenknop, bakkerij, Annie,
oog, p.
II. De tijd gaat snel gebruikt hem wel,
met de woorden: atlas, bijt, ruiken, hemel
water, deed, t, g, g.
Deze week is de prijs gewonnen door
„Kwik" die hem a.s. Maandag aan ons bu
reau kan komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
I.
Op de kruisjeslijn komt de naam van een
onzer nichtjes.
X 1ste rij ander woord voor ang
stig.
X 2e rij het tegenovergestelde van
vroeg.
X 3e rij meisjesnaam.
X 4e rij deelen van een jaar.
X 5e rij een deel van het gezicht.
X 6e rij een zwemvogel.
X 7e rij een kleur.
X Se rij een tijdvak van 100 jaar.
X 9e rij doel van een huis.
X 10e rij een landbouwwerktuig.
X 11e rij een ontkenning.
(Ingez. door Cosmea.)
II.
Mijn geheel is een spreekwoord van 7
woerden en 31 letters.
3, 11, 9 is zacht.
31, 29, 28 is in Utrecht
i, 21, 13 is niet nieuw,
li, 20, 11, 17, 25 is een lichaamsdeel.
1, 2 is een lidwoord.
10, 23, 2i, 7 is een meisjesnaam.
15, 16, 12, 22 is een vogel.
26, 23, 27, 13 is niet het begin.
6, 15, 5, 9, IS gebruiken bakkers.
8, 15, 16, 30 is een ontkenning.
(Ingez. door Blauweregen).
„HERFST."
Zie, de blaad'ren vallen neer,
Herfst is weer gekomen.
Blaad'ren vallen keer op keer
Van de hooge boomen.
„Bruin" is 't eerst zoo groene bosch,
Regen valt op 't zachte mos.
Herfstmaand is gekomen!
(Ingez. door Zonnestraaltje.)
„Zijn we er gauw?" vroeg een fijn kinder
stemmetje. Het kwam uit een rijtuig, dat
reeds eenige uren door een eentonige, een
zame streek gereden had.
„Neen, Prinses!" antwoordde de gouver-
tism* van het *ind. „Wij hebben nog een
heel eind af te leggen."
„Moeten wij den nacht nog doorreizen?"
„Ja, wij moeten zoo snel mogelijk reizen
om Uw ouders niet ongerust te maken
„O, Donna Ina! ik ben bang 's nachts te
reizen. Het wordt nu al donker! Ik ik heb
zooveel verhalen van roovers gehoord!"
„We moeten niet alles gelooven, wat we
hooren," zei de gouvernante.
Maar Donna Ina was zelf zenuwachtig
want zij wist, dat Calabrië (in die dagen)
niet tot de veiligste landen behoorde.
Prins en Prinses Corvian] lieten hun
dochtertje, dat eenigen tijd elders vertoefd
had, bij zich komen. De Prinses was ziek
en verlangde erg naar Lorenza. Hoewel zij
en haar gemaal gehoord hadden van roo
vers, die de streek onveilig maakten, had
den zij er toch geen oogenblik aan getwij
feld, of de ruiters, die de koets zouden ver
gezellen, vvel sterk en dapper genoeg zou
den zijn om hun dochtertje te beschermen.
De Prins zou haar zelf gehaald hebben, als
hij zijn zieke gemalin alleen had kunnen
laten.
Behalve Lorenza en haar gouvernante
waren er nog twee personen in het rijtuig
de oude, getrouwe hofmeester, Pabio, en
de negenjarige page, Otto. De jongen whs
even blond als zijn meesteresje Hij hielt!
heel veel van de Prinses en haar ouders,
want de laatsten hadden hem, een wees, in
dienst genomen en altijd zeer vriendelijk be
jegend Hij zou dan ook voor het Prinsesje
door het vuur loopen
Onder het rijden trachtte hij haar wat op
to vroolijken, door haar allerlei grappige
verhalen te vertellen.
Na een tijdje viel Lorenza echter in 6laap.
Ook Donna Ina dommelde in. Zwijgend reed
het geleide naast de koets voort en het
duurde niet lang, of ook Otto sliep in
Plotseling schrikten de slapenden echter
wakker door allerlei kreten en geraas als
van een strijd. Het tijtuig was door roo-
vors overvallen en tot stilstand gebracht!
Donna Ina, die nauwelijks in staat was
een kreet van angst te smoren, hield de be
vende Lorenza tegen zich aan geklemd Otto
sprong moedig uit het rijtuig, zwaaide zijn
kort zwaard en riep:
„Weg met de roovers! Wo moeten de
Prinses verdedigen!"
De soldaten gedroegen zich echter uiterst
laf. Zoodra zij zagen, dat de roovers hen in
meerderheid overtroffen, gingen zij op de
vlucht, slechts den hofmeester, den koetsier,
een postiljon (voorrijder) en de gouvernante
bij de Prinses achterlatend.
Het zwaard werd den jongen uit de hand
gerukt. Savero, de rooverhoofdman, liet i
allen uitstappen en leidde het ongelukkige j
gezelschap naar een spelonk, welke dienst
deed als gevangenis.
„Hier kunt gij overnachten," zei hij. „We
zullen u wat te eten geven en ge kunt in
deze hangmatten slapen. Alleen de Prinses j
zal ik als gijzelaar hier houden; de overi-
gen kunnen morgen hun reis vervolgen Zeg
aan Prins Corviani. dat ik tienduizend goud-
stukken als losprijs voor zijn dochter be
ding en zij hem, zoodra ik het geld ont
vangen heb, teruggegeven zal worden."
Terwijl Savero zich omkeerde om heen te
gaan, klonk er plotseling een stem achter
uit de spelonk:
„Och meneer de Roover, laat mij alsje
blieft bij de Prinses blijven. Ze zal het zoo
vrceselijk vinden, hier alleen achter te
moeten blijven!"
„Ik heb toch gezegd, dat ik alleen d?
Prinses wij houden!" klonk het barsch. „En
daar blijf ik bij!"
Savero schoof het zware gordijn weg, dat
vóór den ingang der spelonk hing en ver
dween.
Wc kunnen ons de wanhoop der gevan
genen voorstellen, toch zij hoorden, dat ze j
de Prinses alleen moesten achterlaten. Lo
renza smeekte de anderen dit niet te doen
„Otto!" snikte zij, „red rij mij dan! Jij
bent dapperder dan alle anderen. O, laat
me toch niet alleen!"
„Ik zou niets liever willen dan dat wij
allen samen ontsnappen konden," zei Otto.
Dit was echter onmogelijk, daar de spe
lonk door gewapende roovers bewaakt
werd.
Langzaam verstreek de nacht en het uu»
der scheiding naderde.
Terwijl de gevangenen met sombere blik
ken door een spleet in dc spelonk naar do
steeds helderder wordende lucht keken,
kreeg Otto plotseling een gelukkigen inval.
„Hoe is het mogelijk, dat ik daar niet
eerder aan gedacht heb?" zei hij plotseling,
echter niet vergetend te fluisteren. „Natuur
lijk kan de Prinses met de anderen mee
gaan! Ik zal in haar j>Iaats achterblijven-"
„Dwaze jongen!" zei de gouvernante „Jij
bent als gijzelaar niets waard! Savero zou
jou nooit willen houden."
,Ik had nog niet uitgesproken," ging Otto
voort. „Luistert u maar eens naar mijn
plan. Ik zal met de Prinses van kleeren
verwisselen. We zijn even groot, hebben al
lebei blond, krullend haar en het mijne is
lang evenals het hare. De menschen zeggen,
dat ik een meisjesgezicht heb bij deze
woorden maakte Otto even een grimas
\lug dus! Er valt geen tijd te verliezen!"
Hij heeft gelijk!" zei Donna Ina ver
heugd.
Die jongen heeft een goed verstand."
mompelde Pubio.
Meer dan wij allen samen!" zei de koet
sier vol bewondering.
Lorenza keek heel ernstig. Zij was bang,
dat dc roovers, wanneer zij het bedrog ont
dekten, zich op Otto zouden wreken ITet
was dan ook alleen bij de gedachte aan den
angst harer ouders, dat zij zich eindelijk
door den jongen liet overhalen.
Het verwisselen der kleeren ging snel. Ot
to trok Lorenza's jurk aan en zij war 1 ;n
zijn kleeren gesloken. Lorenza was een al
leraardigste jongen en Otto een niet minder
aardig meisje. Terwijl de kinderen elkaar
aankeken, konden zij geen van beiden na
laten te glimlachen, maar hun glimlach
maakte spoedig plaats voor tranen, toen
Savero dc spelonk betrad.
,,'t Is tijd te vertrekken!" zei hij barsch
tegen allen, behalve de vermeende Lorenza,
die door den roover bij do hand genomen
werd. Zij of liever hij trok een zeer
Vader zegt: Do blokken hout,
Die zoo lustig vlammen
In den haard, als t buiten stormt,
Waren niets dan stammen.
Niet zoo lang geleden nog
Waren 't dikke boomen.
I-Iccle bosschen vormden zij.
En ik ga aan 't droomen.
'k Zit voor t vuur en *k hoor den wind
In den haard zelfs loeien.
Luister goed! Hoor je 'm nu ook
Met die boomen stoeien?
't Is of hij die koude wind
't Spel niet kan vergeten
Dat hij met de boomen deed.
Zouden diet nog weten?
verschrikt gezicht, zooals dit bij de gege
ven omstandigheden paste, terwijl de echte
Lorenza verdrietig snikte. Het was cieesc
lijk: haar vriendje achter te moeten laten,
terwijl hij zich voor haar opofferde.'
Nauwelijks waren de anderen vcrtiokken,
of Otto zelf snikto het ook uit. Zijn tranen
waren al even oprecht als die der Prinses.
De roovers dachten geen oogenblik aan
de mogelijkheid, dat hun gevangene niet
Prinses Lorenza was en behandelden hem
met onderscheiding in het vooruitzicht van
den hoogen losprijs, welken zij verwacht
ten.
Terwijl de tijd verstreek, werd Otto op
gewekter. Het was een heerlijke gedachte,
dat zijn jeugdige meesteres nu veilig «ruis
zou zijn bij haar zieke moeder, wier oogen
van blijdschap zouden stralen En hij was
ervan overtuigd, dat Prins Corviani wel
een middel zou vinden om hem in vrijheid
te stellen.
Maar vóór de Prins hiertoe nog in staat
was, mocht het Otto gelukken zichzelf t>
bevrijden. Hij had vriendschap gesl «ten
met één der roovers, oen jongen man, die
Pietro heette. Door armoede gedreven had
Pietro zich ondoordacht bij do bende aan
gesloten, doch reeds lang betreurde hij dit
en wilde hij niets liever dan zijn hechte
metgezellen ontvluchten.
Otto zei tegen Pietro, dat wanneer hij hem
hielp ontvluchten en met hem meeging, hij
zeker zou kunnen rekenen op de bescher
ming van den Prins.
Otto's nieuwe vriend bracht hem k'eercn
van een herdersjongen In deze nieuwe ver
momming en in gezelschap van Pietro
die alle voetpaadjes en „afsnijdingen tven-
de kwam do page veilig het bosch uit.
Even later ontmoetten de vluchtelingen do
boodschappers van den Prins, die op weg
waren naar Savero. Zóó verlangde Prins
Corviani er naar den jongen, die zijn doch
tertje zoon onmetelijk grooten dienst bp-
wezen had, in vrijheid to zien, dat hij don
vollen losprijs wilde geven, welken Je roo
vers voor dc Prinses gevraagd hadden
Dit bewijs van s meestcr3 vriendschap
maakte Otto in-gelukkig. Maar toch was hij
blij, dut hij door zijn vlucht den Prins deze
vroole kosten besparen kon.
„Laten we het geld maar weer meene
men'zei hij vroolijk, nadat hij het vorhnal
van zijn wederwaardigheden aan da bood
schappers verleid had.
Toen Lorenza Otto zag, sloeg zij de armen
om zijn hals en kuste hem. Daarna werd hij
bij Prinses Corviani gebracht en ook deze
omhelsde en bedankte hem hartelijk.
„En nu, beste jongen," zei de Prins, nadat
hij Otto de hand geschud had, „zul je ni^t
langt r de unvan Lorenza zijn, maar haar
bi oer en onze zoon.
Pietro werd aangenomen als bediende in
het paleis c-n gedroeg zich uitstekend. Er
kwam geen enkele klacht over hem.
Zoo liep dit avontuur dus wonderlijk goed
af!
Het volgende verhaaltje is een oude, Ro~
mcinsche legende.
Een zeker koning, wiens naam was: As-
rnodeüs, vaardigde eens een heel vreemde
wet uit. Deze bepaalde, dat ieder, die iets
op zijn geweten had en vóór den rechter ge
bracht werd, drie waarheden verkondiger»
moest, welke niemand weerleggen kon.
Mocht hem dit niet gelukken, dan werd hij
ter dood gebracht. Slaagdo hij er daaren
tegen wel in, dan werd hij niet gestraft.
Ik kan niet zeggen, dat ik het een heel
verstandige of goede wet vind, maar in ver
haaltjes als dit zijn de wetten niet altijd
wijs of goed.
Nu had een soldaat wat op zijn kerfstok
en was hij het bosch in gevlucht, waar hij
Er waren eens twee kleutertjes,
Twee echte kleine stroppen!
Die wildsn op een zcek'ren dag
Hun moedertje eens foppen!
't Liep, 'k heb je dat nog niet verteld,
't Liep tegen 't etensuurtje!
En zeg, die beide kleutertjes.
Verstopten zich in 't schuurtje!
Moes riep en zocht ze overal!
Zij keek dan daar, dan hier!
Die beide kleine kleutertjes,
Die hadden een plezier!
Ze waren als een muis zoo stil.
Maar riepen eind'Hjk: „piep!"
Of Moeder, toen zij dat vernam.
Hard naar het schuurtje liep!
Nu, je begrijpt wel, Moes was boos.
't Was uit hoor met de pret.
Moes stopte beide kleutertjes
Voor straf heel gauw in bed!
R. WINKEL.
zich niet stoordo aan eenige wet of eenig
verbod en allerlei verkeerde dingen uitvoer
de. Eindelijk werd hij echter gegrepon en
vóór den rechter gebracht.
„Je kent do wet van koning Asmodeüs
toch zeker?" vroeg de rechter.
„Die ken ik," antwoordde de man. «Als ik
drie dingen zeg, waarvan niemand ontken
nen kan, dat ze waar zijn, zal ik in vrijheid
ges' worden. Slaag ik e«* echter niet int
dan ben ik een man des doods."
„Juist!" zei de rechter. „Begin maar."
Het was nu zóó stil in de zaal, dat men
een speld had kunnen hooren vallen en do
soldaat begon*
„De eerste waarheid is: Vanaf mijn jeugd
ben ik altijd heel slecht geweest"
„Is dat waar?" vroeg de rechter aan Je
omstanders, die den gevangene beter en lan
ger kenden dan hij deed.
„Ja!" zeiden zij on één voegdo er zelfs
nog aan toe:
„Anders zou hij nu niot hier zijn!"
„Ga verder!" zei de rechter tot don sol
daat „Welke is do tweede waarheid?"
„Ik vind het geen pretje, dat ik mij in
zulk een neteligen toestand bevind."
„Dat geloof ik!" riep de rechter uit
„Maar zeg mij nu de derdo waarhoid on jo
bent een vrij man."
„Als ik ooit van deze ellendige plaats weg
kom," zei de soldaat nu, „zal lk er zeker
nooit vrijwillig terugkeeren."
„Uitstekend!" zei de rechter. „Je vernuft
heeft je het leven gered. Ga nu heen!"
Dit liet de soldaat zich geen tweo keer
2eggen; hij maakte zich haastig uit de voe
ten.
CORRESPONDENTIE.
Kwikzilver. Noen, Je kunt die
naam gerust houden. Leuk weer zoo'n oude
bekende terug te zien. Uitstekend hoor.
Laat „Kraai" dan .ook maar gauw oons eon
briefje schrijven.
Wipneus. Dat was dus geen erg
prettig bezoek. Wat was het anders gezel
lig druk in de stad hè, met die winkelbeurs
cn de mooie vcrlichto toren. Heb je hem
ook nog gezien? 't Was een prachtig go-
zicht.
Viooltje. Was or geen tijd voor een
briefje?
M e i d o o rn. Dat zal wel. Jo was er ze
ker erg blij mee? Heb je een mooie kamer.
Zeker met allerlei mooie platen cn prenton.
Ma androosje. Zo waren toch
heusch niet moeilijk hoor! Daar kar Je
vooraf nooit iets van zeggen. Maar als je
de oplossingen niet inzendt, heb Je natuur
lijk geen kans.
Piepkuikon. Hoe vond Je het daar.
Druk hè. En gezellig ook. Wat was er veel
moois te zien!
Zonnestraaltje. Wat een aardig
edlchtje Ik zal het in de krant zetten
hoor! Je zult die nu ook wel gauw vol heb
ben. Doe maar flink ja best.
Rozeknop. Vindt je dat zoo erg. De
vroegere manier was veel te omslachtig en
gaf allerlei vergissingen. Daarbij kwam dat
vele neefjes en nichtjes we' vroegen om te
ruilen, maar niet kwamen afhalen. Daar
om is het veranderd. Goed, dat wil ik wel
eens overwegen. Maar daartegen bestaan
ook vele bezwaren, want op die manier kan
iedereen wel zich opgeven. En dat is de
bedoeling niet.
Cupido. Zoo'n auto zou je best wil-
Icn hebben, bè. Vraag er maar eens om
aan Sint Nicolaas. Je hebt dus wel van alle
feestelijkheden genoten! 't Was allemaal
erg mooi cn gezellig.
K w i k.. Dnt begrijp ik best. Ken Je het
•il een beetje. Studeer maar flink, want zoo
lang tijd heb je niet meer. Misschien kom
ik wel eens kijken a's het zoover is.
Goudfazant. Gelukkig dat ze nu
sveer heelemaal beter is. Ja, t was erg
mooi. Doet ze ook mee aan onze krant of U
z» daarvoor nog te klein.
Blauweregen. Dank je wel voor je
nieuwe raadsel. Wel gefeleciteerd hoor.
Dot zal wel een groote feestdag voor Je wor-.
den.
J n 8m ij n. Zoo zie je alweer: „de aan
houder wint." Nooit opgeven, dat is het
beste.
Bruinoog. Dat moet hij zelf weten.
Graag of niet, hoor. Als hij geen zin meer
heeft, moet hij het laten.
Vink. Ja, hot was er erg druk. Maar
heb je toch alles nog goed kunnen zien?
't Was er toch wel aardig. Dan heb Je het
niet erg getroffen.
C1 y v i a. Je ingezonden raadsel zal ik
nazien. Misschien moet er nog een kleinig
heid in veranderd worden, maar dat hin
dert niet. En heb je het lijstje nu al heele
maal ingevuld?
Adelaar. Alweer een nieuw raadsel.
Dank je wel hoor. Die kan ik nooit te veel
krijgen.
Eekhoorn. Hartelijk welkom. Uit
stekend hoor! Je doet zeker ook geregeld
mee aan de raadsels.
Wilde eend. Waar ben Je al dien
tijd gebleven? Natuurlijk heb ik je gemist
al dien tijd. Maar ik vind het toch erg pret
tig, dat je er nu weer bent. Misschien wel,
maar dat moet Je afwachten.
Oeverzwaluw. Schrijft je ook eens
een briefje bij je oplossingen? Dat doen de
anderen ook altijd.
Wildzang. Ja, het is wel aardig
zoo'n paar dagen vacantie, maar nu moet er
weer worden aangepakt. Doe maar goed Je
fcest, dan krijg je een prachtig rapport en
dan p~. je natuur.«jk over. Ik hoop het r ,k
niet, want dat brengt altijd k-jel veel ne-ig
heid en ellende. Ja zeker, het was er erg
mooi. Dat heb je zeker, 't Was in orde
hoor!
POESENHOEK.
Wie wil er een lief zwart poesje hebben
van 3 maanden oud, haar tegenwoordige
thuis is, Coornhertlaan 13.
OOM KAREL,