Kindercourant
De rubriek van Oom Pim
WEERPROFETEN
GOED BEGREPEN
Een Japansch Sprookje
Voor de Kleintjes
In den Regen.
Beste nichten en neven.
Ik heb helaas dezo week door de drukte
met dc Oranjefeesten geen gelegenheid ge
had een verhaal voor jullie te schrijven.
Maar, ik beloof jullie, dat ik binnenkort
weer aan het vertellen zal gaan over mijn
tweede vacanticreis. Ik ben blij omdat
ik weer met vacantie ga. Als jullie dit
lepst, zit ik al heerlijk langs de oevers van
den Rijn in Bonn. Jullie begrijpt zeker wel,
dat ik gedurende mijn Rijnreis, wel een en
ander zal zien waarover ik jullie kan ver
tellen. Ik zal m'n best doen om weer een
mooi reisverhaal in elkaar te zetten.
Oom Tom zal jullie briefjes volgende
week beantwoorden. De ruilhandel laat hij
evenals vorige maal aan mij over. zoodat
ik jullie verzoek om volgende week geen
vragen te stellen voor bonnen, of bonnen
en dergelijke te zenden. Ik neem thans
voor een week afscheid van jullie en za!
voor ik wegga nog eerst even jullie brief
jes beantwoorden.
- DC CORRESPONDENTIE.
Nachtegaaltje. Ik dacht al, dat
je op reis was. Het doet. me genoegen, dat
je zooveel plezier hebt gehad in je vacan
tie. Nu ga je zeker weer met frisschcn
moed aan het werk hè?
Zonneroosje. Ik kan me best voor
stellen dat je in den Helder pret hobt ge
had, vooral als daar zoo'n mooi strand is.
Ik ben er zelf nog nooit geweest, zoodat ik
hèt des te prettiger vind, dat je me er een
en ander van vertelt. Ik heb in den ruil
handel nog iets voor je staan. Ik weet he
laas niet in welke doosjes die vlinders ver
pakt zitten.
Woudlooper. Bedankt voor je
kwattasoldaatjes, de ruilhandel bevat voor
jou ook nog een medodeelinpr. Dat was een
strop zeg, dat je zoo'n eind moest loopen;
jc was zeker wel erg moe toen je thuis
kwam.
Speurder. Gelukkig kan ik wel
zwemmen, ik zou haast willen vragen wel
ke goede Hollander nu niet zwemmen
kan!
Hcrta. Het doet mc genoegen, dat je
hèt boek mooi vindt. Ik merk. dat je al
ijverig aan het lezen bent geweest. Pas j
maar op dat de courant nu weer niet zoek
laakt, want anders mis je weer de raad
sels.
Dwerg. Je hebt dus ondanks het late
aankomen op het station nog aardig ge
boft; hot viel je zeker niet mee. toen je
veer derde klas moest reizen. Ik kan ten
minste nu zien, dat je met zorgj een opstel
hebt gemaakt Je hebt aardige dagen ge
had zeg, als ik dat zoo eens lees. Je bent
geloof ik een reuzen liefhebber van vis-
schep; daar hield ik vroeger ook zoo veel
van, maar nu heb ik er helaas haaat geen
tijd meer voor. Je bent nu zeker weer druk
aan het werk hè. of is jc vacantie nog niet
om?
W a r k r u i d. Je bent, geloof ik, oen
nieuw raadselnichtje. Welkom in onzo fa
milie! Maar vertel me eens. waren de raad
sels deze week te moeilijk om op te lossen,
of heb je vergeten de oplossingen in te
zenden. Ik houd me voor giften voor den
ruilhandel natuurlijk altijd aanbevolen.
Matroosje. Ik geloof, dat je een
beetje ongeduldig wordt; ik heb nog zoo-
•vocl nichten en neven die nog nooit een
prijs gehad hebben! Aan Virginiabonnen
kan ik ie helaas niet helpen. Vond je het
bloemencorso niet erg mooi
Moeskops. Ik wonsch jc goed suc
ces met je studie. Zorg maar dat je met
mooie cijfers door je examen komt.
Pi tun ia. Je bent van harte welkom;
ik denk nog steeds aan het bekende gezeg
de „hoe meer zieltjes, hoe rneer vreugd".
Iris. Ik heb de geheele Oranjefeesten
meegemaakt, dus ook het springconcours.
Het doet roe genoegen, dat je het weer
Tfuk vindt om naar school te gaan.
Rozeknop. Leuk zeg, dat jc logé's
hebt gehad. Nou, er is hier in de
omgeving zeer veel moois te zien. zoodat
het me niet verwondert, dat jullie gasten
verrukt waren over het natuurschoon.
Cupido. Bedankt voor je raadsels;
ik zal er een dankbaar gebruik van maken.
Sering. Wat hebben jullie een aar
dige teekening gezonden; m'n hartelijke
dank ervoor! Ook bedankt voor je gift voor
den ruilhandel. Wat scheelt Grijsoog, is ze
ernstig ziek of begint ze al weer wat op te 1
knappen? Doe haar vooral de groeten en
wensch haar beterschap
Leesgraag. Vriendelijk bedankt
voor je gift Weet je wel, dat er voor jou
ook nog iets klaar ligt?
M o I o n a a r. Ik heb helaas geen Vim-
bopnen voor je; ik zal nog eens thuis zoe
ken. Gefeliciteerd met jc prijs. Hoe vond je
het Oranjefeest en de floralia-tontoonatel-
iihg?
A h i 11 e 8. Je schrijft over bonnen,
ïnuar ik heb niets gevonden. Vermoedelijk
heb .ie vergeten ze in te sluiten.
.3 De oplossingen.
(Van Cupido).
s> X t
■A X
X
X X
X
X
X
Nieuwe raadsels
X X
XXX
Op de kruisjestijnen komt 'do naam van
een voonverp, dat men in ieder huis aan
treft.
Op de le rij: een medeklinker.
Op de 2c rij: een familielid.
Op do 3e rij: iets dat rond is.
Op de te rij: het gevraagde woord.
Op de 5e rij: een roofdier.
Op dc 5e rij: een schrijfbehoefte.
Op de 7c rij: een medeklinker.
II.
(Van dezelfde).
Mijn geheel ia een spreekwoord dat uit
25 letters bestaat en gevormd wordt door
5 woorden.
1, 11, 8, 13 ls een kleedingstuk.
22, 3, 15 is om te verlichten.
18, 6, 21, 7, 12 is een riviertje in do Be
tuwe.
16, 2, 25, 20, 18 is een deel van een fiets.
4, 5, 23, 17. 18 is een meubel
8, 10, 14, 24, 4 is een puntig voonverp.
19, 2, 7 is een deel van do weck.
ONZE RUILHANDEL.
'i
5"
Zonne roosje kan oen paar sigarot-
tenplaatjes komen halen, in ruil voor dc
„Bobbiemannetjes" welke zij me stuurde.
Dwerg kan een paar paddenstoelen-
bonnen komen halen
Voor Speurder heb ik eon paar peli
kanen klaargelegd.
Warkruid kan een paar Drostc's
plaatjes komen halen.
Matroosje zond me ecnige plaatjes
van het roodbend-album der wascholinefa-
briek. Wie kon haar helpen aan Virginia
bonnen?
Sering beeft me gezonden: Amstolpen-
ningen, paddcnstoelenbonnen en een Van
Houten's bon.
Leesgraag heeft m'n voorraad voor
den ruilhandel verrtlkt met 10 Hille's bon
nen, 4 postzegels, 1 standaardvlag, 1 vlag-
geplaatje van dc West Indische chocolade.
2 Vlctoria-punten, 1 Amstelpenning, 1 bon
voor een vogelplaaije, 1 Bussink's plaatje,
9 Hag-wapens, 16 halve Sickesz-punten en
2 strookjes van Coelingh's koek. Wio kan
hier iets van gebruiken?
Molenaar stuurde me nog ecnige
Kwatta-soldaaties; lui kan hiervoor in ruil
een paar paddenstoelenbonnen komen ha
len.
OOM PIM.
Het eenige zekere van het weer is het
onzekere ervan. Toch zijn er menschen, die
voelen, wat voor woer er op komst is. Voor
al zij, die aan rheumatiek lijden, weten
wanneer het zal gaan regenen, sneeuwen
of stormen.
Ook in hot dierenrijk zijn verschillende
weerprofeten en het is de spin, die daarbij
de oerste plaats bekleedt. Zij is zeer gevoe
lig voor weersveranderingen. Deze zijn van
het grootste gewicht voor haar, omdat do
insecten, waarmee zij zich voedt, niet bui
ten komen bij vochtig weer. Als de spin dus
rust, mogen we regen verwachten. Ia zij
daarentegen ijverig aan het spinnen van
haar web, waarin zij haar slachtoffers
hoopt te vangen, dan is dit een teeken van
naderend mpoi weer. De-spin vergist zich.
maar zelden.
Zoo is het ook met muggen. Z*ct men ze
's avonds dansen, dan zal men den volgen
den dog op' fraai weer kunnen rekenen.
Bijen zijn eveneens kleine barometers.
Wanneer zij ver van hun kasten of korven
wegvliegen, beteekent dit, dat het mooie
weer waarschijnlijk nog eenigen tijd zal
aanhouden.
^trein)
I.
v
b o 7
t i E t s
VOETBAL
z c B r a
a A 1
L
If.
Floraliatentoonstelhng met; feest, lila,
tol. rat, Noor en leening.
De prijs ls déze week voor Sering, die
hem Maandag aan ons bureau kan komen
halen.
Noortje cn kleine Bob zijn bij Tante Jenny
gelogeerd in een aardfee villa even buiten
het dorp. Er is ecu groote tuin bij het huis,
dat in een mooi» laan staat. Ze kunnen er
heerlijk in spelen.
Op 2ckcron dag 't is nog guur, al
schijnt het zonnetje! wil Noortje zonder
mantel naar buiten gaan. Tante Jenny
vindt dit natuurlijk niet goed en zegt tegen
haar:
„Ais je zonder mantel naar buiten gaat,
Noortje, ga je vaet en zeker de laan uit!"
Noortje weet, wat die uitdrukking betee
kent en trekt gauw baar manteltjo aan.
Bob vraagt nu:
„Zog Noor. waar zou jc dan heengaan,
als Tante je de laan uitstuurt?"
Lachend lest Noortje baar broertje uit,
wat Tante Jenny daarmede bedoelt.
Een paar weken later, als zo weer bij
Vader en Moeder op bet bovenhuis iu de
stad zijn, is Benny, hun kleine neefje, een
dagje bij hen op bezoek.
Benny kan niet nalaten Mlesje, de Poes,
aan haar staart te trekken.
Bob, dio een groot dierenvriend is en van
Miesje vooral heel veel houdt, wordt boos
en zegt dreigend:
„Benny, als je Miesje niet met rust laat,
ga Je de straat uit!"
Moeder en Noortje kijken elkaar glim
lachend aan en Noortje denkt:
„Bob heeft Tante Jenny's uitdrukking
toch maar wit goed begrepen!"
CARLA HOOG.
In den goeden, ouden sprookjes tijd, .toon
de dieren nog met de menschen konden
spreken.' woonden in Japan een mian cn oer.
vrouw. Z/ hadden maar een klein huisje
aan den voet van een 'hoogen heuvel.
Heel arm waren zij niet; do man had eeu
stukje'bouwland'en een klein rijstveld, dat
hij zelf bebouwJc, waiSt hij was vlijtig, en
daarbij heel goed, ook voor de dieren.
Op een dag, toen do man hot bouwland
omploegde, vloog een-rnusch op hem toe.
't Diertje, dat heel angstig voor iets schoon
te zijn, zotte zich heer op zijn schouder en
daar Meet het ziitoiv totdat de man naar
huls ging. En ook toen wildé de musch niet
heengaan, 2C, wipte .pp de tafel cn at daal
de rijstkorrels op diè de man voor haar had',
noergéstrooid, en dieitmacht sliep ze boven
op oen shoje (kamerschut).
Zoo bleef nu voortaan do musch in het
huisje wonen. De man' vond dit wel aardig
en hij begon voel van* het diertje te houden.
Doch de vrouw, die gierig en daarbij vaak
heel boos was, gunde het muschje .zelfs
geen rijstkorreltje. Dit bleek ook op een
dag, toen zij wat rijst tot een papje had ge
kookt om met. deze rijstepap een stuk mooi-
gebloemd papier te bestrijken, waarmee zij
oen shojc wilde vernieuwen, 't Muschje
vloog toen naar de pap en at er een gedeel
te van op; daarna riep het vroolijk: Tsjiep,
Tjsiep,' wat was die pap lekker!"
„Jou leelijk dier!" schreeuwde daarop
boos de vrouw, „moet jij van mijn rijstepap
snoepen!? Wacht, ik zal je leereji!"
„Ach, goede vrouw, wees toch niet zoo
boos!" sjilpte toen het muschjo. „Ik wist
waarlijk niet, dat ik niet van de pap mocht
eten.... Ik dacht, dot zo daar voor mij
was neergezet...'
„Jc hebt niets te denken!'' snauwde do
vrouw on zij nam een bundel rijststroo op
sloeg daarmee het muschje zhard, dat
het angstig-sjilpende liet hutje'uitvloog.
Toen dion avond de man, vermoeid van
den arbeid, thuis kwam, was hij zeer ver
baasd hot muschje niet te vinden. „Waar is
de musch, vrouw?" vroeg hij.
„Dat weet ik niet," zei de vrouw. t Dier
zal wel ergens hcengevlogen z$n uit angst
voor het rijststroo, waarmee ik het sloeg,
omdat het mijn halve kom rijstepap had
opgesnoept
,0, hoe kon je toch zóó wreed zijn?!" riep
de man. „Hoe kon jo het lieve diertje
slaan? Je hobt daarmee het geluk uit ons
huis verjaagd
„Hè, wat vertel je nu? Waarom heb ik
het geluk verjaagd?" vroeg de vrouw.
„Omdat ik vandaag juist van den kluize
naar uit de berggrot hoorde, dat het musch
je een toovervogel is. En het moet al heel
oud zijn ook, wel bijna honderd jaar. Als
het den leeftijd van een eeuw bereikt heeft,
maakt het-hen, die goed voor het diertje
zijn geweest, heel gelukkig..."
„Kom, houd op met dien onzin!" riep de
vrouw. „Die oude kluizenaar heeft je wat
wijs gemaakt. Ik geloof er niets van."
Doch de man geloofdo wèl aan de woor
den van den kluizenaar en daarom verliet
hij den volgenden morgen, nog voor zons
opgang, zijn huisje, om het muachje te zoe
ken. Overal, waar hij maar dacht, dat het
zich verborgen kon hebben, zocht hij. In
alle bosschen en in grotten en diepe holen
riep en floot hij. Maar pet was alles te ver
geefs. Zoo bereikte hij ook een heuvel,
waarop heel veel bloeiende kerseboomen
stonden, cn zoodra hij déér ook weer riep.
„Ach, mijn lief cuuschje, waar ben je toch?!
hoorde hij op eens een zacht gesjilp, waaruit
bij begreep, dat het zijn muarhje moest
zijn, dat hem antwoordde. Vreerad keek hij
echter" op, tóen er, in plaats van een grauw
muschje, een vogelije met gouden voeron
op hern toevloog," dat tot hom begon: „Mijn
weldoener, toen uw vrouw mij gisteren uit
«i\Vv huisje verjoeg, waren cr juist honderd
jaren verstreken en kreeg ik de macht hen,
die weldoen, gelukkig te maken. Kom, volg
mij naar de grot van het geluk!
Zoo deed toen do man. en hij, die had ge
dacht heel ver to mooten loopen, was heel
verbaasd, dat do grot van het geluk zoo
dichtbij lag.
.„Kom nu mee naar binnen, mijn weldoe
ner!" noodde daarop het gouden vogeltje.
Ook dit deed do man, én zoodra hij was
binnengegaan, keek hij verrast haar de
piachtigo zijden "Weefsels "wén de gouden
Inrhjoen, clie dezo wcefrs!cl$ met eon holder
licht bestraalden. Mij gag toen ook oen
weefstoel, waarnaast .twejè korven stonden,
een groote cn een kleine, „Kijk, m(in wel
doener, begon toen weer het gouden vogel
tje, „ge wordt te oud om langer veldarbeid
te verrichten. En als go dit nu niet meer
kunt. zult gc gebrek lijden. Om u dus voor
gebrek en ellendo tc sparen, 'wil ik u iets
goods geven.
Neem daarom een dezer korven. Neem
welken gc wilt
„Ik dank u voor uv.' goedheid, mijn kleine
toovervogel," sprak daarop de man. „En als
ik mag wil ik graag den kleinste der kórven
meenemen
„Neem hem gorust," zei liet vogeltje.
„Maar bij dezen kleinen korf behoort de
weefstoel. Dien moet ge dus ook meene
men Want met dezon weefstoel, zult go
heel uw verder leven zóóveel verdienen, dat
ge tot aan uw laatsten lovensdag, onbezorgd
kunt leven..."
Na het gouden vogeltje nog eens bedankt
te hebben, verliet de man, met den klein
sten korf cn den weefstoel, de grot en liep,
niet verheugd om de geschenken, doch wèl
cmdat hij zijn eigen muschje als een too
vervogel terug had gevonden, naar zijn
huisje terug.
„Wel, wat breng je daar mee," zoo be
groette hem met een boos gezicht de vrouw,
„Wat moet je met dien weefstoel, uitvoeren?
Die is alleen goed voor brandhout... Efl
wat heb je in dat korfje?"
Als antwoord op haar vraag, vertelde
toen de man eerst zijn ontmoeting met het
toovervogel tje. Daarna opende hij het korf
je. En toon hij dit korfje gevuld vond met
cocons van dc beste zijde-rupson en de man
haar uitlegde, dat hij van de zijde de prach
tigste doeken zou kunnen weven, en hoe bill
liij daarmeo was^ werd dc vrouw nog veel
boozer.
„Jou domme man!" snauwde zij „Waar
om nam jo ook niet den grooiston korf? Die
was natuurlijk mot iets botors gevuld, dan
met die waardelooze dingenjy, jij, doet
nooit iets goeds! Wat heb je aan dien weef
stoel en dlc cocons?"
„Heel voel," legde do man haar uit 1
„Dan zal ik jc laten zien, dat er in dien
grooten korf wat beters zit'* koof do vrouw.
„Dat ?al ik!"
Heel vroeg den volgenden morgen, toen
't nog schemerde, was do vrouw opgestaan
en ging op weg naar do plek. waar zij den
toovorvogel dacht to vinden. En. .10 vond
het diertje werkelijk. Zoodra ze 200 vrien
delijk mogelijk had geroepen: „Mijn lief
vogeltje, waar bon je?" vloog het dier ook
op hiAr too cn vroog: „Wat wenscht ge,
vrouw van mijn weldoener?"
„Ik kom vertollen, dat ik berouw heb, jo
met een bundel rijBtstroo to hebben gesla
gen," antwoordde de vrouw. „En..De... nu
kom ik den grooten korf halen, dien mijn
domme man niet hoeft willen moenemen.."
„Volg mo dan maar naar do grot..," zei
de vogel.
Denkende aan, wat de grooto korf wel zou
bevatten, volgde dc vrouw, hoo vermoeid
ze ook reeds was, den toovervogel.
„Wat ligt do grot van hot geluk ver/*
gromde zy.
„Ja, voor u ligt do grot van het geluk
véél te ver," antwoordde do vogel. „Daarom
zal ik u naar een andere grot brengen
„Zijn daar ook korven mot...?" De vrouw
kon haar vraag niet voleindigen, want juisfe
6tondcn zo voor den ingang van een grot,
terwijl de vogel 6prak: „Volg me, vrouw
van mijn weldoener.''
Dat deed de vrouw. Met veel moeite werk*
te zij zich door de nauwe opening en zo<#
kwam ze in een ruimte, die verlicht wae
door oen paar oude lampen, en waar heei
voel grooto spinnen bezig waren hun web
te weven.
De vrouw griezelde, zoodra zy de spinnen
zag, maar omdat ze óók een grooten korf
midden in de grot zag, vergat ze baar
angst voor do spinnon en vroeg dadelijk:
„Is dio korf voor mij?"
„Als ge wilt, kunt gij hom mconemen,'1
sprak het vogeltje.
Zonder het diertje te bedanken, liep toen
do vrouw met'den grooten, zwaren korf do
grot uit cn naar haar huls tonig. Daar vond
ze haar man-roods bezig met het afwinden
der zijde.
„O, vrouw, klik toch eens hoeveel zij de f*
riep h!J haar toe. „Iedere cocon..."
„Zwijg toch met je cocon!" snauwdo da
vrouw. „Ik heb wat beters meegebrachte
Dit zeggende opende zij den grooten korf eri
toen
„O, 't zijn stcenen en griezelige rupsen!"1
schreeuwde zij woest. „O, die ellendige too
vervogel! O, cn er komen al maar moer
rupsen uit! O, man breng ze toch naar bui
ten!"
Dadelijk ving toon do man do groote zijde
rupsen, dio reeds overal rondkropen, en
bracht ze naar bulten. Maar boe groot was
toen zijn verbazing! Want achter cn vóór
zijn huisje zag hij heel veel jonge moerbci-
boomen staan, en daarin kropen 'toen da
delijk de rupsen! Wie de boomon daar zoo
vlug geplant had, begreep de man nu
best. 't Was natuurlijk de toovervogel ge
weest Die wilde, dat hU altijd genoeg zijdo
zou hebben om te kunnen woven.
En toen nu do vrouw uit dit alles begreep,
dat het toovervogel tje haar man voor zij'n
goedheid had beloond, doch hAér, voor baar
wreedheid, had willen straffen, werd ook
zij wat vriendeiyker voor de dieren, en
daarom ging het haar ook verder goed.
Want haar man werd één dor bekwaamste
wevers van Japan.
TANTE JOH.
In don regeu rijd ik Broertje.
Fijn vindt dat die kleine man f
Veilig is hij door zijn hoedje,
Maar kletsnat word ik er van
Rlk.tik-tik zoo plast ds regen
Op mijn hootd en op mijn rug t
Van mijn vlechtje drupt een droppel,}
Daarom keer ik gauw terug 1
Moeder zei„Je kon het weten 1
„Want de lucht was zwart als roet
,,Ga dus nimmer bij zulk weertje
.„Zonder jas en zonder hoed I"
HETTY BOREU