t «p
't
POESJE'S SINT-NICOLAAS:
EEN ST. NICOLAAS-
VERRASSING.
(Een 6tille onaanzienlijke straat ln een
buitenwijk der groote stad. Een zeer beschei
den benedenhulsje, een even bescheiden zit
kamer, netjes maar goedkoop gemeubeld en
dat waarschijnlijk, op afbetaling. Dc gordij
nen '.ijn gezellig dichtgeschoven, het thoo-
iichtje brandt, het potkacheltje staat ver
dienstelijk rood. Aan dc rondo tafel onder
het schijnsel van dc lamp zit een jonge
blonde vrouw tc lezen. Af en toe kijkt zo
ongeduldig naar de klok op den schoorsteen
mantel. I-ïet is pukjesavond vóór Sinter
klaas. Plotseling klinkt buiten 'n vlugge
stap. Het gozieht van do vrouw verheldert.
In de gang is ecnig beweeg en dan gaat do
deur open cn een jongo man kómt binnen,
'n jonge man in een colbertje, dat bcioro
dagen hooft gekend, maar rnet een tevreden
glimlach Óp z'n gezicht).
2ij: (verheugd): ...ben jo daar eindelijk
Frits
Hij;...ja liefste... op kantoor houden zo
mot Sint Kicolaas geen rekening... wat
er ook gebeurt... tot zes uurjo
kruk on daarmoo basta... die'twee
ouwe dorre firmanten zijn allebei vrij
gezel... die weten waarschijnlijk niet
consdet vanavond 'n andere avond
is als anderslaat staan dat ze ons
vrijaf zouden geven... om niet te spre
ken van 'n Sinterlclaas-cadcau... (fiorsch)
...dat zou ik trouwens niet eens van ze
willen hebben dio beroerde ouwe schra
pers
Zij: (sussend)kom nu jongengeen
muizenissen... vertel liever 's... wat je
daarna zoo lang hebt gedaan... 't ls bijna
half acht...
Hij: (gehoimzinnig): ...ik heb Sinterklaas
gesproken... kwam 'm tegen in de Prin
scstraat...
Zij: (verschrikt): ...wat... Frits... heb jo nu
tóch... cn ik heb jo nóg wel zoo gezegd...
dat ik niets hobbcn wou... van den Sint.,
wc kunrton 't immers niet missen... geen
gulden... geen kwartje...
Hij: (luchtig): ...ach wat liefste... begin jij
nu ook niet met muizenissen... (hij trekt
z'n stöel naast de haro en slaat zijn arm
om haar heon)... wcot jo wat do heilige
man mo vroeg?...
Zij: (glimlachend): ...vertel 's...
Hij:...of 't hcusch waar was... dat ik zoo'n
lief vrouwtje had... die nooit aan zich
zelf denkt... dio van den mórgen tot den
avond plóetórt om rond te komen... die
nooit 's 'n pretje hoeft... of een van die
mnoie dingen... waar zo zoo veel van
houdt...
Zij: (kwasi boos): ...och malle jongen...
houdt toch op...
Hij: (legt zijn hand op haar mond) ...cn die
toch altijd tevreden is... en zoo'n lieve
kameraad voor haar man... heusch
Toosjo... dat vroeg de Sint me allemaal...
en ik heb natuurlijk gezegd... -dat ie
niets te vcol had gehoord... dat je dat
allemaal was... en nog vcol meer... cn
toen zijn we santen 's oven rond geweest
om voor dat schattigó vrouwtje wat uit
te zoeken... iets woarnaar ze altijd erg
had vorlangd...
Zij: ...m'aar Flits... (aarzelend) ...je... dc
Sint heeft toch niet iets duurs voor mé
gekocht... Wé kunnen toch niets mis
sen...
Hij: (afworond): ...laat dat nu maar aan don
Sint over... die man is oud cn wijs ge
noeg om zich niet in schulden te ste
ken... (hij staat op, verdwijnt voor eeni-
gc óogcnblikkcn in de gang cn komt te
rug met 'n pakje)... hier liefste... met
hooi veel liefs van Sinterklaas...
Zij: (geeft hem een zoen en begint dan het
pakje los te maken)... oh wat keurig
verpakt... als 't nu hcusch maar niet te
veel is... haar nieuwsgierigheid 011 haar
blijdschap krijgen do overhand)... nog
meer vlooipnpicr... 't voelt hard aan...
't lijkt wel... ('t laatste papier is afgewik
keld en zij houdt sprakeloos 't geschenk
in haar hand: 'n antiek zilveren poeder
doos; zij slaakt een zwakken kreet cn
verbleekt).
Hij: (zonder haar ontroering te bemerken):
...vindt jo ze niet mooi... eindelijk is je
stel nu complect... do borstel en de spie
gel die.tante Sophie je heeft nagelaten...
en nu. eindelijk de poederdoos... die nog
ontbrak... ik zag zc poos geleden bij
'n anliquair... maar nu moet je zc ook
gebruiken... die dingen... niet mce-r in je
kast opbergen... je houdt zoo van 'n keu
rige kaptafel... nu heb Jo eindelijk 's iets
voor Je zelf, (hij houdt verbaasd op, want
de jonge vrouw is plotsoling in snikken
uitgebarsten)... om 's hemelswil Toosjc...
wat scheelt er aan?...
Zij: (snikkend rnet do armen om zijn hals):
jij goeierd... lieve... beste... o... wat ver
schrikkelijk...
Hij: (verschrikt: ...maar wat is dat nni kind
je... wat is er nu verschrikkelijk
(lachend)... jó denkt toch niet... dat ik
er voor heb ingebroken... wees maar ge
rust hoor, eerlijk gekocht cn betaald...
Zij: (fluisterend): ...waarvan...?
Mij: (luchtig): ...dat is nu mijn geheim...
daar hebben kleino moisjes niets mee to
maken... is 't nu good...?
Zij: (verborgt haar gezicht tegen zijn schou
der): ...o nee Frits... 't ia nog altijd ver
schrikkelijk... ik durf 't jo niet to zeg
gen...
Hij: (sussend): ...kom... kom... biecht dan 's
op... héél erg zal 't wel niet zijn...
Zij: (schreiend): ...o jawel... 't is héól erg...
ik... ikke... Flits... ik heb... dc borstel
en de kam... cn de spiegel... van... tan
te... Sophio... niet meer...
Hij: (ontzet): ...wat zeg je... heb jo ze niet
meer... maar... waar... zijn... ze... dan...?
Zij: ...verkocht... of nee... o Frits... beleend-
Hij: ...beleend maar kind; hoe kom je
daarbij...?
Zij: (nog altijd met haar gezicht tegen zijn
schouder verborgen): ...ik... wilde...
jou... zoo... zoo graag... óók... iéts
moois... geven... iets echt moois... jij
armo jongen... jij hebt ook nooit 's wat
en ik had geen geld% ik kon 't onmo
gelijk van m'n huishoudgeld besparen...
daar kan niks van af... dat weet je...
en die dingen... dio waren toch niot
compleet... ik kon zo wol missen... (aar
zelend) ...en jij zou zc niet gemist heb
ben... als je mo niet net dit... (zij bijt
op hrtar zakdoek).
had jo ze al 'n poos geleden in je kast...
(zij knikt zwijgend)...
Hij: (begrijpend): ...o... daarom luister 'e
Toosjc... (hij neemt haar hoofd tusschen
zijn handen cn kijkt haar met stralondo
oógen aan): ...zal ik je 's iets zeggen...
't treft natuurlijk heel ongelukkig...
maar jij zet kalm die doos op jc tufcl...
fr=?V
JO> Mitij
■Kn 11 i 11 i ii
'-t'
s
PETERTJE'S DROOM.
Moeder had verteld van d'ouden,
Goeden, wltgebaarden Sint,
Dio, elk Jaar wéér, in ons land komt
En zijn rondotocht begint.
Hoe die tocht dan gaat door straten
En door stegen niet alleen,
j Maar ook, als dc Sint eens zin heeft,
Over hoogc daken heen.
Potortjo had goed geluisterd,
Noar 't verhaal, dat moeder dood,
Maar hij kon haast niet goloovcn,
Dat Sint over daken reed.
En toen hij naar bod gebracht was,
(Veel te vroeg nog naar zijn zin!)
Begon Petertje te poinzen,
Even maar, toon...... sliep hij in.
St. Nicolaas-Rebus II
en je gebruikt ze hoor... en we gaan
verschrikkelijk sj)arcn... om de andere
dingen terug te krijgen... en... o ja...
nog iets... ik ben er niet boos om... ik
ben er blij om... liefste... héél blij... (hij
kust haar)... jij... mijn lief opofferend
meisje... (vroolijk).., cn nu ben ik ver
schrikkelijk nieuwsgierig... naar wat die
goede lieve Sint voor mij heeft uitgo-
zocht,...
Zij: (lacht door haar tranen en haalt uit de
la van het buffetjo een klein pakje dat
zij hom schuchter in do handen stopt
Hij kust haar opnieuw en maakt hot
pakje open).
Hij: (vcrbleekend on toonloos): ...'n horloge
ketting... 'n gouden...
Zij: (opgewonden): ...ja... 'n horlogeketting... juist, hier >vas het: 140.
DE BROER VAN SINTERKLAAS
Meneer Nors was Juist bezig 2ijn fraaion
witten baard te verzorgen, toen dc oude
knecht Herman binnenkwam. Dio baard was
do trots van meneer Nors en .hij besteedde
er iedoren dag ik weot niet hoeveel tijd aan.
Aön dien baard konde men hem cn op
straat zei men: „Die meneer mot dien langen,
witten baard, wel dat is meneer Nors, dc
rijko hulseigenaar."
Meneer Nors keek niet op, toen Herman
binnenkwam. Hij zei alleen op zijn gewonen,
onvricndolijken toon:
„Scheur dc kalender af, Herman. De hoe
veelste is het vandaag?
„Hot is vandaag den vijfden December,
monecr."
„In orde. Wacht even. Ik heb een klacht
gehad over timmorman Valk. Hij zou bij drie
van mijn huurders de balconnen nazien en
hij is maar bij twee ervan geweest Geen tijd
I voor nummer drie. Een schandaal is het Hij
l la bij mij in dienst en hij wordt voor zijn
i work betaald. Ik wil zijn adres wefen, Her
man, ik ga hem opzoeken vandaag."
Op zijn dagolijkscho straatje-om kwam me
neer Nors dien middag zijn ouden school
vriend Dr. van Laarhoven togen.
„Weer aan don wandel" groctto deze vroo
lijk, „goed weertje vandaag, hè? Mag ook
wel, 't is maar eenmaal in het jaar Sinter
klaas."
„Hummmm," gromde meneer Nors, „ik
mag toch aannemen, dat ze hij U thuis aan
dat flauwe gedoe niet meedoen."
„Maar hoe heb ik het nu?" lachte dc dok
ter. „Flauwe gedoe? Dat meent u tóch zeker
niet Loopt u voor de uardighcid eens bij me
aan vanavond, dan kunt u rnij zion als, ja
wat denkt u wol, als... Sinterklaas."
„llt zou mo schamen," Zei meneor Nors
verontwaardigd en hij draaide zich om, den
dokter verbluft achterlatend. „Die meneer
Nors is een oude, zure knórrepot," merkte
dokter van Laarhovon op en hij vertelde zijn
vrouw do heele geschiedenis.
„Herman, mijn jas!"
Meneer Nors liet zich in zijn winterjas hel
pen en liep even later door den kouden win
teravond op weg naar het adres, dat hij goed
in zijn hoofd had geprent Het was een een
voudige buurt waar hij wezen moest en in
de straat aangekomen telde, hij 136, 13$, 140.
'it gouden... ik had ze je al zoo lang wil
len geven... ik wist... dat 't 'n geheime
wensch van jc was... je hebt dat mooie
gouden horloge van jc vader... en dat
hangt »\an dat miserabele leercn riem
pje... 't was geen gezicht... (schuchter)
ik heb er stiokum zöo dikwijls naar
zitten kijken... naar dat leelijke ding...
en dan dacht ik... wat zou dat keurig
staan... zoo'n smalle gouden ketting
over z'n vest... en toen heb ik... maai
de rest weet je... (opgetogen) ...cn laat
nu 's vlug kijken... hoe 't staat... eerst dat
leelijke ding eraf... (zij steekt haar hand
uit naar t' leelijke riempje).
Hij: (bleek, maakt 'n afwerend gebaar): ik
zal 't zelf wel... (hij neemt de gouden
ketting en houdt ze tegen z'n vest)...
keurig... ik bon er héél blij meó...
Zij: ...neen... laat rnij nu even... 't horloge
eraan... je moot. de combinatie bewonde
ren... (met een vlugge beweging trekt zc
aan het riempje het horloge te voor
schijn, een ordinair nikkelen ding van
een paar gulden, zooals ze op de markt
worden verkocht)... gooie hemel... wat
is dat...!
Hij: (pijnlijk): ...de... kwestio... is... beste...
hm... 't mijne... is... hm... in reparatie...
Zij: (kijkt hem strakt aan): ...Frits... dat...
is... niet... waar... (do tranen springen
opnieuw in haar oogen, maar zc lacht)
...toe... beken hu maar gauw... jc hebt 't
verkocht...
Hij: (frommelt nerveus aan z'n boord en aan
z'n manchetten): ...dat is te zeggen...
ingeruild... Ingeruild tegen dit...
Zij: (nestelt zich in z'n armen): ...liefste...
wat 'n geluksdag... wat ben ik nu blij
met m'n doos...
Hij: ...en ik met m'n ketting... onze mooiste
Sinterklaas... (hij küst haar). J
Hij belde en riep zoodra dc deur open
ging naar boven:
„Valk thuis?"
„Komt u boven," zei een vrouwestcm.
Een oogenblik later zaten meneer Nors en
zijn ondergeschikte tegenover elkaar. „Veel
te vertellen heb ik niet," zei de eerste, „al
leen dit: u schijnt niet in staat tc zijn te
doen wat ik van u verlang. U weet natuur
lijk waar het om gaat."
„Ik kon niet meer doen vandaag," protes
teerde Valk.
„Dat is tenminste eerlijk," zei Meneer Nors,
„cn ik zal je om dit antwoord nog een kans
geven. Wordt er weer over je geklaagd, dan
is het afgcloopen. Ik had eigenlijk half en
half gedacht, dat jc wat vroeger was opge
houden, omdat het Sinterklaas is. En Sinter-
klaas is de grootste dwaasheid, die er be
staat. Mekaar pakjes geven cn dergelijke
malligheden. Het moest wettelijk verboden
zijn."
n Luid gerat» c maak to hem wakker,
Petertje sprc gauw uit bed,
Wat was dat, vlug naar het raam too.
't Was mot h9bloomcn bozot,
Maar 'geen nood, daar wist hij raad op,
En zijn kloine, warme hand,
Maakte een prachtig, mooi-rond kijkgat
Poter keek, keek nog oens, want:
't Was oon vreemd, wonderlijk sprookje,
Dat hij voor zich kroeg te zion,
Dwars door 'n dlkko, witto wolk
Kwam eon groote Zoppelln,
Zilvergrijs zweotde die blinkend
Door do witto winterlucht,
Kwam vol vaart op... Peter's huis af.
Met oen ratelend sell roof gerucht.
En... wie zat daar in don gondel
Ruitig, waardig en dó baas?
Peter keek <fi, ja, het was zoo,
D'oudo, grijze Sinterklaas.
Vrléhdelijk kook hij naar beneden
En zijn boord woei in den wind,
't Leek wel vreemd, maar 't leed geert tw\j-
fel,
Of hot was dc trouwe Sint ■-
„U behoeft niet bang te zijn, dat wij hier
aan Sinterklaas gaan dóen, daar zijn do ver
diensten niot naar," zei do timmerman bit-
tor.
Daarna ging hij meneer voor, óm hem uit
to laten. En toen gebeurde hot.
De huiskamerdeur ging open op een kier.
Een stem uit do kamer riep nog: „Hiór blij
ven, Pim," maar het was al te laat Plm
stond al in do gang, met bcido handen stijf
aan zijn blauwe trui gekiemd. Zijn óogon
werden heel groot, toen hij naar meneer
Nors keek en naar diens langen, prachtig»
witten baard.
„Ooooooo;," zei hij heel langgerekt, „bont
u toch gekomen Sinterklaas, en vader zei,
dat U het zóó druk had cn dat eerst een hce-
leboel andere kinderen aan de beurt wareil
cnen
Hij zweeg.
Het was heel stil in do gang.
Toen bukte meneer Nórs zich en keek Pim
aan. Ilij had zich nog nooit zóo weinig op
zijn gemak gevoeld als op dit oogenblik.
„Ik ben Sinterklaas niet" zei hij.
Weer was het stil.
„Ooooo."
Er lag een wereld van télourstelling in;
on Pirn's mondjé trilde toen hij vroeg:
„Wie bent u dan?"
„Ik ben de broer van Sinterklaas." De stom
van meneer Nors had een vreemden klank
gekregen, en was nu bijna vriendelijk.
Even knipperde Pirn's oogen nog verdacht,
daarna kwam er een verheugdo trek op zijn
gezicht.
„Als u Sinterklaas ziet, wilt u hem dan
„Gociondag" zeggen van dé zusjes en van mij
en ook dc groeten doen aan Piet en het j
paard cil
Even zweeg Pim om op adem te komen
„cn vraagt u of hij hot volgend Jaar weer
terug komt, alstublieft."
Vragend keek hij meneor Nors aaiir En
meneer Nors wist niet, wat hem overkwam,
maar duidelijk hoorde hij zichzelf zeggen:
„Ik ga nu weg, Plm, maar ik kom gauw
te bug, mèt rnijn broer, mèt Sinterklaas.
Vraag maar of jij en de zusjes zoo lang op
mogen blijven."
Dokter van Laarhoven wist niet, wat hem
overkwam, toen hij de deur opendeed on mo
necr Nors zag staan, buiten adem.
„Ik heb je noodig, kerel," zei meneer Nors,
„laat mo niet in den stock vanavond. Je bent
op het oogenblik Sinterklaas en ik ben je
broer en samen gaan we een gozin gelukkig
maken."
Dokter van Laarhoven begreep on ging
mee.
liet werd een feest, waar bijna geen eind
aan kwam. Sinterklaas vertelde, dat hij
Zwarte Piet vrij-af had gegeven 1 Die had hot
al zoo druk gehad do laatste dagen. Nu had
zijn broer Piet's rol overgenomen.
En meneer Nors-Zwarte Piet strooide pe- tr,
pernoten cn rolde mot zijn oogen, dat jc er n 10 g ^a,m m be(*»
koud van wercl...
In een tweede lu'chtschipgóndel
Stond oen trouwe kameraad,
Bics, de fiere, slanko schimmel,
Die steeds mee naar Holland gaat.
En hocl boven op 't gevaarte
Danste en julchto Zwarte Piet
En zong, pepernoten strooiend,
't Eon of undérc Spaanschö lied.
Met een reuzen vaart kwam 't luchtechlpb
Naar do plaats, waar Poter stond,
Rij wil gillen, luidkeels schroouwo»
Geen geluid kwam uit zijn mond,
'n Smak 'en Petertje ontwaakte,
Keek (rti keek; hij was gered
Vart het luchtschip was niets over
,Ik heb mc vergist, dokter," zei meneer
Nors onder het naar huis gaan. Sinterklaas
is ccn van dc mooiste feesten, die wo heb
ben. Alleen: ik ben m'n heele leven een
oude, zure brompot geweest, dat gaat nu ver
anderen. De eerste keer, dat ik eens echt go-
noten heb was vanavond, als de broor van
Sinterklaas."
(Nadruk verboden).
Do ijsbloemen op de ramen,
Waren ook niet meer te zien,
Toch dacht Petertje nog lang aan
Sinterklaas en Zeppelin.
Later vond hij in zijn schoen een
Stevig marsepeinen beest:
Mot of zonder Zeppelin, maar
Sinterklaas was toch geweo&it
Vroolijk, met bttttging-
P. VAN RENSSÉN.
1. Ons klein poe,
2. Als Sint' Ni
3. ,Eo dan vraag
zoo'nmoes )e, Ltevez poes -Je la er niet.
komt v„ - gen Of zo 'wel een snoes- (c ls.
Sint Nlec-üas Of £l| mof-gen In mijrtichoen
AI - tijd oo a lijk.
Dan zal ilr hen
Ook witheet- lijk
al - tl)d vroo - lijk. Nooit heeft snoe - ze poen ver-dzlct,
f vast ver - tel Jen Dat ze 't lief - «te poen - (e Is.
poe ze - lek kets Voor mijn «poe - ze - poen wil doea>
Nooit heeft enoe-ze .poes ver-drtetl
Dat ze 'tlief-ste poet - je isl
Voor milo •noe-re :poe* wil doem