MET 4 MIJNVEGERS NAAR DE OOST AMÊPSFOQKTSC1H DAGBLAD KRANIG SLEEPWERK De Verdwenen Delora Donderdag 11 December 1930 29e Jaargang No. 140 Een reis van ruim 2 maanden EERSTE PLAATS IN TE NEMEN, IJMUIDER VISCHHANDEL H. GLASTRA Co. N.V. Utrechtschestraat 40 Telef. 92 VOORTGEZET DEBAT OVER DE JÜSTITIEBEGR00TING Velerlei wenschen DE V.A.R.A. KWAAD OP OUDEGEEST Een scherp antwoord FEUILLETON OF F.FM' anded Wat kapitein van Dijk over zijn tocht naar Soerabaya vertelde Rotterdam, 10 Dec. Toen de „Fries land" van Bureau Wcismuller gistermiddag om half vijf haar ligplaats in het rustige haventje van Vlaardingen innam, had deze sleepboot weer een knnig stuk sleepwerk volbracht, dat voor de zooveelste maal den naam die Holland's zeemanschap op 't ge bied van sleeptochten heeft verworven, hoog houdt. Wij zijn allengs gewend ge raakt aan de prestaties welke de wakkere zeelieden, die de zeesleepbooten bevolken, leveren en wanneer men bij de thuiskomst van de zeepaarden tegenwoordig is, krijgt men den indruk, dat ook de bemanning dergelijke groole opdrachten, die dikwijls de grootste moeilijkheden met zich bren gen, feitelijk ook als iets doodgewoons be schouwt. Er was dan ook nauwelijks ver schil te bespeuren tusschen het meeren van de Friesland, die een moeilijke reis,- het sleepen van twee groote mijnvegers van den Helder naar Soerabaia achter zich had en het aanleggen van een havensleepbootje, dat een tjalkje van da Maashaven naar de Lcuvehaven versleept heeft. Dezelfde op rustigen toon gegeven commando's klon ken in de duisternis tegen de matrozen: „Een tikkic vooruit", „een tikkie doorha len", „een beetje vieren". Maar, uit de har telijke wijze waarop familieleden en man schappon elkaar begroetten viel toch wel op te maken, dat er geen „gewone" reis was volbracht, maar inderdaad cén, die ge varen met zich bracht. De heenreis. Of hij een oogenbiikje de gelegenheid had om iets over zijn sleeptocht te vertellen? vroegen wij den kapitein, W. P. van Dijk, een zeeman in hard en nieren, die het van zelfsprekend bij aankomst in de haven nog al druk had. Als het niet te lang duurt; vooruit dan maar! Een paar minuten dan. Waar moet ik beginnen? Bij het begin als het kan, kapitein. Daar gaat-ie dan. Den 3en Augustus vertrokken wij, de „Vlaanderen", waarop kapitein de Koe gezagvoerder is en de „Friesland", naar Den Helder om „de dingen" zeeklaar te maken. Den Gen Aug verlieten wij ieder met twee mijnvegers den Helder en liepen juist het slechte weer mis, dat kort daarop op de Noordzee hecrschte. Waren wij later vertrokken, dan hadden wij stellig geruimen tijd in Den Heldor moeten blijven. Ik kan niet anders zeggen dan dat de geheele reis zeer voorspoedig is verloopen. In 25 dag'm voeren wij regel recht naar Porl-Said, waar wij de kolen hebben aangevuid. Deze tocht had tot dus ver geen moeilijkheden opgeleverd; alleen in het Kanaal hadden we een beetje met tegenwind te kampen. Ditzelfde hadden wij in de golf van Biscaje. Uitkijken was daar de boodschap, vooral met het oog op den dichten mist die daar het uitzicht danig belemmerde. De mijnvegers slingerden he vig en vooral de GO tons vaartuigen kregen liet te kwaad. Daarna g;ng het beter. In de Straat van Gibraltar echter was het weer bar; er stond veel zee en zoowel de slecp- boolen als de mijnvegers werden hevig heen en weer geslingerd Maar daar hebben wij het gelukkig ook weer kunnen bolwerken en op het overige gedeelte van de reis hebben wij geen last meer van slingeren gehad. Tot Port-Said hadden wij prachtig weer. Na kolen geladen te hebben vertrokken wij den len Septcrn bcr van die plaats. We hadden geen schijn werpers aan boord, dus moesten wij bij dag licht door het Suez-kanaal. Wc namen daar de mijnvegers opzij: één aan bakboord en één aan stuurboord en zoo voeren wij tot Ismaila, waar we overnachtten om den vol genden morgen onze reis naar Suez te ver volgen. Om twee uur kwamen we daar aan. Hadden we eenige malen last van den storm gehad, op onze reis door de Roode Zee naar Aden hadden we het van de fello hitte, die vaak de voorbodo is van slecht weer. Het liep echter nogal los en den 12en September bereikten we Aden. Een moesson op til. Daar hebben wij een paar dagen moeten wachten, want er was een moesson op til. Waren wij alleen geweest dan hadden wij het stellig gewaagd, maar met het oog op onze kostbare sleep was oppassen de bood schap en moesten wij beter weer afwach ten. Door middel van de draadlooze stonden wij voortdurend in verbmding met zeesche pen op den Indische» Oceaan; de berichten die wij hiervan kregen luidden voortdurend slecht. Na drie dagen wachten waren de weerberichten van dier» aard. dat wij be sloten te vertrekken. Regelrecht voeren wij nu naar Soerabaja. Dit is een flinke trek, vaarovcr wij 27 dagen hebben gedaan, s Zondagsmiddags kwamen wij in het Westgat aan. De loodsen zorgden voor de rest en 's avonds om S uur lagen wij voor den wal. Over de geheele reis, totaal 9070 mijlen, hebben we dus G7 dagen gedaan. Kapitein Van Dijk was vol lof over de ontvangst die men de bemanning van de sleepbooten bereid had Wc zijn daar. zoo vervolgde hij, bizonder hartelijk ontvan gen door den marine-commandant Bosma, die ons geluk wenschte met de zoo voor spoedig verloopen reis. Terug. Hoe was het weer gedurende de te rugreis? Uitstekend. Op de Roode Zee alleen was het gloeiend heet en in de golf van Biskaje spookte het weer een beetje. Hoe komt het dat de Vlaanderen eerst morgen hier aankomt? De sleepbooten zijn toch gelijk uit Indie vertrokken? De Friesland, zcid^ de kapitein, is 392 ton met een 750 P.K. machine en de Vlaan deren 289 ton met 550 P.K. Wij loopen dan ook harder. We hebben gedurende den te rugtocht eigenaardige gesprekken met el kaar gewisseld, zcide hij lachend. Wat waren dat voor gesprekken? De „Vlaanderen" seinde ons op de Roo de Zee: „Wat ga jij toch hard voort", waar-i op wij antwoordden: „Wat ga jij toch zacht* jes voort". Net als schooljongens die brief*- jés met elkaar wisselen in de klas. Maar na zulk een moeilijke reis mag er wel eerus een grapje gemaakt worden ook. 0 Behoort deze reis tot de moeilijkste opdrachten die u te vervullen heeft gehafl, waagden wij nog te vragen. Neen, ik heb eens een bok van 38 li hoogte naar Lissabon gebracht, gedurende welke reis ik met zeer slecht weer te kam pen heb gehad. En dan twee lichters van Sparendam naar Buenns Aires, waarbij ik heel wat moeilijkheden te overwinnen had. En clan heb ik eens ecu bizonder moeilijke reis gemaakt met een baggermolen via Kaap de Goede Hoop naar De stoere zeeman keek plotseling op z'n horloge. Potstausend ik heb drie minuten ge zegd en sta minstens al tien minuten te hoornen. En weg was hij. OOM EN NEEF De doodslag te Lierop. He lmond, 10 Dec. De in verband met den doodslag op zijn oom C. v. d. H. te Lie rop in het huis van bewaring te Roermond gedeponeerde M. 1'. is thans op vrije voeten Dr. A. VAN DLR LAAN, Amsterdam, schrijft in „Voeding en Hygiëne", October 1930: Onder de voedingsmiddelen dient visch, waarmee wij clan in hoofdzaak bedoelen de gebruikelijke soorten zeevisch, een zoowel om hare lichtverteerbaarheid als om hare voedings Waarde Deze soorten zeevisch koopt men in Amersfoort in» den EET MEER VISCH DAN BLIJFT GE SLANK GEZOND EN FRISCHI Door eigen inkoopkantoor te IJmuiden steeds de FIJNSTE kwaliteiten en 10—20 procent BILLIJKER dan ieder ander. gesteld. Zooals men zich herinnert had T. op 1 Nov. j.l. zijn oom na een twist op het veld met een schop een zoodaanigen slag ge geven, dat v. d. H. kort nadien overleed. T. zal binnenkort wegens mishandeling, den door tengevolge hebbende, voor de recht bank te Roermond terecht staan. TWEEDE KAMER De relasseering en het psychiatrische onderzoek van sexueele misdrijven Bij de voortgezette behandeling der jus titiebegrooting bepleit de heer Drop een wettelijke regeling van de rechtspositie der handelsagenten en reizigers. De heer v. d. Heide dringt aan op een spoedige verbetering van de regeling in zake de reclasseering en het psychiatrisch onderzoek van sexueele misdadigers. De heer T e u 1 i n gs wenscht bepalingen tegen ongewenschte perspublicaties en ver scherping van het optreden tegen oprui ing en Godslastering. Mej. Katz betoogt, dat cle uitvoering van de zegenrijke kinderwetten verbetering be hoeft, evenals de opleiduig van gevangenis personeel en de schifting van veroordeel den. Ook dient de 'opleiding va» rechters en commissarissen van politic te worden ge special iseerd. De heer G o s e 1 i n g dringt aan op ver hooging der vergoeding aan advocaten voor toegevoegde zaken. De heer van Rap par d bepleit afschaf fing althans sterke beperking van het Gij zelingsinstituut. De heer Boon wenscht wettelijke rege ling der lijkverbranding en van het bezoek- reeht na echtscheiding. Het gijzelingsinstituut kan nog niet wor den gemist, doch wel verzacht worden bij voorbeeld door instelling van beroepsrecht. De heer Duymaer van Twist dringt aan op herziening van het binnenvaartrecht De heer Wijnkoop dringt aan op de wegneming van de wettelijke belemmering van echtscheidingen op maatregelen tegen opruiing tot oorlog. De heer Duys acht een betere regeling van de kostelooze rechtsbijstand voor de advocatuur noodig. Voorts bepleit de heer Duys een wet telijke regeling inzake contróle op het bankbedrijf en ziektcvcrzekeringsmaat- schappijen en tenslotte de instelling van een centraal politie-laboratorium. De heer Marchaut wenscht waarbor .gen tegen misbruik van het gijzelingsinsti tuut. De heer Zandt verlangt maatregelen te gen zedenverwildering, godslastering en on geoorloofde echtscheiding, alsmede wederin voering van de doodstraf. Do heer Slotemaker de Bruine acht den norm voor wettelijke maatregelen tegen politieke bestrijding van den gods dienst nauwelijks hanteerbaar. De vrije mceningsuiting zou daardoor in het ge drang komen. De heer Schok king acht deze niet aangetast door strafbaarstelling van gods lastering. Minister Donner zal de kwesties in zake het arbeidscontract onder oogen zien. Inzake de gijzeling zal een veiligheids klep tegen misbruiken wel kunnen worden gevonden. Wettelijke contróle op het bank bedrijf zou zeer belemmerend op dat be drijf werken. Spreker zal aandacht wijden aan de opmerkingen omtrent de herziening van het binnenvaartrecht en kosteloozen rechtsbijstand en enkele andere detailpun ten. De heer Lingbeek klaagt over te veel katholieke rcclitcrsbenoemingcn. De heer Duys bestrijdt den lieer Ling beek, doch klaagt zijnerzijds over gevallen van partijdig optreden. Minister Donner zegt, dat ongerustheid voor partijdige benoemingen bij de rechter lijke macht niet behoeft te bestaan. Ge gronde klachten zal nij onderzoeken. De heer Duys wenscht verbetering van de salarissen van het administratieperso- neel bij de rechterlijke macht. Dc Minister verwijst naar de gehou den algemeene beschouwingen. Mej. M e y e r wenscht bijeenbrenging van gevangenen naar hun godsdienst, althans voor katholieken en Israëlieten. Mej. Katz bepleit verbetering van de geestelijke verzorging der gedetineerden. De heer Van der Heide dringt aan op verruiming van geestelijke vrijheid voor gevangenen. De heer Duys dringt aan op verbete ring van de arbeidsvoorwaarden van het gevangenispersoneel en van de voeding, hygiëne en ontspanning in dc gevangenis sen. De minister zegt overweging toe. Do vergadering word* verdaagd. msrcCRr KERSTKRANSEN KERSTSTAVEN KERSTARTIKELEN VOOR DE KERSTBOOM. Over de evenlueele samenwerking met de A. VR. O. j Do heeren de Vries, Zwertbroek on Lehon resp. voorzitter, secretaris en penningmees ter van de V.A.R.A., schrijven het volgende ingezonden ötuk in het Volk: Met verwondering lazen we onder boven staand opschrift de opmerkingen van Oude geest op het artikel van den heer Vogfc in dicri6 blad van 6 December. Wij achten dit artikel, zonder overleg met het V.A.R.A.- bestuur geplaatst, voorbarig. We achten het echter eveneens totaal onjuist. Wij ko men t.o.v. het artikel van den heer Vogt tot een conclusie, volkomen tegenoverge steld aan die van Oudegcest. Wat we reeds lang wisten het is van de zijde der A.V.R.O. meerdero malen medegedeeld wordt ook hier weer bevestigd: de A.V.R.O. wil slechts samenwerking met die groe pen, die het zendtijdbesluit van 15 Mei, waarin het principe der gelijkberech- t i g i n g van de vier groote Omroeporga nisaties is vastgelegd, „ten voordeele van do A.V.R.O. willen wijzigen". De V.A.R.A. daarentegen is tot wijziging van den toe stand op omroepgebied, zoouls deze door hel zendtijdbesluit is geschapen „ten voor deele van do A.V.R.O." niet bereid. Sa menwerking is dus uitgesloten, als niet do A.V.R.O. zich stelt op den bodem der realiteit. De V.A.R.A. heeft zich meerdere malen d u i d c 1 ij k vóór overleg en samenwerking uitgesproken. Even d u i d e 1 ij k heeft do A.V.R.O. deze meermalen afgewezen. Om tot de door de V.A.R.A. gewensebte sa-< menwerking te komen, heeft het geen zin, den wensch den vader der gedachte te doen zijn cn met alle geweld is een totaal afwijzend artikel van de overzijde een grondslag ervóór te willen vinden. Dit kan slechts verwarring wekken, daar het den indruk zou kunnen vestigen, alsof er bij dc arbeidersbeweging geneigdheid zou be staan aan den onredelijken eisch van dc A.V.R.O. toe te geven, een geneigdheid, die tot nog toe uit niets gebleken is, en die b ij de V.A.R.A. in het geheel niet bestaat. Met Oudegeest's opvatting en handelwijze zijn wij het dus in geenen dcele eens. We achten het hier echter niet de plaats, om daaromtrent uitvoerig van gedachten tc wisselen, maar zullen een en ander aanhan gig maken in de bcstuursinstantics, waar deze kwestie o.i. alléén behoort tc worden behandeld. De heer Oudegeest schrijft bij dit 6tuk de volgende kantteekening: Indien dc V.A.R.A. zich meerdere malen voor samenwerking heeft uitgesproken, dan gebeurt dit in bovenstaand stukje toch blijkbaar niet. Wanneer men een dergelijke samenwer king werkelijk wil, grijpt men iedere tege moetkoming van de andere zijde aan om een stap verder te komen. Blijkbaar zijn de drie onderteekenaars (zij schrijven niet n a- mens het bestuur van cle V.A.R.A.) t- getcn, dat ingevolge een besluit van de „be- stuursinstanties, waar deze kwestie o.i. al léén behoort te worden behandeld" tege moetkoming van de zijde van de A.V.R.O. in gelijken zin zou worden beantwoord. Ik hen gewend besluiten van dergelijke instan ties uit te voeren. HANDELSHOOGESCHOOLRAAD. De Handelshoogeschoolraad heeft in zijn jaarlijksche vergadering tot nieuwe leden benoemd dc heeren dr. R. A- Jcllema, dr. F. A. de Graaff, H. M. H. A. van der Valk, allen te Rotterdam en Jos Meijer te 's-Gra- venhage. Herbenoemd werden als lid do heeren jhr. F. W. L. de Beaufort, J. Brands, H. Koechline J. Kuijpers, C. do Monchy en W. N. H. van der Vorm. allen te Rotterdam en dr. G. F. ten Doesschate en R. Pappen- hcim tc Amsterdam. Lage naturen betalen met hetgeen zij doen; edele met hetgeen zij zijn. SCHILLER. Door E. PHILLIPS OPPENHELM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER. 50 „Dat gebeurt altijd. In een hotel als dit, waar het al leven en vroolijkheid is wat er heerscht, worden de gasten liefst niet er aan herinnerd, dat er zoo iets onaange naams als de dood bestaat. De helft van de bezoekers van die verdieping zau hun ka mers hebben opgezegd, als zij geweten had den, dat er in hun nabijheid een lijk had gelegen. Wij moeten altijd zoo iets zeer ge heim houden. De kist wordt nu naar het gebouw van de begrafenisonderneming ge bracht en vandaar uit naar het kerkhof vervoerd." „Wie is het?" vroeg ik. „Is hij lang ziek geweest?" De klerk schudde het hoofd, zeggende: „Het was een Franschman, Bartot heette hij. De vorige week heeft hij in het café een aanval van beroerte gehad en later zijn daar complicaties bijgekomen." Een lichte rilling ging over mijn lichaam. terwijl ik mij omkeerde om naar mijn ka mer te gaan. De gedachte aan de wijze waarop die man aan zijn einde was geko- mm sm niet bjjster sraoljjU HOOFDSTUK XXIX. Nog voor ik den volgenden morgen wa9 opgestaan, werd mij medegedeeld, dat Frlt? voor mijn deur stond te wachten. Ik liet hem onmiddellijk binnen komen en eer biedig bleef hij aan mijn bed staan. „Mijnheer", zeide hij, „ik heb den heer Delora weer ontdekt!" „Mooi zoo, Fritz, je bent een genie! Zeg me gauw waar hij nu weer is." „In een hotel garni in Bloomsbury. Tiet is eigenlijk niets meer dan een klein pen sion, dat vooral door lui uit Australië en de koloniën wordt bezocht. Plet is nummer 17 in Montaguestreet," „Een zeer belangrijke inlichting", ver klaarde ik, mij in mijn bed rechtop zittend. Fritz liet een veelbeteekenend kuchje hooren, terwijl hij verklaarde: „Ik had wel gedacht, dat u dat zou vin den." Na eenige oogenblikken te hebben nage dacht sprong ik uit mijn bed, zeggende* „Fritz, ik heb je verder niet noodig, maar ik zal je twee maand salaris uitbetalen Ik ging naar mijn secretarie en telde hem eenige bankbiljetten voor, die hij met een lachje van voldoening opstreek. „Ik heb mij verbonden mijn belangstel ling in deze zaak te laten varen", zeide ik. „heb dus geen werk meer voor je. Maar dit geld zal je in staat stellen een paar da gen vacantie te nemen en ik twijfel er niet aan, of je zult er wel spoedig in slagen een ander baantje te vinden." Onder een allerhoffelijkste buiging ver klaarde Fritz: „Ik ben u oneindig dankbaar, mijnheer, maar ik ga dadelijk werk maken van een ander baantje. Vacantie komt wel later in mijn leven. Zoolang ik jong ben en yoor een gezin heb te zorgen, moet ik werken. Maar uw edelmoedigheid, mijnheer", besloot hij met een tweede buiging, „zal ik nooit ver geten." Ik kleedde mij haastig aan en begaf mij naar het door Fritz opgegeven adres. Ter wijl ik op de stoep stond met de bel in de hand, werd de deur onverwachts geopend. En daar stond Delora in eigen persoon voor me Hij deinsde terug, alsof ik een vergif tig dier was, doch ik legde een hand op zijn schouder, vastbesloten dat hij mij ditmaal niet zou ontsnappen. „Mijnheer Delora", zeide ik, „mag ik u even spreken Liefst nu.' „Ik heb het druk", antwoordde hij. „Kom op een anderen keer terug." „Ik kan niet tot een anderen keer wach ten", hield ik aan. „,Ik heb u maar een paar woorden te zeggen, maar die woorden moeten worden gesproken." Met zichtbaren tegenzin ging hij mij voor naar een zitkamer. Daar stonden eenige met. rood pluche bekleede stoelen op regel- matigen afstand tegen den wand en in het midden een tafel, overdekt met couranten, voor het mecrendeel van ouden datum. Delora sloot de deur en wendde zich met een norsch gelaat tot mij. „Kapitein Rotherby", zeide hij, „ik weet opperbest, dat er te Londen een aantal per sonen zijn, die buitengewoon belang stellen in mij en mijn doen en laten. Hun belan gen en de mijne zijn in strijd met elkaar en ik kan me best voorstellen, dat zij tegen mij samenspannen Maar waarom u voor den duivel daaraan mededoet, begrijp ik nietliet hij er met klimmenden toorn op volgen. Ik zou wel eens willen weten, wat uw bedoeling is met mij te bespionnee- ren. Wat heeft u er mede te maken?" JJ tahxjnt den toestand niet te begrijpen. mijnheer", antwoordde ik. „Ruim tien dagen geleden heeft u mij de zorg opgedragen voor uw nicht, terwijl we op het Charing Cross Station stonden. U zou, naar u zelf ver klaarde, naar het Milan Hotel rijden. Maar u is nooit verschenen. U is dat blijkbaar ook nooit van plan geweest. U is daarna zelfs niet in de buurt daarvan geweest. U heeft uw nicht alleen achtergelaten in een broeinest van intriges en ik meen het recht te hebben bij u op een verklaring van dat alles aan te dringen. Ik heb daartoe van morgen in het bijzonder aanleiding, omdat ik beloofd heb nog heden naar buiten te gaan en mij verder niet te bekommeren omtrent uw gedragingen." „Laten wij dan maar aannemen dat het al morgenochtend is", gaf Delora droogjes in overweging. „Neen, ik moet u in ieder geval nog iets zeggen. Maak u evenwel niet bezorgd. Met de enkele woorden, die ik nog moet zeggen, zal ik u geen vragen doen. Ik gevoel vol strekt geen behoefte achter uw geheimen te komen, door te dringen in het mysterie, dat u omgeeft. Ik zal u geen enkele vraag stellen. Ik zal u zelfs niet vragen, waar om u uw nicht zulk een doodsangst deed uitstaan en het zelfs niet eens gewaagd hebt uw gelaat in het Milan Hotel te laten zien." „Maar dat zou een kind kunnen begrij pen riep Delora uit. „Het Milan Hotel is een volslagen openbaar gebouw in Londen. Het staat open voor ieder, die zich .de moeite geeft den drempel er van te over schrijden. Het Is waarachtig in de aller laatste plaats een geschikt verblijf voor Iemand als ik, die in zaken van het hoog ste gewicht is gemengd." „Maar waarom had dan beslot-en daar heen te gaanV „Het was volstrekt mijn keus niet", ant woordde Delora, „Bovendien heb ik eerst toen ik te Londen was aangekomen, begre pen welke lagen men mij legde." „In ieder geval had u nimmer uw nicht mede moeten nemen. Ronduit verklaard, gevoel ik geen steek belangstelling voor uw doen en laten. Ik denk alleen aan uw nicht en verklaar u nogmaals, dat u geen recht heeft haar in doodangst alleen te laten." „Ik zie niet in, mijnheer, dat u ook maar eenigerlei recht heeft mij mijn handelingen te verwijten. Maar ik wil, teneinde ons ge sprek te doen eindigen, wel erkennen, dat, zoo ik had kunnen vermoeden hoeveel last voor mij was weggelegd, ik haar niet zou hebben medegenomen. Dat ik het gedaan heb, was, omdat ik haar niet wilde teleur stellen. Het reisje was haar al zoo lang beloofd „Laten wij daar niet verder over praten. Ik heb u al medegedeeld, dat ik mijn na sporingen opgeef. Ik heb dus niets meer te maken met u of uw plannen, wat die ook mogen zijn. Maar ik ben u hier komen opzoeken om u het volgende te zeggen i Felicia heeft mij verzekerd, dat u haar oom ■is en met ergernis heeft zij geprotesteerd tegen de bewering, dat u een bedrieger zou zijn. Zij spreekt even lief en hartelijk over u als men kan verwachten van een meisje, dat haar oom vereert. Dat is dus in orde. Maar hoe de zaken ook in elkaar zitten, dit ééne wilde ik u wel zeer op het hart drukken. Ik heb uw nicht lief, mijnheer Delora, ik hoop haar over korter of langer tijd tot mijn vrouw te maken en daarom wil lk niet dat zij wordt gemengd in ieta, dat het daglicht niet kan verdragen of zelf» in strijd met de wet is." 'UrfüS d83B3jr&afe.;- (Wordt soo&fecfi

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1930 | | pagina 5