Kindercourant
van
DE SNEEUWMAN
IN DE WASCHMAND
ONDER DE TAFEL
Beste Nichten en Neven,
Ik heb van jullie nog niets anders gehoord
dan ,Ik wou dat het maar bleef doorvrie
zen'' of „was de sneeuw maar blijven lig
gen". Maar, aangezien ik vrees, dat wij
nöch een goed pak sneeuw, nóch ijs krij
gen, begin ik alweer uit te.zien naar den
zomer. Bij de opstellen welke ik den afge-
loopen zomer heb ontvangen, was er één,
dat in dezen tijd goed is om jullie ook weer
naar dien prettigen tijd té doen verlangen.
Hierin wordt namelijk geschreven over het
plukken van boschbessen, een bezigheid,
welke jullie zeker allen even graag doet,
hè?
Ik zal hier nu liet verhaal laten volgen,
dat Iris me gaf over
BOSCHBESSEN PLUKKEN.
Op een mooicn Woensdagmiddag gingen
mijn vriendinnetje en ik er op uit om
boschbessen te plukken. Wij hadden ge
dacht naar het boschbessenbosch te gaan.
Doch toen wij op weg daarheen op een pad
liepen zagen wij een mooie groote plek met
boschbessen staan en kwam er niet veel van
om naar het boschbessenbosch te gaan. Wij
gingen flink aan het plukken. Toen wij een
poos geplukt hadden zei mijn vriendinnejte
laten we 'n oogenblikje dusten. Goed zei ik.
Wij gingen in het gras zitten en aten met
een wat boschbessen op. Hè wat waren ze
fijn. Het waren mooie blauwzwarte besson.
Nadat wij er wat opgegeten hadden zei ik
tegen mijn vriendinnetje: laten we wat
gaan spelen. Goed. Wat voor een spelletje
vroeg ik. Weet je wat, heb jij een bal bij
je? Ja, zei ik. Laten we fopbal spelen. Ik
zal ze wel wezen.
Ik nam den bal uit de tasck en nu begon
het spelletje. Eerst ging het goed en fopten
we mekaar veel, maar al gauw begon het
ons te vervelen. Laten we wat gaan stoeien
Ja, dat doen we, zei mijn vriendinnetje.
Op dat plekje waar wij waren was ook
van dat fijne gras, waar je zoo lekker in
likken kunt.
Nu ging ik vooraan op het gras liggen en
mijn vriendinnetje achteraan. Nu gingen
we rollen en hadden wij de meeste pret.
Dikwijls gebéurde het dat ik tegen mijn
vriendinnetje aanrolde cn ik zoo over haar
heenrolde. Dan moesten wij het soms uit
proesten. Toen we dat gedaan hadden, gin
gen we mekaar met water gooien, want
mijn vriendinnetje had een flesch water
meegenomen voor de dorst. Maar we had
den geen dorst. Op een keer gooide mijn
vriendinnetje mij een handvol water in mijn
gezicht ik wou toen wegloopen maar toen
struikelden wij allebei over 'n boomstam en
toen rolden wij op den grond. Maar mijn
vriendinnetje had de flesch toen ze mij
achterna ging cn viel, in haar hand en do
geheele inhoud stortte over mijn lichaam.
Wat wij toen gelachen hebben, kunt U wel
gelooven. Zij viel in het gras van het
lachen. Toen we nog wat gestoeld hadden,
zei ik dat we maar wat moesten uitrusten.
We legden ons toen lekker in het gras neer
Mijn goed droogde dan meteen wat. Na een
uur gelegen te hebben gingen we nog maai'
wat boschbesscn plukken. Zoo gingen we
weer ijverig aan liet plukken. Toen we ge
noeg geplukt hadden moesten wij opstap
pen want het was al half zes en we moes
ten om zes uur thuis zijn. We gingen toon
welgemoed huiswaarts, waar mijn moeder
van de boschbessen heerlijke boschbessen-
ja mgemaakt heeft.
DE CORRESPONDENTIE.
Postduifje. Ze hebben je aardig ver
wend met al die cadeaux; en wat een mooi
postpapier! Het is inderdaad te mooi om
daar iedere week de raadsels op te schrij
ven.
J o k k o. Ik heb het raadsel goed opge
geven; vermoedelijk zal er dan oen zetfout
in geweest zijn.
E d e 1 w e i s z. Ja, het weer is nu niet
bepaald aangenaam, maar je moet niet ver
geten dat het nog pas Februari is! Aardig
hè, dat de bloembollen nu reeds zoo mooi
bloeien. Bedankt voor je plaatjes.
Dolly. Bedankt voor je gift; ik heb
voor jou ook nog wat in ruil. Schrijf je mo
volgende keer eens een langer briefje?
Micky Mouse. Kom je Maandag
middag even op het bureau om de padden-
etoelenplaatjes uit te zoeken, want ik weet
niet welke je nog noodig hebt. Ik zal er ook
nog wat van „Kamerplanten" en Texel voor
je opzoeken. Bedankt voor je plaatjes.
Eendje. Je bent welkom; ik hoop,
dat je een trouwe raadselnicht van me zult
worden.
Sneeuwvlokje. Bedankt voor je
bonnen; ik heb op het oogenblik geen en
kele zeewateraquariumbon meer over. Zoo-
dra ik er weer eenige heb, ga ik ze weer
verdeelen.
Vergeet mij nietje. Ik kan rno
best voorstellen dat jullie naar sneeuw ver
langt; nou, ik geloof dat er deze week nog
al wat sneeuw gevallen is!
A d a m s o n. Het is een aardig raad
sel; mijn dank ervoor, evenals voor je bon
nen. Zie verder maar eens naar hetgeen in
den ruilhandel voor je staat.
Zonneroosje. Ik heb natuurlijk
niet alles wat je me vraagt, maar toch nog
wel ietsf. Bedankt voor je bonnen. Ben je
nu weer heelcmaal beter?
Sportmakkcr. Ik heb een Kodak
klapcamera, dat is een erg handig toestel
letje. Bedankt voor je bonnen.
Tulp. Helaas heeft de zetfouten-duivel
weer aardig huis gehouden in de opgave
voor het tweede raadsel. Enfin, de meesten
hebben het toch nog goed geraden.
Waterrat. Van harte welkom; be
dankt voor de plaatjes. Ik heb voor jou ook
nog iets in den ruilhandel geplaatst.
P i t u n i a. Wat heh je een bijzonder
kort briefje geschreven. Ben je soms alweer
druk de repetities?,
I Wilde Vogel. Gelukkig dat je
Moeder weer wat beter is; ik wensch haar
een spoedig herstel. Mijn dank voor je bon
nen en plaatjes. Ook jou kan ik deze weck
weer een plezier doen.
Slamat. Bedankt voor je gift. Ik
heb deze week nog niet genoeg Verkade's
bonnen om jullie allen tevreden te stellen.
Zoodra ik er weer wat heb zal ik het wel
even berichten.
Excelsior. Voor de Verkade's bon
nen zal je nog even geduld moeten hebben.
Het raadsel is geloof ik meer een gezegde
dan een speekwoord cn daarom wel wat
moeilijk voor de neven cn nichten.
Ijsbeer. Ik heb op het oogenblik niet
genoeg Zeewateraquariumbonnen. zoodat
jullie nog even zullen mooten wachten.
C 1 y v i a. Nog wel gefeliciteerd met je
verjaardag. Je zult zeker wel een prettigen
dag gehad hebben, hè?
Colibri. Bedankt voor je gift; ik
heb voor jou nog wel een paar Erdalpun-
ten.
D o X. Bedankt voor je bonnen. Geluk
kig dat je nu weer geheel beter bent. Pas
nu maar op, dat je met dit slechte weer
niet opnieuw kou vat.
B a 1 s e m i e n t j c. Ik wensch je veel
succes met je studie; wanneer moet je exa
men doen?
Madeliefje. Ik heb er niet veel
meer, maar een paar kun je er wel krijgen.
Ook jou wensch ik succes met de studie.
Mir o lijnt je. Bedankt voor je gift.
Ben je nu weer heelemaal opgeknapt of
heeft de griep je nog te pakken?
Mol» ntje. Het spijt me zeer, maar
van alles wat jo me vraagt heb ik net niets
meer! Ik denk dat do meeste nichten en
neven die zelf opsparen.
Bellaroontje. Hoe gaat het er nu
mee, ben je nu weer geheel beter? Ik heb
nog iets voor je in den ruilhandel gezet
Dwerg. Ik heb deze weck maar heel
weinig Zeewateraquariumbonnen; zoodra
ik er wat meer heb, ga ik ze weer verdeelen.
Bodankt voor je plaatjes en bonnen.
Duin pieper. Ja, dat heb ik ook
gezien, maar dat was een vergissing hoor!
Bedankt voor je gift, ik heb voor jou ook
nog we! wat.
Stabilo. Bedankt voor je plaatjes;
ja, als het werkelijk een goed spreekwoord
is, wordt het toch zeer zelden gebruikt'
Iris. Ik geloof zeker, dat we nu geen
ijs meer krijgen; het is wel koud, maar het
vriest toch nog niet hard genoeg. Bedankt
voor je gift voor den ruilhandel.
Konijn. Ik heb je br.efje verleden
week te laat ontvangen om nog tc kunnen
beantwoorden. Bedankt voor je bonnen.
Bruinoog. Fijn zeg, dat je het al
bum nu vol hebt gekregen; nog wel bedankt
voor je bonnen en plaatjes. Zie verder maar
eens in den ruilhandel.
K1 o k k e n d o k t cr. Ja, ik heh je in
derdaad gemist. Vond je dc raadsels den
laatsten tijd zoo moeilijk? Bedankt voor je
bonnen en plaatjes.
C u p d o. Het raadsel lijkt me niet
slecht, ik zal het nog eens in mijn gedachte
houden; mijn dank ervoor.
Rozenknop. Hoe gaat het er nu
mee, ben je weer heelemaal beter? Het bes
te ermee hoor!
Tor Ik hoop, dat je volgende week
meer tijd zult overhouden voor het briefje
aan oom Pim. Een half uurtje heb je toch
zeker wel hè?
Dikk:o Bigmaiis. Ik heb nog ver
schillende paddcnstoelenplaatjes, dus als je
er nog noodig hebt, kom je ze maar eens
uitzoeken. Ik heb helaas geen Vim-bonnen
meer over; bedankt voor je plaatjes.
W ij 6 n e u s j e. Vind jo het raadsel
niet veel te lastig voor de nichten en neven?
Alleen dat van den bloemist kan ik ge
bruiken, mijn dank ervoor, evenals voor de
bonnen en Amstelpenningen.
Eekhoorntje. Je hebt ditmaal bel
de raadsels goed. Bedankt voor je bonnen,
waarvoor je ook nog iets in ruil terug ont
vangt.
M. H. Tromp. Ja nu weet ik nog niet
veel; ik moet dc volledige opgave met de
volledige oplossing hebben. Het is een aar
dig gedichtje; heb je dat werkelijk zelf ge
maakt? Bedankt voor je bonnen.
Vraagteeken, Bedankt voor jo bon
nen; dat is een mooi cadeau zeg, daar kun
je van den zomer plezier van hebbent
De oplossingen.
I.
P O
O o
s t
T r
Z u
E v
G a
E e
L a
S
ST ZEG ELS
s t e
u i v
0 m p
1 1 c
e r t
n S
n
n r ij
e r s
e t
n
Spreken is zilver, zwijgen is goud met:
60k, vin. die, gong, zuil, Gijs, keizer, peer en
spreeuw.
De prijs is deze week voor Eekhoorn
tje, die hem Maandagmiddag aan on6 bu
reau kan komen lialen.
Nieuwe raadsels.
I.
(Van Wijsneusje).
XXXXXXXX
x
X i
X
X
X
X S£t
Op dc kruisjeslijnen komt iets clat kwee
kers gebruiken.
Op de lo rij: het gevraagde woord.
Op de 2e rij: iets wat wel eens lastig is.
Op de 3e rij: een schaaldier.
Op de 4e rij: een boomvrucht.
Op de 5e rij een vloeistof.
Op de 6e rij: een vervoermiddel.
Op do 7e rij: een vervoermiddel voor den
winter.
Op de 8e rij: een medeklinker,
Marietje ging uit wandelen
Tesaam met hondje Flik!
Het had heel erg gesneeuwd dien nacht,
De sneeuw lag twee voet dik!
Op eens... wat zag Marietje daar
Zoo'n raren, witten man!
Hij had een pijpje in zijn mond
En op zijn hoofd een pan!
Johan cn Pieter riepen luid:
„Marietje!... heila... ho!
„Toe, geef je groote paraplu
„Aan dezen man cadoau!"
Marietje zei: „ik dank je wel,
„Als het straks sneeuwen gaat,
„Dan loop ik in een oogenblik
„Geheel kletsnat op straat!"
Zij ging voorbij en Piet cn Jan
Verzonnen toen... ja, wat?
De sneeuwman kreeg aan elke hanu
Een handschoen met een gat!
HETTY BOREL.
II.
(Van Konijn).
Mijn geheel is een vrucht die uit 11 let-,
ters bestaat.
3, 2, 6 i? een inham in een muur.
4, 7, 11 is een visch.
11, 2, 8 is een deel van het aangezicht
O, 10, 3 is een schrijfbehoefte.
5, 1 is een deel van een wagen.
ONZE RUILHANDEL.
Edclweisz gaf mo 2 Dobbelmann
plaatjes, 5 Hagcnbeck's plaatjes, 1 Bus-
sjnk's cn 1 Droste's plantje.
Dolly, die me een paar Haustbonnen
en Amstelpenningen zond, kan een paar
H.O.-bonnen cn Kwattasoldaatjes komen
balen.
Micky Mouse zond me een paar
Roodbandplaatjes cn van Ilouten's choco
lade omslagen.
A damson kan een paar Dobbelmann
plaatjes, Sickesz- en Erdalpunten komen
halen.
Zonneroosje, die me een paar Hille's
bonnen gaf en 'n pakje voor D w c r g, kan
een van Houten s bon, een van Nelle's bon
en een Droste's bon komen halen.
Sportmakkcr kan een paar Erdal
punten halen.
„Tante J o p i e" was zoo vriendelijk een
heel pakje bonnen te sturen met den vol
genden inhoud: Paddenstoelen- cn Zeewa
teraquariumbonnen. Hille's bonnen, 01-
denkottbonne», Douwc Egb.erls bonnen,
Miss Blanche-, Turmac-, Kiazim-Emin-,
Sopla-, North State-, Melkonian- cn Bat-
schai ïbonncn, benevens een paar Xanthia-
bonnen. Ik dank deze vriendelijke geefster
hartelijk voor de mooie gift.
Waterrat kan in ruil voor zijn plaat
jes „Spoorwegwonde,ren" oen paar van Ilou
ten's reepomslagen halen.
Wilde Vogel kan in ruil voor zijn
Verkade's bonnen cn roodbandpluatjes een
paar Amstelpenningen en Erdalpunten ko
men halen.
Slamat gaf me postzegels, 1 Hille's
bon, 2 Erdalpunten en een siagrettenmatje.
Colibri kan in ruil voor zijn bonnen
en sigarettendoekjes een paar Erdalpunten
komen halen.
Do X, die me Effendi-bon en een paar
plaatjes van „Ons mooie land" gaf, kan een
paar Ilagenbeck's plaatjes komen halen
Vraagteeken kan een verrassing
van Do X komen halen, benevens een paar
Roodbandplaatjes.
Madeliefje kan een paar Ali baba
bonnen halen.
M i r o 1 ij n t j e kan een paar H.O.-bon
nen en Pelikaantjes komen halen.
Bellaroontje kan een paar Kwatta
soldaatjes krijgen.
Dwerg, die me een paar plaatjes van
Schilte's thee en een Effendibon gaf, kan
een pakje van Zonneroosje komen halen.
D u i n p i e p e r, die me 1 Roodband-
plaatjc en een Drostcbon gaf. kan een paar
Amstelpenningen en Sickcszpunten halen-
Sta b i 1 o kan een Droste's bon komen
halen
Iris gaf me nog een paar plaatjes van
het vogeldetermineerboekje.
K o n ij n kan een paar Roodbandplaatjes
halen.
Bruinoog kan een paar Hille's bon
nen komen halen.
Klokkendokter stuurde me: Dob
belmann en K. cn G.'s plaatjes; Sickeszpun-
ten en Ali baba bonnen; in ruil hiervoor
kan hij Hagcnbeck's plaatjes krijgen.
W ij s n e u s j e lean een paar Kiazim-
Emin bonnen komen halen.
Eekhoorntje kan een paar Erdal
punten en Sickeszbonnen krijgen.
M. II. Tromp kan een paar plaatjes
„Spoorwegwondcren" komen balen.
Alle bonnen kunnen Maandagmiddag na
2 uur worden afgehaald.
OOM PIM.
Pim was een kleine jongen, die niet gauw
bang was. Alleen aan den kapper bad hij
het land en erg het land ook, al zou hij
niet kunnen zeggen, waarom hij het naar
vond zijn haar te laten knippen. Pijn had
dc man met dc schaar hem nog nooit ge
daan, lang meisjeshaar wilde Pim niet
graag hebben, maarals de kapper
kwam, verstopte hij zich toch altijd en
moest Moeder met Betjè soms het hcelo
huis afzoeken om hem weer op te sporen.
Den éénen keer vonden zij hem gauwer dan
den anderen, maar het eind van het liedjo
was nog altijd geweest, dat zijn schuil
plaats ontdekt en de kleine jongen aan den
kapper overgeleverd werd.
Op zekeren dag zou de kapper weer
komen. Moeder had het eigenlijk geheim
willen houden voor Pim, maar de slimme
baas had het toch begrepen, uit het tele
foongesprek, dat Moeder dadelijk na het
ontbijt gevoerd had.
Den gchcclen verderen morgen had Pim
in den tuin gespeeld. Het was heerlijk weer
en Pim was er slaperig van geworden. On
der de koffie merkte Moeder niets bijzon
ders aan hem. maar daarna was Pim weer
op eens spoorloos verdwenen.
Het liep tegen half twee, het uur, waar
op dc kapper komen zou en Moeder on
Betjo zochten den ondougenden jongen
weer in alle hoekjes en gaatjes van het
huis. Alleen één plekje sloegen zo over én
dat was juist het plekje, waar* do bengel
zich verstopt had: de waachmand op zol
der! IIoc konden Moeder en Betje nu ook
veronderstellen, dat hij in de waschraand
zat!
Wel sloegen zjj den zolder niet over en
keken ze zelfs achter do koffers, maar aan
do waachmand dachten ze toch geen van
beiden!
Pim was bang, dat Moeder en Betjo zijn
hartje konden hooren kloppen, zóó hevig
ging dat te keer! Hij dacht elk oogenblik,
clat het deksel der waachmand opgetild zou
worden en dan zouden ze hem natuurlijk
ontdekken! Hij hield zljri adem in, om zich
toch maar niet te verraden. O, wat duurde
het lang, vóór Moeder en Betje weggingen!
Kwam er dan nooit een eind aan? Geluk
kig! daar hoorde hij Moeder toch zeggen:
„Nee, op zolder is hij niet! Wc zullen
beneden nog eens kijken!"
Moeder en Betje liepen nu de krakende
zoldertrap af enja, nu lachte do
bengel in de waschmand in zijn vuistje! Hij
zou vooreerst zijn schuilplaats nog. maar
niet verlaten. Hier was hij veilig voor den
kapper, want er zou wel niemand meer
boven komen om hem daar te zoeken!
't Was natuurlijk al lang half twee! Do
kapper zou wel weer naar andere klanten
zijn gegaan. Misschien ook naar de zaak
terug! Er waren genoeg menschen en
hij geloofde: zelfs kinderen! die zoo dom
waren naar een kapper toe te gaan. Ver
beeld je, uit jezelf naar een kapper te gaan,
terwijl h ij juist al het mogelijke deed om
zich onvindbaar te maken, als de kapper
hun huis binnendrong!
Hij zat maar wAt lekker in de wasch
mand! 't Was wel een beetje benauwd,
maar dat hinderde niet. Eigenlijk jammer,
dat er zooveel waschgoed in lag! Als dat
het geval niet was, zou hij natuurlijk veel
meer ruimte hebben. Maarhij moest
nu maar tevreden zijn met den goeden af
loop van zijn verstoppen!
Pim begon hoe lnngcr hoe slaperiger to
worden en zoo kwam bet, dat hij weldra
6tcvig in den dut was en heelemaal niet
merkte, hoe Moeder een hangslot aan do
waschmand hing, den sleutel daarin om
draaide en 'm met een touwtje aan het oor
der mand vastmaakte.
De jongen sliep rustig en hij bleef zelfs
slapen, toen een man met zwaren stap de
zoldertrap opkwam, de mand op zijn schou
der nam en naar beneden droeg om haar
vervolgens in een vrachtauto te zetten.
Evenmin hoorde hij, dat de man tegen
zijn kameraad zei:
„Dat 's een zwaar vrachtje vandaag! De
mand is zeker veel voller dan anders!"
Plof! daar zette hij haar neer en sprong
in den wagen, die onmiddellijk in bewe
ging gebracht werd door zijn kameraad.
Nog altijd sliep Pim en de auto had reeds
verscheiden koeren gestopt om een nieuw
vrachtje op te nemen, toende jon
gen eindelijk wakker werd. Hot duurde
eenige oogenblikken, vóór hij wist, waar
hij was, maar toen dit lot hem doordrong
en hij begreep, dat de wasch gehaald was,
gilde hij het plotseling uit van angst cn
ellende.
De man schrok niet weinig, dat een van
zijn wasschen op eens zoo te keer-ging! Hij
ging al jaren met hen om, maar een hui
lende wasch had hij nog nooit vervoerd.
Daar stak natuurlijk iets achter!
Hij stelde nu een onderzoek in naar dit
vreemde verschijnsel on kwam weldra tot.
do ontdekking, uit welke mand het ongc-
wono geluid kwam liet was nu maar een
klein kunstje de mand or uit to halen, den
sleutel los te maken, in het hangslot to
steken en de mand to openen. Maar het
geen hij toen zag, was wel om tc schrik
ken, om vrecsclijk te schrikken!
Het was maar heel goed, dat de auto op
dit oogenblik juist stilstond, anders bad
de arme man er wel cons van schrik uit
kunnen vallen!
Hij riep er zijn kamqraad bij en ze keken
zoowel elkaar als Pim heel verwonderd
aan.
Eindelijk zei de chauffeur:
„Wou jij eens een reisje maken, kloine
baas?"
„N n nee!" snikte Pim. „Ik ik hacl
m mij ver stopt!"
„Zoo! zoo!" zei nu dc man, dio hem het
eerst gehoord had. „En nu moet je voor
straf met ons mee!"
„Oh oh oh! Breng me alsjeblieft
thuis!" jammerde Pim.
„Dat zal niet gaan, jongotje!" luidde het
antwoord. „We zjjn veel te ver "an je buis
af! Nog twee wasschen mooten we halon
en dan gaan we naar de wasscherij. Daar
zal de baas wel zeggen, wat wc met je dóen
moeten."
Pim begreep, dat hem niets anders over
bleef dan zich in het onvermijdelijke te
schikken. Gelukkig lioten de mannen het
deksel der mand open cn toen hij eindelijk
eindelijk! aan dc wasscherij afgeladen
I werd en bij den portier moest wachten,
I werd er door een meneer naar Vader ge
telefoneerd.
Na een kwartier dat Pim echter veel
I langer geleken had kwam Vader hem
met zijn auto halen. Wat was do jongen
blij, toen hij Vader zag! Vlug stapte hij
in, maar onderweg was hij weinig spraak
zaam. Wol was Vader niet boos, doch de
jongen was nog geheel van streek door het
onplezierige uitstapje.
Voor den kapper heeft hij zich vanaf
dezen dag echter nooit meer verstopt!
Er was eens een klein, dom jongetje, dat
heette Jos. En weet jc, waarom dat ventje
I dom was? Hij hielcl niet van eten. Dom,
I hè? Want als je niet eet, kan je niet groot
I worden. Zou Jos dan soms niet een flinke
jongen willen worden? Zeker wel, maar dat
I vergat hij altijd, als hij aan het eten was.
I Don zat hij te'soezen en te droomen of naAr
1 buiten te kijken. En inlusschen vergat hij
te kauwen en een nieuw hapje in zijn mond
to steken.
I Toch moest Jos altijd zijn bordje leeg
eten en hij mocht niot van het ontbijt op
staan vóór hij twee boterhammen op had.
Maar hij was altijd het laatst klaar. Soms
zat hij dan alleen aan tafel, terwijl allo
anderen al aan hun werk waren. Maar Va
der stuurde hem ook wel eens met zijn
bordje naar de keuken. Dan moest hij bij
Jansjc verder eten. En clat vond Jos Ijeelc-
maal niet naar. Bij Jansje kon hij babbe
len, clat mocht binnen niet. En Jansjc
maakte wel eens een grapje enJos'
bordje kwam daardoor nog later leeg!
Daarom werd J03 niet meer naar de keu
ken gestuurd, 't Was winter en koud. An-
j dors had Vader hem misschien met zijn
I bord in de gang gezet. Maar dat ging nu
niet. Toen bedacht Vader iets anders.
In de eetkamer stond voor het raam nog
een kleinere tafel. „O!" hoor ik jullie al
zeggen, „dan moest hij natuurlijk alleen
aan die tafel zitten." Mis, hoor, maar toch
niet heelemaal mis. Hij moest wel met z'n
bordje alleen naar die tafel, maaron
der de tafel, zoo maar op den gTond met
i het bord op z'n knieën. O, wat vond Jos
dat vervelend! Hij leek wel een hondje, zoo
met z'n eten op den vloer. En bij kon niets
1 zien, alleen de beenen van Moeder en Va
der en de anderen.
„Hoe zit je daar?" vroeg z'n broer Jaap.
„Akelig!" riep Jos terug en z'n lip trilde.
Hij schaamde zich ook: verbeeld je eens,
dat er iemand binnen kwam! Och, zat bij
toch maar weer op zijn eigen plaatsje aan
de groote tafel! Op eens nam hij een kloek
besluit en at vlug z'n bord leeg.
,,'t Is op, Vader!" riep Jos toen, terwijl
hij onder de tafel uitkroop en z'n leego
bord liet zien.
„Nu, kom dan maar weer op je plaats.
Zie je wel, dat je wel dooreten kunt, droo-
nier,"
Als Jos nu een volgende maal aan tafel
weer teutte, wees Vader alleen maar op de
andere tafel. En dan at de jongen gauw
door. Hij zou niet graag weer onder cle tafel
willen zitten!