AM EDSFOOR.TS €H DAGDIA©
jNIEUW PARIJS
de kanIThë vaas.
VOORJAARSSTOFFEN
Fa. B. KRAAL
DE OPBRENGST DER RIJKSMIDDELEN
Feuilleton
Zaterdag 18 April 1931
.DE EEMLANDER"
29e Jaargang No. 245
TWEEDE BLAD
DE NIEUWE TOESTAND
IN SPANJE
VOOR BESCHERMING VAN
NATUURSCHOON
'B. RUIlthBERG Hzn.
DAMES- en HEERENKLEEDING
EET- ONTBIJT- EN
THEESERVIEZEN
LANGESTRAAT
Lijstenmakerij en Kunsthandel
ONGUNSTIGE TENDENZ
VERSCHERPT
Ontvangsten over Maart
VERF ZELF UW HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN
A. v. d. WEG
LANGESTRAAT 23
TEL. 217
Zal Nederland het nieuwe gou
vernement erkennen
's-Grav e n h a ge, 17 April. Ingevolge
opdracht van de nieuwe Spaansche regee
ring heeft de zaakgelastigde te 's-Graven-
hage aan het departement van buitenland-
eche zaken kennis gegeven van den nieu
wen regeeringsvorm van zijn land en do
officieele samenstelling van het kabinet
meegedeeld. De kwestie of de Nederland-
sche regeering het nieuwe Spaansche gou
vernement zal erkennen, zal door de Kroon
beslist moeten worden. Dienaangaande
konden wij ter bevoegder plaatse nog geen
inlichtingen krijgen.
De Spaansche zaakgelastigde, de lieer
Olman, verzoekt ons er de aandacht op te
vestigen, dat zijn verklaring van gisteren,
waarin hij den huidigen toestand ingewik
keld en delicaat noemde, slechts betrekking
heeft gehad op de positie van zijn persoon
hier te lande.
MILITAIRE MUTATIES.
De kapitein der militaire administratie J.
F. H. Israël, van het 2de Reg. veldartillerie,
is met ingang van 7 April 1931 werkzaam
gesteld, ten bureele van den inspecteur van
den vrijwilligen landstorm.
De kapitein der militaire administratie G.
B. O. Kuyk, van het 7de Reg. infanterie, is
met ingang van 17 April 1931 overgeplaatst
naar het 2de Rcg. veldartillerie te 's-Graven-
hage;
Do kapitein der militaire administratie J.
Michielsen, van het 20ste Rcg infanterie, is
met ingang van 16 April 1931 overgeplaatst
naar het 7de Reg. infanterie, eveneens de
Harderwijk.
De Eerste-Luitenant der militaire admi
nistratie G. Hardenberg, van het 8ste Reg.
infanterie, is met ingang van 15 April 1931
overgeplaatst naar het 20ste Reg. infanterie
te Harderwijk.
De Officier van gezondheid der tweede
klasse H. J. van der Gie6sen :s met ingang
van 27 April 1931 werkzaam gesteld bij het
Militair Hospitaal te Amersfoort.
De kapitein der infanterie G. Schultz is
met ingang van 1 Mei 1931 benoemd tot ad
judant van het 3do regiment infanterie te
Bergen op Zoom
De majoor P. J. A. Bartels. van het 2de
regiment, onbereden artillerie, is met ingang
van 1 Mei 1931 ove-plaatst bij den staf der
artillerie, met bestemming om te worden toe
gevoegd aan den Inspecteur der artillerie,
standplaats '6-Gravenhage.
De Eerste-luitenants der artillerie H.
Blekkingh en E. A. G de Vri^s, beiden van
het leger in Nederlandsch-Indië, worden di:
jaar voor den tijd van drie maanden gede
tacheerd bij het leger hier te lande, en wel
onderscheidenlijk bij het korps luchtdoel-
artillerie en bij het regiment Kustartillerie.
DE MOORDAANSLAG IN DE WOUWER-
MANSTRAAT TE HAARLEM.
De dader voor de rechtbank.
In den vroegen morgen van 22 Januari j.l.
had in de Wouwermanstraat te Haarlem een
geheimzinnige moordaanslag plaats. De der
tig-jarige Grietje Bosma werd plotse'ing
overvallen door den vier-en-twintig-jarigen
schoenmakersknecht B. v. d. S. Deze liep op
haar toe, gaf haar eenige steken met een mes
en verdween weer. Er was niet de minste
reden voor deze daad. De dader nam de
vlucht, doch werd den volgenden dag te
Woudrichem aangehouden, v. d. S. staat
bekend als abnormaal.
Donderdagmiddag stond hij terzake voor
de Haarlemsche rechtbank terecht.
Dr. Mees had een psychiatrisch onderzoek
ingesteld, waarbij hij tot de conclusie kwam,
dat verd. niet toerekenbaar was.
De Officia van Justitie eschte vier maan
den gevangcnisstraf met aftrek van voorar
rest, welke eveneens vier maanden bedraagt,
en daarna ter beschikking stelling van do
regeering.
Uitspraak: 30 April a.s.
Een reeks van lezingen
te Delft
Delft, 16 April. Door den snellen groei
van onze steden en dorpen, door den aan
leg van wegen en door allerlei andero oor
zaken, is in ons land, vooral in do laatste
jaren veel landscbapsschoon vernield. Om
op deze vernieling nog eens nadrukkelijk
de aandacht te vestigen, wordt alhier in
het Gebouw voor weg- en waterbouwkunde
op 16, 17 en 18 dezer een reeks van voor
drachten gehouden, betrekking hebbende
op het behoud en de ontwikkeling van het
landschapsschoon.
Nadat prof. ïr. J. G. W a 11 j es, voorzitter
van de afd. Bouwkunde der TH., een kort
woord ter inleiding had gesproken, ving,
blijkens het verslag in de Tel., mr. D.
H u d i g, secretaris van den Stedebouw
kundigen Raad van het Ned. Instituut voor
Volkshuisvesting en Stedebouw, zijn voor
dracht aan over: „Welke waarde heeft de
natuur voor ons". Hij zette uiteen dat voor
een steeds groeiende bevolking, het behoud
van natuurruimte in steeds meerdere mate
geboden is.
Grootendeels vindt het te niet gaan van
natuurschoon zijn oorzaak in stedebouw-
kundige tekortkoming. Stedebouw toch be
oogt orde in de ruimte der menschelijkc
samenleving te scheppen. De schoonheid
kan echter slechts groeien, indien hij, die
aan de orde helpt bouwen, tevens het ver
langen heeft, zijn volle mcnschclijkheid
daaraan te geven en niet alleen zijn tech
nisch kunnen; schoonheid immers is een
uitdrukking van menschelijkhcid. Spr. ver
trouwde, dat dit in de toekomst zoo zal
zijn, ook al beleven wij thans een bij uit
stek somberen tijd voor Europa.
De heer J. J. Ta ls ma, burgemeester
van Ivamerik en Zegveld, sprak hierna
over: „liet Nederlandsche Landschap,
voorheen, thans en in do toekomst". Hij
wees er op. dat de gevaren, die het land
schap bedreigen, hand over hand toene
men, en er reeds veel bedorven is.
Het Nederlandsche landschap is overwe
gend werk van menschelijke cultuur, het
geen spr. uitvoerig toelichtte. Wanneer
geen maatregelen worden genomen, zal,
eer we een kwart eeuw verder zijn, de
streek tu6schen Utrecht en Arnhem van
haar luister beroofd zijn.
Van de gevaren, die het landschap be
dreigen, noemde spr in de eerste plaats
de techniek, inzonderheid het verkeer. De
algeraeene mechanisering van het leven,
de vestiging van industrieën in landelijke
omgeving, de z.g. „Vcrdrahtung" van het
landschap, het verdwijnen van molens en
zeilschepen.
Als tweede gevaar noemde spr. de exploi
tatie van den bodem en veranderingen in
de cultures. De heer Aalsma drong aan op
krachtige actie voor bescherming van het
landschapsschoon. Hoe eer hoe beter dient
een wet tot bescherming van natuurmonu
menten tot 6tand te kornen.
In het bijzonder dienen de provincies zich
te interesseeren voor de instandhouding
van het landelijk schoon.
Jtr. straat 26 - Tel. 243
Ontvangen ie nieuwe
LANGESTR. 35
TEL. 308
BLAUW is de mode
en ook BRUIN
Ziet onzj speciale étalage
26
Arnh. weg 32 Tel. 1069
MAROKAANSCH LEERWERK
als visitetaschjes, div. groote
tasschen, portemonnaies,
dassen.
PEDIATRIE.
Huisvesting aan de Leidsche
universiteit.
Men meldt ons uit Leiden:
Naar wij varnemen, zal de afdeeling pe
diatrie van de Rijks-Universiteit te Leiden,
welke onder leiding staat van dr. Murk
Jansen, niet zooals het plan wa6 worden
ondergebracht in het gebouw voor heel
kunde op het terrain van het nieuwe aca
demische ziekenhuis te Leiden, voor de vol
tooiing van welk gebruik dezer dagen de
aanbesteding heeft plaats gahad. Zijn wij
goed ingelicht, dan ligt het in de bedoe
ling de pediatrie als geheel afzonderlijke
afdeeling in een ander gabouw van het
nieuwe academische ziekenhuis dat daar
voor dan zal worden gereed gemaakt, on
der te brengen en zoodoende gescheiden te
houden van de afdeeling heelkunda.
DE NIEUWE AMERIKAANSCHE
GEZANT.
's-G ravenhagc, 16 April. De nieuw
benoemde Amcrikaansche gezant, de heer
Swensow, wordt in den loop der volgende
week hier ter stede verwacht en zal de lei
ding der legatie op zich nemen.
Slechts twee posten boven de
opbrengst van het
vorige jaar.
De maand Maart heeft 6lechts 37.9 mil-
lioen uit d» gewone ontvangsten in de schat
kist gebracht waardoor het totaal over het
eerste kwartaal thans 115.? millioen bo-
draagt tegen 125.Ü millioen in dezelfde
periode van 1930
Men zal zich herinneren, dat men aan
dit verschil in opbrengst geen absolute
waarde hechten ma*;, omdat de financieel*
regeling tusschen Rijk en gemeenten een
vrij ingrijpende verandering in de raming
der middelen aangebracht herft. Zoo brengt
de grpndbela<stirig n.aar een vierdo van de
hoofdsom in de schatkist ide rest gaat naar
de gemeenten) en wordt de personoele bo
lasting voortaan geheel ten bate van de ge
meenten geheven.
Gedeeltelijk onder invloed hiervan heeft
de minister zijn raming van 48414 millioen
in 1930 tot f 469.8 millioen teruggebracht
lien lagere opbrengst dan verleden jaar be
teekent dan ook r.iet direct een trager
vloeien der middelen, zoo 6chrljft de Tijd
Doch zelfs «16 men hiermee rekemn,.
houdt is er reden te over om over fTeT ver
loop der sta itsontvangsten in dit jaar on
tevreden te zijn, daar do groote meerder
heid der posten in opbrengM bij verleden
jaar ten achicr blijft.
In Maart heeft deze ongunstige tendenz
zich nog iets verscherpt. Zoo beliep do op
brengst in Maart in mill. gld. o.a. van*
1931
1930
Inkomsten
7.49
7.71
Dividend cn tantième
1.29
1.34
Vermogen
0.55
0.67
Invoer
5.75
6.42
Statistiek
0.20
0.37
Zout
0.19
0.20
Geslacht
0.79
0.95
Wijn
O.o2
0.57
Bier
0.98
1.02
Suiker
3.99
4.03
Tabak
2.07
2.26
Registratie
1.14
1.94
Successie
4.92
4.98
Zooals men ziel: overal en teruggang, bij
de een meer, bij de ander minder.
Slechts een tweetal posten is boven de
opbrengst van verleden jaar uitgekomen,
n.l. gedistilleerd, dat ƒ2.88 mill, opbracht
tegen v. i. 2.29 mi!!, en het zegelrecht, dat
van 1.96 tot niet minder dan 2.77 mil
lioen 6teeg.
Eerstgenoemde verbetering moet toege
schreven worden aac de accijnsvcrhooging.
die intusschen plaats had. De tweede is veel
opmerkelijker; vermoedelijk zal men de
oorzaak ervan moeten zoeken in 't groote
aanta. conversieleeningen, dat in Maart ter
markt gebracht werd.
Dat de inkomstenbelasting bij verleden
jaar ten achter blijft over het eerste
kwartaal werd uit dezen hoofde 22-58
millioen ontvangen tegen 23.60 mill, in
1930 is een veeg tcekon. Het natuurlijk
accres, dat jaarlijks pleegt te worden waar
genomen en waarop de minister blijkens
zijn raming (ƒ85 mill, tegen v. j. 80 mill.)
ook ditmaal nog rekent, komt op die manier
gevaarlijk in het geJrang.
Do teruggang der dividend- en tantième-
belasting behoeft geen commentaar; men
kon er zich aan de hand der lividend-decla-
ratiën op voorbereiden. Hetzelfde geldt voor
de vermogon7>be!ast:ng Ook de rechten op
den invoer blijven sterk bij 1930 ten ach
ter, eerstens vanwege den geringeren in
voer wat de hoeveelheid betreft en boven
dien cp grond van de lagere prijzen, waar
voor wordt ingevoerd. Bij het statistickrecht
komt naast den invoer ook de lagere uit
voer tot uitdrukking.
Ook de accijnzen steken ongunstig bij ver
leden jaar af Daar binnenlandsch vlee€ch
vervangen wordt door buiimlandsch ge-'
koeld vleesch, loopt do accijns op geslacht
geleidelijk terug; in het eersto kwartaal
bracht deze heffing ƒ2 24 mill, op tegen v. j.
2.99 millioen. Van wijn en bier schijnt de
depressie het verbruik eveneons aan te tas
ten, zoodut de opbrengst lezer middelen
constant terugloopt.
Zelfs de tabaksaccijns, die door het toe
nemende cigarettenverbruik tot nog toe
6teeds meer opbracht, kon in Maart het cij
fer van verleden jaar niet haten. Het resul
taat van één maan»! mag evenwel nog niet
tot de conclusie leiden, dat de malaise ook
hier do consumptie aantast.
De teruggang der registratierechten (over
het kwartaal 3.75 mill, tegen v. j. 7.04
mill.) weerspiegelt de lusteloosheid in het
zakenleven, met name in het vennoot-
schapsbedrljf. Kapitaalsuitbreidingcn komen
niet voor, evenmin als nieuwe oprichtingen
van eenige bcteekenis
Hoezeer de crisis ook in het havenbedrijf
tot uiting komt, kan men afleiden uit do
loodsgelden die in Maart 389.236 inbrach
ten (v. j. 445.916).
Het wispelturige 6ucce66ierecht ls in de
afgelocpen maand 6lechts heel weinig
60,000 ongeveer) beneden verleden jaar
gebleven. Men mag echter aannemen, dat
de jaar-opbrengst een vee! ongunstiger
beeld fe zien zal geVen, tenzij een abnor
maal groot aantal belangrijke boedels zou
openvallen.
Alles bijeen genomen is er, gelijk men
ziet, van de rijksmiddelen weinig goeds te
zeggen. Als er niet spoedig oen ve.-betering
intreedt, loopen we zelfs de kans, dat de ra
ming ternauwernood gehaald wordt.
DOOD DOOR SCHULD.
In het begin van dit jaar is op het sta
tionsemplacement te Uitgeest een ontzettend
ongeluk gebeurd. Een jong meisje, dat haar
verloofde naar den trein had gebracht, werd
door dezen bij de hand vast gehouden en
liep een eindje me* den reeds in beweging
zijnden trein mede. Doordat de jongen haar
hand iets te lang in de zijne hield geraakte
het meisje van het perron op de spoorbaan,
kwam onder de wielen en werd onmiddellijk
gedood.
De verloofde van het meisje stond thans
voor de Arr. rechtbank te Alkmaar terecht
wegens het veroorzaken van dood door
schuld.
Daar beklaagde den 18-jarigen leeftijd nog
niet bereikt had, werd de zaak met geslo
ten deuren behandeld.
Met hot oog op verzachtende omstandig
heden heeft de officier van justitie 50 boete
subs, tuchtschool geê.scht. (Hbld.)
RUBENS verven maken U dit gemakkelijk, per pond 40 ct.
ELCO waterverf is de beste, pakken vanaf 25 ct.
De eerste voorwaarde voor vriendschap
Is elkaar onbewimpeld de waarheidw te
zeggen.
BORGER.
Uit het Engelsch door
J. S. FLETSCHER.
41
„Neen, dat gaat niet!" zei hij vlug. „In
geen geval!"
„Dan in een andere haven."
„Op dit oogenblik gaat dat werkelijk
niet/'
lk gaf het niet op.
„Kunt u ons dan niet meenemen, waar
heen dan ooken ons ergens op de kust
naar den wal brengen?" pleitte ik. „Wij ko
men dan wel thuisf'
„Toe drong Pepita aan. „Als 't u blieft!
Hij nam zijn pet af en krabde zijn hoofd.
Toen zette hij zijn pet weer op.
„Kijk eens!" zeide hij. „Ik heb met mijn
maats te maken. In naam ben ik de kapi
tein maar we hebben een soort van ven
nootschap. En wij maken nu een bijzondere
reisheelemaal niet naar deze streken.
En ik geloof niet, dat jullie geld bij je hebt.
en jullie kunt het mij lastig sturen, als je
bij je familie terug bent, omdat de omstan
digheden nu toevallig zoo zijn, dat ik geen
adres kan opgeven, zie je?... en mijn
maats... niet ik, want zooals ik zei, ik
ben een weekhartig man..."-
Plotseling schoot mij iets te binnen.
een ingeving. Met een geruststellend woord
nam ik Pepita's hand uit mijn arm en gaf
den zeeman een wenk mij te volgen.
„Kijk eens", fluisterde ik. „Geen woord
aan die jonge dame; ik zal u iets vertellen,
maar het blijft een strikt geheim tusschen
ons beidenvoor eeuwig en altijd. Ik
vond het lijk van Getch en ik heb het
bedekt met zeewier en eenige stecnen daar
op gelegd. U zult het vinden als u daar
recht naar beneden gaat; het ligt in een
hoek bij eenige rotsenGetch's zakken
zitten vol met goud! Engelsche ponden,
weet u. Ik denk wel een paar honderd
pond. Begrepen en afgesproken?"
„Geen woord verder, jongeheer! Ik snap
je bedoeling! In orde!... Is het recht toe,
recht aan'"
Hij ging vlug naar de aangewezen plek
en met een wenk aan Pepita om te blijven
waar zij was, wachtte ik zijn terugkomst.
Binnen tien minuten was hij terug en toen
hij bij mij was, kikte hij mij toe en klopte
op ve; schillende van zijn zakken.
„Dat is in orde, jongeheer! Nu kun je met
me meegaan!''
HOOFDSTUK XXI.
Ik hoor veel nieaws.
Hij had iets over zich zijn rustige
glimlach, het geestige tintelen van zijn
oogen, iets bijzonders in zijn manier van
doen dat ons vertrouwen gaf; wij waren
er van overtuigd, dat hij de waarheid sprak,
toen hij zeide weekhartig te zijn. Bovendien
waren hij on ik nu in een bijzondere ver
houding gekomen door het meenemen van
het geld van Getch. Het was geen eerlijke
zaak maar ik heb er tot nu toe nooit
eenige gewetenswroeging over gehad en ik
zal het ook wel niet krijgen. Ik had ge
gronde verontschuldigingen, ik moest voor
Pepita zorgen en onze nieuwe vriend had
rekening te houden met zijn maats; zij
moesten hun deel hebben en het was
veel beter om van het geld, dat Getch zeer
zeker niet op eerlijke wijze had verkregen,
levende menschen te laten genieten, dan
het bij een doode achter te laten. En ik was
hoogst dankbaar, dat ik daaraan gedacht
had als redding uit den nood nu zouden
w ij dus van het eiland kunnen vertrekken.
Toen wij uit het kreupelhout in do open
vlakte kwamen, beving mij plotseling een
schrik en ik wendde mij tot onzen metge
zel.
„Hoor eens!" riep ik uit. „Stel... veron
derstel nu, dat wij Krevin tegenkomen?'
Ik had hem niet verteld, dat Krevin een
familielid van mij was, ik vond het niet
noodig, dat te vertellen. Hij knikte, alsof
hij mij begreep.
„Ja, hoor, daaraan heb ik wel gedacht.
Vermoedelijk moet hij hier ergens zijn,
denk je?"
„Ja, hier ergens en zooals hij mij gezegd
heeft, verwacht bij, dat u hem meeneemt.
Wat doet u, als wij hem tegen komen?"
„Ik zal hem moeten teleurstellen", ant
woordde hij rustig. Ik wil niets met Krevin
te maken hebben, na alles wat ik gehoord
heb en gezien, in 't bijzonder gezien. Zaken,
zooals ik zou gedaan hebbenen dacht
te doenmet hem en met Getch, dat is
alles best, maar moord en dergelijke din
gen, dat is wat anders. Ik wil geen Krevin
aan boord van mijn schip hebbenWat
ik beloofd heb, jongenheer, dat zal ik doen.,
en dat is ora jullie beiden aan wal te bren
gen, veilig en wel. En, kijk eens!" vervolgde
hij, toen wij op een punt kwamen, vanwaar
wij een ruim uitzicht hadden. „We doen
goed hier eens rond te kijken en uit te ma
ken, wat de beste plaats is om te landen.
Je zult wel begrijpen, dat ik niet te dicht
bij een haven wil komen en ook niet daar,
waar veel vaart is... of een kustwacht."
„Wat stelt u dan voor? Dat moet u be
slissen."
„Wat ik voorstel is dit. Wij stoomen naar
zee en varen wat up en neer naar het
Oosten of Westen tot het donker wordt.
Dan stoomen we naar een geschikt punt en
daar zetten we jullie aan wal. Maar waar?
Jij zult do kust hier wel kennen."
„Elk plekje! Van Wreddlesham tot Kings-
haven!"
Ik wees naar het Westen. „Ziet u die punt,
die in zee steekt?" vroeg ik. „Dat is Sum
merstead drie mijl van ons dorp. Als u
ons daar aan wal kunt zetten
„Hoe dicht kunnen wij daar bij de kust
komen? Ben je daar bekend?"
„Ja, vrij goed. Ik kan u daar tot op een
halve mijl van de kust brengen. Het is daar
diep."
„Dat is dan in orde! Sumraerstead Point
dus... in donker. En je bent dan drie mijl
van huis? Hoe wil je dat dan verder klaar
spelen?"
„We kunnen in Summerstead een wagen
krijgen. En als dat niet lukt, gaan we loo
pen."
„En laten we nu eens gaan hooren of mijn
menschen iets gehoord of gezien hebben
van Krevin."
Wij gingen naar de boot op het strand
Een der bewakers was vast in slaap; de
andere rookte een pijp. Hij had niemand
gezien of gehoord; hij staarde Pepita en
mij met verbazing aan. Dat deed ook de
slapende toen hij wakker werd. Onze man
nam beiden ter zijde en begon een fluiste
rend gesprek; ik begreep waarover zij het
hadden.
„Geloof jij, dat we bij die menschen vei
lig kunnen 'zijn, Ben?" vroeg Pepita. „In
meen niet die twee anderen.
Ik begreep wat zij bedoelde ze hadden
ook beslist een ongunstig uiterlijk. Zij zou
den zeer zeker gebaat zijn geweest door ten
behandeling met water en zeep en door een
bezoek bij den barbier, want haar en baard
waren in langen tijd niet geknipt. Wat hun
kloeren betreft, zagen zij er uit of zij eenige
maanden zonder naald en draad op een
rots midden in den oceaan hadden doorge
bracht. Toch deelde ik Pepita's fluisterend
oordeel niet, dat zij er uitzagen als zeeroo-
vers.
„Meer als schipbreukelingen, vind ik. Hoe
dan ook, wij moeten een kansje wagen. Als
wij maar op den vasten wal kunnen ko
men
De drie mannpn kwamen naar ons *00;
onze vriend hielp ons in de noot en wij gin
gen op weg naar het schip.
„Het is in orde", fluisterde de kapitein
„Dat is een goed idee van je geweest om
mij te vertellen van dat goedje, dat in de
zakken van Getch zat! In zoo n beetje geld
zit heel wat overredingskracht, jongeheer,
en het is een geluk voor je geweest, dat
Getch goed gespekt uit zijn huis ging. En
wees jullie maar niet bang of je aanboord
goed behandeld zult worden."
1 .{Wordt vervolgd).