N. HOGENBIRK
Koopt Welf
„LHIRONDELLE"
CHINA-MAN
Schoenhandel
De voeten van Uw
kind'ren
Mogen hun niet
hind'ren
W. K. VANROSSUM
HET ONGEWISSE
FILMNIEUWS
JE WIJK WAAR ROTTERDAM
OP CHINA BEGINT TE LIJKEN
Chineesche muziek en
Chineesche thee
o.h. fa. Jac. Kroes
Langestraat 78. Tel. 351
18 Langestraat - Amersfoort
Uitgebreide sorteering:
Japonnen
Blouses
Rokken
Hoeden
Jumpers
Blazers
TELEPH. 407.
door H. G. CANNEGIETER.
De behoefte aan zekerheid kan sommige
naturen tot een marteling worden. Want
er zijn dingen, waaromtrent men geen vol
strekte zekerheid krijgen kan. Strindberg
heeft in een zijner drama's geschilderd, hoe
deze kwelling een mensch tot waanzin kan
drijven. Een dergelijk voorbeeld strekke tot
waarschuwing, dat men tegen den drang tot
zekerheid op zijn hoede moet zijn en dat
men, inplaats van hem aan te wakkeren,
zich er aan moet gewennen, dat het leven
juist in de belangrijkste dingen geen zeker
heid biedt
Wij moeten ons mei het ongewisse ver
trouwd maken. Nu vooral, in een tijdperk
waarin alles ongewisser is dan ooit
Als een symbool van de ongewisheid is net
hedendaagsche verkeer met zijn tallooze
ongevallen. De dage'.ijksche lijst dreigt velen
onzer met een somber voorgevoel. M uiig
moeder kijkt angstig haar naar school fiet
senden jongen na en menig echtgenoote
denkt, wanneer ze 's morgens haar man de
deur uitlaat „Zou ik hem levend terug
krijgen
Dreigend hangt steeds nog de voorafscha
duwing van een nieuwen oorlog over de
menschheid. Jonge menschen bouwen een
huis, maar bij dc wieg van hun eerste kind
staat een onheilspellende spookgestalte
Wat voor verschrikkingen zal dat pasgebo
ren wicht moeten" doorleven
De grondslag van ons maatschappelijk
bestaan onze betrekking, onze financiën.
Meedoogenloos leert ons de tijd, dat er ook
in dit opzicht geen vastigheid is. Hetgeen
wij als bezit in onze handen houden, glipt
tusschen de vingers weg. naarmate wij het
steviger omklemmen.
Dit alles betreft het lichamelijke en sto'fe
lijke. Pijnlijker nog drukt de ongewisheid
ons, wanneer wij ons r< kenschap geven van
hot gevoelsleven.
De tastbare dingen mogen hachelijk bezit
zijn, zoolang wij ze de onze noemen, heb
ben we ze althans nog. De moeder kan haar
kind door een verkeersongeval verlieren.
maar zoolang zij hem bij zijn naar school
gaan achternastaart, is hij toch nog haar
zoon. En het geldswaardig papier in den
trommel kan door een koersdaling waarde
loos worden, op het oogenblik vertegen
woordigt het toch een bepaalde hoeveelheid
goud, die wij tegen tastbare koopwaren kun
nen inruilen.
Maar de gevoelens, welke wij voor elkaar
koesteren Is de zoon, die naar school *-er-
trekt, ook in zooverre nog het bezit van de
moeder, dat hij van die moeder met kinder
lijkc aanhankelijkheid houdt Hij doet wel
alsof, maar wat meent hij ervan Kon zij
maar eens in zijn hart lezen 1 Wie begrijpt,
wat er omgaat in het hart van een m-sde-
mensch
De temperatuur kunnen wij op een ther
mometer aflezen; de kennis controleer en wij
door rapport-cijfers: den stand van de
markt wijst de beurs-statistiek aan. Doch
welk Instrument staat ons ten dienste om
den graad en den aard van de gevoe'ens te
bepalen, welke een kind, een echtgenoot
een vriend voor ons koestert Hier blijven
wij in het ongewisse verV eeren.
Men omschrijft een huwelijk met wetten
en voorwaarden, men legt in een contract
een vennootschap vast. Maar zegels noch
handteekeningen waarborgen de echtheid
van echtelijke liefde of van kameraadschap
pelijk vertrouwen. De oogen waarin wij
raeenen te kunnen lez«'n, bedr.* gen ons de
handdruk begoochelt en ae stel' pleegt ver
raad. Wie weet Wie weet
Van opzet behoeft hier geen sprake te zijn
Ongewisheid immens is het karakter van
ieder gevoelen. Wat beseffen wij zelf om
trent hetgeen er in ons binnenste le^ft
Vaak is er tegenspraak tusschen ens be
wuste en onbewuste gemoedsbestaan.
Op het kruispunt («er wegen staat de ageni
en hij regelt het verkeer. Maar waar is de
verkeerspolitie in den- chaos van de rrien-
schelijke ziel Gevoelsstroomcn kruisen
elkaar, verlangens komen in botsing. Nei
gingen storen zich niet aan het stopsignaal
Nipts staat vast; allëfc vloeit. Krimpen en
uitzetten, grillige wendingen verrassende
bochten. Genegenheid verkeoit steeds in
wording. Nooit is iets af, zo -dat men het
kan inpakken en etiquetteeren. Onze ziel
levert geen gietwerk, dat stolt en vtrkoelt
tot zichtbare en weegbare vastigheden
Onze ziel brengt een gloeiende.c vloed voort,
die zich onberekenbaar voortkronkelt, dien
men niet ongestraft met zijn handen aan
aanvatten, vragend Wie zijt gij Hoet heet
gij Wat wilt gij
Wie niet dan van gecontroleerde concreet
heden kan leven, heeft geen Instaan Voor
het behoud van ons menschelijK geluk is het
noodig, dat wij leeren tevreden zijn met het
ongewisse. Er moge aan dit geluk een droer
geestigen grondtoon blijven, het is het
eenige, dat het lot ons gunt in deze onvol
doende, in wording verkeerende were'd.
TOONFILM, STOMME FILM EN TOONEEL
door
OLGA TSCHECHOWA.
Men kan geen parallel trekken tusschen
tooneei, 6iomme film en toonfilm. Van uit
het standpunt van den toonoelspeler kan
men het niet, daar deze drie kunsten ge
heel en al verschillend zijn en zich op geen
enkele wijze met elkaar laten vergelijken.
Aan concentratie-vermogen, zenuwen en
energie stelt de toonfilm de hoogste eischen
Het mag als een paradox klinken, maar
deze dwang tot concentratie is een gevolg
van de tweezijdige oriëntatie van het uit-
beeldingsvermogèn. Om duidelijk uit te
drukken wat ik bedoel: bij de toonfilm
wordt veel inspannender werk vereischt
dan bij de stomme film. Toen 6peelde men
een scène op die en die manier de schaar
In de film nemen deze 160 meter ongeveer
5 minuten in beslag. Deze minuten be-
leekenen voor een speler een eeuwigheid;
20 minuten tooneelspel duren voor hem
niet zoo lang als 5 minuten toonfilm-spel.
'Het tooneei :s een levendigere aanspo-
van den regisseur zorgde voor het samen
stellen van de werkelijk logische scène.
Tegenwoordig, bij de toonfilm, wordt slechts
de hoofdzaak, het logische opgenomen; een
gevoelsuitbeelding waarvoor indertijd bij de
stomme film een dertig meter werd ge
bruikt moet than6 in twaalf of hoogstens
vijftien meters worden geconcentreerd. Men
leeft zich nu niet meer dieper in den rol in
'tijdens het spel, neen men heeft een mo
ment te 6pelen en dat moment moet geheei
en al benut worden. De toonfilm verlangt
veel meer dan de stomme film met de ge-
heele persoonlijke kracht bij het werk te
zijn.
En zooveel te heerlijker is het dan na
den arbeid zoo'n 6cène geheel en al te mo
gen uitspelen, de gebeurtenis, het gevoel
op te voeren en weer te laten wegsterven
Ik denk aan twee scènes in de Para
mount-film „De nacht der beslissing", die
we zonder één onderbreking achter elkaar
gedraaid hebben. Zoover ik me herinner
was elk van deze scènes zoo ongeveer 160
meter lang. Dank zij de rijdende camera,
die voor- en achterwaarts bewogen kon
worden de we verder konden laten zwen
ken naar elke zijde, die we wilden, kon do
scène doorgespeeld worden zonder één on
derbreking.
De tuinscène werd na een paar proeven
viermaal opgenomen om zeker te zijn van
de technische onberispelijkheid. Eerst was
er een kleine fout in het geluid, toen had
het opnamenapparaat een zacht geruisch
veroorzaakt, de derde keer was er niets
aan te merken en de vierde opname werd
zekerheidshalve gemaakt.
Conrad Veidt en ik hebben deze scène
met de grootste overgave gespeeld, toen het
afgeloopen wa6, waren we volkomen uitge
put.
En hier is het ondenscheid tusschen toon
film en tooneei weer zeer sterk merkbaar.
ring, maakt het publiek eerder enthousiast.
Een begeesterend publiek is een goede prik
kel een meelevende kring van toeschou
wers wekt den tooneelspeler op. In het
toonfilmatelier ontbreekt deze prikkel. Een
dozijn critische oogenparen ontleden do
menschen vóór de camera. De lichtexpert
ziet alle6 uit het standpunt der belichting,
de garderobier inspecteert schmink, kapsel,
en klecding, do man van de requisieten ziet
6lecht6 of de requisieten in orde zijn, den
cameraman interesseert de beweging, de
„Tonmeister" let op het geluid.
Tegen dit koude gevoel, door zooveel cri
tische blikken te worden bekeken, moet
men in het begin nog vechten. Men kruipt
onbewust in een „afweerhuid". Het kost
zeer veel moeite, deze menschen een oogen
blik te vergeten en zich beelemaal aan den
rol, aan het type te wijden.
De toonfilm 6taat even ver van het too
neei af als van 6tomme film. Nergens is
het woord zoo gecomprimeerd als op het
tooneei. Men vraagt weinig en men ver
klaart weinig Het filmpubliek wil zijn
fantasie laten meewerken zooals het dat
bij de 6tomme f'lm gewoon was. Het is al
een waag te zeggen: „Ik hou van je", maar
het is onmogelijk te zeggen: „Ik hou van
je omdat of te vragen: „Waarom hou
ik van jou De 6tilte is dikwijls wel
sprekender en ontroerender dan 1000 woor
den. En daarom vind ik de slotscènes van
de film „Do nacht der beslissing" zoo mooi,
waarin een blik, een neigen van het hoofd
meer uitdrukt dan de grootsto woorden.
Immers de hoogste ontroering doet ons
zwijgen.
EEN RADIODAGBLAD TE MADRID.
Het eenige radiodagblad verschijnt te Ma
drid in... drie edities per dag! Het is het
officieele programmablad van den zender
EAJ 7 der Union-Radio te Madrid.
De eerste editie verschijnt om 8 uur *s
morgens, de tweede om 12 uur 'a middags,
en de laatste omstreeks 8 uur 's avonds.
Wij kunnen het bijna niet gelooven.
L
Wai Hang No is tevreden. Z'n pientere,
donkere oogen glunderen blijmoedig, want
zeven-en-twintig gulden is óók voor een
kleinen Chinees een alleszins aanvaard
baar bedrag.
Wai Hang No heeft het verdiend. Een
heele week hard voor gewerkt, dat 's
avonds z'n armen en z'n rug pijn deden,
dat hij als 'n blok neerviel in z'n bed en
sliep tot de ochtend weer grauw over de
stad en de havens stond.
Maar nu is het Zaterdag en omdat Wai
Hang No tevreden is en geld heeft gebeurd,
noodigde hij mij uit om thee te drinken en
wat te eten. Some weets verduidelijkte
hij.
O, we begrijpen elkaar best. Wai Hang
No en ik, al spreekt hij 'n raar soort En-
gel6Ch, een soort dat ik vroeger nooit ge
leerd heb en waarvan m'n oude leeraar ten
berge rijzende haren zou krijgen. Indien
hij nog haren bezeten zou hebben
Maar dat gaat den kleinen Wai Hang
No niks aan. Het laat hem koud
En hij verzekert mij nogmaals met véél
plechtige woorden, dat het hem werkelijk
een groote eer zou zijn indien ik dien
avond bij Li Kwan zou willen komen
Upstairsen z'n lenige slanke hand wijst
naar boven. Opdat ik mij toch vooral maar
niet zal vergissen.
En waarom zou ik dat Wai Hang No
weigeren? Ik vind het zelf prettig en zou
het niet gaarne missen. En dan: ik heb
verplichtingen aan dezen Chinees. Hij was
de eerste, die mij wat wegwijs maakte in
deze wijk,cwaar Rotterdam op China be
gint te lijken. Vooral wat de geïsoleerdheid
betreft.
Ik zeg hem. dat ik zal komen. Om half
negen bij Li Kwan boven. Het is
héél gemakkelijk te vinden, legt hij uit.
De naam staat op hel raam. Dan gaat hij
weg.
Ik zie hem stappen over het trottoir, wat
kouwelijk op dezen guren winterschen dag
fn Holland. De smalle schouders opgetrok
ken in het dunne, grauwe colbertje, 'n Raar
mannetje tusschen al die welgedane voor
bijgangers In dikko winterjassen en bont
mantels. 's Middags in Rotterdam
De avond valt snel over de stad. Overal
zijn nu de lichten ontstoken en het begint
heusch een beetje op een metropool te ge
lijken. Over den breeden Coolsingel jagen
auto's en trams, er zijn felle licht-reclamcs
en haastige menschen. Die ergens een vei
lig en warm huis hebben, die hebben afge
sproken om elkaar ergens te ontmoeten in
een der tallooze café's. Tot de avond vol
groeid zal zijn en uitgaand Rotterdam el
kaar weer treft in bioscoop of dancing, in
theater of variété, elkaar ontmoet op een
dier punten waar een Wcsterschc cultuur
haar uitingen van vermaak exposeert...
Wai Hang No is nu zeker thuis. Een don
ker huis in dat als afgesloten stadsdeel dat
Katendrecht heet. In een van die nauwe,
lage en sombere kamertjes met een ver
schoten behang en een vlekkerig plafond,
die net groot genoeg zijn om 'n eenvoudig
ledikant te bevatten. Luxeus is Wai Hang
No niet aangelegd. Op het lage kastje naast
het venster staan wat speksteenen beeld
jes. Rare, grillig-gevormde figuurtjes dio
merkwaardig contrastceren met de grauwe,
al te sobere omgeving. Ze zijn overgeble
ven uit zijn handeltje. Vroeger liep hij de
huizen af met die beeldjes, maar d'r zat
niet veel verdienste in. Zoovelen liepen er
rond met de nette, bruine koffertjes en je
verkocht maar zelden wat. En dan is er
ook nog een spiegel, een wiebelend tafel
tje en een stoelVoor Wai Hang No is
het genoeg. Wat heeft hij nog meer van
noode En het is goedkoop en als je
's 'n week niks heb gebeurd, dan komt het
volgende maal wel in orde.
Wai Hang No gaat zich opknappen. Het
is Zaterdag en deze gewoonte schijnt niet
alleen Westcrsch te zijn. Hij heeft een mooi
streepjes-overhemd waar hij erg zuinig op
is en 'n pracht van een grijze broek. En
met die bruine butterfly en z'n dito schoe
nen ziet hij er uit als een echte gentleman
En dat moet ook, want vanavond gaat hij
thee-drinken met dc meneer-van-de-krant.
Wai Hang No heeft hem zelf uitgenoodigd.
En het is niet goed om er dan slordig uit
te zien.
Maar zoo is hij wel tevreden over zich
zelf. In z'n binnenzak zit geld. véél geld.
Het leven zelfs in een grauwe, kille
havenstad biedt ook voor Wai Hang No
vele mogelijkheden. Hij gaat weg, trekt
zacht de deur achter zich dicht, loopt de
smalle, bochtige trap af....
Wij varen met de „heen-en-weer", zooals
de Rotterdammer zegt naar den overkant.
Over het breede water schiet onze boot.
snel weg 'n schuimend spoor achterlatend.
Roode en groene lichten flonkeren boven
het water. Tegen den sterren-glinsterenden
hemel staan de magere lijnen der masten,
de hooge, massieve kranen en de contou
ren der huizen langs de kaden.
Dan leggen wij aan. Als ik den steiger
afloop voel ik plotseling een hand op m'n
arm.
„Evening, sir."
Het is Wai Hang No. Hij vond het toch
maar beter mij af te halen. Er waren zoo
veel boardirighouscs en ik had mij eens
kunnen vergissen. Dat zou hem erg gespe
ten hebben. Héél erg.
En het is eigenlijk zoo maar beter.
Veel vertier is er nog niet. Nog te vroeg
in den avond. U-it sommige kroegen ze
zijn hier huis aan huis klinkt al wat
muziek, 'n Jengelend orgel of 'n drenzende
harmonica, 'n Schorre manne-stem zingt
indien dit nog zingen genoemd kan worden
het een of ander lied. En het is heusch
net zooals je 't altijd leest in de boeken. Ik
kan er ook niks aan doen.
'n Paar vrouwen staan pratend op het
trottoir. Ze hebben het ongetwijfeld over
een zéér belangrijk onderwerp. Want op
voorbijgangers wordt niet gelet. En waar
om ook? Deze vrouwen zijn niet van 't slag,
zooals u zich dat voorstelt of zooals in dc
boeken van het raue leven in de haven
steden (heet dat zoo niet?) beschreven
staat. Dat moet u hier op Katendrecht niet
zoeken.
Dan zijn wé hij Li Kwan. ITet slaat in
prachtige, sierlijke letters op het raam ge
schilderd. Beneden is de winkel, boven het
restaurant. Li Kwan himself groet ons
vriendelijk, terwijl hij even opkijkt van het
nota's invullen. Het zijn kleurige, kleine
papieren, waarop hij met inkt verrukke
lijke teekens penseelt. Het werk eischt zijn
volle aandacht, maar twee klanten, waar
van een dan nog wel Wai Hang No is, laat
je niet zonder groeten naar boven gaan.
Li Kwan buigt zich dan weer over zijn
taak. Hij schildert de teekens met vaste,
zekere hand. Het is bijna too veren en ik
begrijp er niks van en mij schieten plotse
ling een paar regels te binnen van een
•onzer jonge dichters, die zoo graag als die
Chineezen wilde zijn:
Ik zou wel willen zijn als de Chineezen.
die aldoor weer
hun zacht gekleurde prenten lezen
en teekens zetten met een veer.
Dichters hebben soms vreemdsoortige ver
langens en het is maar goed dat ze het
nooit zoo erg mecnen, wanneer je hen au
sérieux neemt. En zoo zal het dezen jeug
digen poëet ook wel vergaan, wanneer hij
Li Kwan ziet, die dan wel geen teekens zet
met een veer en evenmin op een schemel
zit, maar een keukenstoel en een penseel
tje ontloopen deze dichterlijke attributen
niet veel. De jonge Westersche dichter zou
daarbij nooit klaar komen en hij zou er
evenmin geduld voor hebben, want dit
werkje gaat omzichtig en als alle restau
ranteigenaars en kellners hun nota's met
zulk een verteederde aandacht invulden,
dan zou er geen enkele van die gelegen
heden meer dividend uitkeeren. Hetgeen
toch jammer zou zijn, al kan het mij per
soonlijk niet schelen.
Achter een gordijn 'klinkt rumoer van
stemmen, maar wij moeten boven zijn.
Wai Ilang No gaat mij voor. Hij is hier
thuis. Het is méér zijn thuis, dan de
kleine kale kamer ergens in een van die
donkere straten, waar het zonlicht wei
nooit komt.
Ik kan niet zeggen en ik hoop dat
m'n vriend Wai Hang No deze regels nooit
onder oogen zal krijgen dat het restau
rant bijster gezellig is. Althans voor onze
verwende Westersche begrippen. Wij vin
den het pas genoegelijk, wanneer er ge
makkelijke, lage fauteuils zijn en dikke ta
pijten, wanneer ergens in een hoek de
band vervoerende wijien siddert, wanneer
zwart-gerokte kellners geruischloos ons
bedienen; wij drinken er dan de dranken
bij, welke het monopolie zijn van deze
eeuw uitvindingen even belangrijk als
radio en de rest deze gecompliceerd-
samengestelde vochten, welke cocktails ge
naamd worden. In onze smalle, slanke hand
rust een cigarette en de wazige fijn-getee-
kende rook-cirkeltjes na-starend gaan onze
gedachten uit naar aangename zaken, als
daar zijnoch, dat hoef ik u eigenlijk
niet te vertellen
Maar indien ge een dergelijk milieu niet
op slag vergeten kunt, ga dan niet naar
Li Kwan, want ge zult er niets van al deze
conjfort-middelen vinden.
Er is 'n middelmatig groot vierkant ver
trek, er staan wat dood-gewone houten ta
feltjes en stoelen, onder elk tafeltje een
emmer, welks bestemming ik hier in het
midden laat. Er hangen aan do witgekalk
te muren wat gevlochten, kleurige matten
met felle, wonderlijke vogels, en daarnaast
wat banale ansichten met van die mooie
meisjes Kopjes van 13 in een dozijn, met
g< rnecne tinten opgefrunnikt, er is een
kaart bij met een haven-gezicht uit Frisco
en natuurlijk er is óók een portret
van Sun at-Sen, hun ideaal. Het is eigen
lijk niets anders dan een armelijk-gemeu-
bileerde kamer, maar Wai I-Iang No toont
mij haar, alsof het de zaal was in een van
Ludwig van Beicren's sprookjes-kasteelen.
Dp z'n geel-getintenwat rimpelig gezicht,
in z'n zacht-donkere oogen schijnt een
glans van voldoening en het gebaar, waar
mee hij naar een sloel wijst, is dat van den
woarachtigen gastheer, die het zijn vrien
den zoc prettig mogelijk wil maken. Hij
glimlacht en ik glimlach en wij gaan zitten
Er volgt een onderhoud met den witge
jasten Chinceschen boy, in een hard en
brabbelend-klinkend taaltje, waarvan Ik
geen syllabe versta. Het wordt ondersteund
door 6nelle, radde gebaren, alsof er een
zaak van het grootste gewicht bediscus-
cicerd werd. En dat zal het dan ook wel
zijn voor Wai Hang No. Want voor een
Chinees is een gast een zeer belangrijke
zaak. Men moet zorgen, dat hij zich volko
men op zijn gemak voelt, dat er hem niets,
maar dan ook niets ontbreekt; hij moet
kortom gelukkig zijn. En ik ben het dan
ook.en als om dit geluk zoo volkomen
mogelijk te maken, begint er plotseling ln
de achter-kamer een gramofoon zóó hart
verscheurend te krijschen, dat ik maar ter
nauwernood een effen gezicht kan houden.
„Chinese music" zegt Wai Hang No
verrukt en ik zeg even verrukt, dat het
héél mooi is, wat Wai Hang No weer nood
zaakt te zeggen, dat hij het zoo héél prettig
vindt, dat ik Chineesche muziek zoo moot
vind, waarop ik weer antwoordJa-ja
Chineesche conversatie is vermoeiend en
de bordjes op onze bureaux met de practi-
sche wenken: Maak het kort. Ook wij kun
nen onzen tijd gebruiken. Dank u heb
ben hier geen zin.
We krijgen de thee en de sweets.
En Wai Hang No bereidt ons beiden een
kop thee en hij noodigt mij uit iets van de
zoete lekkernij te nemen. Ik bon niet zoo
erg op zoet, maar weigeren zou onvergeef
lijk zijn en dus eet ik ervan. Ik geloof be
paald, dat de kleine Wai Hang No thans
volmaakt gelukkig is. 'n Chineesch gast
heer is nooit ongelukkig, want er rest toch
altijd de vreugde van iemand goed te
doen
De gramofoon jammert door, eindeloos,
eindeloos, met schrille, onverwachte uitha
len, zooals 'n vrouw gilt, wanneer zij
schrikt en daar-onder stroomt een begelei
ding valsch, hevig en fel, samengroeiend
tot een barbaarsch extatisch lied, dat boeit,
ontegenzeggelijk boeit. Er gaat een zonder
linge bedwelming van uit. Ik kijk naar de
achterkamer. Vier, vijf Chineezen en ook
het witgejaste kellnertje zijn er bij gaan
zitten, vlak op de gramofoon. bang om iets
te missen. Ze zitten star, roerloos, alleen
die eeno ouwe trommelt met z'n vingers,
maar in alle oogen wordt een andere we
reld openbaar. Een wereld, die vermoede
lijk niets weet van Westersche havenste
den en grauwe winterluchten, waar geen
schepen gelost worden en waar geen kran
ten verrijzen als de machtige symbolen van
deze stad, die Rotterdam heet Ik zie niet
meer hun slordige colbertjes, hun platte
potten, hun modderige afgetrapte schoe
nen; ik zie enkel deze strakke-ontroering-
bedwongen gezichten, waarin alleen de
oogen leven: ik hoor alleen nog het vreem
de lied, dat ook mij nu gansch heeft inge
nomen
Tot het voorbij is en Wai Hang No trekt
'8 aan zijn pet. Uit nervositeit en hij dringt
mij een stuk cake op, zóó walgelijk zoet,
dat ik het nauwelijks door mijn keel krijg.
Maar de thee is uitstekend en geurig.
„Wai Hang No" zeg ik „het is hier
goed."
En het is niet eens een frase, ik méén
bet..... JAN R. TH. CAMPERT
(Wordt vervolgd).