DE DUITSCH-OOSTENRIJKSCHE TOLUNIE Dinsdag 21 Juli 1931 AMERSFOORTSGH OAGKtAB 30e Jaargang No. 18 .DE EEMLANDE1 BEHANDELING VOOR HET PERMANENTE HOF TWEEDE BLAD „VALSCHE MUNTER" Zonderlinge historie ESSENCES VOOR LIMONADES PER FLACON 35 CENT A. v. d. WEG LANGESTRAAT 23 TEL. 217 De regeeringen van Duitschland, Oos; tenrijk, FrankrijkItalië en Tsjecho Slowakije vers tegenwoordigei 's-Gravenliage. 20 Juli. Onder bui tengewone belangstelling is hedenochtend half elf in do groote rechtszaal van hot Vredespaleis een aanvang gemaakt met do behandeling voor het Permanente Ilof van Internationale Justitie van de quaestie be tref fendo de Duitsch-Oostenrijkscho Tol- Unie. Zooals men zich herinneren zal, waren de Duitschc en Oostcnrijksche Regeeringen bij Protocol van 19 Maart 1931 overeenge komen, onverwijld in onderhandelingen te treden over het verdrag, strekkende tot ge lijkmaking van de tarief- en handelspoli tiek van beide landen op den grondslag van de in dit Protocol neergelegde begin selen Daarbij werd vooropgesteld, dat dit verdrag, onder volledige handhaving van de beide landen en met volkomen eerbiedi ging do verplichtingen, welke zij tegenover derde staten op zich genomen hadden, be stemd zou zijn om een begin te maken met een nieuwe ordening der Europecsche eco- npmische betrekkingen langs den weg van regionale overeenkomsten. In het bijzon der zouden beide partijen zich in het ver drag op bindende wijze bereid verklaren, ook met ieder ander land dat zulks mocht wenschen, in onderhandelingen over een gelijksoortige regeling te treden. Duitsch land en Oostenrijk zouden overeenkomen over een tariefwet en een douane-tarief, dat in beide douane-gebieden op overeen komstige wijze tegelijk met het verdrag en voor den duur daarvan in zou treden, ter wijl in liet goederenverkeer tusschen beide landen tijdens den duur van het verdrag geon in- en uitvoerrechten zouden worden geheven. Tegen dit voornemen werden van ver schillende zijden aanstonds bezwaren aan gevoerd, zoowel van juridische als van economischen en politieken aard. Op verzoek van de Engelsche regeering werd op de agenda van de 63ste zitting van den Volkenbondsraad de bespreking geplaatst van de vraagstukken, waartoe dit Protocol aanleiding gaf. Tn do vergaderingen van 18 en 19 Mei 1931 werd de quaestie uitvoerig besproken met het resultaat, dat besloten werd om trent den juridischen kant van het vraag stuk het advies van het Ilof in te winnen en het de volgende vraag om advies voor te leggen: Zou een régime tusschen Duitschland en Oostenrijk ingesteld op den grondslag binnen de grenzen voorzien in het Proto col van 19 Maart 1931, vereenigbaar zijn met art. 88 van het verdrag van St. Ger main en met Protocol no. 1 op 4 October 1922 te Genève geteekend. De regeeringen van Duitschland, Oosten rijk, Frankrijk, Italië en Tsjecho-Slowakije hebben gebruik gemaakt van de door don President van het Hof-bij beschikking van 27 Mei 1931 acyi de regeeringen, gebonden door bedoeld Verdrag en Protocol, verleen de bevoegdheid om vóór 1 Juli j.l. een schriftelijke uiteenzetting aan het Hof om trent deze quaestie te doen toekomen. Dezelfde regeeringen zijn ook thans ter zitting door agenten en raadslieden verte genwoordigd en wel Duitschland door Prof. dr. Viktor Bruns, hqogleeraar aan de Universiteit van Berlijn, directeur van het Instituut voor Buitenlandsch Publiekrecht en Internationaal Recht to Berlijn als agent, Oostenrijk door Prof. dr. Erich Kaufmann, hoogleeraar aan de Universi teiten van Bonn en Berlijn, als agent en ADATSJI, President van het Permanent Hof. door Hans Sperl, hoogleeraar aan de Uni versiteit van Weenen, doctor in de rechten en hofraad als raadsman; Frankrijk door Prof. Jules Basdevant, hoogleeraar aan de Universiteit van Parijs en rechtsgeleerd adviseur aan het Ministerie van Buiten- landsche Zaken, als agent en door Mr. Paul Boncour oud-minister, lid van de Kamer van afgevaardigden en advocaat bij het Ilof van Appel te Parijs, als raadsman, Italië door Z. Exc. M. Pilotti, eerste presi dent van het Hof van Appel, rechtsgeleerd adviseur bij het Ministerie van Buitenland sclie Zaken, als agent en door Prof. Anto nio Scialoja, oud-minister van Buitenland- sche Zaken en hoogleeraar aan de Uni versiteit van Rome. als raadsman en Tsie- cho-Slowakije door Z. Exc. Miroslav Ple- singer Bozinov, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister der Tsjecho-Slo- waaksche Republiek te 's-Gravenhage, als agent en door Prof. Kremar, oud-minister van Onderwijs, professor in het civiel recht aan de Karei-Universiteit van Praag en lid van de Wetenschappelijke Academie van Praag als raadsman. Het Hof is als volgt samengesteld: de heer Adalci (Japan), president, en de hee- ren Guerrero (Salvador), Kellogg (Ver. Staten \an Amerika), Baraon Rolin Jaeque mijns (België), graaf Rostworowski (Po len), Fromageot (Frankrijk), de Bustaman- te (Cuba), Altamira (Spanje,) Anzilotti (Italië), Urrutia (Columbia), Sir Cecil Ilurst (Engeland), Schücking (Duitschland) Ncgulesco (Roemenië), Jhr. van Eysinga (Nederland) en Wang-Chung-IIui (China). Griffier is de heer Ilammarskjold. Den Haag, 20 Juli. Hedenochtend ving onder groote belangstelling aan de zaak van de Oostenrijksche tolunie bij besluit van den Volkenbondsraad van Mei j.l., ter advies gezonden aan het Permanente Hof van In ternationale Justitie. De groote gerechtzaal van het Vredes paleis, waarin de zittmgen worden gehou- Jen, was geheel gevuld met belangstellen den, w.o. de Duitsche en Oostenrijksche ge zant en vele andere leden van het corps Di plomatique, eenige Nederlandsche autori teiten en een vijftigtal buitenlandsche en Nederlandsche journalisten. De president, de heer Adatsji, deelde bij de opening mede, dat de zitting van heden was bestemd tot het voeren van de mondelinge uiteenzettingen der regeeringen, die zich hadden laten vertegenwoordigen door agen ten en raadslieden, waarna hij de namen voorlas. Vooraf echter diende een ander punt te worden uitgemaakt. De Oostenrijksche regeering had bij het Hof officieel de vraag aanhangig gemaakt van de instelling van,een rechter ad hoe, aangezien Oostenrijk niet in het Ilof ver- tegenwoordigd was. De Tsjecho-Slowaaksche regeering had het Hof medegedeeld, dat, in dien Oostenrijk door een rechter ad hoc in bet Hof vertegenwoordigd was, zij eveneens zulk een rechter zou aanwijzen. De agent van de Oostenrijksche regeering, prof. dr. E. Kaufmann, lichtte allereerst hel verzoek van de Oostenrijksche regeering toe Volgens artikel 31 van het 6tatuut van het Hof, zal, wanneer partijen in een zaak één lijn trekken, deze slechts door één rechter vertegenwoordigd zijn, maar men heeft hier te doen met een geschil tusschen Oostenrijk eenerzijds. Frankrijk, Tsjechoslowakije en Italië anderzijds. Maken nu Duitschland en Oostenrijk gemeenc zaak? Dit wordt door Oostenrijk betwist. Duitschland is niet on derteekenaar van het Verdrag van St. Ger main of van het protocol van Genève. Het is dus alleen de vraag of Oostenrijk door de .nderteekening van het protocol van 19 Maart gehandeld heeft in strijd met de be doelde acten. Alleen Oostenrijk is dus partij in het geschil. De vraag of beide regeeringen één partij vormen, kan niet worden gesteld. Duitsch land is geen partij De zaak 6taat anders voor Tsjecho-Slowakije, dat inderdaad Par tij is in deze zaak. Er is een eenheid van be langen tusschen Frankrijk, Italië en Tsje- cho-SIowakijo De bedoeling van artikel 31 is nu de gelijkheid der partijen te herstellen bij de behandeling van een zaak voor het IJof, wanneer een der partijen geen rechter \an haar nationaliteit in het Hof heeft. ITet Hof heeft nu twee rechters in zijn midden van de nationaliteit der tegenpartij; en Oos tenrijk heeft er geen. Daarna sprak de agent der Tsjecho-SIo- wakijsche regeering, de heer Plesinger Bo zinow. Hij motiveerde het verzoek van zijn regee- rine om een Tsjecho-Slowakijsche rechter in het Hof aan te wijzen. Prof. dr. V. Bruns. de agent van Duitsch land, ondersteunde het betoog van prof. Kaufmann. De Duitsche regeering heeft de oplossing van het geschil aanvaard, zoo als zulks door den Raad van den Volken bond is geformuleerd. Duitschland staat er dus buiten en vorrnt geen partij in deze zaak. Men kan dus Oostenrijk het recht niet betwisten om een rechter van zijn natio naliteit aan te wijzen. Het verzoek van Tsjecho-Slokawijc daar entegen is niet ontvankelijk, aangezien Frankrijk, Italië en Tsjecho-Slokawije een partij vormen en reeds een Fransche en een Italiaansche rechter in het Ilof zitting heb ben. De Fransche agent prof. Basdevant merkte op, dat indien het verzoek van Oostenrijk gegrond is. ook dat van Tjecho-Slowakije gegrond moet zijn. Tenslotte sprak,nog de ItaliaAnsche agent Pilotti, die geen bezwaar maakte tegen het verzoek van Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije Het Hof trok zich daarop in raadkamer terug tot het nemen van een beslissing. 6-G ravenhage, 20 Juli. Nadat het Hof in raadkamer geweest was, deelde de presi dent mede, dat het besloten had geen rech ters ad hoe, noch van Oostenrijksche noch van Tsjecho Slowaaksche nationaliteit toe te laten. De zitting werd daarop geschorst tot 's middags vier uur. Hij liet er de Amsterdamsche politie inloopen. HET LUNAPARK IN DIEMEN. Naar de Msb. verneemt, Is het bezoek aan het Lnapark in Diemen op Zaterdag avond en Zondag zeer groot geweest. Za terdagavond werd het park reeds door on geveer 5600 betalende bezoekers bezocht, terwijl Zondag niet minder dan 12.000 per sonen een bezoek brachten. En dit ondanks het slechte weer, waar door nog zeer velen halverwege zijn te ruggekeerd. Men is momenteel druk bezig om verbe tering te brengen in de verbinding met Amsterdam, welke onvoldoende bleek te- zijn. Wij lezen in de Msb.: Dezer daeen heeft zich te Amsterdam een zeer zonderlinge historie afgespeeld. Allen, die or bij betrokken waren en -lie zich niet wilden laten beetnemen, bleken uiteindelijk voor den gak te zijn gehouden en de hoofdpersoon, die de rol vervulde van een geraffineerden oplichter, ontpopte zich ten slotte als een eerzaam en dood eerlijk burger. Het drama, waarin de po litie een actieve rol heeft gespeeld, began Vrijdagavond in de hal van het Centraal station Aan een der loketten vervoegde zich oen heer, die een kaartje voor Amersfoort vroeg. De man, die zich eenigszins zonder ling gedroeg, betaalde met guldens, die den ambtenaar nog zonderlinger toesche nen dan de man zelf De muntstukken hadden een ongewone kleur en het feit, dat ze een anderen klank gaven dan ge wone guldens, maakten ze hoogst suspect. Het vermoeden lag voor de hand, dat men hier te doen had met een valschcn mun ter. De ambtenaar hield den man aan de Draat, totdat de politie, die onderwijl ge waarschuwd was, arriveerde en hem mee nam naar het politie-bureau. Daar werd de „boosdoener" gefouilleerd en de vermoedens van de politie schenen bevestigd te worden door het vinden van nog een aantal van de valsch-lijkende gul dens. Behalve deze muntstukken vond men in een van zijn zakken een busje met zoutzuur. De man weigerde echter iedere inlichting omtrent de herkomst van de guldens en omtrent het gebruik van het fleschje zoutzuur. Wel ontkende hij be slist zich aan valsche munterij te hebben schuldig gemaakt. De politie vroeg hem, waar hij gedu rende de vorige dagen geweest was en zonder aarzelen vertelde de man, dat hij achtereenvolgens in Breda, Hilversum en 's Hertogenbosch had gelogeerd Onmiddel lijk werd de politie van die plaatsen op gebeld. Daar verklaarde men, dat er in derdaad gedurende de vorige week „val sche" guldens, die precies overeen kwa men met dc beschrijving varf de Amster damsche politie, in omloop waren ge bracht. De vermoedens waren nu wel haast tot zekerheid geworden. De „valsche munter" werd opgesloten cn bracht den nacht door in een cel. Den volgenden morgen werd hij on Ier de noodige bewaking naar de Nederland sche Bank gebracht, waar de guldens na der zouden worden onderzocht. Dr. van Ledden Ilulsebos woonde even eens dit onderzoek bij. Dit levarde echter het voor iedereen *cer onverwachte resultaat op, dat de Neder landsche Bank verklaarde, de z.g. valsche guldens te willen accepteeren, daar ze heelemaal geen valsche guldens waren. Een scheikundig onderzoek bracht aan 't licht, dat de eigenaar van de guldens de ietw&l zonderlinge, maar toch wettelijk geoorloof de gewoonte had, om zijn guldens te dren ken in zoutzuur. Daardoor veranderden ze van kleur en werd ook de klank eenigs zins anders. ONZE STADSBUS. Onze Stadsbus biedt ons Thans een overzicht! 'n Jaar lang deed ze keurig En correct haar plicht! Laten we getuigen, Allen, met elkaar, Wat de Stadsbus deed was Prachtig voor elkaar. Personeel, directie. Ieder was present, Het publiek gerieven, Sparen voor „ellend" Dat was het devies en Zeggen we terstond Dat ze „goeden weg" en Goede wegen vond! Ondanks dat: voorzichtig" Zegt de directeur, Want de exploitatie Stelde nog teleur!" Overheidssubsidie Hield t' bedrijf in stand Zonder dat ging zeker Onze „bus" aan kant! Waarom deez' gevolgen? Kon het anders niet? Moet uw bus-genoegen Worden 6tadsverdriet? Maak dan toch gebruik van 't Stadsche busverkeer! Weet op prijs te stellen En vooral: waardeer 't Onvolprezen pogen. Reis er mee als 't kan. Iedsr die moet loopen Profiteert er van! Vele stadsgedeelten Vragen om een „bus"! „Frisia", de „Kruiskamp" Mopp'ren 6amen knus! Maar wanneer onz' busdienst Zelfs nu niet rendeert, En zelfs nu nog veilig Op öubsidie teert, Is het toch onmoog'lijk Dat wordt uitgebreid! Daarom: buitenwijken Wacht en „Beidt uw tijd" De voorzichtigheid is Ma van 't porcelein, Maar ze is het ook nog Van de Stadsbuslijnü GROEGROE. (Alle rechten voorbehouden). Voor de politie zat er niets anders op. dan haar arrestant maar weer in vrijheid te stellen Echter niet zonder hem d» ver maning te geven, om voortaan geen echic guldens meer in „valsche" te metamorpho- seeren. ZWENDEL MET SCHEEPSHYPOTHEKEN Dordrecht, 20 Juli. De rechtbank veroordeelde heden zekeren J. C. L., be kend door zijn zwendel met scheepshypo- theken, tot een gevangenisstraf van twee cn een half jaar met aftrek van den tijd in voorarrest De eisch was drie jaar. Zijn medeplichtigen M. v. K., schipper en H. M, scheepsmeester, werden veroordeeld tot gevangenisstraf van resp. een half jaar en anderhalf jaar. De eisch van het OM., was voor beiden resp. negen maanden en één jaar. )E BLAUWE {D/AMANT£H VAN CMSON Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch van J. S. FLETSCHER door Jhr. C .A. L. v. d. W. 11 Ik was zeer verheugd, dat Crole en de detective waren gekomen. Ik zal u in een paar woorden vertel len wat ik van mijnheer Mazaroff weet, zei de hij, toen bij begon tc ontbijten. Hij kwam een paar weken geleden op ons kantoor. Hij zei, dat hij een Engcl6chman was, dat hij lange jaren in het buitenland was geweest en dat hij veel geld had verdiend, voorna melijk in Zuid-Afrika. Hij vertelde verder, dat hij nu voor goed in Engeland bleef en een hui6 w:ldo koopen in Londen. Hij ver zocht onze firma hem daarbij te helpen. Ik beloofde hem naar een huis uit te zien, ter wijl hij zijn uitstapje naar het Noorden maakte en dat is vrijwel alles. Veel meer weet ik ook niet, zeide ik. Ik kan u vertellen hoe ik met hem kennis maakte... Hij viel mij in dc rede: Daar weet ik alles van, mijnheer Ilolt, riep hij uit. Toen mijnheer Mazaroff de a;l vertentie in „The Times"' had geplaatst, bracht hij dc ingekomen brieven bij mij. Ik keek die in en ik was het, die hem aan raadde u te nemen. Kon u het goed met iiem vinden? Uitstekend zeer goed! Niemand had vriendelijker en voorkomender kunnen zijn dan hij wij waren dikke vrienden gewor den. Ja. ia, antwoordde hij, het leek mij een aangenaam man. Nu terzake. Daar uazoo bevriend met hem is geworden, zou ik wel eens van u hooren of u iets heeft gemerkt van zijn eigenaardigheden Om u de waar beid te zeggen, die typische eigenaardighe den hebben mij angstig gemaakt, toen ik las, dat hij verdwenen was. Ik kan niet zeggen, dat ik ooit iets hij zonders aar-, hem heb gemerkt. Ilij boog zich over de tafel cn keek May- thornc en mij veelbeteekenend aan. Ik lunchte een paar maal met Maza roff, zeide hij met zachte 6tcm. En toen leerde ik hem een beetje kennen. Heeft u nooit gemerkt, mijnheer Ilolt, dat bij losse liamantcn in zijn zakken had, alsof het klein geld was? Die woorden deden mij vorbaasd opkij ken. Neen, nooit! riep ik uit. Hij heeft mij nooit diamanten laten zien nooit! Cro'.ê lachte droogjes. Dan hoop ik, dat hij die in Londen heeft achtergelaten. Maar dat geloof ik niet, al heeft u ze ook nooit gezien. Ilij heeft met dc diamanten vee! geld verdiend cn ik verzeker u, dat hij die bij zich droeg, steenen, die volgens mij zeer veel waard waren. Vraagt u nu eens wat Maythorne er van denkt. Mijn oordeel is, zeide Maythorne, dat Iemand die losse diamanten bij zich draagt, cn ze in hot publiek laat zien, zelf aaniei uing geeft tot moeilijkheden. En het zou kunnen zijn, dat men hem naar hier ge volgd is. Ik zag hier nooit een verdacht type cn ook niet op onze reis. Die zou u ook nooit gezien hebben, merkte Maythorne droogjes op. Vertel u nu eens in het kort, mijnheer Ilolt, wat er hier gebeurd is. Ik deelde alles mede van het oogenbük af, dat Mazaroff uitgegaan was, totdat zijn verminkt lijk naar „De Houtsnip" werd ge bracht. En intusschen was ik voortdurend in twijfel of ik hen mijn geheim zou toe vertrouwen en tenslotte vertelde ik woord voor woord, hetgeen Mazaroff mij van zijn omstandigheden had medegedeeld. Zij luisterden aandachtig. En toen ik mijn verhaal had geëindigd, sprak Crole kort en beslist: Ik neem dat onmiddellijk aan! Ik was er van overtuigd, dat Mazaroff iets geheim zinnigs had En daar heb je het- nu. Mijn raeening is, dat alles aan mevrouw Elphin stone moet worden verteld. En nu dadelijk! Iloe eerder hoe beter, gaf Maythorne toe. Hij is misschien zonder testament, ge storven. Daarover heeft hij met mij nici gesproken. Als hij zonder testament over ieed, en het staat vast dat hij Merchison is dan zijn mevrouw Elphinstone en haar dochter de wettige erfgenamen. Wij moeten tezamen naar Marrasdale Tower. Een vervelende geschiedenis! Een bezoek waartegen ik op zie, merk Ie ik op. Dat geloof ik graag maar er valt hier voor ons nog veel meer te doen, voordat al- ies in orde is, zeide Crole. Kom, u cn ik gaan naar de familie Elphinstone en Maythorne begint zijn onderzoek. Ik bracht Crole over de heide naar Mar rasdale Tower en vertelde hem onderweg een en ander over de Elphinstone's. Wij ontmoetten een van hen, namelijk Sheila, vóór wij aau het doel van onzen tocht wa ren en ik begreep dadelijk, dat zij het laat ste n:euvvs had gehoord. HOOFDSTUK VII. De gedenkplaat. Cro'f 6tootte mij aan. De dochter, hè? fluisterde hij. Een knap meisje. Zij weet natuurlijk niets Neen niet6! antwoordde ik. Daarna fluisterde ik: Herinnert u zich dat Mazaroff eenigszins loenschte met zijn rechter oog? Ja, nu dat doet zij ook; het valt bij haar bijna n;et op. Dat geeft iets pikants, zeide hij. Nu, eerst moeten wij de moeder spreken. Laat dat gerust aan mij over, mijnheer Holt ik weet hoe ik dat aan moet pakken. Ik Jict het gaarne aan hem over. Intus schen kwam Sheila naar ons toe met een deelnemende uitdrukking op haar lief irezicht. Het spijt mij vreeselijk, dat ik dat slechte nieuws moest hooren, zeide zij. Het zal we! waar zijn, al hoorden we het ter loops. Het is maar al te waar, antwoordde ik. Toen zij naar mijn metgezel keek, noem de ik 2ijn naam. Dit is mijnheer Crole, de notaris van mijnheer Mazaroff. Hij is juist uit Londen gekomen en hij wil uw moeder gaarne spreken. Zij toonde zich niet verbaasd; vermoede- üjk dacht zij, dat Crole eenige vragen om trent Marrasdale wenschte te doen. Zij vroeg ons haar te volgen. Moeder is thuis, merkte zij op. En va der is naar een gemeenteraadszitting hij komt eerst vanmiddag thuis. Wij troffen mevrouw Elphinstone in de huiskamer. Zij keek ons met een vragenden blik aan. Sheila maakte de zaak gemakke lijker. door dadelijk het doel van onze Komst mede te deelen. Moeder! zeide zij. Het is juist, wat wij gehoord hebben omtrent dien ongelukkigen mijnheer Mazaroff. Dit is zijn notaris, mijn heer Crole uit Londen en hij vvenscht u te spreken. Mevrouw Elphinstone 6taarde mijnheer Crole aan. Zij was een persoonlijkheid, die iemand niet op zijn gemak doet gevoelen*. Crole b.'eef echter zeer rustig. Ik wenschte u gaarne eenige vragen te doen in verband met den dood van mijn cliënt, zeide hij. Om te beginnen wonsch ik een feit vast te stellen, dat u wellicht niet hekend is. Mijnheer Mazaroff werd ver moord. Deze mededeeling had een verschillende uitwerking op de beide dames. Sheila uitte een kreet van afkeer. Mevrouw Elphinstone keek Crole onthutst aan. Is u daar zeker van? vroeg zij. Dat is het oordeel der doktoren, me vrouw, antwoordde mijnheer Crole. Daar aan behoeven we niet te twijfelen. Mijn cliënt werd doodgeschoten. £Wordt vervolgd), j

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 5