DE DUITSCH-OOSTENRIJKSCHE TOLUNIE
Dinsdag 21 Juli 1931 AMERSFOORTSGH OAGKtAB 30e Jaargang No. 18
.DE EEMLANDE1
BEHANDELING VOOR HET
PERMANENTE HOF
TWEEDE BLAD
„VALSCHE MUNTER"
Zonderlinge historie
ESSENCES VOOR LIMONADES
PER FLACON 35 CENT
A. v. d. WEG LANGESTRAAT 23 TEL. 217
De regeeringen van Duitschland, Oos;
tenrijk, FrankrijkItalië en
Tsjecho Slowakije vers
tegenwoordigei
's-Gravenliage. 20 Juli. Onder bui
tengewone belangstelling is hedenochtend
half elf in do groote rechtszaal van hot
Vredespaleis een aanvang gemaakt met do
behandeling voor het Permanente Ilof van
Internationale Justitie van de quaestie be
tref fendo de Duitsch-Oostenrijkscho Tol-
Unie.
Zooals men zich herinneren zal, waren
de Duitschc en Oostcnrijksche Regeeringen
bij Protocol van 19 Maart 1931 overeenge
komen, onverwijld in onderhandelingen te
treden over het verdrag, strekkende tot ge
lijkmaking van de tarief- en handelspoli
tiek van beide landen op den grondslag
van de in dit Protocol neergelegde begin
selen Daarbij werd vooropgesteld, dat dit
verdrag, onder volledige handhaving van de
beide landen en met volkomen eerbiedi
ging do verplichtingen, welke zij tegenover
derde staten op zich genomen hadden, be
stemd zou zijn om een begin te maken met
een nieuwe ordening der Europecsche eco-
npmische betrekkingen langs den weg van
regionale overeenkomsten. In het bijzon
der zouden beide partijen zich in het ver
drag op bindende wijze bereid verklaren,
ook met ieder ander land dat zulks mocht
wenschen, in onderhandelingen over een
gelijksoortige regeling te treden. Duitsch
land en Oostenrijk zouden overeenkomen
over een tariefwet en een douane-tarief,
dat in beide douane-gebieden op overeen
komstige wijze tegelijk met het verdrag en
voor den duur daarvan in zou treden, ter
wijl in liet goederenverkeer tusschen beide
landen tijdens den duur van het verdrag
geon in- en uitvoerrechten zouden worden
geheven.
Tegen dit voornemen werden van ver
schillende zijden aanstonds bezwaren aan
gevoerd, zoowel van juridische als van
economischen en politieken aard.
Op verzoek van de Engelsche regeering
werd op de agenda van de 63ste zitting
van den Volkenbondsraad de bespreking
geplaatst van de vraagstukken, waartoe
dit Protocol aanleiding gaf.
Tn do vergaderingen van 18 en 19 Mei
1931 werd de quaestie uitvoerig besproken
met het resultaat, dat besloten werd om
trent den juridischen kant van het vraag
stuk het advies van het Ilof in te winnen
en het de volgende vraag om advies voor
te leggen:
Zou een régime tusschen Duitschland en
Oostenrijk ingesteld op den grondslag
binnen de grenzen voorzien in het Proto
col van 19 Maart 1931, vereenigbaar zijn
met art. 88 van het verdrag van St. Ger
main en met Protocol no. 1 op 4 October
1922 te Genève geteekend.
De regeeringen van Duitschland, Oosten
rijk, Frankrijk, Italië en Tsjecho-Slowakije
hebben gebruik gemaakt van de door don
President van het Hof-bij beschikking van
27 Mei 1931 acyi de regeeringen, gebonden
door bedoeld Verdrag en Protocol, verleen
de bevoegdheid om vóór 1 Juli j.l. een
schriftelijke uiteenzetting aan het Hof om
trent deze quaestie te doen toekomen.
Dezelfde regeeringen zijn ook thans ter
zitting door agenten en raadslieden verte
genwoordigd en wel Duitschland door
Prof. dr. Viktor Bruns, hqogleeraar aan de
Universiteit van Berlijn, directeur van het
Instituut voor Buitenlandsch Publiekrecht
en Internationaal Recht to Berlijn als
agent, Oostenrijk door Prof. dr. Erich
Kaufmann, hoogleeraar aan de Universi
teiten van Bonn en Berlijn, als agent en
ADATSJI,
President van het Permanent Hof.
door Hans Sperl, hoogleeraar aan de Uni
versiteit van Weenen, doctor in de rechten
en hofraad als raadsman; Frankrijk door
Prof. Jules Basdevant, hoogleeraar aan de
Universiteit van Parijs en rechtsgeleerd
adviseur aan het Ministerie van Buiten-
landsche Zaken, als agent en door Mr.
Paul Boncour oud-minister, lid van de
Kamer van afgevaardigden en advocaat bij
het Ilof van Appel te Parijs, als raadsman,
Italië door Z. Exc. M. Pilotti, eerste presi
dent van het Hof van Appel, rechtsgeleerd
adviseur bij het Ministerie van Buitenland
sclie Zaken, als agent en door Prof. Anto
nio Scialoja, oud-minister van Buitenland-
sche Zaken en hoogleeraar aan de Uni
versiteit van Rome. als raadsman en Tsie-
cho-Slowakije door Z. Exc. Miroslav Ple-
singer Bozinov, buitengewoon gezant en
gevolmachtigd minister der Tsjecho-Slo-
waaksche Republiek te 's-Gravenhage, als
agent en door Prof. Kremar, oud-minister
van Onderwijs, professor in het civiel recht
aan de Karei-Universiteit van Praag en
lid van de Wetenschappelijke Academie
van Praag als raadsman.
Het Hof is als volgt samengesteld: de
heer Adalci (Japan), president, en de hee-
ren Guerrero (Salvador), Kellogg (Ver.
Staten \an Amerika), Baraon Rolin Jaeque
mijns (België), graaf Rostworowski (Po
len), Fromageot (Frankrijk), de Bustaman-
te (Cuba), Altamira (Spanje,) Anzilotti
(Italië), Urrutia (Columbia), Sir Cecil
Ilurst (Engeland), Schücking (Duitschland)
Ncgulesco (Roemenië), Jhr. van Eysinga
(Nederland) en Wang-Chung-IIui (China).
Griffier is de heer Ilammarskjold.
Den Haag, 20 Juli. Hedenochtend ving
onder groote belangstelling aan de zaak
van de Oostenrijksche tolunie bij besluit van
den Volkenbondsraad van Mei j.l., ter advies
gezonden aan het Permanente Hof van In
ternationale Justitie.
De groote gerechtzaal van het Vredes
paleis, waarin de zittmgen worden gehou-
Jen, was geheel gevuld met belangstellen
den, w.o. de Duitsche en Oostenrijksche ge
zant en vele andere leden van het corps Di
plomatique, eenige Nederlandsche autori
teiten en een vijftigtal buitenlandsche en
Nederlandsche journalisten.
De president, de heer Adatsji, deelde bij de
opening mede, dat de zitting van heden was
bestemd tot het voeren van de mondelinge
uiteenzettingen der regeeringen, die zich
hadden laten vertegenwoordigen door agen
ten en raadslieden, waarna hij de namen
voorlas. Vooraf echter diende een ander
punt te worden uitgemaakt.
De Oostenrijksche regeering had bij het
Hof officieel de vraag aanhangig gemaakt
van de instelling van,een rechter ad hoe,
aangezien Oostenrijk niet in het Ilof ver-
tegenwoordigd was. De Tsjecho-Slowaaksche
regeering had het Hof medegedeeld, dat, in
dien Oostenrijk door een rechter ad hoc in
bet Hof vertegenwoordigd was, zij eveneens
zulk een rechter zou aanwijzen.
De agent van de Oostenrijksche regeering,
prof. dr. E. Kaufmann, lichtte allereerst hel
verzoek van de Oostenrijksche regeering toe
Volgens artikel 31 van het 6tatuut van het
Hof, zal, wanneer partijen in een zaak één
lijn trekken, deze slechts door één rechter
vertegenwoordigd zijn, maar men heeft hier
te doen met een geschil tusschen Oostenrijk
eenerzijds. Frankrijk, Tsjechoslowakije en
Italië anderzijds. Maken nu Duitschland en
Oostenrijk gemeenc zaak? Dit wordt door
Oostenrijk betwist. Duitschland is niet on
derteekenaar van het Verdrag van St. Ger
main of van het protocol van Genève. Het is
dus alleen de vraag of Oostenrijk door de
.nderteekening van het protocol van 19
Maart gehandeld heeft in strijd met de be
doelde acten. Alleen Oostenrijk is dus partij
in het geschil.
De vraag of beide regeeringen één partij
vormen, kan niet worden gesteld. Duitsch
land is geen partij De zaak 6taat anders
voor Tsjecho-Slowakije, dat inderdaad Par
tij is in deze zaak. Er is een eenheid van be
langen tusschen Frankrijk, Italië en Tsje-
cho-SIowakijo De bedoeling van artikel 31
is nu de gelijkheid der partijen te herstellen
bij de behandeling van een zaak voor het
IJof, wanneer een der partijen geen rechter
\an haar nationaliteit in het Hof heeft. ITet
Hof heeft nu twee rechters in zijn midden
van de nationaliteit der tegenpartij; en Oos
tenrijk heeft er geen.
Daarna sprak de agent der Tsjecho-SIo-
wakijsche regeering, de heer Plesinger Bo
zinow.
Hij motiveerde het verzoek van zijn regee-
rine om een Tsjecho-Slowakijsche rechter in
het Hof aan te wijzen.
Prof. dr. V. Bruns. de agent van Duitsch
land, ondersteunde het betoog van prof.
Kaufmann. De Duitsche regeering heeft de
oplossing van het geschil aanvaard, zoo
als zulks door den Raad van den Volken
bond is geformuleerd. Duitschland staat er
dus buiten en vorrnt geen partij in deze
zaak. Men kan dus Oostenrijk het recht niet
betwisten om een rechter van zijn natio
naliteit aan te wijzen.
Het verzoek van Tsjecho-Slokawijc daar
entegen is niet ontvankelijk, aangezien
Frankrijk, Italië en Tsjecho-Slokawije een
partij vormen en reeds een Fransche en een
Italiaansche rechter in het Ilof zitting heb
ben.
De Fransche agent prof. Basdevant merkte
op, dat indien het verzoek van Oostenrijk
gegrond is. ook dat van Tjecho-Slowakije
gegrond moet zijn.
Tenslotte sprak,nog de ItaliaAnsche agent
Pilotti, die geen bezwaar maakte tegen het
verzoek van Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije
Het Hof trok zich daarop in raadkamer
terug tot het nemen van een beslissing.
6-G ravenhage, 20 Juli. Nadat het Hof
in raadkamer geweest was, deelde de presi
dent mede, dat het besloten had geen rech
ters ad hoe, noch van Oostenrijksche noch
van Tsjecho Slowaaksche nationaliteit toe
te laten.
De zitting werd daarop geschorst tot 's
middags vier uur.
Hij liet er de Amsterdamsche
politie inloopen.
HET LUNAPARK IN DIEMEN.
Naar de Msb. verneemt, Is het bezoek
aan het Lnapark in Diemen op Zaterdag
avond en Zondag zeer groot geweest. Za
terdagavond werd het park reeds door on
geveer 5600 betalende bezoekers bezocht,
terwijl Zondag niet minder dan 12.000 per
sonen een bezoek brachten.
En dit ondanks het slechte weer, waar
door nog zeer velen halverwege zijn te
ruggekeerd.
Men is momenteel druk bezig om verbe
tering te brengen in de verbinding met
Amsterdam, welke onvoldoende bleek te-
zijn.
Wij lezen in de Msb.:
Dezer daeen heeft zich te Amsterdam
een zeer zonderlinge historie afgespeeld.
Allen, die or bij betrokken waren en -lie
zich niet wilden laten beetnemen, bleken
uiteindelijk voor den gak te zijn gehouden
en de hoofdpersoon, die de rol vervulde
van een geraffineerden oplichter, ontpopte
zich ten slotte als een eerzaam en dood
eerlijk burger. Het drama, waarin de po
litie een actieve rol heeft gespeeld, began
Vrijdagavond in de hal van het Centraal
station
Aan een der loketten vervoegde zich oen
heer, die een kaartje voor Amersfoort
vroeg. De man, die zich eenigszins zonder
ling gedroeg, betaalde met guldens, die
den ambtenaar nog zonderlinger toesche
nen dan de man zelf De muntstukken
hadden een ongewone kleur en het feit,
dat ze een anderen klank gaven dan ge
wone guldens, maakten ze hoogst suspect.
Het vermoeden lag voor de hand, dat men
hier te doen had met een valschcn mun
ter. De ambtenaar hield den man aan de
Draat, totdat de politie, die onderwijl ge
waarschuwd was, arriveerde en hem mee
nam naar het politie-bureau.
Daar werd de „boosdoener" gefouilleerd
en de vermoedens van de politie schenen
bevestigd te worden door het vinden van
nog een aantal van de valsch-lijkende gul
dens. Behalve deze muntstukken vond
men in een van zijn zakken een busje met
zoutzuur. De man weigerde echter iedere
inlichting omtrent de herkomst van de
guldens en omtrent het gebruik van het
fleschje zoutzuur. Wel ontkende hij be
slist zich aan valsche munterij te hebben
schuldig gemaakt.
De politie vroeg hem, waar hij gedu
rende de vorige dagen geweest was en
zonder aarzelen vertelde de man, dat hij
achtereenvolgens in Breda, Hilversum en
's Hertogenbosch had gelogeerd Onmiddel
lijk werd de politie van die plaatsen op
gebeld. Daar verklaarde men, dat er in
derdaad gedurende de vorige week „val
sche" guldens, die precies overeen kwa
men met dc beschrijving varf de Amster
damsche politie, in omloop waren ge
bracht.
De vermoedens waren nu wel haast tot
zekerheid geworden.
De „valsche munter" werd opgesloten cn
bracht den nacht door in een cel.
Den volgenden morgen werd hij on Ier
de noodige bewaking naar de Nederland
sche Bank gebracht, waar de guldens na
der zouden worden onderzocht.
Dr. van Ledden Ilulsebos woonde even
eens dit onderzoek bij.
Dit levarde echter het voor iedereen *cer
onverwachte resultaat op, dat de Neder
landsche Bank verklaarde, de z.g. valsche
guldens te willen accepteeren, daar ze
heelemaal geen valsche guldens waren. Een
scheikundig onderzoek bracht aan 't licht,
dat de eigenaar van de guldens de ietw&l
zonderlinge, maar toch wettelijk geoorloof
de gewoonte had, om zijn guldens te dren
ken in zoutzuur. Daardoor veranderden ze
van kleur en werd ook de klank eenigs
zins anders.
ONZE STADSBUS.
Onze Stadsbus biedt ons
Thans een overzicht!
'n Jaar lang deed ze keurig
En correct haar plicht!
Laten we getuigen,
Allen, met elkaar,
Wat de Stadsbus deed was
Prachtig voor elkaar.
Personeel, directie.
Ieder was present,
Het publiek gerieven,
Sparen voor „ellend"
Dat was het devies en
Zeggen we terstond
Dat ze „goeden weg" en
Goede wegen vond!
Ondanks dat: voorzichtig"
Zegt de directeur,
Want de exploitatie
Stelde nog teleur!"
Overheidssubsidie
Hield t' bedrijf in stand
Zonder dat ging zeker
Onze „bus" aan kant!
Waarom deez' gevolgen?
Kon het anders niet?
Moet uw bus-genoegen
Worden 6tadsverdriet?
Maak dan toch gebruik van
't Stadsche busverkeer!
Weet op prijs te stellen
En vooral: waardeer
't Onvolprezen pogen.
Reis er mee als 't kan.
Iedsr die moet loopen
Profiteert er van!
Vele stadsgedeelten
Vragen om een „bus"!
„Frisia", de „Kruiskamp"
Mopp'ren 6amen knus!
Maar wanneer onz' busdienst
Zelfs nu niet rendeert,
En zelfs nu nog veilig
Op öubsidie teert,
Is het toch onmoog'lijk
Dat wordt uitgebreid!
Daarom: buitenwijken
Wacht en „Beidt uw tijd"
De voorzichtigheid is
Ma van 't porcelein,
Maar ze is het ook nog
Van de Stadsbuslijnü
GROEGROE.
(Alle rechten voorbehouden).
Voor de politie zat er niets anders op.
dan haar arrestant maar weer in vrijheid
te stellen Echter niet zonder hem d» ver
maning te geven, om voortaan geen echic
guldens meer in „valsche" te metamorpho-
seeren.
ZWENDEL MET SCHEEPSHYPOTHEKEN
Dordrecht, 20 Juli. De rechtbank
veroordeelde heden zekeren J. C. L., be
kend door zijn zwendel met scheepshypo-
theken, tot een gevangenisstraf van twee
cn een half jaar met aftrek van den
tijd in voorarrest De eisch was drie jaar.
Zijn medeplichtigen M. v. K., schipper en
H. M, scheepsmeester, werden veroordeeld
tot gevangenisstraf van resp. een half jaar
en anderhalf jaar.
De eisch van het OM., was voor beiden
resp. negen maanden en één jaar.
)E BLAUWE
{D/AMANT£H
VAN
CMSON
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
van J. S. FLETSCHER door
Jhr. C .A. L. v. d. W.
11
Ik was zeer verheugd, dat Crole en de
detective waren gekomen.
Ik zal u in een paar woorden vertel
len wat ik van mijnheer Mazaroff weet, zei
de hij, toen bij begon tc ontbijten. Hij kwam
een paar weken geleden op ons kantoor. Hij
zei, dat hij een Engcl6chman was, dat hij
lange jaren in het buitenland was geweest
en dat hij veel geld had verdiend, voorna
melijk in Zuid-Afrika. Hij vertelde verder,
dat hij nu voor goed in Engeland bleef en
een hui6 w:ldo koopen in Londen. Hij ver
zocht onze firma hem daarbij te helpen. Ik
beloofde hem naar een huis uit te zien, ter
wijl hij zijn uitstapje naar het Noorden
maakte en dat is vrijwel alles.
Veel meer weet ik ook niet, zeide ik.
Ik kan u vertellen hoe ik met hem kennis
maakte...
Hij viel mij in dc rede:
Daar weet ik alles van, mijnheer Ilolt,
riep hij uit. Toen mijnheer Mazaroff de a;l
vertentie in „The Times"' had geplaatst,
bracht hij dc ingekomen brieven bij mij. Ik
keek die in en ik was het, die hem aan
raadde u te nemen. Kon u het goed met
iiem vinden?
Uitstekend zeer goed! Niemand had
vriendelijker en voorkomender kunnen zijn
dan hij wij waren dikke vrienden gewor
den.
Ja. ia, antwoordde hij, het leek mij een
aangenaam man. Nu terzake. Daar uazoo
bevriend met hem is geworden, zou ik wel
eens van u hooren of u iets heeft gemerkt
van zijn eigenaardigheden Om u de waar
beid te zeggen, die typische eigenaardighe
den hebben mij angstig gemaakt, toen ik
las, dat hij verdwenen was.
Ik kan niet zeggen, dat ik ooit iets hij
zonders aar-, hem heb gemerkt.
Ilij boog zich over de tafel cn keek May-
thornc en mij veelbeteekenend aan.
Ik lunchte een paar maal met Maza
roff, zeide hij met zachte 6tcm. En toen
leerde ik hem een beetje kennen. Heeft u
nooit gemerkt, mijnheer Ilolt, dat bij losse
liamantcn in zijn zakken had, alsof het
klein geld was?
Die woorden deden mij vorbaasd opkij
ken.
Neen, nooit! riep ik uit. Hij heeft mij
nooit diamanten laten zien nooit!
Cro'.ê lachte droogjes.
Dan hoop ik, dat hij die in Londen
heeft achtergelaten. Maar dat geloof ik niet,
al heeft u ze ook nooit gezien. Ilij heeft
met dc diamanten vee! geld verdiend cn
ik verzeker u, dat hij die bij zich droeg,
steenen, die volgens mij zeer veel waard
waren. Vraagt u nu eens wat Maythorne
er van denkt.
Mijn oordeel is, zeide Maythorne, dat
Iemand die losse diamanten bij zich draagt,
cn ze in hot publiek laat zien, zelf aaniei
uing geeft tot moeilijkheden. En het zou
kunnen zijn, dat men hem naar hier ge
volgd is.
Ik zag hier nooit een verdacht type
cn ook niet op onze reis.
Die zou u ook nooit gezien hebben,
merkte Maythorne droogjes op. Vertel u nu
eens in het kort, mijnheer Ilolt, wat er hier
gebeurd is.
Ik deelde alles mede van het oogenbük
af, dat Mazaroff uitgegaan was, totdat zijn
verminkt lijk naar „De Houtsnip" werd ge
bracht. En intusschen was ik voortdurend
in twijfel of ik hen mijn geheim zou toe
vertrouwen en tenslotte vertelde ik woord
voor woord, hetgeen Mazaroff mij van zijn
omstandigheden had medegedeeld.
Zij luisterden aandachtig. En toen ik mijn
verhaal had geëindigd, sprak Crole kort en
beslist:
Ik neem dat onmiddellijk aan! Ik was
er van overtuigd, dat Mazaroff iets geheim
zinnigs had En daar heb je het- nu. Mijn
raeening is, dat alles aan mevrouw Elphin
stone moet worden verteld. En nu dadelijk!
Iloe eerder hoe beter, gaf Maythorne
toe.
Hij is misschien zonder testament, ge
storven. Daarover heeft hij met mij nici
gesproken. Als hij zonder testament over
ieed, en het staat vast dat hij Merchison is
dan zijn mevrouw Elphinstone en haar
dochter de wettige erfgenamen. Wij moeten
tezamen naar Marrasdale Tower. Een
vervelende geschiedenis!
Een bezoek waartegen ik op zie, merk
Ie ik op.
Dat geloof ik graag maar er valt hier
voor ons nog veel meer te doen, voordat al-
ies in orde is, zeide Crole. Kom, u cn ik gaan
naar de familie Elphinstone en Maythorne
begint zijn onderzoek.
Ik bracht Crole over de heide naar Mar
rasdale Tower en vertelde hem onderweg
een en ander over de Elphinstone's. Wij
ontmoetten een van hen, namelijk Sheila,
vóór wij aau het doel van onzen tocht wa
ren en ik begreep dadelijk, dat zij het laat
ste n:euvvs had gehoord.
HOOFDSTUK VII.
De gedenkplaat.
Cro'f 6tootte mij aan.
De dochter, hè? fluisterde hij. Een
knap meisje. Zij weet natuurlijk niets
Neen niet6! antwoordde ik. Daarna
fluisterde ik: Herinnert u zich dat Mazaroff
eenigszins loenschte met zijn rechter oog?
Ja, nu dat doet zij ook; het valt bij haar
bijna n;et op.
Dat geeft iets pikants, zeide hij. Nu,
eerst moeten wij de moeder spreken. Laat
dat gerust aan mij over, mijnheer Holt
ik weet hoe ik dat aan moet pakken.
Ik Jict het gaarne aan hem over. Intus
schen kwam Sheila naar ons toe met
een deelnemende uitdrukking op haar lief
irezicht.
Het spijt mij vreeselijk, dat ik dat
slechte nieuws moest hooren, zeide zij. Het
zal we! waar zijn, al hoorden we het ter
loops.
Het is maar al te waar, antwoordde
ik. Toen zij naar mijn metgezel keek, noem
de ik 2ijn naam. Dit is mijnheer Crole, de
notaris van mijnheer Mazaroff. Hij is juist
uit Londen gekomen en hij wil uw moeder
gaarne spreken.
Zij toonde zich niet verbaasd; vermoede-
üjk dacht zij, dat Crole eenige vragen om
trent Marrasdale wenschte te doen.
Zij vroeg ons haar te volgen.
Moeder is thuis, merkte zij op. En va
der is naar een gemeenteraadszitting hij
komt eerst vanmiddag thuis.
Wij troffen mevrouw Elphinstone in de
huiskamer. Zij keek ons met een vragenden
blik aan. Sheila maakte de zaak gemakke
lijker. door dadelijk het doel van onze Komst
mede te deelen.
Moeder! zeide zij. Het is juist, wat wij
gehoord hebben omtrent dien ongelukkigen
mijnheer Mazaroff. Dit is zijn notaris, mijn
heer Crole uit Londen en hij vvenscht u te
spreken.
Mevrouw Elphinstone 6taarde mijnheer
Crole aan. Zij was een persoonlijkheid, die
iemand niet op zijn gemak doet gevoelen*.
Crole b.'eef echter zeer rustig.
Ik wenschte u gaarne eenige vragen
te doen in verband met den dood van mijn
cliënt, zeide hij. Om te beginnen wonsch ik
een feit vast te stellen, dat u wellicht niet
hekend is. Mijnheer Mazaroff werd ver
moord.
Deze mededeeling had een verschillende
uitwerking op de beide dames. Sheila uitte
een kreet van afkeer. Mevrouw Elphinstone
keek Crole onthutst aan.
Is u daar zeker van? vroeg zij.
Dat is het oordeel der doktoren, me
vrouw, antwoordde mijnheer Crole. Daar
aan behoeven we niet te twijfelen. Mijn
cliënt werd doodgeschoten.
£Wordt vervolgd), j