DE TOLUNIE VOOR HET HOF AH EDSFOOHTS CE DAGBLAD Woensdag 22 Juli 1931 .DE EEMLANDEft" 30e /aarrang No 19 HET EERSTE PLEIDOOI Het begrip onafhankelijkheid EEN ARBEIDERS VREDES WACHT WILLEM GROENHUIZEN JUWELIER ARBEIDSWET BAKKERIJEN Wensch ven werkgevers en werknemers )£ölauw£'% {Diamanten Volgens prof. Bruns is de vtaag van den Volkenbondsraad een vraag van het recht. 's-Gravenhage, 20 Juli. 's Middags 4 uur is de behandeling van de zaak voort gezet. Ook thans was de belangstelling uit de kringen van het corps diplomatique groot Do president gaf dadelijk na de opening het woord aan den agent der Üuitsche Re gcering prof. dr. V. Bruns. Prof. Bruns, ving zijn pleidooi aan met de vraag voor te lezen, welke door den Volkenbondsraad aan het Hof was voorge legd ter beantwoording. Hij wees er vervolgens op, dat de bedoel de vraag een rechtsvraag is. Wij moeten het vraagstuk niet bezien uit een econo misch of politiek oogpunt. Het gaat hier uitsluitend om een vraag van het recht Spreker gelooft, dat hij te dezen opzichte in volmaakte overeenstemming is met de me morie van de Fransche Regeering. Wij hebben de Tolunie niet te bezien uit een ander oogpunt, dan als een zuivere rechtsvraag. Spreker verwees naar het me morandum door de Duitsche Regeering overgelegd. Hij zou zich in zijn pleidooi tot de essentieele punten beperken. Komende tot de kwestie zelve, zette prof. Bruns allereerst de beteekenis uiteen der verplichting van Oostenrijk om geen af breuk te doen aan haar onafhankelijkheid, volgens de bepalingen van art. 88 van het verdrag van St. Germain en het protocol van Genève van October 1922. Uitvoerig ging pleiter vervolgens in op 't onderscheid dat in de interpretatie van „onafhankelijkheid" door verschillende lan den gemaakt is. Hij wees er op, dat wan neer de stelling der Tsjecho Slowaaksche Regeering juist was, Ie onderteekenaren van het protocol overeengekomen zouden zijn alleen de politieke onafhankelijkheii te eerbiedigen en niet de economische. Pleiter vraagt of het protocol van Genève een uitbreiding aan de beteekenis van het woord onafhankelijkheid, volgens art. 88 van het verdrag van St. Germain bevat. Hij beantwoordt deze vraag ontkennend. Dë tweede alinea verandert niet aan de verplichting aan Oostenrijk vermeld in de eerste alinea. Het bevestigt de vrijheid van Oostenrijk en bevat geen enkele nieu we verplichting. De Fransche memorie maakt geen onder scheid tusschen de beteekenis van het be grip onafhankelijkheid, waarvan het ver drag van St. Germain en waarvan het pro tocol van Genève melding maakt. In dit opzicht is de Fransche regeering het dus eens met de Duitsche en de Oostenrijksche regeeringen. De opvatting van de Italiaan- 6che en Tsjecho-Slowaaksche regeeringen, die een onderscheid maken, is onhoudbaar. De verplichtingen van Oostenrijk zijn door do tweede alinea van het protocol niet ver zwaard, zooals de Tsjecho-Slowaaksche me morie meent. De onderteekenaars van een verdrag zijn trouwens gebonden aan de door hen geteekende bepalingen, die slechts geïnterpreteerd kunnen worden langs ob jectieven weg. Niet de beweerde bedoelin gen van de onderteekenaars, maar de tekst van het verdrag is daarbij beslissend. De auteurs van het protocol hebben trouwens denzelfden term van onafhankelijk heid gebruikt, die in het verdrag van St. Germain voorkomt en een vaststaande technische beteekenis heeft. De interpretatie van de term onafhanke lijkheid, door de memorie vun Tsjecho- Slowakije gegeven aan het tweede gedeel te van alinea 2 an het protocol van Geriè- vo is niet gegrond in het recht. Zij is ook niet gegrond in de werkelijkheid. Indien de mogendheden een andere be doeling hadden gehad zouden zij zeker een exacte uitdrukking er voor hebben kunnen vinden. Pleiter kan niet aannemen, dat de auteurs van het Protocol d« juridische waarde van de gebezigde termen niet vol ledig gekend hebben. Uitvoerig ging pleiter vervolgens In op de vraag: Wat beteekent de term „onafhan kelijkheid", waarbij hij de drie verschillen de opvattingen vari deze term. welke in de vijf meipories voorkomen, naging. Vooits ging hij in op de beschouwingen in de ^ransche memorie betreffende de erkennine van een nieuwen staat en betoogde hij, dat zoodanige erkenning wel rechtspersoonlijk heid aan dien staat geeft, maar overigens geen poljtieke en economische werkelijk heden kan scheppen. Zijns inziens is dan ook zulk een erkenning geen politieke maar juridische daad Ongetwijfeld vooronderstelt de erkenning in rechte oen onafhankelijk heid in feite, maar een absolute onafhan kelijkheid, niet slechts rechtens maar ook feitelijk, kan nooit een onmisbare voor waarde vormen voor de erkenning van een nieuwen Staat. Immers dan zou zulk een «laat, indien de minste economische Dre*- sie daarop werd uitgeoefend, op eerbied! ging van de hem bij de erkenning verleen de onafhankelijkheid. Hetzelfde geldt voor een verdrag, waarop de onafhankelijkheid gewaarborgd wordu Zoodanige waarborg kan een Staat nooit uitsluiten van deelneming aan de inter nationale gemeenschap en van alle zelfstan dige actie op politiek of economisch gebied Ware de Fransche opvatting juist, volgens welke Oostenrijk uit hoofde van de Ver dragsbepalingen zonder toestemming van den Volkenbond nimmer een Tolunie zou mogen vormen, dan zou het verdrag van Saint Germain niet de onafhankelijkheid van Oostenrijk hebben geproclameerd, maar de meest volmaakte afhankelijkheid van dat land hebben geschapen. Pleiter verzocht hier zijn rede te mogen afbreken om hem morgen voort te zetten. De zitting wordt daarop verdaagd tot Dinsdagochtend half elf. In den loop van zijn pleidooi voor het permanente hof van internationale justitie zette prof. Bruns ;n den breede uiteen, dat het verlies van onafhankelijkheid kan be staan in geheele of gedeeltelijke vervreem ding van het gnpndgbïed van den staat. Pleiter kan toegeven, dat het verdrag van Saint Germain en het protocol van Genève dit wilden tegengaan Hst is echter hier de vraag, of door het voorgestelde regime in te 6tellen Oostenrijk souvereine rechten prijs geeft. Wanneer een 6taat op zich naemt iets te doen, of niet te doen, dan aanvaardt hij een beperking in de uitoefe ning van zijn souvereine rechten, maar geeft hij deze rechten zelf niet prijs. Om één uur onderbrak pleitar zijn plei dooi en werd de zitting geschorst tot heden middag 4 uur. tot de zaken der Protestèntsche kerken in Ned. Oost- en W.-Indië (van deze commissie was de overledene vice-president); mr. H Schokking, uit Den Maag, ds. Van Herwer den, Ned. Herv. predikant te Groningen, jhr dr. Martens van Sevenhoven, Ned. Herv predikant te Utrecht, de oud-secretaris dei gemeente Brummen, de heer Mees, een ver tegenwoordiger van de Gezondheidscommis sie, zetelende te Doesburg (van dit college was de overledene voorzitter) en het be stuur van de afd Brummen der Geldcrsch- Overijselschc Mij. van Landbouw. Met den stoet kwamen mee ds. Van Rims- horst, Ned. Herv predikant t( Nijmegen, vroeger te Brummen en ds. Midde, Ned. Herv. predikant te Brummen Op uitdruk kelijk verlangen van de fanvüe werd aan het graf niet gesproken Ds. Van Ramshorst las een gedeelte uit den Bijbel en eindigde met het geliefde vers van den overledene: Jezus, Uw verzoenend sterven is het rust punt van mijn hart. Een zwager van den overledene, jhr mr Von Weilcr uit Den Haag, dankte voor de betoonde belangstelling. BEGRAFENIS P. DE WIJS. Oud-burgemeester van Brummen. Op de algemeene begraafplaats te Voorst is het stoffelijk overschot ter aarde besteld van den heer P. de Wijs, oud-burgemeester van Brummen. Onder de talrijke aanwezi gen waren B. en W der gemeente Brum men, de gemeeste-secrefaris, de burgemees ter van Den Haag, jhr. mr. dr Bosch Ridder van Rosenthal, vroeger burgemeester van Brummen, jhr. Van Citters, oud-Commis saris der Koningin in Gelderland: de bur gemeester van Rheden, de heer Zimmerman, de burgemeester van Oldenbroek, baron Van Sytsema, jhr. Snoeck, kapitein der maréchaussee, de secretaris der commissie Te Amsterdam opgelicht Amsterdam, 21 Juli. Opgericht is te Amsterdam de Nederlandsche Arbeiders Vredeswacht. Art. 2 der Stauten luidt: Het doel bestaat uit le. Nauwe samenwerking met verwante organisaties in andere Europeesche landen tot vorming van de kern van een internatio naai Europeesch Volkenbondsleger. 2e. Het beschermen en bewaken van ver gaderingen, demonstraties, eigendommen, enz. der moderne arbeidersbeweging tegen aanvallen van kwaadwilligen. 3e. Het bestudeeren van alle vraagstuk ken die betrekking hebben op de organisa tie van den Europeeschen vrede. 4e. De opvoeding harer leden tot inter nationaal voelen, denken en handelen. Art. 3 van de grondslagen zegt o.m.- D- vredeSwacht stelt zich op het standpunt der moderne arbeidersbeweging, zooals dit is belichaamd in S. A. I. en I. V. V. en laat zich in haar gedragslijn leiden door het be lang der Europeesche moderne arbeiders beweging. Zij voelt zich verbonden met de arbeidersklasse in de geheele wereld. De organisatie geeft een wekelijksch or gaan uit, onder den titel „Kameraad schap." De Oefeningen zijn reeds begonnen. Het bestuur bestaat uit E. Smedes. voor zitter; W. Mulder, secretaris; J Ileeres, 2e secretaris; G. Bosje, A. H. D. Rijlaarsdaam penningmeester en administrateur van het orgaan. HARTVERLAMMING IN EEN TREIN. Amsterdam, 21 Juli. In een uit Gro ningen komenden sneltrein, welke heden avond te 8.12 uur aan het Centraal Station alhier, arriveerde is op een der toiletten een naar schatting 50-jarige heer dood aan getroffen. Vermoed wordt, dat hij aan hart verlamming is overleden. De politie heeft het lijk naar het Binnengasthuis overge bracht. BRUBNTJE BEER als hanger en broche 60 ct. Gevestigd 1385 Langestraat 43 Tel. 852. Vervroeging van den werktijd, door den minister in een wetsontwerp aanhangig gemaakt. 'sGra venhige, 21 Juli. De M1nist-r van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft bij den Hoogën Raad van Arbeid aanhan gig gemaakt het hierbij gaande vooront werp van wet tot wijziging van de bepa lingen der Arbeidswet 1919 betreffende den arbeid in broodbakkerijen Aan een commissie uit den Raad zal worden opgedragen omtrent dit vooront werp pracadvies uit te brengen. In de memorie van toelichting gaat Je minister na de voornaamste inhoud van de Arbeidswet 1919 voor het broodbakkerijbe- drijf, met de fouten daaraan klevende Voorts wordt gewezen op de wijzigingen van 192? in de z.g. bakkerij-paragraaf, wel ke voor het platteland een bevredigenden toestand gaf, doch voor de middelgroole stadsbakkerijen. met minder dan zes ge zeilen, moeilijkheden opleverde, daar zij eerst om zes uur mogen aanvangen en niet voor voorarbeid in aanmerking ko men. Wijziging van het aanvangsuur kwam opnieuw ernstig aan de orde, toen in No vember 1929 in het bakkersbedrijf een col lectieve arbeidsovereenkomst tot stand kwam tusschen de voornaamste organisa ties van werkgevers en werknemers. De voorstellen, die den minister aan vankelijk van de zijde der bij die overeen komst ingestelde Centrale Bedrijfscommis- sie bereikten, teneinde de bestaande moei lijkheden te ondervangen, konden niet zijn goedkeuring wegdragen, deels omdat zij aan bestaande wettelijke voorschriften een toepassing van te verre strekking wilden geven, deels omdat de uitvoering der voorgestelde maatregelen te veel arbeid van de arbeidsinspectie zou vorderen, deels omdat daarbij een niet gerechtvaardigd on derscheid werd gemaakt tusschen georga niseerde en ongeorganiseerde werkgevers. Wel heeft hij zich bereid verklaard door het bevorderen van een wijziging der Ar beidswet aan de uit het bedrijf zelf naar voren gekomen wenschen in dier voege tegemoet te komen, dat op verzoek van vakvereenigingen van werkgevers en arbei ders in het broodbakkersbedrijf het tijd stip van aanvang van den bakkersarbeid in bepaalde gemeenten of gedeelten van gemeenten, waar normaal eerst te 6 uur v.m. met dien arbeid mag worden begon nen, voor allo broodbakkerijen met één uur vervroegd kan worden. Hiermede heeft de Centrale Bedrijfscommissie zich in hoofdzaak vereenigd. De in artikel II van het wetsontwerp vervatte regeling heeft ten doel de Arbeids wet in dien zin te wijzigen. Daarbij is zoo veel mogelijk aansluiting gezocht aan de redactie van artikel 28, zevende lid. Echter bestaat dit verschil, dat een vergunning krachlens het nieuwe artikel 39 zal gelden voor een gemeente of een gedeelte eener gemeente en niet voor een onderneming of groep van ondernemingen Zoowel georga niseerde als niet-georganiseerde werkge vers zullen er dus gebruik van kunnen maken Met het oog op de plaatselijke con currentie in dit bedrijf zou anders een niet te motivecren ongelijke behandeling worden geschapen. Het ligt in de bedoeling van de vakver eenigingen van werkgevers en van arbei ders de vergunning aan te vragen voor gemeenten, waar een collectieve arbeids overeenkomst gesloten is. Op dit oogen- blik is deze reeds van kracht te Amster dam, Rotterdam, sGravenhage, Utrecht, Zaandam, Hilversum, Leeuwarden, Gronin gen, Zwolle, Almelo, Enschedé en Vlissin- Indien men hetgeen men doen moet, vroo- Ujk en opgewekt doet, dan leeft men geluk kig en tevreden. IT. FRITSCH. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch van J. S. FLETSCHER door Jhr. C .A. L. v. d. W. 12 Mevrouw Elphlnstone wees naar de stoe len bij haar schrijftafel. Wilt u plaats nemen? zeide hij. U zegt, dat u mij eenige vragen wenscht te doen? Ik kau niet begrijpen waarover. Ik weet r»iet6 van dien armen man af. U zag, meen ik, mijn cliënt toen hij en mijnbeer Holt bij de herberg stonden, toen u met uw dochter voorbijkwam. Ja. dat deed ik, een groote man met een baard, nietwaar. Ik nam hem terloops even op. Herkende u hem niet, mevrouw? vroeg Crole met een scherpen blik in zijn oogen. Mevrouw Elphinetono keek hem hoogst *Tb83£d aaD. Hem herkennen? vroeg zij uit de hoog te. Wat bedoelt u? Ik had gehoopt, dat Crole langzaam aan luet zijn onthulling zou komen. Hij echter wa6 van een andere meening. Wat ik bedoel is dit, mevrouw, ant woordde hij kortaf. De man die u zag was. hoewel hij zich thans Salim Mazaroff noemt Andrew Merchison, met wien u eeni- ge jaren geleden trouwde. Dat is feit, me vrouw' Ik verwachtte hierna iets dramatisch. Er gebeurde echter niets bizonders. Sheila keek met open mond van Crole naar haar moede Zooals mevrouw Elphinstonc daar «n de volle waardigheid voor haar 6chrijf tafel zat, leek zij uit steen gehouwen, wam geen 6pier van haar gelaat vertrok. Zij keek Crole aan met een uitdrukking in haar oogen, die vroeg of hij een brutale leugc naar, dan wel een waanzinnige was. Plot seling kwam een lachende trek om haar fij ne lippen en 6tond zij van haar 6tocl op Volgt u mij, als het u blieft, zeide zij Wij volgden haar in stilte Crole voor op, daarna Sheila en ik. Met scheen wel of Sheila iets tot mij wilde zeggen, ik draaide echter het hoofd om. Zij bracht ons door de vestibule naar bui ten en naar een poort in den muur, die den tuin omgaf, en vervolgens naar het kerk hof. Zonder rechts of links te kijken ging zij ons voor, de kerk binnen. Bij bet koor stond zij even stil, wees naar boven en zeide: Ziet hier. Wij keken Daar in den muur was een eenvoudige granieten steen aangebracht, waarop in gouden letters eenigo woorden waren gebeiteld. Ter Nagedachtenis van ANDREW MERCHISON Eertijds wonende in deze Gemeente. Verdronken in Mombasa Bay, 17 Oct. 1899 Ik keek Crole aan. Zijn gelaat was on doorgrondelijk. Hij keek naar de gedenk plaat, las het opschrift en knikte mevrouw Elphinstone toe. Laat ons naar huis gaan, zeide zij. Zij ging ons weer voor. Ik verkeerde in twijfel. Had Mazaroff mij de waarheid ge zegd? Gaf hij zich uit voor Andrew Mer chison. Wat had dat alles te beduiden. Had het iets met den moord te doen? Mevrouw Elphinstone bracht ons daarna in een kleine kamer, waarin zich weinig anders bevond dan een ouderwetsche lesse naar, een boekenkast en een tafeltje, waar op een oude hutkoffer stond. Kijk eens, zeide zij. Ik doe meer dan iemand van mij kan eischen en ik doe dat alleen om voor eens en voor altijd de be lachelijke veronderstelling de wereld uit te helpen, die u opperde toen u hier kwam Luister eens liet is volkomen juist, dat ik trouwde met Andrew Merchison, toen wij beiden jong en onervaren waren. Wij konden het samen niet vinden. Ilij zorgde financieel goed voor mij; ik weet niet wan neer en waarheen hij ging: hij liet mij al leen weten dat hij op reis ging. Acht maan den later werd ons rkind geboren. Wij de den ons best om te ontdekken waar hij was, om'hem dat te laten weten, doch zon der resultaat. Ik hoorde niets meer van hem tot in het voorjaar van 1900. toen Ik een brief kreeg van een kapitein van een stoomboot, varende tusschen Bombay en Durban. Ik zal u dien brief laten lezen. CEfi ZOMER. O, zomertje wat hebben we In vredesnaam gedaan, Dat ge ons zoo geniepig in Onz' winterjas laat staan! Haast alle dagen regen en Een lage temp'ratuur 't Is haast of was 't Novembe? Zoo ellendig koud en guur. De IJsco-man z'n waren, ze Bevriezen in z'n kar Malaise Is 't ook in natuur 't Wordt werk'lijk al te bar. De zomerzonneschijn blijft weg We koopen anthraciet Want zonder kachel is het mis Het gaat eenvoudig niet! We drinken knus een warme gro Als het maar even kan. De zomer maakt in zomertijd Weer fijn „de-kachel-én! Terrassen zitten ijskoud leeg. Geen mensch waagt zich nu daar. We kruipen samen in ons huis En warmen daar elkaar! Al hebben we ook zomertijd De zomer Is or niet. En 't weerbericht luidt: regen, in Het allernaast verschietl O, zomer kom toch met uw zon En schenk ons, 't al ten spijt Een warmen zomerzonneschijn In dezen zomertijd. Blijf alsjeblieft niet langer weg. Het menschdom snakt er naar We werden tot op heden niets Van al uw moois gewaar! Want blijft ge, zomer, ook nog weg Raakt elk in zak en asch En zegt men moedeloos: Voilal Ik schei er uit! Ik pas!" GROEGROE. (Alle rechten voorbehouden). Zij opende de hutkoffer en haalde daar uit een brief. Zij gaf die aan Crole. U en mijnheer Holt mogen samen dien brief lezen, zeide zij. Het was een brief van James Sinclair, kapitein van het stoomschip „General Cli- ve". Hij schreef, dat hij op zijn laatste reis van Bombay vandaar een passagier had medegenomen bestemd voor Durban, zich noemende Andrew Merchison Op deze reis werd 18 October Mombasa aangedaan en daar verdween de heer Merchison. Hij was het laatst gezien 's avonds laat, terwijl hij achteruit op de reeling zijn pijp zat te roo- ken. Het oordeel van den kapitein was. dat de heer Merchison een aanval van duize ligheid had gekregen en overboord was ge vallen. Hij voegde er bij, dat er te Mombasa zeer vele haaien zijn. Daar zijn lijk niet werd gevonden werden de eigendommen van mijnheer Merchison nagezien en werd het adres van mevrouw Merchison gevon den in een dagboek. Daarom schreef hij aan haar en zond tegelijkertijd den koffer met inhoud. Hij wees er in het bijzonder op, dat zich in een vakje van dien koffer een aanzienlijke som gelds bevond. De notaris gaf den brief terug aan me vrouw Elphinstone. Deze koffer met inhoud zijn geheel in tact gebleven sinds ik haar ontving, zeide zij. En nu wilt u mij komen vertellen, dat deze vreemdeling, die zich Mazaroff noemt, in werkelijkheid Andrew Merchison is! Dat is onzin! Daarin Is niets onzinnigs, mevrouw, antwoordde Crole eenigszins scherp. Dat zult u met mij eens zijn, als u hoort wat mijnheer Holt u zal vertellen Mijnheer will u zoo goed zijn mede te deelen, wat mijnheer Mazaroff u toevertrouwd heeft. gen, terwijl daarover besprekingen gaande zijn te Alkmaar, Haarlem, Leiden, Delft, Dordrecht, Arnhem, Deventer en Zutphen. Indien de voorgestelde wettelijke voorzie ning tot stand komt, zal dus reeds spoedig in zeer veel gevallen aan de moeilijkheden, die in de middelgroote bakkerijen bestaan, kunnen worden tegemoet gekomen, terwijl het min of meer in de hand van het be drijf zelf wordt gelegd om door onderling overleg ook elders eenzelfde resultaat te bereiken. UIT ARRESTANTENLOKAAL ONTSNAPT. Op klaarlichten dag. Te 's Gravenhage is, zoo meldt het Hbld., een Maasdijker, die voor diefstal in het arrestantenlokaal daar ter plaatse was in gesloten. ontsnapt De arrestant was omstreeks half twee opgesloten en was het eerste uur zeer rustig. Het arrestantenlokaal is ingedeeld in een oud politiepost je waarvan alle wan den van hout zijn opgetrokken. Voor den Maasdijker wa6 het dan ook slechts een klein kunstje, om via het houten dak, dat gemakkelijk te vernielen wos, naar bui ten te klauteren. Toen een dienstdoende agent tegen vier uur naar den arrestant kwam kijken, con stateerde hij tot zijn schrik, dat de vogel gevlogen was. Onmiddellijk heeft men de omgeving afgezocht, doch tot dusver zon der resultaat. PSYCHIATRISCH ONDERZOEK. De deskundigen prot. E. D. Wiersma te Groningen en Dr. P B. Westerhuis te T.eeuwarden zullen in opdracht van de Rechtbank te Leeuwarden een onderzoek instellen naar de geestvermogens van ds. A op Ameland. Ik deed het geheele verhaal. Met nadruk wees ik op Mazaroffs verklaring, dat hij zijn identiteit gerechtelijk kon bewijzen en op de vrijmoedige wijze waarop hij alles mededeelde. Op het gezicht van mevrouw Elphinstone was duidelijk te lezen, dat zij niets van mijn verhaal geloofde Het is absurd! verklaarde zij. De man was misschien een avonturier, die iets af wist van Merchison's leven en daaruit munt dacht te slaan. Ik keek naar Crole en Crole naar me vrouw Elphinstone. Mevrouw, zeide hij rustig. Als u mij veroorlooft precies te zeggen wat ik denk, dan verklaar ik dat uw vermoeden onzin nig is! Mijnheer Mazaroff of wel mijnheer Merchison was geen avonturier, doch èen zeer vermogend man. En ik wensch nog iets onder uw aandacht te brengen. Indien de overledene Andrew Merchison was. met wien u twee of drie en twintig jaren gele den trouwde, dan is uw tweede huwelijk met mijnheer Elphinstone onwettig. U is natuurlijk gevrijwaard van vervolging we gens dit tweede huwelijk door de omstan digheid dat, toen het werd gesloten, u in vele jaren niets van mijnheer Merchison had vernomen en mocht worden aangeno men, dat hij overleden was. Daar hij echter toen nog in leven was, is u voor de wet nog steeds mevrouw Merchison en Waar wilt u heen? vroeg mevrouw Elphinstone. Ik AVordt vervolgd),

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 5