DE TOLUNIE VOOR HET HOF
AH EDSFOOHTS CE DAGBLAD
Woensdag 22 Juli 1931
.DE EEMLANDEft"
30e /aarrang No 19
HET EERSTE PLEIDOOI
Het begrip onafhankelijkheid
EEN ARBEIDERS VREDES
WACHT
WILLEM GROENHUIZEN
JUWELIER
ARBEIDSWET BAKKERIJEN
Wensch ven werkgevers
en werknemers
)£ölauw£'%
{Diamanten
Volgens prof. Bruns is de vtaag van
den Volkenbondsraad een vraag
van het recht.
's-Gravenhage, 20 Juli. 's Middags
4 uur is de behandeling van de zaak voort
gezet.
Ook thans was de belangstelling uit de
kringen van het corps diplomatique groot
Do president gaf dadelijk na de opening
het woord aan den agent der Üuitsche Re
gcering prof. dr. V. Bruns.
Prof. Bruns, ving zijn pleidooi aan
met de vraag voor te lezen, welke door den
Volkenbondsraad aan het Hof was voorge
legd ter beantwoording.
Hij wees er vervolgens op, dat de bedoel
de vraag een rechtsvraag is. Wij moeten
het vraagstuk niet bezien uit een econo
misch of politiek oogpunt. Het gaat hier
uitsluitend om een vraag van het recht
Spreker gelooft, dat hij te dezen opzichte in
volmaakte overeenstemming is met de me
morie van de Fransche Regeering.
Wij hebben de Tolunie niet te bezien uit
een ander oogpunt, dan als een zuivere
rechtsvraag. Spreker verwees naar het me
morandum door de Duitsche Regeering
overgelegd. Hij zou zich in zijn pleidooi tot
de essentieele punten beperken.
Komende tot de kwestie zelve, zette prof.
Bruns allereerst de beteekenis uiteen der
verplichting van Oostenrijk om geen af
breuk te doen aan haar onafhankelijkheid,
volgens de bepalingen van art. 88 van het
verdrag van St. Germain en het protocol
van Genève van October 1922.
Uitvoerig ging pleiter vervolgens in op 't
onderscheid dat in de interpretatie van
„onafhankelijkheid" door verschillende lan
den gemaakt is. Hij wees er op, dat wan
neer de stelling der Tsjecho Slowaaksche
Regeering juist was, Ie onderteekenaren
van het protocol overeengekomen zouden
zijn alleen de politieke onafhankelijkheii
te eerbiedigen en niet de economische.
Pleiter vraagt of het protocol van Genève
een uitbreiding aan de beteekenis van het
woord onafhankelijkheid, volgens art. 88
van het verdrag van St. Germain bevat. Hij
beantwoordt deze vraag ontkennend.
Dë tweede alinea verandert niet aan
de verplichting aan Oostenrijk vermeld in
de eerste alinea. Het bevestigt de vrijheid
van Oostenrijk en bevat geen enkele nieu
we verplichting.
De Fransche memorie maakt geen onder
scheid tusschen de beteekenis van het be
grip onafhankelijkheid, waarvan het ver
drag van St. Germain en waarvan het pro
tocol van Genève melding maakt. In dit
opzicht is de Fransche regeering het dus
eens met de Duitsche en de Oostenrijksche
regeeringen. De opvatting van de Italiaan-
6che en Tsjecho-Slowaaksche regeeringen,
die een onderscheid maken, is onhoudbaar.
De verplichtingen van Oostenrijk zijn door
do tweede alinea van het protocol niet ver
zwaard, zooals de Tsjecho-Slowaaksche me
morie meent. De onderteekenaars van een
verdrag zijn trouwens gebonden aan de
door hen geteekende bepalingen, die slechts
geïnterpreteerd kunnen worden langs ob
jectieven weg. Niet de beweerde bedoelin
gen van de onderteekenaars, maar de tekst
van het verdrag is daarbij beslissend. De
auteurs van het protocol hebben trouwens
denzelfden term van onafhankelijk
heid gebruikt, die in het verdrag van St.
Germain voorkomt en een vaststaande
technische beteekenis heeft.
De interpretatie van de term onafhanke
lijkheid, door de memorie vun Tsjecho-
Slowakije gegeven aan het tweede gedeel
te van alinea 2 an het protocol van Geriè-
vo is niet gegrond in het recht. Zij is ook
niet gegrond in de werkelijkheid.
Indien de mogendheden een andere be
doeling hadden gehad zouden zij zeker een
exacte uitdrukking er voor hebben kunnen
vinden. Pleiter kan niet aannemen, dat de
auteurs van het Protocol d« juridische
waarde van de gebezigde termen niet vol
ledig gekend hebben.
Uitvoerig ging pleiter vervolgens In op de
vraag: Wat beteekent de term „onafhan
kelijkheid", waarbij hij de drie verschillen
de opvattingen vari deze term. welke in de
vijf meipories voorkomen, naging. Vooits
ging hij in op de beschouwingen in de
^ransche memorie betreffende de erkennine
van een nieuwen staat en betoogde hij, dat
zoodanige erkenning wel rechtspersoonlijk
heid aan dien staat geeft, maar overigens
geen poljtieke en economische werkelijk
heden kan scheppen. Zijns inziens is dan
ook zulk een erkenning geen politieke maar
juridische daad Ongetwijfeld vooronderstelt
de erkenning in rechte oen onafhankelijk
heid in feite, maar een absolute onafhan
kelijkheid, niet slechts rechtens maar ook
feitelijk, kan nooit een onmisbare voor
waarde vormen voor de erkenning van een
nieuwen Staat. Immers dan zou zulk een
«laat, indien de minste economische Dre*-
sie daarop werd uitgeoefend, op eerbied!
ging van de hem bij de erkenning verleen
de onafhankelijkheid.
Hetzelfde geldt voor een verdrag, waarop
de onafhankelijkheid gewaarborgd wordu
Zoodanige waarborg kan een Staat nooit
uitsluiten van deelneming aan de inter
nationale gemeenschap en van alle zelfstan
dige actie op politiek of economisch gebied
Ware de Fransche opvatting juist, volgens
welke Oostenrijk uit hoofde van de Ver
dragsbepalingen zonder toestemming van
den Volkenbond nimmer een Tolunie zou
mogen vormen, dan zou het verdrag van
Saint Germain niet de onafhankelijkheid
van Oostenrijk hebben geproclameerd, maar
de meest volmaakte afhankelijkheid van
dat land hebben geschapen.
Pleiter verzocht hier zijn rede te mogen
afbreken om hem morgen voort te zetten.
De zitting wordt daarop verdaagd tot
Dinsdagochtend half elf.
In den loop van zijn pleidooi voor het
permanente hof van internationale justitie
zette prof. Bruns ;n den breede uiteen, dat
het verlies van onafhankelijkheid kan be
staan in geheele of gedeeltelijke vervreem
ding van het gnpndgbïed van den staat.
Pleiter kan toegeven, dat het verdrag van
Saint Germain en het protocol van Genève
dit wilden tegengaan Hst is echter hier de
vraag, of door het voorgestelde regime in
te 6tellen Oostenrijk souvereine rechten
prijs geeft. Wanneer een 6taat op zich
naemt iets te doen, of niet te doen, dan
aanvaardt hij een beperking in de uitoefe
ning van zijn souvereine rechten, maar
geeft hij deze rechten zelf niet prijs.
Om één uur onderbrak pleitar zijn plei
dooi en werd de zitting geschorst tot heden
middag 4 uur.
tot de zaken der Protestèntsche kerken in
Ned. Oost- en W.-Indië (van deze commissie
was de overledene vice-president); mr. H
Schokking, uit Den Maag, ds. Van Herwer
den, Ned. Herv. predikant te Groningen, jhr
dr. Martens van Sevenhoven, Ned. Herv
predikant te Utrecht, de oud-secretaris dei
gemeente Brummen, de heer Mees, een ver
tegenwoordiger van de Gezondheidscommis
sie, zetelende te Doesburg (van dit college
was de overledene voorzitter) en het be
stuur van de afd Brummen der Geldcrsch-
Overijselschc Mij. van Landbouw.
Met den stoet kwamen mee ds. Van Rims-
horst, Ned. Herv predikant t( Nijmegen,
vroeger te Brummen en ds. Midde, Ned.
Herv. predikant te Brummen Op uitdruk
kelijk verlangen van de fanvüe werd aan
het graf niet gesproken Ds. Van Ramshorst
las een gedeelte uit den Bijbel en eindigde
met het geliefde vers van den overledene:
Jezus, Uw verzoenend sterven is het rust
punt van mijn hart.
Een zwager van den overledene, jhr mr
Von Weilcr uit Den Haag, dankte voor de
betoonde belangstelling.
BEGRAFENIS P. DE WIJS.
Oud-burgemeester van Brummen.
Op de algemeene begraafplaats te Voorst
is het stoffelijk overschot ter aarde besteld
van den heer P. de Wijs, oud-burgemeester
van Brummen. Onder de talrijke aanwezi
gen waren B. en W der gemeente Brum
men, de gemeeste-secrefaris, de burgemees
ter van Den Haag, jhr. mr. dr Bosch Ridder
van Rosenthal, vroeger burgemeester van
Brummen, jhr. Van Citters, oud-Commis
saris der Koningin in Gelderland: de bur
gemeester van Rheden, de heer Zimmerman,
de burgemeester van Oldenbroek, baron
Van Sytsema, jhr. Snoeck, kapitein der
maréchaussee, de secretaris der commissie
Te Amsterdam opgelicht
Amsterdam, 21 Juli. Opgericht is te
Amsterdam de Nederlandsche Arbeiders
Vredeswacht.
Art. 2 der Stauten luidt:
Het doel bestaat uit
le. Nauwe samenwerking met verwante
organisaties in andere Europeesche landen
tot vorming van de kern van een internatio
naai Europeesch Volkenbondsleger.
2e. Het beschermen en bewaken van ver
gaderingen, demonstraties, eigendommen,
enz. der moderne arbeidersbeweging tegen
aanvallen van kwaadwilligen.
3e. Het bestudeeren van alle vraagstuk
ken die betrekking hebben op de organisa
tie van den Europeeschen vrede.
4e. De opvoeding harer leden tot inter
nationaal voelen, denken en handelen.
Art. 3 van de grondslagen zegt o.m.- D-
vredeSwacht stelt zich op het standpunt der
moderne arbeidersbeweging, zooals dit is
belichaamd in S. A. I. en I. V. V. en laat
zich in haar gedragslijn leiden door het be
lang der Europeesche moderne arbeiders
beweging. Zij voelt zich verbonden met de
arbeidersklasse in de geheele wereld.
De organisatie geeft een wekelijksch or
gaan uit, onder den titel „Kameraad
schap."
De Oefeningen zijn reeds begonnen.
Het bestuur bestaat uit E. Smedes. voor
zitter; W. Mulder, secretaris; J Ileeres, 2e
secretaris; G. Bosje, A. H. D. Rijlaarsdaam
penningmeester en administrateur van het
orgaan.
HARTVERLAMMING IN EEN TREIN.
Amsterdam, 21 Juli. In een uit Gro
ningen komenden sneltrein, welke heden
avond te 8.12 uur aan het Centraal Station
alhier, arriveerde is op een der toiletten
een naar schatting 50-jarige heer dood aan
getroffen. Vermoed wordt, dat hij aan hart
verlamming is overleden. De politie heeft
het lijk naar het Binnengasthuis overge
bracht.
BRUBNTJE BEER
als hanger en broche 60 ct.
Gevestigd 1385 Langestraat 43
Tel. 852.
Vervroeging van den werktijd, door
den minister in een wetsontwerp
aanhangig gemaakt.
'sGra venhige, 21 Juli. De M1nist-r
van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft
bij den Hoogën Raad van Arbeid aanhan
gig gemaakt het hierbij gaande vooront
werp van wet tot wijziging van de bepa
lingen der Arbeidswet 1919 betreffende den
arbeid in broodbakkerijen
Aan een commissie uit den Raad zal
worden opgedragen omtrent dit vooront
werp pracadvies uit te brengen.
In de memorie van toelichting gaat Je
minister na de voornaamste inhoud van de
Arbeidswet 1919 voor het broodbakkerijbe-
drijf, met de fouten daaraan klevende
Voorts wordt gewezen op de wijzigingen
van 192? in de z.g. bakkerij-paragraaf, wel
ke voor het platteland een bevredigenden
toestand gaf, doch voor de middelgroole
stadsbakkerijen. met minder dan zes ge
zeilen, moeilijkheden opleverde, daar zij
eerst om zes uur mogen aanvangen en
niet voor voorarbeid in aanmerking ko
men.
Wijziging van het aanvangsuur kwam
opnieuw ernstig aan de orde, toen in No
vember 1929 in het bakkersbedrijf een col
lectieve arbeidsovereenkomst tot stand
kwam tusschen de voornaamste organisa
ties van werkgevers en werknemers.
De voorstellen, die den minister aan
vankelijk van de zijde der bij die overeen
komst ingestelde Centrale Bedrijfscommis-
sie bereikten, teneinde de bestaande moei
lijkheden te ondervangen, konden niet zijn
goedkeuring wegdragen, deels omdat zij
aan bestaande wettelijke voorschriften een
toepassing van te verre strekking wilden
geven, deels omdat de uitvoering der
voorgestelde maatregelen te veel arbeid
van de arbeidsinspectie zou vorderen, deels
omdat daarbij een niet gerechtvaardigd on
derscheid werd gemaakt tusschen georga
niseerde en ongeorganiseerde werkgevers.
Wel heeft hij zich bereid verklaard door
het bevorderen van een wijziging der Ar
beidswet aan de uit het bedrijf zelf naar
voren gekomen wenschen in dier voege
tegemoet te komen, dat op verzoek van
vakvereenigingen van werkgevers en arbei
ders in het broodbakkersbedrijf het tijd
stip van aanvang van den bakkersarbeid
in bepaalde gemeenten of gedeelten van
gemeenten, waar normaal eerst te 6 uur
v.m. met dien arbeid mag worden begon
nen, voor allo broodbakkerijen met één
uur vervroegd kan worden. Hiermede heeft
de Centrale Bedrijfscommissie zich in
hoofdzaak vereenigd.
De in artikel II van het wetsontwerp
vervatte regeling heeft ten doel de Arbeids
wet in dien zin te wijzigen. Daarbij is zoo
veel mogelijk aansluiting gezocht aan de
redactie van artikel 28, zevende lid. Echter
bestaat dit verschil, dat een vergunning
krachlens het nieuwe artikel 39 zal gelden
voor een gemeente of een gedeelte eener
gemeente en niet voor een onderneming of
groep van ondernemingen Zoowel georga
niseerde als niet-georganiseerde werkge
vers zullen er dus gebruik van kunnen
maken Met het oog op de plaatselijke con
currentie in dit bedrijf zou anders een
niet te motivecren ongelijke behandeling
worden geschapen.
Het ligt in de bedoeling van de vakver
eenigingen van werkgevers en van arbei
ders de vergunning aan te vragen voor
gemeenten, waar een collectieve arbeids
overeenkomst gesloten is. Op dit oogen-
blik is deze reeds van kracht te Amster
dam, Rotterdam, sGravenhage, Utrecht,
Zaandam, Hilversum, Leeuwarden, Gronin
gen, Zwolle, Almelo, Enschedé en Vlissin-
Indien men hetgeen men doen moet, vroo-
Ujk en opgewekt doet, dan leeft men geluk
kig en tevreden.
IT. FRITSCH.
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
van J. S. FLETSCHER door
Jhr. C .A. L. v. d. W.
12
Mevrouw Elphlnstone wees naar de stoe
len bij haar schrijftafel.
Wilt u plaats nemen? zeide hij. U zegt,
dat u mij eenige vragen wenscht te doen?
Ik kau niet begrijpen waarover. Ik weet
r»iet6 van dien armen man af.
U zag, meen ik, mijn cliënt toen hij en
mijnbeer Holt bij de herberg stonden, toen
u met uw dochter voorbijkwam.
Ja. dat deed ik, een groote man met
een baard, nietwaar. Ik nam hem terloops
even op.
Herkende u hem niet, mevrouw? vroeg
Crole met een scherpen blik in zijn oogen.
Mevrouw Elphinetono keek hem hoogst
*Tb83£d aaD.
Hem herkennen? vroeg zij uit de hoog
te. Wat bedoelt u?
Ik had gehoopt, dat Crole langzaam aan
luet zijn onthulling zou komen. Hij echter
wa6 van een andere meening.
Wat ik bedoel is dit, mevrouw, ant
woordde hij kortaf. De man die u zag was.
hoewel hij zich thans Salim Mazaroff
noemt Andrew Merchison, met wien u eeni-
ge jaren geleden trouwde. Dat is feit, me
vrouw'
Ik verwachtte hierna iets dramatisch. Er
gebeurde echter niets bizonders. Sheila
keek met open mond van Crole naar haar
moede Zooals mevrouw Elphinstonc daar
«n de volle waardigheid voor haar 6chrijf
tafel zat, leek zij uit steen gehouwen, wam
geen 6pier van haar gelaat vertrok. Zij keek
Crole aan met een uitdrukking in haar
oogen, die vroeg of hij een brutale leugc
naar, dan wel een waanzinnige was. Plot
seling kwam een lachende trek om haar fij
ne lippen en 6tond zij van haar 6tocl op
Volgt u mij, als het u blieft, zeide zij
Wij volgden haar in stilte Crole voor
op, daarna Sheila en ik. Met scheen wel of
Sheila iets tot mij wilde zeggen, ik draaide
echter het hoofd om.
Zij bracht ons door de vestibule naar bui
ten en naar een poort in den muur, die den
tuin omgaf, en vervolgens naar het kerk
hof. Zonder rechts of links te kijken ging
zij ons voor, de kerk binnen. Bij bet koor
stond zij even stil, wees naar boven en
zeide: Ziet hier.
Wij keken Daar in den muur was een
eenvoudige granieten steen aangebracht,
waarop in gouden letters eenigo woorden
waren gebeiteld.
Ter Nagedachtenis van
ANDREW MERCHISON
Eertijds wonende in deze Gemeente.
Verdronken in Mombasa Bay, 17 Oct. 1899
Ik keek Crole aan. Zijn gelaat was on
doorgrondelijk. Hij keek naar de gedenk
plaat, las het opschrift en knikte mevrouw
Elphinstone toe.
Laat ons naar huis gaan, zeide zij.
Zij ging ons weer voor. Ik verkeerde in
twijfel. Had Mazaroff mij de waarheid ge
zegd? Gaf hij zich uit voor Andrew Mer
chison. Wat had dat alles te beduiden. Had
het iets met den moord te doen?
Mevrouw Elphinstone bracht ons daarna
in een kleine kamer, waarin zich weinig
anders bevond dan een ouderwetsche lesse
naar, een boekenkast en een tafeltje, waar
op een oude hutkoffer stond.
Kijk eens, zeide zij. Ik doe meer dan
iemand van mij kan eischen en ik doe dat
alleen om voor eens en voor altijd de be
lachelijke veronderstelling de wereld uit te
helpen, die u opperde toen u hier kwam
Luister eens liet is volkomen juist, dat
ik trouwde met Andrew Merchison, toen
wij beiden jong en onervaren waren. Wij
konden het samen niet vinden. Ilij zorgde
financieel goed voor mij; ik weet niet wan
neer en waarheen hij ging: hij liet mij al
leen weten dat hij op reis ging. Acht maan
den later werd ons rkind geboren. Wij de
den ons best om te ontdekken waar hij
was, om'hem dat te laten weten, doch zon
der resultaat. Ik hoorde niets meer van
hem tot in het voorjaar van 1900. toen Ik
een brief kreeg van een kapitein van een
stoomboot, varende tusschen Bombay en
Durban. Ik zal u dien brief laten lezen.
CEfi
ZOMER.
O, zomertje wat hebben we
In vredesnaam gedaan,
Dat ge ons zoo geniepig in
Onz' winterjas laat staan!
Haast alle dagen regen en
Een lage temp'ratuur
't Is haast of was 't Novembe?
Zoo ellendig koud en guur.
De IJsco-man z'n waren, ze
Bevriezen in z'n kar
Malaise Is 't ook in natuur
't Wordt werk'lijk al te bar.
De zomerzonneschijn blijft weg
We koopen anthraciet
Want zonder kachel is het mis
Het gaat eenvoudig niet!
We drinken knus een warme gro
Als het maar even kan.
De zomer maakt in zomertijd
Weer fijn „de-kachel-én!
Terrassen zitten ijskoud leeg.
Geen mensch waagt zich nu daar.
We kruipen samen in ons huis
En warmen daar elkaar!
Al hebben we ook zomertijd
De zomer Is or niet.
En 't weerbericht luidt: regen, in
Het allernaast verschietl
O, zomer kom toch met uw zon
En schenk ons, 't al ten spijt
Een warmen zomerzonneschijn
In dezen zomertijd.
Blijf alsjeblieft niet langer weg.
Het menschdom snakt er naar
We werden tot op heden niets
Van al uw moois gewaar!
Want blijft ge, zomer, ook nog weg
Raakt elk in zak en asch
En zegt men moedeloos: Voilal
Ik schei er uit! Ik pas!"
GROEGROE.
(Alle rechten voorbehouden).
Zij opende de hutkoffer en haalde daar
uit een brief. Zij gaf die aan Crole.
U en mijnheer Holt mogen samen dien
brief lezen, zeide zij.
Het was een brief van James Sinclair,
kapitein van het stoomschip „General Cli-
ve". Hij schreef, dat hij op zijn laatste reis
van Bombay vandaar een passagier had
medegenomen bestemd voor Durban, zich
noemende Andrew Merchison Op deze reis
werd 18 October Mombasa aangedaan en
daar verdween de heer Merchison. Hij was
het laatst gezien 's avonds laat, terwijl hij
achteruit op de reeling zijn pijp zat te roo-
ken. Het oordeel van den kapitein was. dat
de heer Merchison een aanval van duize
ligheid had gekregen en overboord was ge
vallen. Hij voegde er bij, dat er te Mombasa
zeer vele haaien zijn. Daar zijn lijk niet
werd gevonden werden de eigendommen
van mijnheer Merchison nagezien en werd
het adres van mevrouw Merchison gevon
den in een dagboek. Daarom schreef hij
aan haar en zond tegelijkertijd den koffer
met inhoud. Hij wees er in het bijzonder
op, dat zich in een vakje van dien koffer
een aanzienlijke som gelds bevond.
De notaris gaf den brief terug aan me
vrouw Elphinstone.
Deze koffer met inhoud zijn geheel in
tact gebleven sinds ik haar ontving, zeide
zij. En nu wilt u mij komen vertellen, dat
deze vreemdeling, die zich Mazaroff noemt,
in werkelijkheid Andrew Merchison is! Dat
is onzin!
Daarin Is niets onzinnigs, mevrouw,
antwoordde Crole eenigszins scherp. Dat
zult u met mij eens zijn, als u hoort wat
mijnheer Holt u zal vertellen Mijnheer
will u zoo goed zijn mede te deelen, wat
mijnheer Mazaroff u toevertrouwd heeft.
gen, terwijl daarover besprekingen gaande
zijn te Alkmaar, Haarlem, Leiden, Delft,
Dordrecht, Arnhem, Deventer en Zutphen.
Indien de voorgestelde wettelijke voorzie
ning tot stand komt, zal dus reeds spoedig
in zeer veel gevallen aan de moeilijkheden,
die in de middelgroote bakkerijen bestaan,
kunnen worden tegemoet gekomen, terwijl
het min of meer in de hand van het be
drijf zelf wordt gelegd om door onderling
overleg ook elders eenzelfde resultaat te
bereiken.
UIT ARRESTANTENLOKAAL
ONTSNAPT.
Op klaarlichten dag.
Te 's Gravenhage is, zoo meldt het Hbld.,
een Maasdijker, die voor diefstal in het
arrestantenlokaal daar ter plaatse was in
gesloten. ontsnapt
De arrestant was omstreeks half twee
opgesloten en was het eerste uur zeer
rustig. Het arrestantenlokaal is ingedeeld
in een oud politiepost je waarvan alle wan
den van hout zijn opgetrokken. Voor den
Maasdijker wa6 het dan ook slechts een
klein kunstje, om via het houten dak, dat
gemakkelijk te vernielen wos, naar bui
ten te klauteren.
Toen een dienstdoende agent tegen vier
uur naar den arrestant kwam kijken, con
stateerde hij tot zijn schrik, dat de vogel
gevlogen was. Onmiddellijk heeft men de
omgeving afgezocht, doch tot dusver zon
der resultaat.
PSYCHIATRISCH ONDERZOEK.
De deskundigen prot. E. D. Wiersma te
Groningen en Dr. P B. Westerhuis te
T.eeuwarden zullen in opdracht van de
Rechtbank te Leeuwarden een onderzoek
instellen naar de geestvermogens van ds. A
op Ameland.
Ik deed het geheele verhaal. Met nadruk
wees ik op Mazaroffs verklaring, dat hij
zijn identiteit gerechtelijk kon bewijzen en
op de vrijmoedige wijze waarop hij alles
mededeelde. Op het gezicht van mevrouw
Elphinstone was duidelijk te lezen, dat zij
niets van mijn verhaal geloofde
Het is absurd! verklaarde zij. De man
was misschien een avonturier, die iets af
wist van Merchison's leven en daaruit
munt dacht te slaan.
Ik keek naar Crole en Crole naar me
vrouw Elphinstone.
Mevrouw, zeide hij rustig. Als u mij
veroorlooft precies te zeggen wat ik denk,
dan verklaar ik dat uw vermoeden onzin
nig is! Mijnheer Mazaroff of wel mijnheer
Merchison was geen avonturier, doch èen
zeer vermogend man. En ik wensch nog
iets onder uw aandacht te brengen. Indien
de overledene Andrew Merchison was. met
wien u twee of drie en twintig jaren gele
den trouwde, dan is uw tweede huwelijk
met mijnheer Elphinstone onwettig. U is
natuurlijk gevrijwaard van vervolging we
gens dit tweede huwelijk door de omstan
digheid dat, toen het werd gesloten, u in
vele jaren niets van mijnheer Merchison
had vernomen en mocht worden aangeno
men, dat hij overleden was. Daar hij echter
toen nog in leven was, is u voor de wet
nog steeds mevrouw Merchison en
Waar wilt u heen? vroeg mevrouw
Elphinstone. Ik
AVordt vervolgd),