Raadselhoekje
Oplossingen der raadsels
uit 't vorige ummer.
Voor grooteren.
Voor kleineren.
Om op te tossen.
Voor grooteren.
KLEUR-EN KNIPPLAAT
IN DEN REGEN
Voor kleineren.
van
MET GELIJKE MUNT BETAALD
VOORJAAR IN DE
AALSCHOLVERSKOLONIE 1)
tusschen zijn vingers fijn te wrijven. Dit ge
lukte hem echter niet. Boos over zijn on
macht in dit geval, greep hij een ijzeren
hout, die tegen den muur stond, op en sloeg
daarmee woest op de neergevallen korrels,
die echter hard als steentjes bleven. Toen
rukte hij in zijn blinde woede handen vol
halmen uit, opende driftig de aren, maar
de korrels, die neerkletterden, waren als
versteend I
„Ben ik misschien gek geworden van ge
luk over mijn prachtigen oogst?" vroeg hij
zich weer af.
Doch d££r herinnerde hij zich plotseling
het meisje, dat eens, moe en hongerig, hem
om een stuk brood had gesmeekt, en dat hij
toen met steenen had verjaagd. En hij
meende weer te hooren de spottende woor
den, die hij zelf haar had toegeroepen: „Je
vraagt toch om brood? Stil daarom met
deze steenen je honger! 't Is het brood, dat
i k aan bedelaars geef!" Ja, hij hoorde weer
zijn eigen stem, dio deze woorden sprak.
Maar hij hoorde daarna een andere stem,
die steeds hem toeriep: „Ja, het is de straf
voor je liefdeloosheid, dat je steenen hebt
geoogst, jij hardvochtig mensch! Armoede
zul je lijden, omdat je spotte met een arme
en haar, die om brood vroeg, steenen toe
wierp!"
Deze stem was Fedor's eigen geweten, dat
steeds luider tot hem sprak. Doch de man,
dit niet begrijpend, werd nóg boozer. Hij
schopte en trapte en sloeg met den ijzeren
bout zóó geweldig tegen de halmen, dat
alle aren, aan dien kant, plotseling open
barstten. Toen daalde er een regen van
kleine, scherpe steenen op hem neer met
zulk een felle kracht, dat hij onder den
steen-regen werd bedolven!
„Zoo eindigde de wreede, gierige Fedor
Fedorowitch zijn leven!" zegt de sage.
TANTE JOH.
(Nadruk verboden).
1. Barometer. Rome, beer, boter, aroma.
2. S Schildpad.
ach
a o h i p
t u I v e r
Schlldpnd
v e 1 d a 1 a
appel
1 m
«I
3- Taks, tak.
4. Tar, (rat) bot; tarbot.
1. Tante geeft onderwijs.
2. Vin, vink.
3. Heeft Om Jisp in Azië of Afrika on
derzoekingen gedaan?
(Spinazie).
In een lange rij stonden de kinderen
opgesteld. (rijst).
We gingen met meneer RaaBE Schuitje
varen. (bes en beschuit).
Die ondeugende jongen zat bij den
haard bEIde poesjes te plagen.
(aardbei en ei).
4. koe boe,
paard staart,
hond grond,
goed moet.
1. Trapraadsel
Horizontaal en verticaal moeten dezelfde
namen ingevuld worden.
1
2
O
3
3
4
4
5
5
een ander woord voor spil.
een groente.
een- meisjesnaam.
een vrouwelijke zangstem.
een verkorte meisjesnaam.
2. Mijn eerste is een persoonlijk voornaam
woord, mijn tweede een poel of plas.
mijn derde een hemellichaam en mijn
geheel kan men in menig gebouw en
menig huis vinden.
3- Begraven rivieren in ons land.
Het heele gezelschap stond in. de grot
te wachten op haar.
Ik kwam vanmiddag die zeven boeken
bekijken, maar u was helaas uit.
Waarom sloeg je mijn raad ongcloovig
in den wind? (2)
Oom Hans, walmt het petroleumstel in
de keuken?-
Zeven kleine eendjes
Liepen in de wei.
Zeven kleine eendjes
Waren o, zoo blij!
Want ze mochten samen
Zonder Moes op pad.
Plots'ling viel de regen.
Allen werden nat!
Veel kon 't hun niet schelen:
'n Eendje is niet bang
Voor het frissche water.
Wist je 't al niet lang?
Maar ze hadden gist'ren
Zoo iets leuks gezien:
Hoe twee kind'ren schuilden
Onder 'n boom. Misschien
Wilden zij hen nadoen...
'n Bloempot lag juist &laar!
En twee kleine eendjes
Kropen 'rin, zoowaar!
D' and'ren bleven buiten
Lachten 't tweetal uit:
Kwak-kwak-kwak!
Kwak-kwaak- kwak!
Snaterden ze luid.
En zet jullie d' eendjes
Nu eens netjes op.
Allen keurig recht, hoor!
En niet op hun kop!
(Nadruk verboden).
4. Plaats in deze 16 vakjes
2 A 4 11 1 D 2 K 4 L 2 V
zóó, dat je van links naar rechts en
van boven naar beneden leest:
lo een roofvogél.
2o een stand.
3o eeh ui troep.
4o een grondsoort.
1. Een vlindertje, dat zoet ruikt.
Want eig'lijk is 't een bloem.
Gezocht door nijv're bijtjes.
Hoor eens, wat een gezoem!
2. Maak spreekwoorden van:
.e. o.g v n d.n m..s-
t.r m..kth.tp..r. v.t
ee r.z.nz.n.e. fl..r.en.
ie e v r c s w rd n
n t v.t.
3. Met o een viervoetig dier, met e een
lichaamsdeel van een dier, met a een
voorwerp en met eu een boom.
L Ik ben een kleine vogel,
'k Roep steeds mijn eigen naam.
.Te ziet mij echter zelden;
Nooit pik ik tegen 't raam!
(Nadruk verboden).
Beste Nichten en Neven,
Ik ben van de week weer in Amersfoort
aangekomen na een schitterende reis te
hebben gemaakt naar Weenen en vele toch
ten in de omgeving van deze wereldstad te
hebben gemaakt. Het is mij deze week
echter nog niet mogelijk geweest een reis
verhaal voor jullio te schrijven, doch ik
betloof jullie, dat ik dit nog wel zal doen.
Ik ben echter bij het vinden van jullie
briefjes wèl eenigszins geschrokken; er
waren er zoo schrikbarend weinig! Of heb
ben jullio met de warmte ook maar vacan-
tie gehouden net als ik? Ik hoop, dat hier
in alleen de reden is gelegen en dat jullie
na de vacantie weer allen even trouw zult
meedoen als vóór den overgang.
Ook het aantal opstellen, dat Woensdag
in mijn bezit was, is me tegengevallen.
Maandagmorgen hoop ik nog heel wat
mooie verhaaftes van ullie in do bus te
vinden! Het gevolg van dat alles is, dat ik
een zeer korte correspondentie en ruil
handel heb, zoodat ik vlug klaar ben en
ook van- het mooie weer kan gaan genie
ten. In zooverre ben ik jullie dankbaar!
Ik ga dus nu maar beginnen met
DE CORRESPONDENTIE.
Mirolijntje Bedankt voor je gift.
Ja, het Is nu lijn om met vacantie te gaan;
ik heb gelukkig nog oen weekje to goed.
Moeders.Hulp Mijn dank voor je
bonnen, ik heb ook nog wat voor je. Waar
om zend je toch nooit de raadseloplosssin-
gen in? Het lijkt me het beste, dat je in de
vacantie nog maar eens goed oefent in het
rekenen.
Dwerg Je gaat dus een heel pretti-
gen tijd tegemoet. Het is maar te hopen,
dat hot dan nog goed weer js, wairt voor
een kamp moet je mooi weer hebben en
góón regen of onweer! Ik wensch je vast
veel plezier!
Rozenknop Gefeliciteerd met den
goeden uitslag van het examen. Ik heb
verleden week veel plezier gehad cn
schitterend weer!
Cupido Nou. maar voorloopig kun
je het wel met een oude fiets doen. Ik moet
je eerlijk vertellen, dat ik vroeger ook nooit
een 'nieuwe fiets heb gehad; ik moest het
altijd doen met een afdankjo van mijn
vader!
Grutto Bedankt voor je mooie an
sicht. Je hebt zeker^vel veel gezien in Rot
terdam hé? Vond je het er .niet wat erg
druk. of kun je daar wel tegen?
.Robijn, son Cj.u so.c Ook jij be
dankt voor je kaart je bent met het warme
weer zeker wei erg' bruin geworden. Hoe
staat het nu met je kamp-ervaring. Kan je
nu al je eigen potje koken?
Bruin oog Je hebt dus een paar
prettige uitstapjes voor do borst. Ja, je
hebt inderdaad dcii' naam van het circus
goed geschreven. Dit circus is echter veel
grooter dan dat waar jij verleden jaar ge
weest bént.
Eendje Hoekórnt het zoo, dat ik
zoo'n kort cn slordig briefje van je helj
gekregen? En dat nog wel in de vacantie!
Pas maar op, dat je de slordigheid niet
aanwent, want dan zul jc daar op school
nog wel eens last mee krijgen Waarom
heb je de raadsels niet opgelost?
Muisje Bedankt voor je mooie gilt;
ik heb alleen nog maar een paar Droste-
plaatjes voor je.
I.
De oplossingen,
(Werkhoven)
(Menilts)
ZWEMSCHOOL
Westbroek
Engeland
M a r i n u s
S 1 a p n
Cacao
Hond I
Ons
O s
L
IC
Windmolen met de woordenv mond,
wel cn linde.
De prijs is deze week ten deel gevallen aan
Dwerg, die hem Maandag aan ons
bureau kan komen afhalen.
Nieuwe raadsels.
X.
X X X X X X
X
X
X
X
X
Op de kruisjcslijnen komt de naam van
iets, waar jullio allen wel graag naar toe
wilt.
Op de le rij: het gevraagde «oord.
Op de 2e rij: een overzeeschc bezitting.
Op de 3e rij: een deel van een schip.
Op de 4e rij: een muzieknoot.
Op de 5e rij: een knolgewas.
Op de 6e rij: een medeklinker.
II.
Mijn geheel is een bekend gezegde, dat
uit 3 woorden bestaat en met 18 letters ge
schreven wordt.
13, 6, 4, 7, 17, is een meubelstuk.
1, 9, 3, 11 is iets om te stutten.
8, 10, 14, 15, 12, is iets wat men voor
het regoeren noodig heeft.
18, 2, 17, 5, 12 is een plaats in Zuid-
Holland.
1, 16, 13 is iets waarin men wat opbergt.
ONZE RUILHANDEL.
Mirolijntje kan een paar it.O.-bon-
nen krijgen.'
Moeders Hulp kan een v. Nello's
merk halen.
Dwerg kan oen paar Douwe Egberts
bonnon komen halen.
Muisje zond pao eenigo Vorkadc's bon
nen cn plaatjes, waarvoor zij' oen paar
Droste plaatjes kan krijgen.
Een onbekende zond me Vorkadc's bon
nen en plaatjes, roodbandplaatjcs, bonc-
vens een paar Stckeszpuntcn, waarvoor ik
deze(n) vricndelijkc(n) geefster hartelijk
dank zeg.
Alle bonnen en plaatjes kunnen Maan
dagmiddag n& 2 uur worden afgehaald.
OOM PIM.
En heer wilde uitgaan en bolde om zijn
schoenen. Zijn knecht bracht ze bom echter
ongepoetst.
„Waarom heb je mijn schoenen niet ge
poetst?" vroeg de heer.
„Omdat ik dacht, dat ze met dit regen
achtige weer toch dadelijk weer vuil wor
den," luidde het antwoord.
Even later kwam de knecht zijn mcestor
den sleutel der provisiekast vragen.
„Waarvoor heb je dien noodig?" vroeg de
heer.
„Ik wilde voor het middagmaal gaan zor
gen!" antwoordde de knecht.
Hierop antwoordde de heer met een fijn
lachje:
„Waarom zou je dat doen? Binnen een
paar uur hebben we immers toch weer hon
ger!"
(Nadruk verboden).
LIJS.
door MIES BLOMSMA.
Lijs was een van de oudste poppe-kinde-
ren van Annemietje. Eigenlijk was Lijs al
't kind geweest van Annemietjes moeder,
dat was natuurlijk wel raar, want nu waa
Lijs Annemietjes dochter cn tegelijk haar
zuster. Eigenlijk kon zo tegen Lijs ook wel
tante zeggen, dacht Annemietje wel cons,
want ze herinnerde zich nog den tijd dat
Lijs grooter was dan zijzelf. „Lange Lijs"
heette de pop toen. Haar kop was van steen
met. geel geschilderde korte krullen, groote
blaune oogen en roode lippen. De eerste
keer dat zo Lijs haar gezicht waschtc, was
Annemietje vrceselijk geschrokken, want' de
heele poppekop was wit geworden wèg
waren de oogen en de mond en de helder
gele krullen. Afgespoeld en weggewaisschen.
Annemietje had gehuild van narigheid cn
medelijden met dat arme witte poppege-
zicht. 't Was toch hkkr schuld ze had
het wel niet geweten, maar ze had hot dan
toch maar gedaan. Gelukkig was er een uit
stekende poppedokter in de stad waar An
nemietje woonde, daar hadden ze Lijs naar
toe gebracht en na een tijdje kwam ze terug
met nieuwe krullen, nieuwe bogen cn een
nieuwen mond met de boodschap erbij
dat ze gerust gcwasschen kon worden, zelfs
met zeep. Héél voorzichtig had Annemietj'e
het geprobeerd de poppedokter had ge
lijk, Lijsjes wangen bleven niet alleen rood,
zo begonnen zelfs te blinken. Het hoofd van
Lange Lij3 was voorgoed gezond.
Maar toen kreeg ze 't aan haar beencn.
Die waren van katoen, van blauw katoen
eigenlijk waren bet beenon met aange
groeide kousen. De zwarto laklaarsjes met
witte kwasten waren ook aangegroeid. Dat
was natuurlijk aan één kant wel jammer,
ma§r het had ook voordeelcn. De schoenen
en kousen waren tenminste nooit zoek, zoo
als die van de andere poppen, en do voetjes
hoefde je nooit to wasschen: Je wreef zo
op met oen wollen lap en dan glommen ze
weer als spiegels. Tóch kroeg Lijs het op
een kwaden dag aan haar beenen. Anne
mietje sleepte haar door do kamer on Lijs
liet een wit spoor achter. „Zaagsel", zei
Moeder.
„Bloed'', zei Annemietje, Arme Lijs. Ze
verdween spoorloos, er kwamen andere pop
pen cn Annemietje treurde al niet meer zoo
erg als in 't begin over 't verlies van die
arme poppe-tante-dochter, toen ze haar op
een wonderlijke manior terugvond.
Annemietjes grootouders waren pas ver
huisd en op de nieuwe zolder was oen ster
ke nieuwe schommel gemaakt voor de kin
deren. Annemietje schommelde zoo hoog zo
kon, viel toen van verbazing haast naar bo
neden. Wat was dat wat hing daar
hoog in een donkere hoek, aan een spijker
tusschen oude bloemenmanden cn andere
rommel aan een touw om haar middel
opgehangen, met bungelende armen en bee
nen Lijs! lieve goeie oude lange Lijs!
Annemietje reikte en rekte. Véél te hoog.
Als ze nu nog eens héél hoog schommelde
en met haar voeten Lijs van de haak wip
te? Ze zette zich flink af en na een paar
zwaaien raakte ze Lijs aan met de punt van
haar voet.. Nóg hooger het zou vast gaan.
Het ging! Lijs viel naar beneden on lag daar
badend in zaagsel. Triomfantelijk kwam
Annemietje beneden, Lijs in haar armen,
een breed wit 6poor liot ze achter. „Kijk
eens wat tk heb! Lange Lijs! En jullie had
den me verteld dat zo dood was".
Lijs mocht blijven. De zaag6elwonde werd
stevig verbonden cn toen werd er een broek
je gemaakt dat óók niet uit kon, net zoomin
als de kousen en schoenen. En Lijs werd
de grootmoeder van al Annemietjes poppen.
In „Ons Eigen Tijdschrift" uitg. van C. J.
v. Houten en Zn.
door
D. VAN SIJN.
Wij lezon in „De Wandelaar":
Donker en zwaar drijven de regenwolken
voort. Soms lijden ze hel wit, omkranst
door do voorjaarszon, dan zijn ze weer
grauw en zonder teekening. Maar een
windvlaag komt aanschieten, doet het wa
ter van do eendenkooi even rimpelen en
scheurt do wolken vanoon. Stralend breekt
de zon door. Vol contrast staan nu do al
tijd kaal blijvende ncstboomen cn overal
komt leven en bedrijvigheid.
In het smalle wilgenlaantje, dat naar
oen afgelegen hoek van de kooi leidt, laat
de winterkoning zijn trillers hooren en
schichtig sluipt do bunzing door de groe
nende twijgen. Een opgeschrikte wilde
eend vliegt luid kwakend van de reeds
zwaar bobroede eieren, die verscholen lig
gen tusschen het weelderig opschietende
gras. Dan, aan het eind van het laantje,
staan we voor aalscholversnesten. Een on
draaglijke geur van rottende "visoh hangt
tusschen de doode hoornen, die zooals laat
ste skeletten staan van het bosch, dat hier
eens was. Als machteloos strekt het half
vergane hout zich uit, want op iederen tak'
wordt door de aalscholvers met de nest
ruimte gewoekerd. In do hooger gelegen
nesten zitten de al bijna volwassen jongen,
hier waren dit jaar ook al begin Februari
eieren. In de lagere zien we meestal nog do
vuil lichtblauwe eieen; hier en daar zelfs
een nog niet voltallig broedsel. De aal
scholvers nestelen ook niet graag zoo laag
en beginnen er dus laat mee.
Over het water welft zich een omgeval
len boom, waarop zich een nest met pas
uitgekomen jongen bevindt. Het ligt laag en
is dus geknipt voor observatie. Luid liggen
de jonge vischetertes to schreewen. Zc
zijn leelijk met hun logge lijfjes. Af en toe
houden ze even op met piepen en hun on-*
dersnaveltje gaat trillend op en neer, zoo
als de ouden ook wel doen. als zo last van
de warmto hebben. Daar komt het wijfjo
aanvliegen, zwenkt oven boven hot nest
Iaat zich er dan op neervallen. De vleugels
kletteren tegen het dorre hout en het nest
zwiept op en neer. maar het blijft in elkaar
zitten. Liefkoozend strijkt de snavel langs
de kloine kopjes en vier bekjes worden vra
gend opengesperd Maar daar komt vader
aangewiekt. Heel hoog cirkelt hij boven de
eendenkooi en dan steeds lager en lager.
Wild spat hot water op, als hij er in on
derduikt De smalle kop met den haaksna-
vel komt al weer boven cn speurt in de
richting van het nest. Met een paar forsche
slagen staat hij druipond op den rand. Gre
tig steken de jongen hun kleine kopjes in
zijn geopenden snavel en slokken op wat
in den krop werd meegebracht. Voldaan
schuiven ze onder moeder, terwijl vader
zijn vleugels wijd uitspreidt om zo te laten
drogen, want aalscholvers hebben geen
vetknobbel om hun veeren vet te houdeq,
zooals dc eenden én zijn na iedere duikpar-
tij door en door nat.
Even willen we de jongen van dichtbij
bekijken. Met stormachtig gewéld klette
ren do vle.ugels der vluchtende vogels door
de hoornen en op een enkelo na zijn de nes
ten verlaten. Komen we te dicht bij een nest
met halfvolwassen jongen, dan gaan de
bekken nijdig open cn do Juist gevoederde
visch wordt met wildo bewegingen van
kóp en hals uitgebraakt. Boven ons doen
de ouden dapper mee en wo moeten uitkij
ken om niets op ons hoofd te krijgen. We
klimmen dus maar weer gauw over do
rietmat cn zoeken onze schuilplaats op. On
rustig drijven de verjaagde vogels op het
water rond, duiken en komen dan alleen
met den kop boven water op het nest toe-
zweramen. Spoedig zijn de boomen weer
dicht bevolkt. En het tevreden gakkend
geluid klinkt nu boven het gekrijsch der
jongen uit.
Nooit heerscht er ruzie in de kolonie, hoe
wel de nosten bijna tegen elkaar aanliggon.
Ieder paartje vervult kalm zijn plichten en
in karakteristieke houdingen zitten de bu
ren tegen elkaar te knorren. We kunnen dus
nog wat van dc aalscholvers leeren
Een kiekendief komt overzeilen, spiraalt
door hot blauw naar omlaag, maar niet de
minste notitie wordt van hem genomen en
onverrichter zake drijft hij weg over dc wei
landen. De aalscholvers schijnen hem zeker
als ongevaarlijk te beschouwen.
Op een knoestigen tak zit een aalscholver
in de reeds dalende zon te droomen en als
we goed toekijken, zien we, dat hij geringd
is. Zeker is hij dus ook hier groot gebracht.
Veel bijna volwassen jongen worden ge
ringd, wat met groote moeite gepaard gaat,
want dc nosten zijn moeilijk te bereiken en
een groot gedeelte der geringde jongen ver
laat uit angst voor goed het nest. Doze ririg-
proeven hebben uitgewezen, dat do jonge
aalscholvers hun winterschc reizen tot
Spanje cn wel verder uitstrekken. Do ouden
blijven meestal in de buurt van dc kolonie,
waar, bij niet tc strenge vorst, volop open
water is
Ondertusschcn beginnen de silhouetten
der donkere vogels een dieper zwart aan te
nemen en dc zon laat nog slechts een roo-
den weerschijn achter. Heel hoog komen
rijen aalscholvers aangewiekt. Het zijn
jonge vogels van het vorige jaar, die nog
niet broeden. Van den vroegen morgen heb
ben zij op zoo boven de onstuimigo golvon
gevischt met al dc kracht en behendigheid
van hun jonge leven. Visch na visch werd
buitgemaakt en nu voldaan keoren ze terug
naar dc kolonie om daar den nacht door te
brengen. Kalm zweven ze naar beneden en
verspreiden zich onder de overige bevolking.
Boomen cn struiken beginnen in elkaar te
vloeden tot een schemerige onbestemdheid
on het wordt stiller. Droomerig drijven de
vogels op het rirapellooze watervlak, dat een
lichtvlek schijnt te midden van het donkere
landschap. Het wordt tijd om op te breken
en als we door het laantje huiswaarts kec-
ren, vult de bloeiende vlier met zijn geuren
don zoelen voorjaarsavond.
De aalscholverskolonie in dé eenden
kooi nabij Lekkerkerk.