AH EOSF QORT5 CH DAGBLAD
WINTERJASSEN,
MANTELS
DE ONDERHANDELINGEN MET BELGIE
Woensdag 14 October 1931
.DE EEMLANDER"
30e Jaargang No. 91
EEN INTERPELLATIE IN DE
EERSTE KAMER
Prof. de Savomin Lohman
stelt een zestal vragen
VARIA UIT DE VOGEL
WERELD
Stoomen, Verven, Keeren
Repareeren.
Eerste Amersf. Stoompers-
Inrichting „QUICK"
HET CONFLICT IN
„ONS BELANG"
Procedures voor den
Bosschen krijgsraad
INTERN. FEDERATIE VAN
JOURNALISTEN
Is de regeering ten aanzien der Rijn-
Schcldeverbinding afgegleden
van haar vroeger stand'
punt?
In do heden gehouden vergadering der
Eerste Kamer is aan de orde gekomen de
interpellatie" van prof. jhr. mr. B. C. de
Savornin Lohman, inzake de Rijn—Scheldc-
verbinding en do beweerde frontverande
ring ten dezo der Xodcrlandschc regeering.
Ann do interpellatie van prof. de Savor-
ning Lohman ontlecncn wij Jiet volgende:
De heer de Savornin Lohman dankt voor
het hem verleend verlof tot interpelleercn;
lnj hoopt, dat do Minister niet als een vo
rig maal zich tegenover hem op een der
gelijke wijze zal uiten, dat de suggestie
wordt gewekt als zou de interpellant, door
over een nationale zaak inlichtingen te vra
gen, voor zich het monopolie van Vader
landsliefde opcischcn: liet stellen van vra
gen door parlementsleden over zaken van
landsbelang is een essentieel element van
het gemeen overleg tusschcn Regeering cn
Slaten-Gcneraal. Interpellant wenseht zich
te bepalen tot de Rijn-Schelde verbinding,
in verband met de verhouding van den
Min. van Buit. Zaken tot de Eerste Kamer.
.Volgens de geruchten zou thans dit vraag
stuk door de Regeering zijn gesteld in een
nieuw algemeen economisch kader en
daardoor een ander karakter hebben ge
kregen. Spr. zal zich niet tot een debat over
dat nieuwe kader laten verleiden. Hij zegt
dat liet in abstracto denkbaar is. dat ver
anderde omstandigheden een nieuwe ge
dragslijn voorschrijven, al zou het vermoe
delijk de Regeering niet gemakkelijk vallen
liet land en de S. G. daarvan te overtuigen.
Maar ook in dat geval zou het ondenkbaar,
want ontoelaatbaar zijn, dat de Regeering,
zonder vooraf met name de Eerste Ka
mer, aan welke zij stellige toezeggingen
deed daarin te kennen, zich ook maar een
streep zou hebben verwijderd van het
standpunt in het Memorandum van 7 Mei
1929 en in herhaalde verklaringen in het
Parlement uiteengezet. Dergelijke mededce-
liiigen hebben dc Kamer echter niet bereikt.
Ergo moet de Khmer van het standpunt uit
gaan, dat de Regeering nog steeds auto
homogeen is. De Eerste Kamer heeft op diï
oogen blik niets te maken met eventueel be
roep op gewijzigde omstandigheden. Hfc et
nunc is de Regeering aan haar vorige ver
klaringen gebonden.
Zijn de berichten echter waar, dan zou de
regeering zijn afgegleden van haar stand
punt. De ongerustheid is vergroot doordat
sommige persberichten niet, andere op zeer
onduidelijke wijze zijn gedementeerd. De
Minister zal dus gaarne met beide handen
dc gelegenheid aangrijpen om thans, a. h.
w. coram populo, door ondubbelzinnige ver
klaringen aan die on-dits den kop in tc
drukken. Alle geheimzinnigheid met een
beroep op het staatsbelang zou slechts
schaden: het valt bezwaarlijk in te zien,
welk staatsbelang zou kunnen weerhou
den, plannen, trace's etc. te dementeeren,
die nooit door haar als voorwerp van on
derhandeling met België konden zijn toe
gelaten. Interpellant geeft vervolgens een
overzicht van de berichten in het Dagblad
van Noord-Brabant, en van de ifit Genève
gezonden dementis. Daarbij wijst interpel
lant op het zonderlinge feit dat, hoewel
men den volledigen inhoud van het 2e be
richt van het Dagblad van Noord-Brabant
d.d. 15 Sept. te Genève op 16 Sept. nog niet
kende, men toch „ter bevoegdcr plaatse,"
reeds wist, dat, indien deze publicatie op
juiste gegevens steunde, daarvan een ver
keerde interpretatie werd gegeven, terwijl
het dementi verder melding maakte van
een zeer vertrouwelijke schetskaart die „be
langhebbenden" te Rotterdam onder dc
oogen zouden hebben gehad. Interpellant
herinnert verder, dat na dit tweede de
menti het Vaderland op grond van berich
ten uit den kring der onderhandelaars, de
berichten bevestigde, zonder dat daarop
een tegenspraak volgde.
Dc bctcekenis dezer berichten is, conclu
deert interpellant, dat, indien ze geheel of
gedeeltelijk waar zijn, de Regcering inder
daad is afgegleden van het door haar in
genomen standpunt; dat zij niet meer een
kanaal met de kenmerkende eigenschappen
van een Moerdijk-kanaal verwerpt; dat zij
niet meer dc belofte gestand doet, het vo
tum der 1ste Kamer te eerbiedigen.
Interpellant acht dit. 7.00 ongeloofclijk.dat
hij de gedachte daarvan verre van zich
wc-rpt; want inderdaad zou het in dc dag
bladberichlcn bedoeld tracé in flagrantcn
strijd zijn met de toezeggingen van den Mi
nister, zooals die door geheel het land zijn
begrepen, moesten worden begrepen. Want
daarom gaat het Niet hierom of, met veel
vernuft cn scherpzinnigheid, een ander
plan in 's Ministers woorden kan worden
hinein-interpretirt. Avocasseriën mag men
hij eene Ncderlandsche Regeering niet ver
wachten arrièrc-pensées zijn beneden de
waardigheid van een Nederlandschen Minis
ter! Dc interpellant toont dan, door eenigo
citaten, de saillante punten van 's Ministers
toezeggingen aan; handhaving van het open
Scheldevak; blijven binnen de grens der
scheidingsrcgeling behoudens kleine recti
ficaties wegens technische noodzaak of
Nederlandsch belang; een Noordelijke mon
ding niet Oostelijker dan Dintelsas. Door
het doen van dc in de dagbladberichtcn
vermelde concessies zou het kanaal echter
in stede van een verbeterd Tusschenwater,
eene directe verbinding van het ITollandsch
Diep met de dokken van Antwerpen wor
den, d. w. z. een kanaal met de kenmer
kende eigenschappen van een Moerdijk-ka
naal, zooals door de Regcering is verwor
pen.
Dit nieuwe Moerdijkkanaal zou bovendien
veel oneconomischer zijn, dan het oorspron
kelijke Moerdijkkanaal; en schadelijk zijn
voor West-Brabant.
Dat alles is zóó ongelooflijk, dat het be
grijpelijk is, dat b.v. dc N.R.Ct. aan die ge
ruchten nooit geloof heeft willen hechten:
Een pseudo-Moerdijkkanaal kan immers dc
Regcering na lmar herhaalde toezeggingen,
niet als aanvaardbaar beschouwen! liet
zou daarom stellig tot kalmeering van de
verontruste gemoederen dienstig zijn, in
dien dc Regcering, de dagbladberichtcn vol
strekt zou refuteeren. Indien zij bovendien
ook aan de Eerste Kamer dc kaait, waar
van liet tweede Genecfschc démenti ge
waagt, zou willen overleggen, met aantcc-
kening welke Ncderlandsche plannen sedert
het Memorandum van 1920 van Ncderland
sche zijde zijn in bespreking gebracht, zou
dat zeker tot wegnemen der ongerustheid
medewerken Dat zou trouwens ook daar
om zoo wcnschelijk zijn, omdat de Minister
reeds oen cn andermaal, inMrt. 1930 en in
Maart 1931, zijn onmacht beleden heeft, om
zijn bedoeling geheel duidelijk te maken:
De overlegging van de bewuste kaart zou
alle misverstand onmogelijk maken. Ten
slotte dringt dc interpellant er op aan, dat
voortaan geen dementis, van „dc bevoegde
plaats" meer zullen verschijnen, maar lie
ver mededeel ingen, evenals in Brussel,
door den Minister persoonlijk en onder
diens verantwoordelijkheid zullen worden
gedaan.
Thans overgaande tot dc eigenlijke inter
pellatie. stelt dc heer dc Savornin Lohman
de volgende vragen:
1. Zijn tusschcn de Ncderlandsche Regce
ring of met Haar goedvinden onderhaiide
lingen gaande of in voorbereiding met. de
Belgische Regcering of ITaar vertegenwoor
digers of vertrouwenslieden, o.a. over een
nieuwe Rijn-Sdheldc-verbinding?
2. Zoo ja, zijn dan daarbij van Ncder
landsche zijde als mogelijkheden aanvaard
of tot bespreking toegelaten:
a. Uitschakeling in de buurt van Bath
van het opcn-Scheldevak in dier voege, dat
na den oventueoïen aanleg van een in de
Antwerpsche dokken aanvangend lateraal
kanaal, schepen vanuit die dokken recht
streeks, d.w.z. zonder passé eren van dc open
Schelde zouden kunnen doorvaren tot het
noordelijkste uiteinde van den nieuwen
verbindingsweg?
b. Afwijking van den ouden historisehen.
waterweg in meer oostelijke richting, zoo
dat het kanaal ter hoogte van dc Eendracht
cn verder Noordwaarts over den vasten wal
van Noord-Brabant zou loopen?
c. Aanleg op Bclgië's kosten van een ka
naal van Dintelsas naar Willemstad, zoo
mocht blijken, dat bet Hellegat nog moei
lijkheden zou opleveren?
3. Indien het antwoord op de tweede
vraag of ccnigc barer onderdeden bevesti
gend luidt, handhaaft Z. Exc. dan niet
meer:
a.' Haar toezegging aan de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, het votum van dit
staatscollege betreffende het verworpen ver
drag ten volle tc zullen eerbiedigen, zich
van dat standpunt niet te laten afdringen
en er ook niet van te zullen afglijden?
b. ITaar in het Memorandum van 1929 en
meermalen in de Eerste Kamer afgelegde
verklaring, dat een kanaal met de kenmer
kende eigenschappen van het Moerdijkka
naal, als hoedanig werden genoemd dc
schepping in België van een kunstmatigen
Rijnmond cn \erlenging van de Antwerp
sche dokken op Ncderlandsch gebied nooit,
tegen welke concessie ook, zou worden toe
gestaan?
c. Haar herhaalde verzekering, bij het
onderhandelen over een tracé dc geografi
sche grenzen der scheidingsrcgeling tc zul
len eerbiedigen cn dus den loop van be
staande of in 1S39 .beslaan hebbende tus-
schcnwatcren te zullen volgon, zij het ook
eventueel met geringe afwijkingen, doch
slechts, voorzoover deze geboden zouden
zijn door Necleilandsche belangen (oester-
banken) en technische overwegingen?
4. Indien het antwoord op de tweede
vraag ontkennend luidt, is de Minister dan
bereid tc verklaren, nimmer een waterweg
te zullen toestaan, die in het Zuiden het
opcn-Scheldevak vermijdt, die in het Noor
den oostelijker uitmondt dan Dintelsas en
die over de geheelc linie anders dan inci
denteel en slechts als Ncderlandsche be
langen en technische overwegingen zulks
heslist onvermijdelijk maken, over den
Brabantschen wal loopt?
5. Neemt de Minister de verantwoorde
lijkheid op zich voor de in Genève aan dc
vertegenwoordigers van Nieuwe Rottcrdam-
sclic Courant cn Handelsblad gegeven de
menti's betreffende mededcelingen in liet
Dagblad, van Noord-Brabant van 5 en 15.
September 1.1. aangaande den stand der
onderhandelingen over een nieuwe Rijn-
Schelde-verbinding?
0. I-ïccil de Minister aan „belanghebben
den in Rotterdam", b.v. dc Kamer van
Koophandel aldaar, (Tc schetskaart doen
toekomen, die deze belanghebbenden, gelijk
in het démenti van IC September 1.1. wórdt
ondersteld, onder oogen zouden hebben' ge
had en zoo ja, is dc Minister dan bereid,
deze kaart, vergezeld van een toelicht ins
waaruit blijkt, welke denkbeelden van Bel
gische cn welke van Nederlandschc zijde,
in het bijzonder na het Memorandum van
Mei 1929 in discussie 'zijn gobraclit, ver-
troüv. clijk aan de Kamer over tc leggen?
Hoe gedragen de Zilvermeeuw en de
Goote Zeezwaluw zich ten
opzichte van hun eieren
Waarnemingen cn experimenten betref
fende bovenbedoeld probleem, door G.
Stcinbachcr, een Duitsch ornitholoog, op
het vogeleiland Mellum verricht, leidden
tot dc volgende resultaten.
Wanneer men bij Zilvermeeuwen liet
volle legscl op één ei na wegnam cn naast
het nest legde, dan broedden ze op het in
liet nest overgebleven ei verder. Op dc bui
ten het nest liggende eieren werd geen acht
geslagen en werden die later opgegeten.
Verwijderde men olie eieren uit het ne6t
en verspreidde die in een kring met een
straal van hoogstens een meter lengte om
het nest heen. dan broedden zo in den re
gel op één dier eieren verder, en bouwden
een nieuw nest daaromheen. Do keuze van
het ei is van te veel factoren afhankelijk,
zegt waarnemer, om er ccn juist inzicht in
tc krijgen. ITecl zelden werd een der an
derc eieren in het nest gerold. Zoolang er
dus eén ci in hot nest li«t, herkennen ze
hun daarnaast liggende eieren niet cn eten
d;e op. Eerst als er geen ei meer in het nest
lag, namen ze een der dicht nabij liggen-
den aan; meer dan een meter mag de af
stand niet bedragen.
Verwijderde men liet volle lcgsel uit het
nest cn legde men dat bij elkaar op een ze-
Keren afstand neer, dan werd het mits die
afstand niet meer dan één meter bedroeg,
aangenomen en een nest er omheen ge
bouwd. Daarbij treden echter beduidende
individueele verschillen op; de eene Zil
vermeeuw verlaat haar legscl reeds bij
verwijdering op 9.5 M.; een andere eerst op
1.5 M. afstand. In het nest teruggerold
werden do eieren slechts dan, wanneer
men ze op den nestrand legde.
Op vermeerdering van hot aantal eieren
werd door de Zilvermeeuwen niet gelet
Zei is tot 15 toe kon men het aantal ver
noegen zonder dat het legscl verlaten werd;
het nest werd dan echter belangrijk uit- en
3eieren weer ingebouwd, niet, zooais S.
meent, omdat ze hoogstens 3t eieren wil
len hebben maar omdat do nest-kuil
slechts voor 34 eieren plaats biedt. Wer
den or nu nogmaals 12 eieren bijgelegd, dan
herhaalde zich de zoo juist vermelde wijze
van doen. Tenslotte broeddo do Zilver
meeuw op 3 eieren, terwijl ze er 24 binnen
den nestkring gebracht had.
Op een mat-zwarte of hel-roode, kunst
matige kleuring der eieren sloegen de Zil
vermeeuwen in den regel geen acht. Blijk
baar geeft voor het onderkennen der eigen
eieren tegenover die van andere vogel
soorten de ei-vorm den doorslag2), terwijl
i de oudcr-vogels hun eigen eieren alléén
door de standplaats van het nest schijnen
tc herkennen. De jongen worden echter,
volgens S.'s meaning, door de ouders aan
hun kleur herkend.
In tegenstelling met de waarnemingen
van een Amerikaansch en in overeenstem
ming met die van ccn Duitsch ornitholoog,
vindt volgens dc ervaring van S. de Groote
Zeezwaluw, haar eigen eieren enkel cn al
leen terug door de standplaats van het
nest, en nimmer door de kleur of teeke-
ning der eischalen.
Wat dc verhouding tusschon ouders cn
jongen bij-de Groote Zeezwaluw aangaat,
in het bijzonder wat dc vraag betreft of de
ouders alléén hun eigen of tevens andere
jongen voeren, zegt S. o.a. het volgende. De
jongen (meestal zijn er 2) beginnen, al6 ze
eenigo dagen oud zijn, rond te loopen, ze
war ion dan door de moeder goed bewaakt
en verzorgd. Daar de begeleidende ouder
nidus S. niet beide jongen volgen kan
(S. zal wel bedoeld hebben: kan blijven
volgen), verdwijnt na korten tijd steeds een
van beiden. Op grond van deze en anicre
observaties verklaart waarnemer tot de
overtuiging te zijn gekomen, dat alle Groote
Zeezwaluwen aliéén hun eigen jong groot
brengen (in den gcdachtengang van S. wil
dat cïus zeggen: slechts één der twee eigen
jongen). Verliezen ze dit echter zoo zegt
S. dan voeren zc stellig in dc eerste
plaats elk jong. dat op het hunne gelijkt.
Hij neemt daarbij aan, (Lat de Groote Zee
zwaluwen hun jongen aan de 6tórk va-
riccrende afteekening van het vederkleed
en weliicht ook aan dc zéér afwisselende
kleur van het verhemelte herkennen.
Arnhem, October 1931.
A. A. VAN PELT LECHNER.
Ik vermoed dat S. hiermede bedoelt:
zich op hun manier daarvan willen meester
maken (als buit). v. P. L.
Dit is bij onderscheidene soorten, óók
langs oxperimentcelcn weg, gebleken niet
het geval tc zijn. v. P. L.
STATIONSSTRAAT 16b Tel. 344.
Adjudant:onderofficier Noordewier
slaat terecht wegens be:
leediging
Voor den Krijgsraad te 's-IIertogcnbosch
heeft terechtgestaan A. N., 43 jaar, geboren
tc Zuidhorn, adjudant-ondcrofficier-instruc-
teur bij de tiraillcurcomp. 16 R. I. to
Amersfoort, verdacht ter zake dat hij op of
omstreeks 16 Maart 1931 tc Amersfoort, al
thans elders in Nederland, opzettelijk de
eer cn goeden naam van W. J. Vaatstra,
destijds len secretaris van de onderofficie-
rcnvcrecniging Ons Belang heeft aangerand
door met het kennelijk doel om aan den
inhoud van na te noemen artikel rucht
baarheid tc geven, in het in Amersfoort en
elders in Nederland verspreide nummer 3
van den tweeden jaargang van het den
loden van iedere maand verschijnende
blad Het orgaan van het Verbond lot do-
moeratisecring cn moreclo zuivering van
Ons Belang d.d. 16 Maart 1931, van welk
blad hij destijds redacteur was, op zijn last
te doen opnemen ccn door hem opgesteld
artikel bevattende een bespreking van do
schriftelijke verantwoording van het hoofd
bestuur van de onderofficierenvereeniging
Ons Belang, welke tevoren verspreide
schriftelijke verantwoording o.a. betrekking
had op de houding van het hoofdbestuur
tegenover het bestuur van de afdeeling
Amersfoort van Ons Belang cn in welke
verantwoording een passage voorkwam,
welke meer in het bijzonder betrekkin
had op het cursuswerk door verdachte in
Amersfoort verricht ten behoeve van de
onderofficieren, cn in welke passage het
navolgende voor W. J. Vaatstra beleedigen
de gedeelte voorkwam:
„Van den cursus- over Rusland noemde
Vaatstra, de gewetenlooste van het heelo
stel, alleen den titel. Want alleen de titel
was bruikbaar en wekte, gezet in het raam
der uit z'n zwarte ziel omhoog geborrelde
leugens en insinuaties, den door hem be
oogden indruk. Deze man zal straks pre
sident van Ons Belang cn algemeen verte
genwoordiger van haar instellingen zijn.
Want een onderzoek naar z'n volstrekte
onbetrouwbaarheid, verklaart hij in een
pas door hem cn z'n vriend Klooster uitgc-
ge\en oekaso voor „onaanvaardbaar".
Verdachte bekende het gewraakte artikel
ter opneming aan den drukker van het or
gaan tc hebben afgegeven.
Aan den verdediger, mr. L. Stadig,
Amersfoort, merkte de president mr. W.
van Lanschot op, dat de wet dergelijke pu
blicaties niet toelaat, tenzij dc uitlatingen
dienen voor het openbaar algemeen belang.
De verdediger antwoordt, dat het inder
daad de waarheid is, dat liet hier het alge
meen belang betreft. Het gaat over een
conflict tusschcn adjudant-onderofficier
Noordewicr en het hoofdbestuur van de
verceniglng van onderofficieren Ons Be
lang.
De kwestie begon over do wijze waarop
do voorbereidingsarbeid voor onderofficie
ren wordt ingericht. Noordewier werd ver
weten dat hij de cursussen wilde leiden in
anti-militaristische richting en op 60cialis-
tischen grondslag cn dat is bezijden de
waarheid en een beschuldiging die valsch
is. En zoo ontstond een conflict en Noor
dewier werd geroyeerd. Bcklaagdo komt
daar nu in het orgaan op terug om de fei
ten in het juiste daglicht tc stellen cn uit
een te, zetten, dat hem ten onrechte boven
omschreven beschuldigingen worden aan-
gewrévcn.
Het is werkelijk van algemeen belang
dat beklaagde zich verdedigde cn de zaken
in het openbaar juist stolde. Het gaat toch
niet aan dat een oppermachtig hoofdbe
stuur, dat door zijn houding en taktiek
wel zorgt de heele organisatie achter zich
tc hebben, maar ongebreideld termen kan
gebruiken die iemand beschuldigen üls liet
hoofdbestuur den beklaagde heeft gedaan.
Men is in die positie wel verplicht zich
krachtig uit te drukken.
De Krijgsraad ging in raadkamer om te
beraadslagen over toelating der bewijsleve
ring of het algemeen belang met die publi
caties kan gediencf zijn, doch besliste dat
daarvoor geen termen aanwezig waren.
De auditeur-militair, mr. Lamers, zcide
in zijn requisitoir niet te zullen ingaan op
de kwestie of voorgeschiedenis welke aan
het schrijven in het orgaan vooraf ging al
moge het ook wellicht teleurstelling geven
dat spr. die kwestie onaangeroerd laat.
Spr. acht dc opzettelijke belecdiging bewe
zen. Inclien do verdediger opwerkt, dat die
krachttermen noodig waren om dc aan
dacht te trekken, dan stelt spr. daartegen
over dat dergelijke strijdwijze voor een
onderofficier geen waardige houding aan
geeft.
Spr. wijst er in dit verband op, dat de
algemeene ledenvergadering beklaagde in
bet ongelijk stelde en zich achter het hoofd
bestuur plaatste.
Wegens eenvoudige belecdiging eischto
de aud.-mil. 30 boete subs, hechtenis.
De verdediger, mr. L. Stadig, to Amers
foort, betoogde, dat de voorgeschiedenis in
deze zaak moet bezien worden om haar
juist te kunnen beoordeelcn. Pleiter wijst
er op hoe ontzettend het voor beklaagde
was beschuldigd to worden van anti-mili
taristisch propagandist tc zijn. Beklaagde
heeft getracht zich te verdedigen door
verschillende middelen, ook door een om
zendbrief en wanneer hij dan de smetten op
hem geworpen niet ziet uitgewischt en al
tijd maar weer de feiten scheef ziet voor
gesteld, dan is het onder die omstadighe-
den een aanleiding om zich sterk uit to
drukken. Het ging cr niet om Vaatstra op
zettelijk te beleedigen, maar het ging er al
leen om de zaken juist te stellen, die door
liet hoofdbestuur waren uiteengehaald.
Beklaagde, nader gehoord, deed uitkomen
dat door de gewraakte cursussen geen roo-
de draad liep en bet communisme er be-
slist bestreden werd.
Aan beklaagde werd verweten dat hij
druppelsgewijze socialisme en communis
me stortte, zeer bedcktelijk en dat zijn
methode daarom zoo gemeen en gevaarlijk
was. Doch beklaagde ontkent met alle be
slistheid dat er cenige zweem naar com
munisme of 6oeiaiismc in zijn bedoelingen
gelegen was.
Bckl. voelde zich wel gedwongen door
scherpe uitdrukkingen de onderofficieren
wakker te schudden en aan te tooncn dat
in het hoofdbestuur geen mannen moeten
staan die moreel door een door bedorven
zijn
De president hamert en zegt, dat niet kan
worden geduld dat beklaagde hier spreekt
zooals hij doet. De rechtzaal is er niet om
een beklaagde de gelegenheid te geven be
schuldigingen te uiten als zou het hoofdbe-
stuur moreel door en door bedorven zijn.
De uitspraak werd door den president
bepaald op 20 October a-s.
Hierna volgde de behandeling der straf
zaak tegen G. A. J. do B„ 36 jaar, geboren
te Houten, fourier mitrailleurcomp. 5e Reg.
Inf. te Amersfoort, beklaagd dat hij op of
omstreeks 15 Mei 1931 te Amersfoort opzet
telijk de eer en goeden naam van W. Kloos
ter heeft aangerand 'door met het kennelijk
doel om aan den inhoud van het stuk
ruchtbaarheid te geven, in het in Amers
foort en elders in Ncdeiland verspreide
nummer 5 van den tweeden jaargang van
het den 15en van iedere maand verschij
nende blad Het orgaan van het Verbond
lot Democratiseering cn Morcele zuivering
van Ons Belang, d.d. 15 Mei 1931 onder
eigen verantwoording te doen opnemen een
door hem gesteld cn met G. de Bruin on
derteekend artikel getiteld „Niet schelden"
van welk artikel het slot van den laatsten
zin, te weten „Klooster liegt cn scheldt er
lustig op los" beleedigend is voor W. Kloos
ter voornoemd.
In deze zaak werd eveneens door den
Krijgsraad beslist dat cr geen termen wa
ren om bewijslevering toe te laten dat tot
schrijven in'het algemeen belang noodig
was.
Ecnige getuigen werden gehoord, van wie
er drie verklaarden dat W. Klooster op do
vergadering van 29 Maart te Breda in het
publick heeft gezegd tot A. Noordewier,
dat deze met zijn gezin heeft deelgenomen
aan ccn 1 Mei-optocht.
Getuige A. Noordewier gevraagd of hij
ooit had deelgenomen aan een 1 Mei-op
tocht antwoordde ontkennend.
Dc auditeur-militair achtte eenvoudige
bcleediging bewezen, cn meende ten lastö
gelegde smaadschrift tc kunnen laten val
len.
De cisch luidde 20 boete. 6ubs. 10 d. h.
De verdediger betoogde dat Klooster zeer
zeker bcleedigd had door van Noordewier
ten onrechte in het publiek te zeggen, dat
deze aan een 1 Moi-optocht had deelgeno
men. PI vertrouwde, dat, al moet- de Krijgs
raad laten uitkomen dat de wijze van strijd
voeren als hier geschiedde, wordt afge
keurd, toch slechts een bescheiden straf
mate kan worden toegepast.
Uitspraak 20 October. (N.R.Ct.)
Het uitvoerend comité van de Internatio
nale Federatie van journalisten heeft
Maandagnamiddag 5 uur in Hotel De Witte
Brug een vergadering gehouden, welke
werd bijgewoond door den minister-presi
dent jhr. mr. Ruijs dc Beerenbrouck, door
dr. Loder, president van het eere-gerechts-
hof voor journalisten, cn door mr. van Bol
huis, voorzitter van de ITaagsche Journa
listen Verceniging en president van de
commissie van ontvangst. Aangezien de
president der Federatie, de heer Richard
son, door ongesteldheid verhinderd was de
vergadering tc leiden, verklaarde de eerste
onder-voorzitter de heer Paul Bourquin
deze zevende zitting van het uitvoerend co
mité geopend. Hij begroette daarbij in het
bijzonder den minister-president, dr. Loder
cn mr. van Bolhuis en gaf vervolgens het
woord aan Minister Ruijs dc Beerenbrouck,
die den hartelijken wensch uitsprak, dat
deze bijeenkomst in alle opzichten vrucht
baar moge zijn en goede resultaten moge
opleveren.
Nadat de heer Bourquin den minister
voor zijn vriendelijke woorden had dank ge
zegd, gaf hij het woord aan mr. van Bol
huis, die zijn rede in het Engelsch aanvan
gend zijn leedwezen uitsprak over de onge
steldheid van den heer Richardson en ver
volgens de collega's van harte welkom
heette, hetgeen hij daarna nog eens deed in
het Fransch en het Duitsch.
Dc heer Bourquin dankte den president
der Haagsche Journalisten-Vcreeniging
voor zijn woorden.
De secretaris-generaal der Federatie, de
heer Stéphan Valot, wijdde, alvorens een
aanvang werd gemaakt met de behandeling
der agenda, een woord van sympathie aan
den president der Federatie, den heer Ri
chardson, die Maandagochtend al reeds lij
dende was, doch zich met allo kracht had
opgehouden. Spr. gaf namens de aanwezi
gen uiting aan hun leerwezen over deze
ongesteldheid cn wenschte hem een volledig
herstel toe.
Vervolgens werd overgegaan tot het be
noemen van verschillende commissies en
andere werkzaamheden yan huishoudelij-
ken aard.