J
CON SENTIMENTO
A.niersfoorisch Daohla
KERSTGEBRUIKEN IN DE
BEIERSCHE KEUKEN
AVOND
SCHOENEN
Joh. Bottinga
(Een Kerstfoeriamerieg)
PRIJSVERMINDERING
-angestr. 28 Tel. 59
Vaij heé -
Als de winter komt
Amersfoortsche Radio
Centrale
CRISIS EN KERSTMIS
GROOTE
in de betere
ir
Sluit U aan bij de
Het verhoogt Uw gezellig-
heid in huis
Kantoor: Telefoon
'■ange Bergstr. 13 452
door
H. 6. Canncgieter.
Een stadsman, die nog nooit buiten zijD
woonplaats geweest was, zou eens voor het
eerst van zijn leven een zeereis maken. Toen
de boot afvoer, zat hij angstig door de on
gewone omgeving, op het dek met zijn reis
gezelschap te praten, en daar hij met zijn
gezicht naar de kajuit zat gewend, had hij
van de afvaart niet het minste bemerkt.
Toen hij na een kwartiertje door een zij
nor vrienden naar de verschansing werd
meegenomen, schrok hij zoo van het
schouwspel, dat hij bijna bezwijmde. De kust
dat wou voor hem zeggen het veilige land.
was een onwezenlijke strook langs den ho
rizon geworden en het leek, of ze steeds
verdor en verder in zee dreef. De machtige
torens van do stad waren nietige puntjes
geworden; het gedaver en gedruisch van
den arbeid had plaats gemaakt voor een
doodelijke stilte. Geen straat was meer te
herkennen, geen huis te onderscheiden, al
le verhoudingen en afstanden waren vreemd
geworden als in een droom.
En die droom dreef steeds verder weg. als
een vreemd voorwerp uit een andere we
reld. Wat kort te voren stellig en tastbaar
geweest was, leek nu een fato morgana,
een luchtspiegeling. Ilod onze schepping een
half uur geleden nog deel uitgemaakt van
dat schimachtig gebied? Het is angstwek
kend. zich plotseling en onvoorbereid ver
plaatst te vinden in een principieel andere
sfeer.
Dit angstwekkend gevoel overvalt ons op
Kerstmis. Gister was het nog crisis. Wij
leefden in een sfeer van waanzin en mis
daad; oorlogstoerusting, economische ont
reddering; botsingen, intrigues, zwendèlarij.
Wat ons bezig hield was de beurs, waren
de marktberichten en koerslijsten; de cij
fers omtrent werkloosheid en faillissemen
ten; do politieke vertoogen en de diploma
tieke schandalen; waren de misères op het
kantoor, de ongenoegens in huis; was de
algemeeno onvrede; de universeele verbit
tering, waaronder op dit oogenblik onze wc
reld lijdt.
Het gedruisch en gedaver van deze harde
botte, waanzinnige wereld omringde ons. Wij
waren aan „de werkelijkheid" rondom ons
gewend als aan het tikken van de klok in
de huiskamer. Als die man uit dö stad, die
nog nooit een zeereis gemaakt had, aan
autogetoeter en tramgedender en aan het
geschuifel van duizenden voeten over de
straat.
En nu legt .een onzer vrienden ons de
hand op den schouder en zegt: „Keer je
eens cm en kijk eens over de verschan
sing!"
Een duizeling bevangt ons. Want die
„werkelijke" wereld met haar percenten en
dividenden, haar koorsdalingen en werk
loosheidsuitkeeringen, haar giftgassen en
pantserkruisers, haar ophitsing tot moord
en haar zwendel om millioenen. haar zaken
en markten en beurzen en politiek, ligt
eensklaps ver weg als een d'-oom. We her
inneren haar omtrekken niet meer en het
aanzicht harcr afstanden en verhoudingen
is tot een onwezenlijk lint vervloeid.
Stilte omringt ons en diepte ls beneden
ons en boven ons koepelt zich de geheim
zinnige hemel. Geen ander geluid dan het
rythmisch geneurie van oude Kerstliederen.
Geen andere klank dan het. droomerig „Vre
de op aarde!" en „Een welbehagen in men
schen!" Geen andere genooten dan zwijgen
de reizigers, evenals wij bevangen door de
betoovering van het voortdeinende schip
Passagiers naar een sprookjesland
En hoe onwezenlijk de „werkelijkheid" van
een half uur geleden. Hebben ook wij in
derdaad daartoe behoord?
Morgen zal Kerstmis voorbij zijn. Hoe was
het ook weer? Vrede? Ja, vrede op aarde.
En iets van welbehagen. Maar nauwkeurig
weten we 't niet meer.
Kerstmis is een oogenblik op zijn beurt
onze „werkelijkheid" geweest. Wij leven in
Kerstgedachten. Wij mijmeren voort bij het
Kerstlied. Wij dommelen in bij den Kerst
boom.
Maar opeensKeer je eens om, vriend'
Kijk over de verschansing!" Wat ligt Kerst
mis plotseling ver! Wij herkennen ons va
derland van gister niet meer. Afgedreven
vervloeid met de golven, welke het schip
van ons dageliiksch bestaan voortstuwen
ligt daar aan den horizon ons fata morgana
onze luchtspiegeling van „Vrede on aarde!"
die gister zoo stellige werkelijkheid was.
Zullen eenmaal de twee sferen, waarin de
onbarmhartige tijd ons thans dwingt beur
telings te leven, vereenigd zijn tot een har
monisch bestendig bestaan? Hoe lang nóg,
hoe lang nog noopt ons het Ipt te schom
melen tusschcn deze twee tegenstrijdige po
len: crisis en Kerstmis!
Overal in de christelijke wereld vindt
men omstreeks Kerstmis bijzondere gebrui
ken in de keuken. Eén der landen echter, die
de ailcrmceste zeden en gebruiken tot op
den huidigen dag bewaard hebben, ie on
getwijfeld Beieren. Hier, waar eens het Ro-
mcinscne heidendom op de Keltische cul
tuur stiet, waar do heiligenvercering der
Katholieke kerk het Oud-Germaansche geloof
verdrong, en waar in bergen cn dalen nog
in onzen modernen tijd het eeuwenoude bij
geloof hoogtij viert hier is een goede bo
dem voor oude zeden en gebruiken van de
meest verschillende herkomst.
Niet alleen het Kerstfeest zelf heeft in
Beieren zijn keukengebruiken; reeds in don
adventstijd, in de vier weken vóór Kerstmis
dus, wordt de keuken „umgestellt", op het
kom"i.de feest ingericht. Zoo heeft men ge
durende de geheele maand December een
bepaald gebak, dat in huis bereid wordt,
en slechts door getrouwde lieden gegeten
mag worden, 's Avonds zit het gezin ge
zellig bij elkaar. Dan wordt de „Krain
pas" gebouwd; dat is een klein grijnzend
monster, gemaakt van noten en gedroogde
pruimen, en oorspronkelijk een zinnebeeld
dér demonen. Hoe meer de dag van het hei
lige fee6< nadert, des te grooter wordt de
ijver van de Beiersche huisvrouw, om
stolde maar te bakken. Een onnoemlijk aan
tal baksels vult langzamerhand kasten en
kisten; al deze bakproducten zijn te herlei
den tot bepaalde eenvoudige grondvormen.
Bijzondere zorg besteedt de Beiersche
huisvrouw aan het zoogenaamde „Klöt-
zenbrot". Dit is een soort vruchtenbrood.
Door het meebakken van noten, gedroogde
peren en pruimen wordt het deeg smake
lijk gemaakt. Dit brood, langwerpig van
vorm, gééft aanleiding tot het doen van al
lerlei voorspellingen. Gelukt het deeg niet.
dan zal zoo luidt het volksgeloof de
huisvrouw in den loop van het jaar ster
ven, want de huisgeesten, die het bak pro
ces beïnvloeden, zijn haar dan niet gunstig
gezind Is er een jong meisje in huis, dan
mag zij de eerste 6nedc het kapje van
liet „Klötzcnbrood" niet eten, dat zou zeer
gevaarlijk voor kinderzegen zijn. Heeft het
meisje echter een vrijer, dan krijgt deze
het Kapje te verorberen, dat waarborgt zijn
trouw voor het komende jaar.
Eigenaardig is ook het bakken van raar-
scpain en van de zoogenaamde .Lebkuchen",
een soort van peperkoeken, die onder den
naam van Neurenbergsche „Lebkuchen" we
re dberoemdheid gekregen hebben. Oor
spronkelijk zijn deze baksels wal naboot
singen van goden en godinnen, waarvan
dan later do beteekenis gewijzigd is. De
menschcn in Beieren gaan er prat op, als
za voor deze peperkoeken oeroude bakvor
men kunnen gebruiken, die reeds van ge
slacht op geslacht in de familie zijn. De best
gelukte koeken, vaak kleine kunstwerken,
worden aan den kerstboom gehangen en
pas opgegeten, als de boom na nieuwjaar
van zijn versierselen ontdaan wordt.
Andere kerstlekkernijen, di.» bijna uitslui
tend in Beieren voorkomen, zijn naar hun
oorsprong Oudgermaansche offergaven voor
de dooden of de geesten geweest. Zoo b.v.
de bekende Beieische „Kücheln", die met
HET VERHAAL VAN DE WEEK
Het zal nu zoo wrat een jaar of tien ge
leden zijn. In stroomenden regen was ik
van Someo komen loopcn en ik had nog
juist op het nippertje den trein in Locar
no kunnen pakken. Het was al lang don
ker, toen ik te Capologo uitstapte, waar ik
een vriend zou ontmoeten. Maar we had
den door een of andere onopgehelderde
oorzaak zoo herhaaldelijk cn zoo lang op
het kleine traject stilgestaan, dat ik er
aan wanhoopte of het rcndez-vou6 wel zou
plaats hebben. Nog door cn door nat van
mijn tocht wrong ik mij door het deurtje
van het kleine stationnetje. De wind stond
er op cn het wilde eerst niet open. Een
maal buiten zag ik den donkeren nacht
voor me, met, op den grond, hier en daar
lichtflitsen in de plassen
„Alloh! Alloh! Ben je daar eindelijk!"
klonk een stem, zonder dat ik de eigenaar
ct van ontdekte... En toen trad uit een
overdekte opslagplaats van hout Ubaldo
op mij toe. Hij zag er niet zoo verregend
uit als ik; stevig'pakte hij mij onder den
arm en in een minimum van tiid hadden
wij loopend en springend over de plassen,
c-cn donkeren gevel bereikt, die de preten
tie had een huis te willen zijn. Het leek
meer een ruïne, maar het werd bewoond,
er brandde ten minste een lichtje: ,0ste-
ria", zei mijn vriend. „Jawel, een kroegje,
geen café do Paris, maar een kroegje op
zijn Tessinoosch. Wees maar blij, dat je
onder dak bent".
Nu, dat was ik ook. Wij klauterden een
heen cn weer schuddenden trap op ik
tel er twintig treden en zijn in het
„parterre". Wat er onder is. is de wijnkel
der... In de ruimte, waar wij door een
open en dicht klappende deur binnenko
men. zitten zoo wat een man of twaalf 0111
een lange eenvoudige tafel. Elk van hen
heeft een koffiekop voor zich, alle koppen
zijn verschillend van vorm en tcekening,
maar de inhoud ervan is dezelfde: donke
re. zware wijn. Een oude Tessinces zit aan
het hoofd van de tafel, alsof hij presideert.
Hij heeft een groote emaillè kan voor zich,
waai-uit hij nu cn dan drinkt of de kop
pen van de anderen vol schenkt. Is een
k:rp leeg, dan wordt hij van hand tot
hand voortgeschovcn naar den „president",
die hem weer vult. Bij het binnenkomen
zegt Ubaldo alleen maar:
,.Un amico".
Dat is genoeg. Allen kijken even op,
brengen de kotuien aan de monden, zeg
gen: „gezondheid'" en bekommeren zich
verder niet om ons. Maar Ubaldo wil dat
ze belang in mii stellen. Hij vertelt dat ik
bij dit hondenweer van Someo naar Lo
carno ben komen loonen..-
„Van Someo...?"
Daar heeft zoo juist een bergstorting
plaats gehad. Dat interesseert de anderen.
Ik moet vertellen. En wat ik er deed. Ik
zeg, dat ik journalist ben. Voor welk blad?
Den naam hebben zij nooit gehoord, maar
dat maakt mij in hun oog nog belangrij
ker, dan het beroep „journalist" mij bij
deze eenvoudige menschen al gemaakt had.
Ik moet naar Bazel. Dat treft. Eén dei-
aanwezigen moet er ook naar toe. Hij
heeft er zaken Met ons vijven rijden wij
naar Lugano, of liever, razen wij met een
snelheid van SO K.M. per uur door de
duisternis, op een small en weg, langs het
meer... Ik ben blij, als wij uitstappen.
In de „Grotta" zitten wij droog, gezellig,
zonder gevaar, op een lioogo stecncn
bank in de hoek van de schouw met de
voeten op de verroeste haardijzers, do si
gaar in den mondhoek en vóór ons de
glazen of koppeh met een lekker verwar
mend wijntje. Nu kennen wij elkaar; zij
weten immers, dat ik journalist ben en
reporter van een hun onbekend blad, en
ik weet, dat één van hen ook naar Bazel
moetIntieme vrienden dus. Daarginds
heb ik verteld. Nu moet die ééne de kos
ten van de conversatie dragen. Wat, voor
den drommel moet hij, één dag voor Kerst
mis in Bazel doen, terwijl hij toch in Ca-
polago woont...? Onder intimi kan men
zoo iets wel vragen.
„Ja, zegt de man, Jawel!" Hij neemt een
flinken slok uit zijn glas. wi6cht zich den
mond met den rug van de hand, en begint
te vertellen. De anderen, en ook dc waar
din, met de linkerhand steunend op de
heup, luisteren, één en al oor.
„Ja, ja. zie je, dat is nu tweo jaar gele
den, ik was toen nog to Bazel portier bij
een groote bouwonderneming, die een ko
lossaal pand had betrokken. Ik verdiende
er behoorlijk en het beviel er mij best. Al
leen voel je je zoo'n beetje eenzaam, in
zoon groote stad, al6 je de taal neg niet
machtig bent en niet van die stadskroe-
gen houdt. Je maakt dan zoo geen vrien
den en je boemelt vervolend rond. Het
was voor liet eerst, dat ik een winter in
een stad ten Noorden van dc Alpen door
bracht.
Nu, dat gevoel van eenzaamheid werd
na half-December erger. Kerels van de on
derneming namen telkens kleinigheden
mee naar huis, hout lood. roedon...
„wat doe jullie da-ar toch wel mee?" vroeg
ik. on van allen kreeg ik hetzelfde ant
woord: ..Dat heb-ik noodig voor een kerst
verrassing voor de kinderen".
Ze zeiden het zoo doodbedaard: „kerst-
Kerstmis op geen boerentafel ontbreken;
mot hun delicatcn reuzelgeur moesten de
booze geesten in dc lucht verzoend worden.
Ook net vlakke „Tellcrbrot", een typisch
Wosibeiersch kerstgebak, stamt nit den hei-
deiiRchen tijd, het is een symbool van een
offerschaal. Op de grens van Salzburg dek
ken de bewoners dc tafel met een goeden
maaltijd en zetten er een brandende kaars
naast dat is bestemd voor de zielen der
overledenen, die in den heiligen nacht in
huis terugkcercn. Ook de windgeestcn krij
gen hun deel. Van alle spijzen die op den
Kerstavond gebraden worden, wordt voor
p"n een stukje in het vuur geworpen. Even
bijgelcovig, als thans nog de Beieren aan
de Salzburgsche grens, zijn ze ook in Opper-
Beicren, vooral in de streken, die vóór de
eipennjkc Alpen liggen. De Beiersche hout
hakkersknechts, die bijzonder aan de oude
tradities h«»chten en het geheele jaar door
drie kruisen in het wortelstuk van eiken
gcvelden boom hakken, om den „Holzweib-
chen" houtvrouwtjes bescherming te
verleenen, zullen met Kerstmis geen stukje
eten aanraken, als er in dc boter op tafel
ook niet drie kruisen zijn.
Het laatste gebak, dat we noemen willen
en dat een groote rol in Beieren 6peelt, is
de zoogenaamde „C h r i s t s t o 11 e n", een
kunstig vlechtwerk, dat, naar men aan
neemt, herinnert aan de vroeger geofferde
vlechten der Germaanschc vrouwen. Dit ge
bak heeft bijzondere beteekenis voor de
mannelijke rijpere jeugd. In het Noorden
van Beieren krijgen de knapen na het vol
eindigen van hun 12de levensjaar als eerste
geschenk van hun peet een extra langen
en zworen „Stollen", waarin ook in onzen
lijd altijd nog een mes zit; aan de grens
van Tirol krijgen dc meisjes een „Weih-
nachlstollen" in den vorm van een gebakken
hen.
Behaive het gebak, waarin de kerstgebrui
ken der Beieren zoo duidelijk en veelzijdig
tot uiting komen, is het natuurlijk ook het
kerstgebraad, waarin zeden en gebrui
ken in de Beiersche keuken van moeder op
dochter overgebracht geworden zijn. Ge
rechten van varkensvleésch, vooral de ham,
die op dé kersttafel prijken moeten, datee
ren nog uit den heidenschen tijd. toen
men den „JoeP-ever braadde. De visch,
speciaal dc karper, die in geheel
Duitschland als visch voor den Kerst
avond d.i. de avond vóór Kerstmis,
2A December dus dienst doet, behoort
reeds tot den christeljjken tijd. Sinds van-
uil Rome het Christendom naar Beieren
kwam, wordt met Kerstmis de visch als
symbool der christelijke onderwerping ge
geten. Ook de haas speelt een groote rol.
I11 bij^eloovige streken wordt in den Kerst-
nachl in de keuken brooddeeg met hazen-
blced loor elkaar gekneed, wat voor veler
lei gevaren in tijden van ziekte goed moet
zijn.
Een bijzonderheid van de Beiersche kerst-,
keuken is ook het drukke gebruik dat van
de kwee gemaakt wordt. Brood van kwee
peren, kweeworsten, enz. worden in het ge
zin gevormd, vaak wederom in oeroude bak
vormen uit lang vervlogen eeuwen. Vooral
dc kloosterkeukens houden zich bezig met
het vormen van figuren uit kwecmérg, en
de. Beiersche vrouw draagt ze naar huis
naar man en kind, daar ze er een goeden
invloed op dc gezondheid in bet komende
jaar aan toeschrijft.
Curieuze, religieuze en bijgeloovjge din
gen vermengen zich in de kerstkeukenge
bruiken. Maar elk dezer gewoonten is In
teressant, als men tracht, den oorsprong
ervan na te vorschen.
SOPHIE RüTZOU.
verrassing", „kinderen"Ze konden het
mij zeker niet aanzien, dat ik zoo dol op
kinderen ben
Nou en dat werden toen beroerde dagen.
Ik zag niet anders dan menschen met
pakjes loopen; je moet dat in zoo'n groote
stad zien; je struikelt cr over, allemaal
„kerstverrassiugen" voor de „kindoren"
En ik had niemand om te verrassen; ik
was ongetrouwd en had geen kinderen...
Ik voelde mij wel erg alleen. Menschen, die
niemand hebben om te verrassen, moeten
ei* wel lam aan toe zijn. Ten minste, ik
voelde mij zoo.
Toen de „heilige avond" er eindelijk
was het werk was wat vroeger ge
ëindigd en allen haastten zich naar huis
slenterde ik doelloos door de straten.
Er viel geen sneeuw, maar het vroor en
de wind blies ijzig. Ik liep maar door. Ik
was nog banger om in een café te gaan
dan alleen te zijn. De gezelligheid, die an
deren hadden, maakte mij melancholiek.
Dus slofte ik maar door. Zoo kwam ik in
een van dc voorsteden- Overal zag men
door de ruiten het licht van kerstboomen,
soms op alle verdiepingen. Ik kon zelfs nu
cn dan de menschen zien en hun zingen
liooron. Dat was ook wel eens komiek,
wanneer ik de menschen wèl zag maar
niet hoorde; dan lijkt het zoo gek, als zij
den mond open doen;..
Een heel eind van het centrum van dc
stad stond ik een tijdje voor een beneden
huis. Het was op een soort landweg. De
luiken waren niet toe, ik zag vijf kinderen
voor een kerstboom staan. Zij zongen. Op
eens I1001* ik een mannenstem:
„Wat doet u daar?"
Ik schrok een beetje, maar bekende, dat
ik naar het zingen van de kinderen had
staan luisteren. De man kwam dichter bij.
Misschien verstond hij mijn onbeholpen
Duitsch niet zoo goed, als ik hem verstond.
Ilij keek mij een oogenblik aan en zei
toen vriendelijk:
„Waarom gaat u niet naar huis?"
Ik. zei hem dat ik vreemdeling was, wei
nig bekenden had en dat do onderneming,
waar ik portier was, voor het feest het
werk wat vroeg had beëindigd.
Hij zweeg even, hield het hoofd wat
6chec-f naar beneden, krabde zich in den
nek en zei toen:
„Kom maar mee naar binnen. Ze zullen
het prettig vinden als u plezier hebt van
onzen kerstboom1'.
Ik wiide weigeren maar hij nam mij bij
den arm cn drong mij het huis in
„Vrouw, daar hebben wij een gast voor
ons kerstfeest: hij houdt van zingen."
Zoo werd ik binnengeschoven Maar de
man was al weer weg. „Ik kom zoo terug,
zei hij. ik moet nog even het Kerstkind
halen. Daar stond ik nu in eens in een
kamer met een verlichten kerstboom, een
vrouw en vijf kinderen. Zij keken allemaal
een beetje verschrikt, maar de vrouw gaf
mij een stoel en vroeg mii. haar mijn hoed
en jas te geven. Toen kwam een klein
meisie naar mij toe en zei:
„Heb je mijn pop al gezien? Kijk, hier
is mijn pop
Nou bet is best mogelijk, dat mij op dat
oogenblik de tranen in de oogen schoten;
ik weet dat niet meer zoo precies, want
op dat oogenblik tinkelde een geluid van
een fijn klokje; de deur ging open en
daar was de man weer terug, voorafge
gaan door een jong meisje, dat het Kerst
kind moest voorstellen. Blond haar had
ze en heldor-blauwe oogen Het begon to
zingen, do kindeven zongen mee en de ou
ders ook.
Der sel'ge Schöpfer aus der Höh1
In Knechtsgestalt kommt er herbei...
en nog meer, wat ik niet allemaal meer
weet. Ik stond maar te kijken naar dat
alles; jullie moet bedenken, dat ik nog
nooit in mijn leven zoo'n Kerstavond had
bijgewoond
Toen het zingen gedaan was, gingen
de kinderen naar bed. Hot Kerstkind giDg
ook weg. Toen ik ook gaan wilde, dwon
gen zij mij te blijven. W ant aanstonds zou
een buurmeisje komen, dat veel op bet
Kerstkind leek.
Dat gebeurde en ik herkende haar da
delijk. Nu had zij wel niet meer een gou
den kroon op het hoofd en geen langen
witten sluier tot aan de voeten, maar dat
mooie blonde haar en die helder-blauwe
oogen, dat waren dezelfde alö zooeven en
wij praatten veel met elkaar en met do
ouders van do kinderen cn wij konden
goed met elkaar overweg cn de man zcide,
dat hij blij was, mij niet voor het venster
te hebben laten staan. En., en... nou ja,
dat meisje en ik, wij bevielen elkaar erg.
Ik heb de oudere menschen van den kerst
boom nog dikwijls teruggezien cn l^et
meisje nog vaker. Dat is nu twee jaar ge
ledenE11 nu beb ik do toestemming
van de ouders en ben op reis naar Bazel
om mijn Kerstkind voor goed in mijn buis
4e halen Vooruit, padrona een flescli
van do allerbeste!
Wij klonken allen met hem. Dc padrona
had den verteller zacht over het haar ge
streken. voordat zij de bestelling uitvoer
de. Ik dacht aan allerlei familiën, die
dicht bijeen kruipen op Kerstavond en aan
dc vele eenzamen, die dien avond geen
vriendschappelijkon 6uontanen gastheer
vinden, die hun zijn huis opent. En ik
overwoog, dat al zouden alle huizen ge
opend cn alle eenzamen uitgenoodigd war
den tot binnentreden, toch niet steeds de
eenzamen een Kerstkind zouden vinden,
dat voor hem den glans van het blonde
haar en den glimlach der helder-blauwe
oogen zou omzetten in een duurzaam le
vensgeluk. Onze verteller, mijn mederei
ziger naar Bazel. had. behalvo het gevoel
van eenzaamheid, dat andere, dat groote
gevoel van dankbare, eerbiedige bewonde
ring voor de vrouw, dat in onze dagen zoo
zeldzaam is; hij had den „heiligen avond"
in ziin binnenste ontbeerd en er naar ge
bunkerd en zich een vrouw gewenscht,
die. evenals bet Kerstkind, hem zou zijn
als van omboog tot hem neergedaald; hi]
had gezocht, gevonden en verworven.-.,
con sentimento.