J CON SENTIMENTO A.niersfoorisch Daohla KERSTGEBRUIKEN IN DE BEIERSCHE KEUKEN AVOND SCHOENEN Joh. Bottinga (Een Kerstfoeriamerieg) PRIJSVERMINDERING -angestr. 28 Tel. 59 Vaij heé - Als de winter komt Amersfoortsche Radio Centrale CRISIS EN KERSTMIS GROOTE in de betere ir Sluit U aan bij de Het verhoogt Uw gezellig- heid in huis Kantoor: Telefoon '■ange Bergstr. 13 452 door H. 6. Canncgieter. Een stadsman, die nog nooit buiten zijD woonplaats geweest was, zou eens voor het eerst van zijn leven een zeereis maken. Toen de boot afvoer, zat hij angstig door de on gewone omgeving, op het dek met zijn reis gezelschap te praten, en daar hij met zijn gezicht naar de kajuit zat gewend, had hij van de afvaart niet het minste bemerkt. Toen hij na een kwartiertje door een zij nor vrienden naar de verschansing werd meegenomen, schrok hij zoo van het schouwspel, dat hij bijna bezwijmde. De kust dat wou voor hem zeggen het veilige land. was een onwezenlijke strook langs den ho rizon geworden en het leek, of ze steeds verdor en verder in zee dreef. De machtige torens van do stad waren nietige puntjes geworden; het gedaver en gedruisch van den arbeid had plaats gemaakt voor een doodelijke stilte. Geen straat was meer te herkennen, geen huis te onderscheiden, al le verhoudingen en afstanden waren vreemd geworden als in een droom. En die droom dreef steeds verder weg. als een vreemd voorwerp uit een andere we reld. Wat kort te voren stellig en tastbaar geweest was, leek nu een fato morgana, een luchtspiegeling. Ilod onze schepping een half uur geleden nog deel uitgemaakt van dat schimachtig gebied? Het is angstwek kend. zich plotseling en onvoorbereid ver plaatst te vinden in een principieel andere sfeer. Dit angstwekkend gevoel overvalt ons op Kerstmis. Gister was het nog crisis. Wij leefden in een sfeer van waanzin en mis daad; oorlogstoerusting, economische ont reddering; botsingen, intrigues, zwendèlarij. Wat ons bezig hield was de beurs, waren de marktberichten en koerslijsten; de cij fers omtrent werkloosheid en faillissemen ten; do politieke vertoogen en de diploma tieke schandalen; waren de misères op het kantoor, de ongenoegens in huis; was de algemeeno onvrede; de universeele verbit tering, waaronder op dit oogenblik onze wc reld lijdt. Het gedruisch en gedaver van deze harde botte, waanzinnige wereld omringde ons. Wij waren aan „de werkelijkheid" rondom ons gewend als aan het tikken van de klok in de huiskamer. Als die man uit dö stad, die nog nooit een zeereis gemaakt had, aan autogetoeter en tramgedender en aan het geschuifel van duizenden voeten over de straat. En nu legt .een onzer vrienden ons de hand op den schouder en zegt: „Keer je eens cm en kijk eens over de verschan sing!" Een duizeling bevangt ons. Want die „werkelijke" wereld met haar percenten en dividenden, haar koorsdalingen en werk loosheidsuitkeeringen, haar giftgassen en pantserkruisers, haar ophitsing tot moord en haar zwendel om millioenen. haar zaken en markten en beurzen en politiek, ligt eensklaps ver weg als een d'-oom. We her inneren haar omtrekken niet meer en het aanzicht harcr afstanden en verhoudingen is tot een onwezenlijk lint vervloeid. Stilte omringt ons en diepte ls beneden ons en boven ons koepelt zich de geheim zinnige hemel. Geen ander geluid dan het rythmisch geneurie van oude Kerstliederen. Geen andere klank dan het. droomerig „Vre de op aarde!" en „Een welbehagen in men schen!" Geen andere genooten dan zwijgen de reizigers, evenals wij bevangen door de betoovering van het voortdeinende schip Passagiers naar een sprookjesland En hoe onwezenlijk de „werkelijkheid" van een half uur geleden. Hebben ook wij in derdaad daartoe behoord? Morgen zal Kerstmis voorbij zijn. Hoe was het ook weer? Vrede? Ja, vrede op aarde. En iets van welbehagen. Maar nauwkeurig weten we 't niet meer. Kerstmis is een oogenblik op zijn beurt onze „werkelijkheid" geweest. Wij leven in Kerstgedachten. Wij mijmeren voort bij het Kerstlied. Wij dommelen in bij den Kerst boom. Maar opeensKeer je eens om, vriend' Kijk over de verschansing!" Wat ligt Kerst mis plotseling ver! Wij herkennen ons va derland van gister niet meer. Afgedreven vervloeid met de golven, welke het schip van ons dageliiksch bestaan voortstuwen ligt daar aan den horizon ons fata morgana onze luchtspiegeling van „Vrede on aarde!" die gister zoo stellige werkelijkheid was. Zullen eenmaal de twee sferen, waarin de onbarmhartige tijd ons thans dwingt beur telings te leven, vereenigd zijn tot een har monisch bestendig bestaan? Hoe lang nóg, hoe lang nog noopt ons het Ipt te schom melen tusschcn deze twee tegenstrijdige po len: crisis en Kerstmis! Overal in de christelijke wereld vindt men omstreeks Kerstmis bijzondere gebrui ken in de keuken. Eén der landen echter, die de ailcrmceste zeden en gebruiken tot op den huidigen dag bewaard hebben, ie on getwijfeld Beieren. Hier, waar eens het Ro- mcinscne heidendom op de Keltische cul tuur stiet, waar do heiligenvercering der Katholieke kerk het Oud-Germaansche geloof verdrong, en waar in bergen cn dalen nog in onzen modernen tijd het eeuwenoude bij geloof hoogtij viert hier is een goede bo dem voor oude zeden en gebruiken van de meest verschillende herkomst. Niet alleen het Kerstfeest zelf heeft in Beieren zijn keukengebruiken; reeds in don adventstijd, in de vier weken vóór Kerstmis dus, wordt de keuken „umgestellt", op het kom"i.de feest ingericht. Zoo heeft men ge durende de geheele maand December een bepaald gebak, dat in huis bereid wordt, en slechts door getrouwde lieden gegeten mag worden, 's Avonds zit het gezin ge zellig bij elkaar. Dan wordt de „Krain pas" gebouwd; dat is een klein grijnzend monster, gemaakt van noten en gedroogde pruimen, en oorspronkelijk een zinnebeeld dér demonen. Hoe meer de dag van het hei lige fee6< nadert, des te grooter wordt de ijver van de Beiersche huisvrouw, om stolde maar te bakken. Een onnoemlijk aan tal baksels vult langzamerhand kasten en kisten; al deze bakproducten zijn te herlei den tot bepaalde eenvoudige grondvormen. Bijzondere zorg besteedt de Beiersche huisvrouw aan het zoogenaamde „Klöt- zenbrot". Dit is een soort vruchtenbrood. Door het meebakken van noten, gedroogde peren en pruimen wordt het deeg smake lijk gemaakt. Dit brood, langwerpig van vorm, gééft aanleiding tot het doen van al lerlei voorspellingen. Gelukt het deeg niet. dan zal zoo luidt het volksgeloof de huisvrouw in den loop van het jaar ster ven, want de huisgeesten, die het bak pro ces beïnvloeden, zijn haar dan niet gunstig gezind Is er een jong meisje in huis, dan mag zij de eerste 6nedc het kapje van liet „Klötzcnbrood" niet eten, dat zou zeer gevaarlijk voor kinderzegen zijn. Heeft het meisje echter een vrijer, dan krijgt deze het Kapje te verorberen, dat waarborgt zijn trouw voor het komende jaar. Eigenaardig is ook het bakken van raar- scpain en van de zoogenaamde .Lebkuchen", een soort van peperkoeken, die onder den naam van Neurenbergsche „Lebkuchen" we re dberoemdheid gekregen hebben. Oor spronkelijk zijn deze baksels wal naboot singen van goden en godinnen, waarvan dan later do beteekenis gewijzigd is. De menschcn in Beieren gaan er prat op, als za voor deze peperkoeken oeroude bakvor men kunnen gebruiken, die reeds van ge slacht op geslacht in de familie zijn. De best gelukte koeken, vaak kleine kunstwerken, worden aan den kerstboom gehangen en pas opgegeten, als de boom na nieuwjaar van zijn versierselen ontdaan wordt. Andere kerstlekkernijen, di.» bijna uitslui tend in Beieren voorkomen, zijn naar hun oorsprong Oudgermaansche offergaven voor de dooden of de geesten geweest. Zoo b.v. de bekende Beieische „Kücheln", die met HET VERHAAL VAN DE WEEK Het zal nu zoo wrat een jaar of tien ge leden zijn. In stroomenden regen was ik van Someo komen loopcn en ik had nog juist op het nippertje den trein in Locar no kunnen pakken. Het was al lang don ker, toen ik te Capologo uitstapte, waar ik een vriend zou ontmoeten. Maar we had den door een of andere onopgehelderde oorzaak zoo herhaaldelijk cn zoo lang op het kleine traject stilgestaan, dat ik er aan wanhoopte of het rcndez-vou6 wel zou plaats hebben. Nog door cn door nat van mijn tocht wrong ik mij door het deurtje van het kleine stationnetje. De wind stond er op cn het wilde eerst niet open. Een maal buiten zag ik den donkeren nacht voor me, met, op den grond, hier en daar lichtflitsen in de plassen „Alloh! Alloh! Ben je daar eindelijk!" klonk een stem, zonder dat ik de eigenaar ct van ontdekte... En toen trad uit een overdekte opslagplaats van hout Ubaldo op mij toe. Hij zag er niet zoo verregend uit als ik; stevig'pakte hij mij onder den arm en in een minimum van tiid hadden wij loopend en springend over de plassen, c-cn donkeren gevel bereikt, die de preten tie had een huis te willen zijn. Het leek meer een ruïne, maar het werd bewoond, er brandde ten minste een lichtje: ,0ste- ria", zei mijn vriend. „Jawel, een kroegje, geen café do Paris, maar een kroegje op zijn Tessinoosch. Wees maar blij, dat je onder dak bent". Nu, dat was ik ook. Wij klauterden een heen cn weer schuddenden trap op ik tel er twintig treden en zijn in het „parterre". Wat er onder is. is de wijnkel der... In de ruimte, waar wij door een open en dicht klappende deur binnenko men. zitten zoo wat een man of twaalf 0111 een lange eenvoudige tafel. Elk van hen heeft een koffiekop voor zich, alle koppen zijn verschillend van vorm en tcekening, maar de inhoud ervan is dezelfde: donke re. zware wijn. Een oude Tessinces zit aan het hoofd van de tafel, alsof hij presideert. Hij heeft een groote emaillè kan voor zich, waai-uit hij nu cn dan drinkt of de kop pen van de anderen vol schenkt. Is een k:rp leeg, dan wordt hij van hand tot hand voortgeschovcn naar den „president", die hem weer vult. Bij het binnenkomen zegt Ubaldo alleen maar: ,.Un amico". Dat is genoeg. Allen kijken even op, brengen de kotuien aan de monden, zeg gen: „gezondheid'" en bekommeren zich verder niet om ons. Maar Ubaldo wil dat ze belang in mii stellen. Hij vertelt dat ik bij dit hondenweer van Someo naar Lo carno ben komen loonen..- „Van Someo...?" Daar heeft zoo juist een bergstorting plaats gehad. Dat interesseert de anderen. Ik moet vertellen. En wat ik er deed. Ik zeg, dat ik journalist ben. Voor welk blad? Den naam hebben zij nooit gehoord, maar dat maakt mij in hun oog nog belangrij ker, dan het beroep „journalist" mij bij deze eenvoudige menschen al gemaakt had. Ik moet naar Bazel. Dat treft. Eén dei- aanwezigen moet er ook naar toe. Hij heeft er zaken Met ons vijven rijden wij naar Lugano, of liever, razen wij met een snelheid van SO K.M. per uur door de duisternis, op een small en weg, langs het meer... Ik ben blij, als wij uitstappen. In de „Grotta" zitten wij droog, gezellig, zonder gevaar, op een lioogo stecncn bank in de hoek van de schouw met de voeten op de verroeste haardijzers, do si gaar in den mondhoek en vóór ons de glazen of koppeh met een lekker verwar mend wijntje. Nu kennen wij elkaar; zij weten immers, dat ik journalist ben en reporter van een hun onbekend blad, en ik weet, dat één van hen ook naar Bazel moetIntieme vrienden dus. Daarginds heb ik verteld. Nu moet die ééne de kos ten van de conversatie dragen. Wat, voor den drommel moet hij, één dag voor Kerst mis in Bazel doen, terwijl hij toch in Ca- polago woont...? Onder intimi kan men zoo iets wel vragen. „Ja, zegt de man, Jawel!" Hij neemt een flinken slok uit zijn glas. wi6cht zich den mond met den rug van de hand, en begint te vertellen. De anderen, en ook dc waar din, met de linkerhand steunend op de heup, luisteren, één en al oor. „Ja, ja. zie je, dat is nu tweo jaar gele den, ik was toen nog to Bazel portier bij een groote bouwonderneming, die een ko lossaal pand had betrokken. Ik verdiende er behoorlijk en het beviel er mij best. Al leen voel je je zoo'n beetje eenzaam, in zoon groote stad, al6 je de taal neg niet machtig bent en niet van die stadskroe- gen houdt. Je maakt dan zoo geen vrien den en je boemelt vervolend rond. Het was voor liet eerst, dat ik een winter in een stad ten Noorden van dc Alpen door bracht. Nu, dat gevoel van eenzaamheid werd na half-December erger. Kerels van de on derneming namen telkens kleinigheden mee naar huis, hout lood. roedon... „wat doe jullie da-ar toch wel mee?" vroeg ik. on van allen kreeg ik hetzelfde ant woord: ..Dat heb-ik noodig voor een kerst verrassing voor de kinderen". Ze zeiden het zoo doodbedaard: „kerst- Kerstmis op geen boerentafel ontbreken; mot hun delicatcn reuzelgeur moesten de booze geesten in dc lucht verzoend worden. Ook net vlakke „Tellcrbrot", een typisch Wosibeiersch kerstgebak, stamt nit den hei- deiiRchen tijd, het is een symbool van een offerschaal. Op de grens van Salzburg dek ken de bewoners dc tafel met een goeden maaltijd en zetten er een brandende kaars naast dat is bestemd voor de zielen der overledenen, die in den heiligen nacht in huis terugkcercn. Ook de windgeestcn krij gen hun deel. Van alle spijzen die op den Kerstavond gebraden worden, wordt voor p"n een stukje in het vuur geworpen. Even bijgelcovig, als thans nog de Beieren aan de Salzburgsche grens, zijn ze ook in Opper- Beicren, vooral in de streken, die vóór de eipennjkc Alpen liggen. De Beiersche hout hakkersknechts, die bijzonder aan de oude tradities h«»chten en het geheele jaar door drie kruisen in het wortelstuk van eiken gcvelden boom hakken, om den „Holzweib- chen" houtvrouwtjes bescherming te verleenen, zullen met Kerstmis geen stukje eten aanraken, als er in dc boter op tafel ook niet drie kruisen zijn. Het laatste gebak, dat we noemen willen en dat een groote rol in Beieren 6peelt, is de zoogenaamde „C h r i s t s t o 11 e n", een kunstig vlechtwerk, dat, naar men aan neemt, herinnert aan de vroeger geofferde vlechten der Germaanschc vrouwen. Dit ge bak heeft bijzondere beteekenis voor de mannelijke rijpere jeugd. In het Noorden van Beieren krijgen de knapen na het vol eindigen van hun 12de levensjaar als eerste geschenk van hun peet een extra langen en zworen „Stollen", waarin ook in onzen lijd altijd nog een mes zit; aan de grens van Tirol krijgen dc meisjes een „Weih- nachlstollen" in den vorm van een gebakken hen. Behaive het gebak, waarin de kerstgebrui ken der Beieren zoo duidelijk en veelzijdig tot uiting komen, is het natuurlijk ook het kerstgebraad, waarin zeden en gebrui ken in de Beiersche keuken van moeder op dochter overgebracht geworden zijn. Ge rechten van varkensvleésch, vooral de ham, die op dé kersttafel prijken moeten, datee ren nog uit den heidenschen tijd. toen men den „JoeP-ever braadde. De visch, speciaal dc karper, die in geheel Duitschland als visch voor den Kerst avond d.i. de avond vóór Kerstmis, 2A December dus dienst doet, behoort reeds tot den christeljjken tijd. Sinds van- uil Rome het Christendom naar Beieren kwam, wordt met Kerstmis de visch als symbool der christelijke onderwerping ge geten. Ook de haas speelt een groote rol. I11 bij^eloovige streken wordt in den Kerst- nachl in de keuken brooddeeg met hazen- blced loor elkaar gekneed, wat voor veler lei gevaren in tijden van ziekte goed moet zijn. Een bijzonderheid van de Beiersche kerst-, keuken is ook het drukke gebruik dat van de kwee gemaakt wordt. Brood van kwee peren, kweeworsten, enz. worden in het ge zin gevormd, vaak wederom in oeroude bak vormen uit lang vervlogen eeuwen. Vooral dc kloosterkeukens houden zich bezig met het vormen van figuren uit kwecmérg, en de. Beiersche vrouw draagt ze naar huis naar man en kind, daar ze er een goeden invloed op dc gezondheid in bet komende jaar aan toeschrijft. Curieuze, religieuze en bijgeloovjge din gen vermengen zich in de kerstkeukenge bruiken. Maar elk dezer gewoonten is In teressant, als men tracht, den oorsprong ervan na te vorschen. SOPHIE RüTZOU. verrassing", „kinderen"Ze konden het mij zeker niet aanzien, dat ik zoo dol op kinderen ben Nou en dat werden toen beroerde dagen. Ik zag niet anders dan menschen met pakjes loopen; je moet dat in zoo'n groote stad zien; je struikelt cr over, allemaal „kerstverrassiugen" voor de „kindoren" En ik had niemand om te verrassen; ik was ongetrouwd en had geen kinderen... Ik voelde mij wel erg alleen. Menschen, die niemand hebben om te verrassen, moeten ei* wel lam aan toe zijn. Ten minste, ik voelde mij zoo. Toen de „heilige avond" er eindelijk was het werk was wat vroeger ge ëindigd en allen haastten zich naar huis slenterde ik doelloos door de straten. Er viel geen sneeuw, maar het vroor en de wind blies ijzig. Ik liep maar door. Ik was nog banger om in een café te gaan dan alleen te zijn. De gezelligheid, die an deren hadden, maakte mij melancholiek. Dus slofte ik maar door. Zoo kwam ik in een van dc voorsteden- Overal zag men door de ruiten het licht van kerstboomen, soms op alle verdiepingen. Ik kon zelfs nu cn dan de menschen zien en hun zingen liooron. Dat was ook wel eens komiek, wanneer ik de menschen wèl zag maar niet hoorde; dan lijkt het zoo gek, als zij den mond open doen;.. Een heel eind van het centrum van dc stad stond ik een tijdje voor een beneden huis. Het was op een soort landweg. De luiken waren niet toe, ik zag vijf kinderen voor een kerstboom staan. Zij zongen. Op eens I1001* ik een mannenstem: „Wat doet u daar?" Ik schrok een beetje, maar bekende, dat ik naar het zingen van de kinderen had staan luisteren. De man kwam dichter bij. Misschien verstond hij mijn onbeholpen Duitsch niet zoo goed, als ik hem verstond. Ilij keek mij een oogenblik aan en zei toen vriendelijk: „Waarom gaat u niet naar huis?" Ik. zei hem dat ik vreemdeling was, wei nig bekenden had en dat do onderneming, waar ik portier was, voor het feest het werk wat vroeg had beëindigd. Hij zweeg even, hield het hoofd wat 6chec-f naar beneden, krabde zich in den nek en zei toen: „Kom maar mee naar binnen. Ze zullen het prettig vinden als u plezier hebt van onzen kerstboom1'. Ik wiide weigeren maar hij nam mij bij den arm cn drong mij het huis in „Vrouw, daar hebben wij een gast voor ons kerstfeest: hij houdt van zingen." Zoo werd ik binnengeschoven Maar de man was al weer weg. „Ik kom zoo terug, zei hij. ik moet nog even het Kerstkind halen. Daar stond ik nu in eens in een kamer met een verlichten kerstboom, een vrouw en vijf kinderen. Zij keken allemaal een beetje verschrikt, maar de vrouw gaf mij een stoel en vroeg mii. haar mijn hoed en jas te geven. Toen kwam een klein meisie naar mij toe en zei: „Heb je mijn pop al gezien? Kijk, hier is mijn pop Nou bet is best mogelijk, dat mij op dat oogenblik de tranen in de oogen schoten; ik weet dat niet meer zoo precies, want op dat oogenblik tinkelde een geluid van een fijn klokje; de deur ging open en daar was de man weer terug, voorafge gaan door een jong meisje, dat het Kerst kind moest voorstellen. Blond haar had ze en heldor-blauwe oogen Het begon to zingen, do kindeven zongen mee en de ou ders ook. Der sel'ge Schöpfer aus der Höh1 In Knechtsgestalt kommt er herbei... en nog meer, wat ik niet allemaal meer weet. Ik stond maar te kijken naar dat alles; jullie moet bedenken, dat ik nog nooit in mijn leven zoo'n Kerstavond had bijgewoond Toen het zingen gedaan was, gingen de kinderen naar bed. Hot Kerstkind giDg ook weg. Toen ik ook gaan wilde, dwon gen zij mij te blijven. W ant aanstonds zou een buurmeisje komen, dat veel op bet Kerstkind leek. Dat gebeurde en ik herkende haar da delijk. Nu had zij wel niet meer een gou den kroon op het hoofd en geen langen witten sluier tot aan de voeten, maar dat mooie blonde haar en die helder-blauwe oogen, dat waren dezelfde alö zooeven en wij praatten veel met elkaar en met do ouders van do kinderen cn wij konden goed met elkaar overweg cn de man zcide, dat hij blij was, mij niet voor het venster te hebben laten staan. En., en... nou ja, dat meisje en ik, wij bevielen elkaar erg. Ik heb de oudere menschen van den kerst boom nog dikwijls teruggezien cn l^et meisje nog vaker. Dat is nu twee jaar ge ledenE11 nu beb ik do toestemming van de ouders en ben op reis naar Bazel om mijn Kerstkind voor goed in mijn buis 4e halen Vooruit, padrona een flescli van do allerbeste! Wij klonken allen met hem. Dc padrona had den verteller zacht over het haar ge streken. voordat zij de bestelling uitvoer de. Ik dacht aan allerlei familiën, die dicht bijeen kruipen op Kerstavond en aan dc vele eenzamen, die dien avond geen vriendschappelijkon 6uontanen gastheer vinden, die hun zijn huis opent. En ik overwoog, dat al zouden alle huizen ge opend cn alle eenzamen uitgenoodigd war den tot binnentreden, toch niet steeds de eenzamen een Kerstkind zouden vinden, dat voor hem den glans van het blonde haar en den glimlach der helder-blauwe oogen zou omzetten in een duurzaam le vensgeluk. Onze verteller, mijn mederei ziger naar Bazel. had. behalvo het gevoel van eenzaamheid, dat andere, dat groote gevoel van dankbare, eerbiedige bewonde ring voor de vrouw, dat in onze dagen zoo zeldzaam is; hij had den „heiligen avond" in ziin binnenste ontbeerd en er naar ge bunkerd en zich een vrouw gewenscht, die. evenals bet Kerstkind, hem zou zijn als van omboog tot hem neergedaald; hi] had gezocht, gevonden en verworven.-., con sentimento.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 15