Nieuw Parijs Langestraat 35. Tel. 308 Opgericht 1901 Gezelschapspelen Dam- Schaakspelen Tric-Trac borden SALON WESTERMEIER Korte Gracht 4 b Tel. 1019 Voor artistieke Kapsels EEN ZEER VREEMDE KERSTBOOM HET LIED VAN DEN KERSTBOOM 1^9 Tom en F.lla woonden met hun ouders in een land, waar hooge bergen waren, en wouden waarin, vooral als in den winter de Bneeuw heel hoog lag, wel eens wolven kwamen Ja, aoms kwamen deze wreede dieren dan wel oons tot aan den bosch- rand Als de duisternis inviel, mochten Tom en Ella ook nooit alleen uitgaan. Want de groote boerderij, waar zij met hun ouders woonden, lag zóó dicht bij óén der uitge strekte bosschen, dat zij In hun huis vaak de houthakkers, die daarin de doode boo men omhakten, konden hooren zingen Doch in den zomer mochten Tom on Ella wel eens een eindje het bosch Ingaan, maar nooit verder dan de plek waar de houthak kers bezig waren. Na schooltijd ging het dan op een holletje daarheen en zij bleven er. totdat moeder hen naar huis riep. Een levenden wolf hadden Tom en Ella dus nog nooit ontmoet, maar wèl veel hon den. die op wolven geleken. Dit waren de wolfshonden, trouwe waakzame dieren, die heel lief voor kinderen zijn. Ileel veel boe ren uit den omtrek hielden dan ook wolfs honden, maar boer Olsen, de vader vati Tom en Ella, bezat alléén groote doggen, piompe dieren, die niets op wolfshonden ge leken. Als er 's winters sneeuw lag en de boer naar de stad moest, spando hij de honden vóór de groote slede. Als dan 's mor gans vader op weg ging, mochten Tom en Ella meerijden tot aan het dorp, waar bun scnool lag. Zoo was het ook weer eonige dagen vóór Kerstmis gegaan Vader, die toen naar de stad moest, had hen dien morgen met de slede tot aan do school gebracht. Lachende stonden Tom en Ella hem na te kijken, toen hij verder roed. „Hè, Tom, je hadt best kunnen meegaan met je va der." begon een kleine Jongen. „Wij heb ben toch vanmiddag geen 6ehool en dan begint de Kerstvacantie". „We mogen in de vacantia wat vaak met vader mee,", zei Ella. ..En vanmiddag na schooltijd moeien wij moeder helpen." „Ja, wij moeten rozijnen uitzoeken en amandelen pellen voor den Kerstpudding," vertelde Tom. „En die wordt fijn. hoor!" „En misschien brengen do Kerstengeltjes vannacht den Kerstboom al in ons huis." hernam Ella. „Ja, ja, Jullie hebt het maar wèt best," sprak de jongen. „BIJ ons is 't niet zoo pret tig meer. nu vader gestorven is. Wij eten geen Kerstpudding en ook brengen do en geltjes ons geen Kerstboom „Jij moogt best bij onzen Kerstboom ko men, Fred," beloofde Tom. „Kom maar ge rust, hoor!" „En dan krijg Je óók van onzen Kerst pudding," zei EJla goedig. „Loop van mid dag na. schooltijd maar met ons mee naar huis, dan zullen wij aan moeder vragen, of je komen mag." Zoo liep toon dien na middag Freddio Berg met Tom en Ella naar hun huls. Moeder Olsen vond het voorstel van haar kinderen best. „Jo moogt korpen, hoor Fred," zei ze vriendelijk. „En misschien brcr.gt het Kerstkindje hier ook wel wat voor jou. Ach, lievo help!" riep ze ver schrikt, „nu ik over den Kerstboom 6preek, denk ik aan de lucifers, dio ik vergat te be stellen! En daar bon ik het orgste om ver legen!" „Kunnen wij dan niet naar het dorp gaan, om ze te halen?" vroeg Tom. „Ik loop dan met Fred mee, ale hij straks naar huis gaat. Maar mag hij dan corst bij ons blij ven eten?" Natuurlijk mocht hij. En Fred toonde nu daarvoor zijn dankbaarheid, door te be loven. dat hij dan Tom wel weer naar huis zou brengen. „Want," zei hil. ..ben je met je tweeèn, dan durft een wolf jo niot aan te vallen „Er zullon overdag geen wolven ko men, Fred," stelde Tom's moeder hem ge rust, „en vóórdat het donker wordt, zijn lullie al lang weer thuis...." „Ik mag toch mee met Tom en Fred hé moeder?" vroeg Ella. „Wij zijn dan met ons drieën, on als dén de wolven „O, die wolven!" lachte moeder. „Maar ga maar met de jongens meo on stop jij het geld voor de lucifers maar in jo zak. En jij Tom, draag de tasch! Jullio kunt ook nog wol een doos gckleurdo kaarsjes meebrengen! Wo hebben dan wel genoeg en kunnen ook ons Kerstmaal bij kaars licht nuttigen; dat staat echt feestelijk!" „Hè ja, mooder, wat zal dèt aardig zijn!" riep Ella uit. Met do tweo jongens ging zo daarna op weg. Vlug liepen ze voort op do harde sneeuw, onderwijl vroolijk babbe lend over het aanstaande Kerstfeest. Zoo kwamen zij in hot dorp en stonden weldra in den winkel van Larson. Tom kocht de lucifers on de kaarsjes en Ella betaalde. Daarna liepen zij, met do boodschappen in de tasoh, woer naar huis terug. Vlak bij den boschrand waren zo reods. En juist dóór, waar zich de weg in verschillende richtingen kruiste, ontmoetten zij een ou den man, die, alsof hij niet goed wist waar heen te gaan, uitkeek naar alle kanten. „Zoekt u wat, mijnheer?" vroeg Tom. „Ja, beste jongen," was het antwoord „Ik zoek den weg naar het huis van Jörn Gundersen. En er zijn hier zooveel paden. Weet jij misschien, welk pad ik moet ne men? „O, dat weet i k wel!" riep Fred. „U moet eerst een eindje verder het bosch in, en dan komt u op een smal pad. Det slaat u in, totdat u op een dwars-weg komt, en déér ligt het huls van Gundersen „Maar ik ben hier vreemd. Ik weet geen weg in het bosch, en zou verdwalen, ais ik er inging," sprak de man.„ Kunt ge mij niet even hel pad wijzen naar dien dwars weg?" „O, dat kunnen wij best," antwoordde FrecL „Jullio gaat toch ook mee, hè?" vroeg hij Tom en Ella. Zoo heel ver is het niet Maar 't was wèl ver. Zóó veraf lag zelfs het huis van Jörn Gundersen, dat Ella's voetjes al pijn doden, toen zij nog lang niet op den dwarsweg waren gekomen. En daarna moesten ze nog dien heelan weg weer terug! Wat. een eind moesten zij nog loopen. vóórdat zij thuis waren en 't werd reeds donker op den weg! En nög donkerder was het, toen zij bij den bosch rand kwamen. Zij waren toen wèl uit het bosch, doch moesten, vóórdat zij hun huis zagen, nog eenige boomgroepen voorbij. Tom, die ge woonlijk nogal dapper was, werd daarom even bang als Ella. Maar Fred, die wel eens meer een bood schap deed, als het donker was, en daar door wat moediger, stelde hen telkens ge rust door te zeggen: „Kijk, als wij die den nen voorbij zijn, kunnen wij het licht in jullie huis al zien Doch toen zij do boomgroep waren ge naderd en ook werkelijk reeds in de verte, het licht, dat in hun huis was ontstoken zagen schemeren, kwam er iets aan, dat hun vrees nog grooter maakte, 't Was iets donkers, en 't kwam vlug aandraven over den blank-bosneeuwden landweg. Ella gaf een gil van schrik! „O, 't is een wolf!" riep ze. En ook Tom fluisterdo met een tril6tem: „Ja, 't is een wolf!" Alleen Fred hield zich dapper. „Klimmen jullie maar vlug in één van die dennen," zei hij: „maar geef mij eerst de tasch met de lucifers en do kaarsjes, Tom!" „Die heb ik al laten vallen!" fluisterde Tom met be vende stem. „Ik schrok zóó, on toen viel de tasch! Toe, klim toch vlug in dien den!" fluisterde hij haastig tot Ella, die zijn arm had vastgegrepen. Bevende klom hot kleine meisje in één der laagste takken. Vlug volgde Tom haar. En daarna kwam Fred met de tasch, die hij spoedig had gevonden. Hij klom op één dor hoogero takken, zette zich daarop neer, nam toen vlug een paar kaarsjes en een doosje lucifers uit de tasch, en stak nog vlugger do kaarsjos aan. Tom, die het licht tusschen do takken zag, keek ver schrikt omhoog, en nauwelijks zag hij de brandende kaarsjes, of hij riep: „O, Fred, wat doe je nu toch?! 't Zijn moeder s kaars jes! Die mogen niet aangestoken worden! Die zijn voor onzen Korstboom!" „Stil toch!" waarschuwde Fred, ,,'t Is voor do wolven! Als die vuur of licht zien, durven zij ons niets doen! Dan zijn ze bang! Hier, neem jij ook een kaarsje, Tom! En geef dit aan Ella!" Ieder met een brandend kaarsje in hun bevende handen, zaten toen Tom en Ella op hun tak. Fred, die woer twee nieuwe kaarsjes had aangestoken, liet deze maar op en neer dansen. En ook de lichtjes van Tom en Ella dansten op en neer. Maar dit deden zij niet zelf; 't kwam alléén, doordat de vingers, dio hot kaarsjo vasthielden, zoo trilden. „Ik zal wel oven het Kerstkindje bidden, dat het die stoute wolven moet wegjagen," fluisterde Ella tegen Tom. „Want als het bijna Kerstmis is, moet je zoo iets altijd maar aan hot Kerstkindje vragen, zegt moeder... Bid jij ook maar, Tom; dat is altijd goed!" Intusschen kwamen de wolven steeds dichter bij, Ze stonden dan ook weldra onder den denneboom, waar nu heel dicht tegen den stam gedrukt, Tom on Ella op hun tak zaten. Intusschen had Frod reeds zijn vierde kaarsje aangestoken. Als een flambouw hield hij ze nu alle vier bijeen, zoodat ze als 't ware één vlam vormden. En toch was hij niet bevreesd voor de wol ven, die rond den boomstam liepen. Plot seling zag hij iets, dat hij verbazend vreemd vond. Dit was eon man, die met een bran dende lantaarn in zijn hand aankwam, en in 't minst niet bevreesd scheen te zijn voor de nu op hem toeloopende dieren. „Zien jullie dien man?" vroog hij bijna fluisterend aan Tom en Ella- „Die is ze ker gekomen om do wolven dood te schie ten! Nu stil blijven zitten, hoor!" „Maar wolven blaffen toch niet zoo," begon Tom, toen de dieren luid blaffende tegen den boomstam opsprongen. „Die huilen toch al tijd zoo akeligHij had dit-zóó zacht gezegd, dat zelfs Ella, dio dicht bij hem zat, er niets van verstond. Daar gaf op eens Fred, die zoo rustig op zijn tak zat, een gil. Hij zag één der wolven, luid blaffende, toeloopen op den man met de lantaarn, en dacht: ;.Nu zal hij den man toch wel kwaad doen!" Ook Tom en Ella, gilden. Waarom, dat wisten zij zelf niet. Waarschijnlijk was het Fred's gil, die hen nog angstiger had gemaakt. Doch daar zagen zij alle drie, dat de wolf met den man reeds vlak bij den boom stond en op eens hoorden zij zijn stem, die vroo lijk tegen hen riep: „Wat doen jullio daar in dien denneboom, ondeugden? Zijn jullie bezig daarvan een Kerstboom te maken? Wel, heb ik van mijn leven! Een Kerst boom met kinderen tusschen de takken! Neen, zoo n vreemden Kerstboom zag Ik nog nooit! En 't zijn nog wel mijn kinderen!" „O, 't is vader! 't Is vader!" riepen Tom en Ella tegelijk uit, zoodra zij de stem hoor den. „O, en hij staat daar tusschen de wol ven „O, wat een domme kinderen!" lachte vader Olsen. „Zien jullie dan nog niet, dat het de wolfshonden van buurman Paulsen zijn! En kom nu maar eens viug uit dien boom!" „Wij konden niet veel zien, omdat onze kaartjes zoo flikkerdon, vader," begon Ella, zoodra zij op den grond stond. „Daarom dachten wij, dat het echte wolven waron en dat u een man was, die do wolven dood kwam schieten." „Ja, en Fred stak een heeleboel kaars jes aan, en die moesten wij voor moeder meebrengen," vertelde Tom. „Dat moest ik doen, om de wolven bang te maken," verontschuldigde zich de jon gen. „Want als de houthakkers bij avond in het bosch zijn, verjagen zij de wolven ook door het maken van een vuurtje... En daaraan dacht ik toen..,." ..'t Was stellig hot Kerstkindje, dat je deze gedachte ingaf, Fred," zei Tom's vader. „Want waren er werkelijk wolven ge weest, dan hadt jij, met je flikkerende kaars-fakkel, het leven van Tom en Ella gored! Jo bent een flinke jongen, Fred, en op Kerstdag kom je na kerktijd bij ons. Want ik geloof, dat het Kerstkindje óók wat voor jou onder onzen Kerstboom zal neerleggen „En jo krijgt een stuk van den Kerstpud ding!" riep Ella. „Maar 'k heb zooveel kaarsjes opge brand!" bekende Fred. „En Tom dacht, dat zijn moeder daarover wel boos zou zijn..." „Als je op Kerstdag komt, zul jo wel zien, hoe boos zij is," lachte boer Olsen. „En loop nu vlug naar je huis, jongen, en steek nog een paar kaarjes aan. Want je kunt nooit weten." Fred lachte eens en liep daarna met oen brandend kaarsje naar huis, en déér ver telde hij alles aan zijn moeder. Op zijn oude schoenen liep op Kerstmor gen Fred Berg naar de groote boerderij van Olsen. En nog wat verlegen, en ook bang, dat Tom's moeder boos zou zijn over de op gebrande kaarsjes, klopte hij aan de deur. Luid juichende kwamen toen Tom en El- la, die hem meetrokken naar den Kerst boom. „Kijk, Fred, dat heeft het Kerstkindje voor jou gebracht!" juichte Ella, en zij wees op een jasje, een wollen muts en een paar stevige, nieuwe schoenen. „En al dat lek kers in het mandje is óók voor jou!" „En dat pakje heeft de Kerstman voor jou in ons huis gi-wacht," begon Tom. „Je weet wel. die oude man, dien jij den weg hebt gewezen naar Gundersen's huis!" „Hè, was dat het Kerstmannetje?" vroeg Frod verbaasd. „Hoe is dat nu mogelijk, dat die weet „Alles is op Kerstdag mogelijk, Fred," vie! Tom's moeder in. „Dan komt toch het Kerst kindje op de aarde en geeft alle menschen een goede of een edele gedachte in? Zoo heeft het dus óók tot den Kerstman gezegd: „Denk aan Fred Berg; hij heeft Jo naar Gundersen's huis gebracht..." En maak het pak nu eens vlug opon, jongen I" „O, er is een briefje bij!" riep Fred, en hij begon hardop te lezen: „Fred Berg, vannacht kwam het Kerst kindje in mijn huis, en 't fluisterde mij in: „De Jongen, die je naar het huls van Gun dersen bracht, houdt vee! van lezen, en de winter duurt zoo lang. Brengt gij hem daar om deze boeken!" Dit deed ik toen, Fred. En ik wensch je een heerlijk Kerstfeest toe, en hoop, dat deze boeken je even zulke goede gedachten zullen geven, als het Kerstkindje je gaf, toen je met Tom en Ella in den denneboom zat, den vreemdsteu Kerstboom, dien iemand ooit zag!" „Ocb, och," zei Fred, toen hij de boeken had bekeken, ,,'t moet toch echt het Kerst mannetje geweest zijn, dat we naar het huis van Gundersen brachten, Hoe zou het anders alles weten? En dan die prachtige boeken!" „Eet nu eerst een stuk van den Kerst pudding, Fred," sprak juffrouw Olsen. „Proef eens, hoe lekker die is!" Doch Fred kon van vreugde geen hab van het lekkers eten. „Mag ik het mee naar huis nemen voor moeder en de zusjes, juf frouw Olsen?" vroeg hij. „Die hebben dan óók wat lekkers op Kerstmis!" „Kijk, dat is al weer een goede gedachte!* riep moeder Olsen. Zij sneed daarna nog een paar flinke sneden van den pudding af, legde die in het mandje, naast de appels, de noten en het andere lekkers, dat voor Fred was bestemd en ging voort: „Laat moeder nu maar eens smullen, Fred!" „Neen, nog nooit heb ik zoo'n heerlijk Kerstfeest beleefd!" juichte Fred, nadat hij Tom's ouders had bedankt „En nog nooit heb i k zoo'n vreemden Kerstboom gezien!" lachte boer Olsen. „Zoo'n vreemden Kerstboom, met kinderen tusschen de takken!" TANTE JOH. (Nadruk verboden). door C. E. DE LILLE HOGERWAARD, 't Is Kerstmis! Door de takken Van menig denneboom Rulscht er een lieflijk liedje, Het klinkt als in een drooml Het roept do menschen wakker En zegt: Vier vroolijk feest, Maardenk nu aan cadeautjes Toch niet het allermeest! We mogen niet vergeten. Wat 't Kerstfeest wel beduidt En wat de tonen flulst'ren, Die menig Kerstklok luidt! 't Lied spreekt van Warmt' en Liefde En van hot blijde Licht, Dat allen zien, wier oogen Naar Boven zijn gericht De Kerstboom heeft dit jaar ons Opnieuw weer veel geleerd, Zegt zacht in onze ooren: Toe, g e e f I waar wordt ontbeerd! Spreid Liefde om je henen, Laat schijnen blij het Licht Dan straalt er iets van Kerstmis Ook af op je gezicht! We hebben graag een Kerstboom Verstaan we, wat hij zegt? Geef voor jezelf eens antwoord Heel eerlijk en oprecht! Dan zal de mooie Kerstboom Je vast tot zegen zijn. 'k Denk niemand van de lezer» Is daar voor nog te klein! (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1931 | | pagina 19