'AHEDSFOÖRTSCH DAGBLAD'
ALS WACHTER DER BESCHAVING
Feuilleton
Dinsdag 22 Maart 1932
..DE EEMIANDER"
30 e Jaargang No. 226
FEITEN DER HISTORIE
De mogendheden hebben
schuld
TWEEDE BLAD
DE NOOD DER BOEREN
OP DE VELUWE
HET STERFGEVAL IN HET
MISSIEHUIS ST. JAN
LOOPENDE PACHTOVER
EENKOMSTEN
DE GEHEIMZINNIGE
INBREKER
JAPAN
De grondoorzaak van het
conflict is een teveel
aan menschen
door prof. dr. J. L. Pierson Jr.
(Hoogleeraar in de Japansche taal- en
letterkunde aan de Rijksuniversiteit
te Utrecht).
Men noemt de Japanners gaarne de „Gele
imperialisten van het Oosten", die het
arme China uitbuiten cn met hun militaire
overmacht ongehoorde concessies af trach
ten te dwingen. Om dit te bewijzen gooien
Communisten te Hamburg en Rotterdam
de ruiten in van het Japansche Consulaat
met de vriendelijke woorden „Weg met im
perialistisch Japan, leve Sovjet-Rusland!"
Er komt een boek uit „Ilinter China steht
Moscau"; Lcgendre schrijft zijn uitstekendo
werk „L'Asie contre l'Europe", waaruit blijkt
dat Moscou inderdaad achter China staat en
dat Japan het eenige tegenwicht vormt in
het Oosten, cn toch heeft men zulk een in
nig medelijden met China en blijft men Ja
pan verdenken in het geheim samen te
spannen met de Sovjet-Unie. Deze lieden
zijn „past hope of recovery", want hun me
delijden is een misplaatst gevoel en hun
humanitair gedoe komt voort uit onkunde
en is in laatste instantie wreed.
Feiten der historie.
Aan de hand der historische feiten zal ik
trachten aan te toonen waarom de machten
in het Verre Oosten zich groepeerenden zoo
als zij dit nu blijkbaar doen en wie en wat
hiervan de schuld is. Juister is het in de
geschiedenis van vermoedelijke oorzaken te
spreken dan van schuld, want van de ge
schiedenis uit gezien, zijn alle feiten rede
lijk', en is er geen verschil tusschen goed en
slecht, nuttig of onnuttig. Een roode, zwar
te of groene revolutie is van het bestaande
staatsstelsel uit bezien slechts maar uit een
geschiedkundig oogpunt redelijk te noemen.
Wij buitenstaanders noemen redelijk wat
met onze sympathie en overtuiging over
eenkomt, maar aangezien deze beide senti
menten bij allen zoo zeer verschillen, is het
met al die redelijkhcdens ook ietwat raar
gesteld en daarom is het aan te bevelen de
redelijkheid te laten voor wat zij is en an
dere normen aan te leggen in deze abnor
male tijden.
Laten wij eerst met de grond-oorzaak
komen van al deze misère, en de eenige re
medie, die aan alle andere middelen ten
grondslag moet liggen en daarna nagaan in
hoeverre de groote mogendheden zich on
behoorlijk hebben gedragen. Alle zachtzin-
nigen, gezegend met een verkeerde zacht
zinnigheid en alle godsdienstigen met een
benepen religieus gevoel, zullen aanstonds
in opstand komen. De „angst", die naar bui
ten de etiquetten „pacifisme", „gewetens
bezwaren", „nooit meer oorlog", etc. draagt
de „angst" die alle gewone, normale, eer
lijke en eerbare zaken vergroot en verwron
gen ziet en bestempelt met militairisme. im
perialisme, machtswellust en wat dies meer
zij, zal alle mogelijke middelen van ver
weer nemen tegen misdadige van mijn
voorstel. Voor de bange broekjes, vergeef
mij het woord, die hun lafheid zelfs naar
buiten gaan toonen in lezingen over een
zijdige ontwapening; voor dezulken, ont
daan, van alle schaamtegevoel, eergevoel,
zelfrespect en last not least nationaal ge
voel, moet het leven toch al één groote
Wij beginnen hiermee te publi-
ceeren eenige artikelen over de
Japansch-Chineesche kwestie van
de hand van Prof. Dr. J. L. Pierson
Jr., Hoogleeraar in de Japansche
taal en letterkunde aan de Rijks-
Universiteit te Utrecht, welke arti
kelen een anderen kijk geven op het
conflict in het Verre Oosten.
sidderende angstdroom zijn: vechten, slaan,
geslagen worden, miskenning, onbegrepen
eigenbelang, Godslastering cn dwaze, be
grippen als eer, moed, opoffering voor het
Vaderland. Voor hen past ons medelijden op
de wijze der verachting.
De vloek der overbevolking.
Wat Is nu de grondoorzaak? Een teveel
aan menschen. De soort wordt in stand ge
houden met een fatale overproductie, waar
zelfs de industrie niet tegenop kan. Wij
moeten groote lijnen eerst trekken voor
wij aan een gedetailleerde beschouwing van
de feiten kunnen beginnen.
Japan heeft een overbevolking van bijna
één millioen per jaar. Dat wil zeggen dat
er per jaar een millioen Japanners méér ge
boren worden dan sterven. Per uur komen
er meer dan honderd zoete gele baby's ter
wereld, die aanstonds beginnen op te groei
en tot de allerliefste, stille, gehoorzame en
uiterst moedige kinderen.
Ik houd niet overdreven veel van kinde
ren. Het zijn veelal aanstellertjes en la
waaimakers. Maar Japansche kinderen
vormen een uitzondering. Ik heb er nog
nooit een hooren huilen of zoo maar
schreeuwen om „their elders and betters" te
P .n, maar toch is honderd kereltjes per
uur „des Guten zuviel". De Japansche ei
landen zijn niet bijzonder groot en nu reeds
overbevolkt. De late industrialisatie die het
urbanisme tengevolge had, wordt nu welis
waar in navolging van I tal ié, door de inter-
migratie gedeeltelijk tegen gegaan, maar
ook deze intermigratie, (i.e. het bevolken
en ontginnen van de onontgonnen gebie
den met tijdelijken steun van de regeering,
die stukken grond afstaat aan de boeren
met 25 jaar vrijstelling van belasting, etc.)
is niet in staat aan de 100-per-uur-produc-
lie weerstand te bieden en vanzelf wordt
men gedwongen een afzetgebied te vinden,
waar zij kunnen aarden cn in hun levenson
derhoud kunnen voorzien.
En hier weer zien wij de „angst" opdoe
men van de groote mogendheden voor de
Japanners, die alle eigenschappen ontwik
kelen, die wij zoo langzamerhand gaan ver
liezen of miskennen: energie, doorzittings-
vermogen, moed, durf, uithoudingsvermo
gen, organisatie talent, saamhoorigheidsge
voel, eergevoel en een tot het uiterste op
gevoerde opofferingsgezindheid voor de
grootheid van het Vaderland. Tengevolge
van dezen angst werden groote, dunbe
volkte gebieden gesloten zooals Californië,
Canada, Australië, om van de kleinere niet
te spreken.
De mogendheden hebben schuld.
Dit noem ik in principe een onbehoor
lijk gedrag der mogendheden, gezien de
feitelijke noodzaak eencr expansie voor Ja
pan. Gaat het niet goedschiks dan gaat het
kwaadschiks, maar een uitweg moet ge
vonden worden voor deze massa's N\.;ar-
voor allang geen eten genoeg is in eigen
land en die daarbij nog lastig emigreoren,
cn liefst in hun vaderland blijven. Welke
mogelijkheden zijn er voor deze expansie
en welke factor speelt hierbij een zeer ge
wichtige rol?
Allereerst het klimaat. In een koud kil
maat voelt de Japanner zich onbehagelijk
Hokkaidó, het noordelijkste eiland, Sacha-
lin. Noord-Manchurije zijn voor hem uitge
sloten zooals ook de meeste echt tropische
gebieden. Ik spreek natuurlijk niet van en-
kcle honderdtallen maar van de groote
massa. Er blijft over Korea, Zuid-Manchu-
rije, Formosa, eenige eilanden van den Indi-
schen archipel en nu ook een groot stuk
oerwoud om de Amazone in Brazilië, Korea
was al begeerlijk en begeerd vanaf het be
gin der Japansche geschiedenis en van het
einde der 19c eeuw tot heden is Manchurije
opgebloeid dank zij Japansche energie en
ondernemingsdurf en de eersten die hier
van profiteerden en nog profiteeren zijn
de Chineezcn! In 1925 stroomden er 500.000
Chineezen naar Manchurije cn vanaf 1930
bijna twee millioen per jaar. Wanneer «Ie
Japanners niet het element orde en disci
pline meebrachten daar waar zij zich vesti
gen, dat onmisbare kader voor iedere ge
ordende maatschappij, zouden de Chinee
zen niet in zulke overweldigende getallen
(de grootste volksverhuizing der geschiede
nis) het eigen land ontvluchten waar onrust,
burgeroorlog, wanbeheer, corruptie en hon
gersnood oppermachtig heerschcn om naar
dat land te trekken door die slechte ..impe
rialistische" Japanners geleidelijk tot orde
en welvaart gebracht.
Dit als inleiding. In mijn volgend artikel
zullen wij de historische gegevens nader
bezien.
Een vergadering te Apeldoorn
met de heeren Mr. Oud en
Ebels als sprekers
De federatie Gelderland van den Vrijz.
Democr. Bond, had de boeren van de Ve
luwe uitgenoodigd, Zaterdagmiddag te
Apeldoorn, samen te komen om met de
Tweede Kamerleden mr. Oud cn Ebels te
spreken over den nood in hun bedrijven
Ongeveer 200 boeren hadden hieraan ge
volg gegeven.
De voorzitter der federatie, mr. Dull, uit
Tiel leidde de sprekers in.
De heer Ebels begon zijn rede met te
zeggen, dat over crisis en malaise vele on
juiste meeningen hcerschen. Hier en daar
ontwaart men zelfs een paniekstemming
welke echter niet gerechtvaardigd is en
den opbouw tegenhoudt. De akkerbouw,
zoo zeide hij verder, is voorloopig behoor
lijk geholpen, de belangrijkste vraag van
thans is: hoe wordt de veehouderij weer
op de been geholpen? Spr. drong aan op
nauwe aaneensluiting van de Nederland
schc landbouwers ook ten aanzien van den
afzet van hun producten. Hij ontried, voor
steun een beroep te doen op de staatskas;
men diende de kosten te leggen op de ge
bruikers van de zuivcdproducten. De crisis
wegwerken kan de regcering niet. Wie dat
voorhoudt misleidt.
In debat kwamen o.a. drie leden van
Het Groene Front. Zij kantten er zich voor
al tegen, dat, terwijl de ambtenaren, zoo
als zij zich uitdrukten „een vorstelijk leven
leiden", de boeren gebrek hebben aan het
allernoodzakelijkste. Ook de lasten, dio de
verzekeringswetten aan de boeren opleg
den, waren hun een gruwel.
Een der boeren zeide, dat den Veluw-
schen boer de eer toekomt, van dorre heide
vruchtbaren grond gemaakt te hebben; zijn
spaarpenningen zitten in dien grond cn
het is niet meer dan billijk, dat de regee
ring hem nu helpt.
Mr. Oud erkende dit. Hij bepleitte voorts
hechte samenwerking tusschen de men
schen van het platteland en de stad.
De vergadering die af cn toe een rumoe
rig karakter droeg, duurde bijna 4 uur.
(N. R. Ct.)
De minister van justitie antwoordt
op de vragen van het Kamen
lid Wijnkoop
De Minister van Justitie heeft geant
woord op de onlangs door ons vermelde
vragen van het Tweedo Kamerlid Wijn
koop naar aanleiding van een sterfgeval
dat zich op 20 September 1931 heeft voor
gedaan in het Missiehuis St. Jan te Soes
terberg.
De minister antwoordt in de allereerste
plaats dat het hem bekend is, dat op Zon
dagavond 20 September j.l. een veertienja
rige jongen op een der slaapzalen van het
Missiehuis St. Jan te Soesterberg werd ver
mist en dat hij op een dor privaten werd
teruggevonden, alwaar de jongen, zooals
het bestuur der stichting beweert, zich door
.verhanging" van het leven had beroofd.
Dat de jongen, toen hij gevonden werd.
nog in leven was, is uit niets gebleken.
Naar de medcdcclingen van de gcstichts-
leiding hebben een paar gcostclijken aan
stonds getracht do levensgeesten op te
wekken; inmiddels werd om den genees
heer te Amersfoort, die als plaatsvervanger
van den in het buitenland vertoevenden
huisdokter van het gesticht fungeerde, ge
zonden; dat de hulp van den naastbijzijn
den militairen dokter niet werd in
geroepen. is alleen een gevolg geweest van
de omstandigheid, dat de aanwezigheid
van dien dokter in het gesticht niet bekend
was.
Aan de ouders van den jongen is bij de
eerste mededeeling van den dood door
den dokter en een der paters van het ge
sticht de oorzaak onvermeld gelaten. Dit
is geschied om de ouders te sparen.
Of zelfmoord om verschillende, ook me
dische, redenen onwaarschijnlijk moet wor
den geacht, kan de ondergetcekcnde niet
beoordeelen. Van deskundige zijde is die
onwaarschijnlijkheid niet bevestigd. De jon
gen, die 15 September van vacantie bij zijn
ouders was teruggekcord, was niet bevor
derd lot een hoogere klasse. Of tusschen
deze omstandigheid cri het gebeurde ver
band gezocht moet worden, is uiteraard
niet meer te zeggen. In het voorjaar was
hij ziek geweest; niet onmogelijk is dus
ook, dat daarvan nog eonige nawerking be
stond.
Dat, gelijk in casu, van een geval van
zelfmoord geen aangifte bij de politie wordt
gedaan, komt in de practijk herhaaldelijk
voor. Naar de mededeeling van de gestichts
leiding is het verzuim om do politie ter
zake kennis te geven, te verklaren uit on
bekendheid met het vanwege na te noemen
art. 5 der Begrafeniswet, wenscholijke van
het aanstonds doen van zoodanige kennis
geving of aangifte.
Hoewel van toegebracht geweld bij het
onderzoek niets was gebleken, is het voor
schrift omtrent de schriftelijke toestem
ming tot de begrafenis niet uitgeschakeld.
Deze is door den officier van justitie, na
dat nog een verhoor van de ouders had
plaats gehad, verleend, wijl geen aanwij
zing bestond, die ook maar cenig vermoe
den van misdrijf kon wettigen.
Gelijk hier uit blijkt, is de officier van
justitie in het onderhavige geval eerst na
verhoor der ouders tot het doen afgeven
der toestemming tot begraving overgegaan.
Dit daargelaten, valt het niet in te zien.
waarom zooals de blijkbare strekking
der vraag is aan de verklaringen van
den plaatsvervangenden Roomsch-Katho-
lieken huisdokter minder vertrouwen zou
de moeten worden geschonken dan aan
die van een arts van een ander geloof.
In de maand October van het vorige jaar
heeft naar aanleiding van een artikel in
een nieuwsblad en do in verband daar
mede loopende geruchten het parket te
Utrecht ter plaatse bereids een nader on
derzoek ingesteld en daarbij ook den bo
venvermelden geneesheer, een als bekwaam
chirurg en betrouwbaar rncnsch bekend
staan medicus, gehoord. Ook dit nader on
derzoek heeft geen enkele aanwijzing op
geleverd, welke het vermoeden konde wet
tigen, dat hier van misdrijf sprako was. On
der die omstandigheden werd gemeend,
dat tot den ingrijpenden maatregel van op
graving van het lijk en sectie daarop, wel
ke maatregel daarenboven den ouders
groot leed zoude berokkenen, niet mocht
worden overgegaan.
De ondergeteekende heeft bij het door
hem ingesteld onderzoek geen reden ge
vonden van deze conclusie af te wijken.
Van een „sterke plaatselijke opinio", (als
in vraag 8 vermeld (als zouden zich n.l.
onder de leiding van het gesticht sexueel-
abnormalen bevinden. Red.) is hem niet
kunnen blijken, daargelaten, dat men voor
de bepaling van de waarde van zoodanigo
opinie indien aanwezig, wel eerst de
bronnen zou moeten kennen,.waaruit zij is
cn wordt gevoed. Overigens heeft de onder
geteekende zich nog uitdrukkelijk verze
kerd, dat bij de ouders, die dan ook elk
verder ingaan gp de zaak als voor hen pijn
lijk gevoelen, geenerlei argwaan in zake
het gebeurde bestaat.
De ondergeteekende meent, dat de op
heldering, die in hot vorenstaande wordt
gegeven, voor ieder, die zich onbevooroor
deeld tegenover do zaak stelt, voldoende
kan worden geacht.
Een adres der vereen, Het
Grondbezitin verband met
het wetsvoorstel Ebels
Naar aanleiding van het voorstel van wet
van den heer Ebels c.s., houdondc bijzon
dere maatregelen ten aanzien van loopen
de pachtovereenkomsten heeft het bestuur
dor vereeniging „Het Grondbezit" zich tot
do Tweede Kamer gewend inet oen adres,
waarin adressant verklaart, hoewel
overtuigd, dat de betaling der pachtpen-
ningon voor de betrokken landpachtcrs in
verhouding tot den omvang van de heer-
schende moeilijkheden wel de minste zorg
geeft, omdat hierbij allerwege groote mede
werking en toegeeflijkheid van verpachters-
zijdo wordt betracht, zoodat dan ook niet in
de pachtverhoudingcn de oorzaak van een
economische ongerustheid ten plattclande
moet worden gezocht zich toch zeer goed
met dit wetsvoorstel te kunnen verecnigen
(omdat het wellicht nog iets meer zal kun
nen bijdragen tot leniging van den boeren-
nood), indien daarin een viertal wijzigin
gen alsnog zouden kunnen worden aango-
bracht, n.l.:
Ie. in art. 5 het beginsel van zuivor ci
vielrechtelijke arbitrage werd ingevoerd in-
stede van een hooger beroep op den kan
tonrechter, met een door do overheid be
noemde crisispachtcommissie;
2e. indien de terugwerkende kracht, wel
ke uit art. 11 derde alinea volgt er uit ver
wijderd worde cn de wet niet van toepas
sing zal zijn op vóór haar in werkingtre-
ding reeds vervallen pachttermijnen;
3e. een termijn worde gesteld, waarna het
recht voor den pachter om zich tot den
kantonrechter to wenden, zal zijn verval
len;
4e. in art. 5 achter de woorden: „Komt
de regeling niet tot stand", worde inge
voegd: „en heeft de pachter reeds betaald,
wat hij meent, redelijkerwijze te kunnen
betalen, waarvan het bedrag echter min
stens zal moeten overeenstemmen met het
door den kantonrechter ingevolge art. 4
vastgestelde bedrag, kunnende na afloop
van de arbitrage, hieronder omschreven,
eventueel het te veel betaalde terugbetaald
worden."
De onder 2e cn 3e voorgestelde wijzigin
gen zouden aan de regeling duidelijker het
karakier geven van een pachtwijziging,
welke do loopende overeenkomst in over
eenstemming brengt met de heerschende
crisis, zonder haar tegen de bedoeling er
van, te maken tot een regeling van een
onbepaald uitstel van betaling.
Als iemand bescheiden blijft niet bij lof,
maar bij smaad, dan is hij het.
Uit het Engelsch door A. TREUB.
11
Haal me de Dominion van gisteren,
herhaalde hij met zachte scherpe stem, ter
wijl hij op de couranten wees, die op de
tafel vlak bij hem lagen.
Wat belieft U? zei Enid vriendelijk.
Sir Peter ging rechtop zitten en zijn stem
werd snijdend.
Daar je vermoedt, dat ik bluf op mijn
gebrek aan goede manieren, meisje, haai
me de Dominion van gisteren!
De laatste woorden werden gezegd met
de scherpe duidelijkheid van den sergeant
majoor eener compagnie, die sarcastisch is,
en Enid stond op met gekwetste waardig
heid, hief haar kin op, en liep trotsch naar
de boekenkast in den hoek naast de deur
van den salón, waar zij haar vingers zoo-
kenö langs de ruggen der licht opeen ge
pakte boeken liet gaan.
Als U het mij vriendelijk vroeg, zei zij
streng, zou ik probeeren het voor U te vin
den.
Zij koos een boek uit en keerde terug
naar den Chesterfield.
Sir Peter keek verlangend naar het
haardstel met oogen, die vonken schenen
te schieten, maakte een hulpeloos gebaar
met zijn handen en maakte een geluid, dat
zijn dochter gewoonlijk „vader's gesis"
noemde. Toen stond hij plotseling op, keek
boos den stapel couranten door, zag vlug
naar de namen cn wierp ze toen de een na
•Ie ander op den grond. Toen hij aan de
helft van den stapel was, gooide hij met
een ongeduldigen zwaai van zijn hand de
andere door de kamer heen.
Eind koek hem afkeurend aan.
Maak niet zoo'n rommel, vader? vroeg
zei koel. Verwacht U mijnheer Aimsbury
niet vanavond?
Sir Peter schopte een courant op zijde,
en ging op het haardkleed staan.
En wie is Aimsbury, dat ik om hem
ruijn gedrag moet veranderen? vroeg hij
kwaad. De vervloekte courant moet hier
ergens zijn. Ik heb ze vanochtend gehad.
Misschien weet Spencer waar ze is,
zei Enid. Waarom vraagt U het hem niet?
Sir Peter antwoordde niet onmiddelijk.
Hij liep naar den belknop in den muur
naast den schoorsteen, en drukte er woe
dend op.
We zullen den jongen Aimsbury van
avond ook' zeker hier hebben9 vroeg hij.
Dat kan ik heusch niet zeggen, ant
woordde Enid met geveinsde onverschillig
heid, terwijl ze haar hoek open deed.
Maar je hoopt, dat hij komt, niet
waar? Hij komt zeker. De jonge kerel
woont bijna hier.
Hij nam zijn meest autocratische hou
ding aan, liep over het haardkleed, cn ging
tegenover zijn dochter staan.
Denk er aan, wie je bent. Enid, zei hij
gebiedend, en laat hem loopen. Ik heb je
gezegd, dat ik niet goedvind, dat de zoon
van een biscuitfabrikant fe man wordt.
Maar de fijne biscuit van Aimsbury
ts wezenlijk uitstekend, antwoordde Enid
kalm, terwijl zi haar bock op den Ches
terfield liet vallen cn langzaam opstond.
En ik zou er bij willen voegen, ging
zij rustig voort, dat i k zal beslissen met
wien ik zal trouwen. U ziet dus, mijn beste
vader, dat Uw toestemming of afkeuring
mij werkelijk niet veel schelen kan. Ik ben
liet toch tenslotte, die met mijn echtgpnoot
zal moeten leven.
Hun oogen zagen elkaar uitdage'ifl aan;
die van Enid licht spottend, die van sir Pe
ter boos cn snauwend.
Hij werd zichtbaar bleek onder haar vas
ten blik, en zijn handen kwamen langzaam
uit zijn zakken. Toen snoof hij verachtelijk
en keerde zich plotseling om, zich bewust
van een lichte aandoening, door de weten
schap, dat zijn dochter trouw bleef aan de
tradities van zijn stijfhoofdig geslacht.
Zoo, gromde hij, dat zuilen wij zien.
Hij wendde zich opeens tot haar:
Als hij vanavond met zijn vader mee
komt, ga dan met hem naar buiten, terwijl
Aimsbury en ik over zaken spreken, beval
hij.
HOOFDSTUK V
Heeft U gebeld, sir Peter?
Sir Peter schrikte op. Hij had Spencer de
kamer niet hooren binnenkomen. Hij keer
de zich om en keek den butler aan.
Geef me de Dominion van gisteren
beval hij en ging weer in den stoei terug,
waarin hij zich kwaad neerwierp.
Hij staarde in het vuur, terwijl Spencor
de versp'reide couranten vlug en stil bijeen
raapte.
Ik denk. peinsde hij hardop, dat je die
dwaze denkbeelden omlrent zaken van
dien braven jongeman overneemt?
Wat meent U, sir Peter? zei Spencer
beleefd.
Hè? riep sir Peter uit, zijn blik op den
knielenden butler richtend, die juist \an
onder de tafel te voorschijn kwam.
Sprak ik tegen jou?
Ilaal me de Dominion, herhaalde hij
scherp. Het is niet bij die daar. Die heb
ik nagezocht!
Spencer stond op cn kwam met de ge
vraagde courant. Sir Peter keek er naar,
bromde wat, en nam ze aan zonder te be
danken.
Ga heen!
Spencer legde de couranten weer goed
op de tafel, boog cn ging stil naar do deur.
En sluip niet zoo! snauwde sir Peter
Loop zooveel mogelijk als een rnensch, als
je kunt.
Niet de minste verandering in zijn gewo
ne deftigheid van uitdrukking en houding
toonde aan dat de woorden in eenig op
zicht bcleedigend voor Spencer waren, ter
wijl hij rustig boog en heen ging, de deur
zacht achter zich sluitend.
Sir Peter scheurde de courant in stukken
cn wierp ze kwaad in het vuur, waar ze
ontvlamde en in den schoorsteen verdween
en Enid glimlachte geamuseerd over de
kleine comedic.
Ja, zeide ze met kalme overtuiging.
Uw humeur cn manieren passen zonderling
bij het hoofd van het edele Iluis Brace,
vader.
Sir Peter keek haar even aan over zijn
pincc-nez heen, toen boog hij over de tafel
cn zocht met overdreven zorg een nieuwe
sigaar uit.
Zoo? vroeg hij zacht. Maar je verwacht
toch zeker niet, dat ik beleefd tegen de be
dienden ben?
Ik verwacht niet meer dat U tegen
iemand beleefd is, antwoordde Enid, wat
boos over het sarcasme in zijn stem.
Zoo?
Sir Peter rolde zijn sigaar tusschen zijn
vingers en glimlachte spottend.
Verwaandheid is Uw voornaamste zon
de, vader!
Sir Peter wachtte lang, voordat hij ant
woordde. Hij wist, dat zij waarheid had
gesproken. Hij wist, dat de meeste men
schen hem onverdragelijk pedant vonden,
maar dit was de eerste keer, dat iemand
hem dit in zijn gezicht had durven zeggen.
De glimlach verdween van zijn lippen.
Je moet leeren onderscheid te maken
tusschen verwaandheid en familietrots, lie
ve, zei hij eindelijk, met moeite zijn toorn
bedwingend.
Geen één Brace huwt met iemand uit
lageren stand. Hij vindt ook niet, dat be
dienden menschelijke wezens zijn. voegde
hij er bij, zijn hoofd oplichtend en Enid
vroolijk uitdagend aanziend.
Enid wist, dat hij overdreef, maar zij
nam de uitdaging met graagte aan.
Spencer is tenminste menschelijk, ver
klaarde zij nadrukkelijk.
Is hij dat? vroeg sir Peter met ge
veinsde verbazing. Dat heb ik me dikwijls
afgevraagd. En zelfs, toegegeven dat hij
het is, heeft hij nog geen recht op mijn be
leefdheid. In betaal hem loon. Ik koop hem.
zooals ik ieder andere bezitting zou kun
nen koopen. Vierhonderd jaar geleden zou
ik hem met heel iets anders gekocht heb
bande zweep! De zweep! herhaalde
hij met welgevallen. De betaling is tegen
woordig anders, mijn beste, maar de ver
houding blijft dezelfde. Je ziet dus, dat ik
alle recht heb om tot Spencer of iedcren
anderen bediende, dien ik betaal, te spre
ken zooals, wanneer, en waar ik wil.
(Wordt vervolgd), j