EEN PAASCHPAKKET FRANS MOLLE'S ROBERT^ KOCH KLEEDING NAAR MAAT NIEUWSTE STOFFEN B. Ruitenberg Hzn. Utrechtsche straat 26, Tel. 243 ENGELSCHE HEERENCONFECTIE MODE-ARTIKELEN PAASCHGEDACHTE BEDDEN- en TAPIJTHANDEL LANGESTRAAT 5, TEL. 639 Het adres, waar elke rang en stand, tegen lage prijzen, prima goederen koopt. door li. G. CANNEGIETER Waarmee moeten wij de tegenwoordige wereld vergelijken? Wie de maan of een ander hemellichaam door de telescoop ziet, ontwaart een rimpelige bol. Zóó ziet onzs aarde er ook uit, als men haar uit de hoog te beschouwt. Een rimpelig en schilferig on ooglijk grauw knolletje, niet ongelijk aan de bloembollen, welke men tegen Sinterklaas achter de ruiten van den zaadhandel uit gestald ziet. Dat is onze aarde: een uitgedroogd, klon terig. modderig bolletje. Men voelt lust, haar uit te werpen uit het heelal. Hoe weinig vreugde is er op onzï aarde, hoeveel verdriet! Onrecht, onwijsheid, on zedelijkheid. Dc aardisrheid ia er af. Al te lang hebben we op dit, dorre, stoffige ding gekeken. Het is de ééne dag geweest als de andere, even mistroostig, even somber e/i suf. Wat is er meer aan het leven? Helaas, dit doemwaardig menschenbestaan! Moeten we alle woorden nog opsommen, waarmee wij ons tijdsgewricht kenmerken? Crisis, malaise, werkloosheid, baisse, bank roet. Politieke conflicten, oorlogstoerusting, dreiging met revolutie. Loonsverlaging, ver- waarloozing, achteruitgang, ellende. Hope loosheid, troosteloosheid, moedeloosheid. Mi sère zonder eind. Onafwendbare ondergang. Stervend Europa. Stervende wereld. In af wachting van de katastrofe. Een vuile onooglijke bol in de uitstal- lingskast van het heelal. Ik heb zoo'n knolletje bij den zaadhandel gekocht en het in een bakje gelegd. Het symbool van 'de samenleving, het symbool van den tijd. In de donkere dagen voor Kerstmis heb. ik het neergelegd tusschen wat grintsteentjes. Ik kon het niet meer terugvinden, want wat onderscheidde het van het grint? Zelf leek het een steentje, zoo'n keihard, grijs stukje kiezel met mod der besmeerd. Daar lag het, tusschen de ovorlee steentjes! Het was de donkerste tijd van het jaar. De schemerig nacht zonder uitzicht op dag licht. Mist omhulde de vensters. Grauw van binnen en van buiten. Grauw de zielen der toenschen, voor wie het in deze ontwrichte wereld ook nacht was geworden, onherroe pelijk nacht. Ik tuurde op mijn steentjes. Ja toch, er wèe onderscheid, al was het de moeite niet waard. Maar aan mijn knolletjes zat een groen puntje. Niet grootcr dan een spelde- knop. Een spruitje, dat aan de overige grintsteenen ontbrak. Niet grootcr dan de beloften van den Volkenbond en dc Ont wapeningsconferentie. Niet grooter dan de samensprekingen over schrapping van oor logsschulden. Niet grooter dan hot ontwerp van een nieuwe, gezonde en redelijke maat schappij. Maar het was er, dit puntje, dat bewees, dat dit rimpelige knolletje geen keisteen was. Nu is het van Kerstmis Paschen gewor den. De eeuwigs schemer van 't jaar is ver dwenen. Dc dag is teruggekeerd na den langen, duisteren nacht. Do zon is herrezen. En in het bakje voor 't venster, waarin mijn rimpelig knolletje tusschen de grintsteenen lag, prijkt nu een vroolijke bloem, die het vertrek met haar geur parfumeert. Waarmee moeten wij de tegenwoordige wereld vergelijken? Wie de aarde uit de verte door de telescoop kon waarnemen, zou een rimpelig en schilferig, onooglijk grauw bolletje zien. Hoe kan uit deze klonterige knol een geurige hyacinth omhoogspruiten? Geloove, wie het gelooven kan! Dit is ons Paaschgeloof: dat dit wonder mogelijk is. Mogelijk niet alleen, maar nood wendig. Het is de uitkomst van een natuur lijk groeiproces. Even stellig en zeker als uit de verdroogde bloembol een schitterende en geurige hyacinth moet te voorschijn komen, aal uit het troosteloozc grauw van onze tegenwoordige samenleving een herboren wereld verrijzen. Nu? Vandaag? Morgen? Dit hebben we ook niet aan onzen bloembol gevraagd, toen we hem in het duistere getijde neer legden tusschen grint Wij wisten, dat tus schen Kerstmis en Paschen weken en maanden verloopen en dat alles in dc na tuur zijn groeitijd moet hebben. Ook voor den maatschappelijken wasdom is tijd noo- dig, en de aarde is zooveel grooter dan een bloembol. Zullen de weken en maanden dan ook niet zooveel langer duren? Ja, als onze menschenmaatschappij een dood ding, eon grintsteentje was, dan ware al ons wachten tevergeefs. Maar zij is een levend organisme, evenals de bloembol, en daarom kunnen wij met hoop in het hart haar stellig eenmaal te verwachten bloei tijd tegemoet ziem VIJFTIG JAAR TUBERCULOSE BESTRIJDING. door Dr. H. Westermann. Gaan wij even terug naar 24 Maart 1882. De kleine gehoorzaal van het Bcrlijnsche physiologischo instituut is tot op den laat- sten plaats bezet. Rudolf Virchow, Paul Ehrlich, alle Duitschc geleerden van wc- reldbekendheid, hebben van hun belang stelling blijk gegeven door persoonlijk aan wezig tc zijn. Een kicine, schijnbaar onbc- teekenende man, met een mooi, hoog voor hoofd en een dikke bril voor dc kortzich tige oogen. staat, op en gaat langzaam naar het podium. Mij is geen redenaar, doch hij heeft een dik manuscript meegebracht. Het is echter schijnbaar niet geheel in or de, want hij moet eerst verscheidene minu ten er in bladeren, voordat hij het begin gevonden heeft. Zijn stem trilt ccnigszins, als hij begint met voorlezen, monotoon, zonder eenigen pathos. Maar uit ieder woord, dat hij voorleest klinkt zijn inner lijke opwinding. En deze opwinding doet reeds bij zijn eerste woorden haar werk bij de luisteraars, zij voelen het, zij onder gaan het: hier is een der grootsten onder hen aan het woord, deze dag beteekent een mijlpaal in de geschiedenis der geneeskun de. in dc geschiedenis der menschheid. Deze stille man, Dr. Robert Koch, waar van enkele jaren geleden geen mensch iets afwist, van wien kort daarop de groote Pas teur geringschattend zeide: „Twintig jaar voor zijn geboorte als wetenschappelijk man, heb ik reeds microhen geisoleerd en culturen daarvan gekweekt". deze kleine man deelt de ingespannen luisterende scha re geleerden mede, droog, zakelijk en met de bescheidenheid van het ware genie, dat het liejn gelukt is, de bacterie, te vinden, die de oorzaak ervan is, dat ieder jaar één persoon van de zeven onder de vreeselijk- stc pijnen moest sterven, de tubercel-ba cilHij maakt weinig ophef van de enor me arbeid, die hem tot dit resultaat heeft gebracht, hij spreekt niet over de gevaren, die hem dag en nacht omgaven. Zijn ge vlekte, door 1W voortdurend gebruik van desinfectiemiddelen geheel gerimpelde han den slaan trillend blad na blad van het manuscript om. Alles klinkt nu zoo een voudig, zoo gemakkelijk, dc weg is zoo recht, het resultaat zoo verbluffend ge woon. Maar hij en zijn beide trouwe assis tenten weten hoe hij jarenlang heeft oncTer- 7ocht, hoe telkenmale mislukkingen en fou ten een onmenschelijke hoeveelheid geduld en taaiheid vergden, hoeveel doornen hel pad tot heden hebben bemoeilijkt, maar ook zij alleen kennen het. groote, geluk zalige gevoel, dat hen doorstroomde, toen na deze jaren eindelijk een volkomen succes hun moeizaam werk bekroonde. Wat een fantastisch succes in dezen be trekkelijk korten tijd! 39 Jaar is Robert Koch thans oud en nog circa vijf jaar ge leden was hij een onbekende boerenarts in een klein nest in Posen, waar hij den ge- heelen dag te paard van het eene dorp naar het andere reed om zijn patiënten te be handelen, steeds geplaagd door de kwelling niet ten volle tc kunnen helpen, onmach tig te zijn tegen vele ziekten. Hoe moest men tering, diphteritis, de pest genezen, als men de oorzaken er van niet kent? Dat klinkt ons thans onbegrijpelijk in de oo- ren! En toch is het waar: een halve eeuw geleden hadden zelfs de meest beroemde koryphacén der Medicynen van de ziekten, de epidemieën en hun oorzaken, even wei nig versland als een .natuurkundige uit dien tijd van de tegenwoordige atoomtheo rie! Kan men het een toeval noemen, dat juist deze kleine dokter in Wollstein een mi croscoop in handen krijgt, een instrument, dat in de uitrusting van den practischen geneeskundige uit die dagen betrekkelijk zelden voorkwam? Robert Koch begrijpt deze wenk van het Lot, hij voelt instinc tief, dat hij zich daardoor in de meest on waarschijnlijke avonturen begeeft, welke dc geschiedenis van den menschelijkcn geest kent. Maar hij aarzelt niet en grijpt de gelegenheid aan. Zonder systeem begint hij alles onder de loupe tc nemen, wat hem in den weg komt. Moeizaam moet hij zich een methode schep pen om met het instrument om te gaan. Maar spoedig weet hij de juiste belichting, kent hij de manier om dc dunne glasplaat jes te steriliseeren. Langzaam dringt hij in de geheimzinnige wereld van den mi croscoop binnen. Hij weet niet, dat er in Parijs een geniale scheikundige Pas teur woont, die reeds jaren er aan werkt een nieuwe wetenschap op te bouwen: de bacteriologie. Zoo is deze landsdokter van dc geheele wereld afgesloten geveest! Al les, wat hij vindt, is het product van eigen hersenen en zijn eigen medelijdend hart. Al zeer spoedig neemt zijn „liefhebberij" grooteren omvang aan. Ilij begint zich een bepaald doel voor oogen te stellen. In de enkele minuten tusschen spreekuren en pa- tientenbezoek wijdt hij zich daaraan: de ziekte der miltbrand! Juist in zijn .streek riclitto deze ziekte naïffèTijk groote ver woestingen onder de .veestapel aan. Ilij houwt zich een „laboratorium", bestaande uit een hoekje van zijn consultkamer, dat met planken en gordijnen van de rest is afgeschoten, zonder licht, zonder lucht, zon der eenige inventaris dan eon tafeltje, een stoel, een kastje en een microscoop. Daar bindt hij den strijd aan met den onzichtba- ren, wreeden vijand, een strijd die nader hand zulk een omvang heeft aangenomen, dat liet een geheele levensvulling voor den dokter is geworden. Het is een geschiede nis vol geheimzinnige, gewaagde avontu ren, vol dramatische spanning, zooals slechts het leven zelf kan scheppen. Het duurde maanden, voordat Koch de Anthrax-bacil had gevonden. Een ander dan hij had deze voorbeeldige ontdekking reeds overal rondgebazuind. Maar voor de ze echt-Duitsche slijfhoofd was liet slechts een begin. Hij moest doorgronden, hoe deze microbe zich vermenigvuldigde, hoe zij in het dierlijk lichaam wist binnen te drin gen, enz. Hij begint vanaf dien tijd zijn patiënten te verwaarloozen, in zijn „labo ratorium", waarin nog steeds eenzaam en Robert Koch., alleen de microscoop troont, wemelt het van witte muizen, proof-objecten. Koch werkt koortsachtig, iedere mislukking is aanleiding voor hem een nieuwe, geniaal uitgedachte proef te nemen. En eindelijk is hij zoover: hij kan beweren en met recht, dat hij de eerste is, die het daad werkelijke bewijs heeft geleverd, dat de miltbrand inderdaad slechts door een en kel, microscopisch klein diertje is veroor zaakt en hij kan tegelijkertijd den weg aan geven, volgens welke deze ziekte tegenge gaan kan worden. Koch is 34 jaar oud, als liij het besluit neemt zijn resultaten tc pu- Miceeren. I-Iij reist naar Breslau en demon streert daar de kopstukken der medische faculteit zijn heldere logische •experimen ten. De groote revolutie der geneeskunde neemt op dézen dag een aanvang. Koch zelf moet echter nog vier volle jaren in het troosteloozc Posenscbe nest verblijf houden, voordat de regeering hem een plaats in ruimt in het Rijks-gezondheids-instituut. Hier kan hij eindelijk pas goed aan het werk gaan. Hier heeft hij materiaal en in strumenten in overvloed. Plet deert niet, dat men hem daarmede de lauwerkrans der beroemdheid op de slapen drukt, hij heeft slechts één doel voor oogen: Nu de ziekten der menschen tc lijf gaan, en in de eerste plaats do tering! Weer begint, evenals in de eerste dagen van Wollstein een systematische onderzoe king. Thans echter bcheerscht hij het tech nische materiaal beter dan ieder ander. Maar ditmaal heeft hij rnet een minder onschuldigen tegenstander te doen. De bac- terieën willen niet onder den microscoop. Zij blijven onder de scherpste lens onzicht baar. Honderden onschuldige dieren moe ten onder zijn handen het leven laten ten dienste der menschheid. Eindelijk brengt een toeval hem op dc juiste metho de, namelijk deze ondenkbaar kleine, dood- brengende organismen zoodanig te kleuren, dat men hen onder de lens duidelijk kan herkennen. Maar als men het op den ke per beschouwt, is ook hier liet toeval slechts een noodzakelijke schakel in de le- vensketon van dezen kleinen, gonicuzen man. Do vreeselijkste vijand van den mcnsch is thans getemd. Robert Koch beeft hem uit zijn schuilhoeken naar voren gelokt, nu behoeft men slechts de metho de te zoeken, volgens welke men hem kan vernietigen. Op den avond van den 24sten Maart 1882 vliegt telegrafisch dc naam Koch over don geheclen aardbol. En hij, die het lot van tal van lijdenden in handen had, die thans de bewerker is van het levensgeluk van vole medeschepselen, Robert Koch, hij bleef steeds de bcschoiden geleerde die hij altijd was. Hij had reeds oen nieuw ar beidsterrein uitgezocht: de Cholera. De Cho lera zou hij onschadelijk maken! Een jaar later was ook inderdaad dit wild neerge legd. Maar do jacht gaat verder. Tot dat.... de dood hem het wapen uit dc hand neemt, dat millioenen redding en geluk beeft gebracht. In dc Riverside-kerk in New York staat zijn buste op het altaar, tezamen met Hip pocrates, St. Lucas, Lister en Pasteur, ge schaard om het beeld van Christus, den nemelschen genezer.... (Nadruk Verboden) VARIA UIT DE VOGELWERELD Weersgesteldheid en Vogelzang. Weersveranderingen, in het bijzonder strenge vorst of sneeuw zooals bekend laten Roodborst, Winterkoning en llegge- musch ook in den winter hun zang hooren beïnvloeden den zang van verschillende vogelsoorten in ongelijke mate. Een bekend Engelsch ornitholoog, PI. G. Alexander, deed nauwkeurige waarnemingen over den in vloed van zekere weersgesteldheden op dc uitingen van bepaalde vogels en deelt daar omtrent o.a. het volgende mede. Vorst doet den zang verminderen en be ïnvloedt vooral die vogels, welke hun voed sel op den grond zoeken, zooals Leeuweri ken en Lijsters (vroege zangers), doch kou de winden hebben dezelfde uitwerking op soorten, die het meer in de boomen zoeken. Sommige reageeren positief op zonneschijn, zooals de Koolmees: andere op regen, zoo als de Merel. Zon of regen kan gunstig op den voedselvoorraad dezer vogels Inwerken en zoodoende tot zingen aansporen; regen echter zet dc Merel in sterkere mate daar toe aan dan Lijsters of Roodborsten, of schoon hun voedsel vrijwel hetzelfde Is. Bij nauw-verwante soorten treden in hun ui tingen merkwaardige govoels-vatbaarheden aan den dag. De Zanglijster zingt in den vroegen morgen, bij gunstig weer, van eind November af; de Merel hoort men schaars vóór Februari en dan meestal In den na middag. Misschien ligt aan den zang zoo zegt A. bij beide soorten niet eenzelfde prikkel ten grondslag: bij den Zanglijster is het wellicht meer een uiting van boven matige energie, bij de Merel mogelijk meer een liefdezang. VERHAAL VAN DE WEEK dooi* WILLY CORSARI. De planters vonden, dat hij het drinken overdreef. En als op Sumatra de planters zooiets van iemand zeggen, kan men gerust aannemen, dat hij geen geheelonthouder is. Erwin Kuhlmann overdreef het inder daad. Zijn sterk lichaam van stoeren Ger maan hij kwam uit Beieren had tot nu toe stand gehouden tegen alle aanval len van het klimaat, maar de drank be- heerschtc hem, richtte hem langzaam ten gronde. Wat was het, dat hem dreef tot dit onzinnige drinken? Heimwee? Of knaagde nog iets anders aan hem? Niemand wist het. Hij scheen gestudeerd te hebben. Men vraagt elkander niet veel over het verle den onder planters. Zoovelen zijn eronder, die hier laatste droomen en illusies komen begraven. Men leeft in het heden, zooveel men kan, op een plantage. Erwin is een goede assistent, hij weet met de koelies om te gaan, is niet bang uitgevallen, maar nooit ruw en onbillijk. In weerwil van zijn geslotenheid is hij ook onder de collega's bemind. Maar toch blijft hij een vreemde tusschen hen. Speciaal op de dagen, dat hij naar Medan komt, waar de planters, die in de omgeving werken, nu en dan hun eenige genoegens zoeken: dansen, drinken, spe len vrouwen. Als hij dan in een dei- twee groote hotels zit, en als dan juist de mail aankomt, als allen het hebben over hun post, over de berichten van thuis, van bekenden uit Europa, verduistert zijn ge zicht. Hij antwoordt slechts kortaf en lacht bitter, als iemand hem vraagt, of er nooit post voor hèm komt. „Ik heb een streep ge zet onder alles", zei hij eens, „Duitschland? Ik heb geen vaderland meer. Je vaderland, dat is per slot van rekening niet een land. dat is het huis, waar jo bent geboren, je ouders, je vrienden, familieUit! Als ik met verlof ga, denk ik een reis door Ameri ka te maken, dat interesseert me veel meer". En dan drinkt hij, drinkt... drinkt... Heimelijk heeft men medelijden met hem. Zij zwijgen, als hij spot met hun vreugde wanneer dc mail komt, met hun illusies over een aanstaand verlof in het vader land. Ze doorzien zijn spot en hij voelt dat en drinkt nog bezetcner, verbeten, verbit terd. Hun medelijden knaagt aan hem, en dan nog iets anders: de hoop, die niet wil ster ven, hoop, dat toch nog ééns voor hèm een brief zal komen. Hoe zou dat zijn, als hij dien kon lezen in zijn eenzame woning, in dc voorgalerij, terwijl de insecten zoemend zwermen om zijn lamp. Doodsche stilte rondom, stilte, die hem soms bedrukt. Maar dan zal hij rustig en vredig zijn. Al schreven ze hem enkel maar, dat ze nog allemaal léven, dat er hun iets aan gelegen ligt, of hij nog leeft. Maar zijn brief komt niet; de maanden en jaren vergaan, weldra nadert zijn ver loftijd; hij bereidt zich inderdaad erop voor. die in Amerika door te brengen. Op een avond komt hij dronken naar huis van Medan, hoewel hij zich had voor genomen niet te drinken, nu hij een gast heeft. Een jonge controleur, Holman woont sinds eenige dagen bij hem op de plan tage. Vroeger heeft hij al eens bij den Duit- scher gelogeerd, ze konden toen goed met elkaar opschieten. Erwin voelt zich ver plicht nuchter te zijn, zoolang hij blijft, vooral daar Holman een solide mcnsch is. Binnenkort verwacht deze zijn vrouw, dio als „handschoentje" over kornt. Erwin schaamt zich een beetje, dat hij toch bezweken is voor zijn drankzucht en is blij, als de djongos hem vertelt, dat toe- wan Holman nog niet thuis is. „Breng ijswatcr", beveelt hij, gaat in een yan de schommelstoelen zitten en wischt zich het voorhoofd af. De tuin voor hem danst, de contouren vervagen, alles wan kelt en glijdt heen en weer voor zijn oogen. IJswater zal hem misschien ontnuchteren. Plotseling hechten zijn oogen zich aan een voorwerp, op de tafel. Wat is dat? Verbeelding? Aarzelend strekt hij een hand uit. Een postpakket? Vandaag is de mail aangekomen, maarEen pakket voor hèm? Hij voelt zich eensklaps duizelig wor den. In koortsachtige haast rukt hij dc touwtjes los, opent het papier, staart een tijdje naar den inhoud: een Paaschei. Als Holman thuiskomt, zit zijn gastheer in een schommelstoel en staart naar een Paaschei, dat op tafel staat. Hij ziet er an ders uit dan gewoonlijk. Het is, alsof een masker van zijn gezicht viel. Lijnen van bitterheid zijn weggewischt, zijn oogen stra len in kinderlijke vreugde, zijn stem sid dert, maar niet van dronkenschap. Hij kijkt Holman a&n en zegt zacht: „Ik wist niet, dat het Paschen was, dacht er niet aan. Wat merk je hier van lente? Ik zeg je dit in vertrouwen, weet je: ik heb vroeger stommiteiten uitgehaald, thuis, in Duitsch land. Mijn ouders hebben een boel ellende met me gehad. Later hebben mijn broers en zusters me zelfs verweten, dat door mijn schuld moeder betrekkelijk jong !s gestor ven. En toen ik wegging, heeft niemand me weggebracht, niemand heeft me geschre ven, nu al vijf jaar lang. Ik was koppig en schreef ook niet, wou niet dc eerste zijn, wou m'n kop niet buigen en schuld beken nen. En kijknou hebben ze me een Paaschei gestuurd! We vieren thuis altijd Paschen, het was een heel feest, met eie ren zoeken en allerlei grappenje be grijpt, een groot gezinWc hingen als kinderen allemaal erg aan elkaarDaar^ om sturen ze me nu dit Paaschei, als een toeken, dat het weer goed is tusschen ons, weer als vroeger; dat ik toch nog bij hen hoorNu zal ik ook dadelijk schrijven en ga met verlof naar huis." Zijn stem breekt af. Holman zwijgt. Een maand later gaat het als een loopend vuurtje rond: „Zeg, de Duitscher heeft ein delijk post gekregen. Zóó'n dikke brief, er zitten allerlei amateurskiekjes in en hij is gewoon idioot blij ermee." Het verwonderlijkste is echter, dat hij niet meer drinkt, sinds dat Paaschei kwam! Eerst later ontving Holman het volgende briefje van Erwin „Beste vriend, eerst toen ik antwoord op mijn brief naar huis kreeg, her innerde ik me plotseling, dat je op dien Paaschdag het papier, waarin het Paasch ei had gezeten, van dc tafel nam, bekeek, verscheurde en wegwierp. Toén eerst be greep ik ook, dat het alles een misverstand was geweest, dat je familie of je meisje jou dit Paaschei zond aan mijn adres ik in mijn dronken hoofd had niet eens op- gelet wéér het vandaan kwam en dat jij het papier verscheurde, om mij de waar heid te verzwijgen. En wat dit zwijgen voor mij beleekend heeft, daarvoor zal ik je nooit genoeg kunnen danken."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 15