EEN PAASCHPAKKET
FRANS MOLLE'S
ROBERT^ KOCH
KLEEDING NAAR MAAT
NIEUWSTE STOFFEN
B. Ruitenberg Hzn.
Utrechtsche straat 26, Tel. 243
ENGELSCHE
HEERENCONFECTIE
MODE-ARTIKELEN
PAASCHGEDACHTE
BEDDEN- en
TAPIJTHANDEL
LANGESTRAAT 5, TEL. 639
Het adres, waar
elke rang en
stand, tegen lage
prijzen, prima
goederen koopt.
door
li. G. CANNEGIETER
Waarmee moeten wij de tegenwoordige
wereld vergelijken? Wie de maan of een
ander hemellichaam door de telescoop ziet,
ontwaart een rimpelige bol. Zóó ziet onzs
aarde er ook uit, als men haar uit de hoog
te beschouwt. Een rimpelig en schilferig on
ooglijk grauw knolletje, niet ongelijk aan de
bloembollen, welke men tegen Sinterklaas
achter de ruiten van den zaadhandel uit
gestald ziet.
Dat is onze aarde: een uitgedroogd, klon
terig. modderig bolletje. Men voelt lust,
haar uit te werpen uit het heelal.
Hoe weinig vreugde is er op onzï aarde,
hoeveel verdriet! Onrecht, onwijsheid, on
zedelijkheid. Dc aardisrheid ia er af. Al te
lang hebben we op dit, dorre, stoffige ding
gekeken. Het is de ééne dag geweest als de
andere, even mistroostig, even somber e/i
suf. Wat is er meer aan het leven? Helaas,
dit doemwaardig menschenbestaan!
Moeten we alle woorden nog opsommen,
waarmee wij ons tijdsgewricht kenmerken?
Crisis, malaise, werkloosheid, baisse, bank
roet. Politieke conflicten, oorlogstoerusting,
dreiging met revolutie. Loonsverlaging, ver-
waarloozing, achteruitgang, ellende. Hope
loosheid, troosteloosheid, moedeloosheid. Mi
sère zonder eind. Onafwendbare ondergang.
Stervend Europa. Stervende wereld. In af
wachting van de katastrofe.
Een vuile onooglijke bol in de uitstal-
lingskast van het heelal.
Ik heb zoo'n knolletje bij den zaadhandel
gekocht en het in een bakje gelegd. Het
symbool van 'de samenleving, het symbool
van den tijd. In de donkere dagen voor
Kerstmis heb. ik het neergelegd tusschen
wat grintsteentjes. Ik kon het niet meer
terugvinden, want wat onderscheidde het
van het grint? Zelf leek het een steentje,
zoo'n keihard, grijs stukje kiezel met mod
der besmeerd. Daar lag het, tusschen de
ovorlee steentjes!
Het was de donkerste tijd van het jaar.
De schemerig nacht zonder uitzicht op dag
licht. Mist omhulde de vensters. Grauw van
binnen en van buiten. Grauw de zielen der
toenschen, voor wie het in deze ontwrichte
wereld ook nacht was geworden, onherroe
pelijk nacht.
Ik tuurde op mijn steentjes. Ja toch, er
wèe onderscheid, al was het de moeite niet
waard. Maar aan mijn knolletjes zat een
groen puntje. Niet grootcr dan een spelde-
knop. Een spruitje, dat aan de overige
grintsteenen ontbrak. Niet grootcr dan de
beloften van den Volkenbond en dc Ont
wapeningsconferentie. Niet grooter dan de
samensprekingen over schrapping van oor
logsschulden. Niet grooter dan hot ontwerp
van een nieuwe, gezonde en redelijke maat
schappij. Maar het was er, dit puntje, dat
bewees, dat dit rimpelige knolletje geen
keisteen was.
Nu is het van Kerstmis Paschen gewor
den. De eeuwigs schemer van 't jaar is ver
dwenen. Dc dag is teruggekeerd na den
langen, duisteren nacht. Do zon is herrezen.
En in het bakje voor 't venster, waarin mijn
rimpelig knolletje tusschen de grintsteenen
lag, prijkt nu een vroolijke bloem, die het
vertrek met haar geur parfumeert.
Waarmee moeten wij de tegenwoordige
wereld vergelijken? Wie de aarde uit de
verte door de telescoop kon waarnemen, zou
een rimpelig en schilferig, onooglijk grauw
bolletje zien. Hoe kan uit deze klonterige
knol een geurige hyacinth omhoogspruiten?
Geloove, wie het gelooven kan!
Dit is ons Paaschgeloof: dat dit wonder
mogelijk is. Mogelijk niet alleen, maar nood
wendig. Het is de uitkomst van een natuur
lijk groeiproces. Even stellig en zeker als uit
de verdroogde bloembol een schitterende en
geurige hyacinth moet te voorschijn komen,
aal uit het troosteloozc grauw van onze
tegenwoordige samenleving een herboren
wereld verrijzen.
Nu? Vandaag? Morgen? Dit hebben we
ook niet aan onzen bloembol gevraagd,
toen we hem in het duistere getijde neer
legden tusschen grint Wij wisten, dat tus
schen Kerstmis en Paschen weken en
maanden verloopen en dat alles in dc na
tuur zijn groeitijd moet hebben. Ook voor
den maatschappelijken wasdom is tijd noo-
dig, en de aarde is zooveel grooter dan een
bloembol. Zullen de weken en maanden
dan ook niet zooveel langer duren?
Ja, als onze menschenmaatschappij een
dood ding, eon grintsteentje was, dan ware
al ons wachten tevergeefs. Maar zij is een
levend organisme, evenals de bloembol, en
daarom kunnen wij met hoop in het hart
haar stellig eenmaal te verwachten bloei
tijd tegemoet ziem
VIJFTIG JAAR TUBERCULOSE
BESTRIJDING.
door Dr. H. Westermann.
Gaan wij even terug naar 24 Maart 1882.
De kleine gehoorzaal van het Bcrlijnsche
physiologischo instituut is tot op den laat-
sten plaats bezet. Rudolf Virchow, Paul
Ehrlich, alle Duitschc geleerden van wc-
reldbekendheid, hebben van hun belang
stelling blijk gegeven door persoonlijk aan
wezig tc zijn. Een kicine, schijnbaar onbc-
teekenende man, met een mooi, hoog voor
hoofd en een dikke bril voor dc kortzich
tige oogen. staat, op en gaat langzaam naar
het podium. Mij is geen redenaar, doch
hij heeft een dik manuscript meegebracht.
Het is echter schijnbaar niet geheel in or
de, want hij moet eerst verscheidene minu
ten er in bladeren, voordat hij het begin
gevonden heeft. Zijn stem trilt ccnigszins,
als hij begint met voorlezen, monotoon,
zonder eenigen pathos. Maar uit ieder
woord, dat hij voorleest klinkt zijn inner
lijke opwinding. En deze opwinding doet
reeds bij zijn eerste woorden haar werk
bij de luisteraars, zij voelen het, zij onder
gaan het: hier is een der grootsten onder
hen aan het woord, deze dag beteekent een
mijlpaal in de geschiedenis der geneeskun
de. in dc geschiedenis der menschheid.
Deze stille man, Dr. Robert Koch, waar
van enkele jaren geleden geen mensch iets
afwist, van wien kort daarop de groote Pas
teur geringschattend zeide: „Twintig jaar
voor zijn geboorte als wetenschappelijk
man, heb ik reeds microhen geisoleerd en
culturen daarvan gekweekt". deze kleine
man deelt de ingespannen luisterende scha
re geleerden mede, droog, zakelijk en met
de bescheidenheid van het ware genie, dat
het liejn gelukt is, de bacterie, te vinden,
die de oorzaak ervan is, dat ieder jaar één
persoon van de zeven onder de vreeselijk-
stc pijnen moest sterven, de tubercel-ba
cilHij maakt weinig ophef van de enor
me arbeid, die hem tot dit resultaat heeft
gebracht, hij spreekt niet over de gevaren,
die hem dag en nacht omgaven. Zijn ge
vlekte, door 1W voortdurend gebruik van
desinfectiemiddelen geheel gerimpelde han
den slaan trillend blad na blad van het
manuscript om. Alles klinkt nu zoo een
voudig, zoo gemakkelijk, dc weg is zoo
recht, het resultaat zoo verbluffend ge
woon. Maar hij en zijn beide trouwe assis
tenten weten hoe hij jarenlang heeft oncTer-
7ocht, hoe telkenmale mislukkingen en fou
ten een onmenschelijke hoeveelheid geduld
en taaiheid vergden, hoeveel doornen hel
pad tot heden hebben bemoeilijkt, maar
ook zij alleen kennen het. groote, geluk
zalige gevoel, dat hen doorstroomde, toen na
deze jaren eindelijk een volkomen succes
hun moeizaam werk bekroonde.
Wat een fantastisch succes in dezen be
trekkelijk korten tijd! 39 Jaar is Robert
Koch thans oud en nog circa vijf jaar ge
leden was hij een onbekende boerenarts in
een klein nest in Posen, waar hij den ge-
heelen dag te paard van het eene dorp naar
het andere reed om zijn patiënten te be
handelen, steeds geplaagd door de kwelling
niet ten volle tc kunnen helpen, onmach
tig te zijn tegen vele ziekten. Hoe moest
men tering, diphteritis, de pest genezen,
als men de oorzaken er van niet kent? Dat
klinkt ons thans onbegrijpelijk in de oo-
ren! En toch is het waar: een halve eeuw
geleden hadden zelfs de meest beroemde
koryphacén der Medicynen van de ziekten,
de epidemieën en hun oorzaken, even wei
nig versland als een .natuurkundige uit
dien tijd van de tegenwoordige atoomtheo
rie!
Kan men het een toeval noemen, dat juist
deze kleine dokter in Wollstein een mi
croscoop in handen krijgt, een instrument,
dat in de uitrusting van den practischen
geneeskundige uit die dagen betrekkelijk
zelden voorkwam? Robert Koch begrijpt
deze wenk van het Lot, hij voelt instinc
tief, dat hij zich daardoor in de meest on
waarschijnlijke avonturen begeeft, welke
dc geschiedenis van den menschelijkcn
geest kent. Maar hij aarzelt niet en grijpt
de gelegenheid aan.
Zonder systeem begint hij alles onder de
loupe tc nemen, wat hem in den weg komt.
Moeizaam moet hij zich een methode schep
pen om met het instrument om te gaan.
Maar spoedig weet hij de juiste belichting,
kent hij de manier om dc dunne glasplaat
jes te steriliseeren. Langzaam dringt hij
in de geheimzinnige wereld van den mi
croscoop binnen. Hij weet niet, dat er in
Parijs een geniale scheikundige Pas
teur woont, die reeds jaren er aan werkt
een nieuwe wetenschap op te bouwen: de
bacteriologie. Zoo is deze landsdokter van
dc geheele wereld afgesloten geveest! Al
les, wat hij vindt, is het product van eigen
hersenen en zijn eigen medelijdend hart.
Al zeer spoedig neemt zijn „liefhebberij"
grooteren omvang aan. Ilij begint zich een
bepaald doel voor oogen te stellen. In de
enkele minuten tusschen spreekuren en pa-
tientenbezoek wijdt hij zich daaraan: de
ziekte der miltbrand! Juist in zijn .streek
riclitto deze ziekte naïffèTijk groote ver
woestingen onder de .veestapel aan. Ilij
houwt zich een „laboratorium", bestaande
uit een hoekje van zijn consultkamer, dat
met planken en gordijnen van de rest is
afgeschoten, zonder licht, zonder lucht, zon
der eenige inventaris dan eon tafeltje, een
stoel, een kastje en een microscoop. Daar
bindt hij den strijd aan met den onzichtba-
ren, wreeden vijand, een strijd die nader
hand zulk een omvang heeft aangenomen,
dat liet een geheele levensvulling voor den
dokter is geworden. Het is een geschiede
nis vol geheimzinnige, gewaagde avontu
ren, vol dramatische spanning, zooals
slechts het leven zelf kan scheppen.
Het duurde maanden, voordat Koch de
Anthrax-bacil had gevonden. Een ander
dan hij had deze voorbeeldige ontdekking
reeds overal rondgebazuind. Maar voor de
ze echt-Duitsche slijfhoofd was liet slechts
een begin. Hij moest doorgronden, hoe deze
microbe zich vermenigvuldigde, hoe zij in
het dierlijk lichaam wist binnen te drin
gen, enz. Hij begint vanaf dien tijd zijn
patiënten te verwaarloozen, in zijn „labo
ratorium", waarin nog steeds eenzaam en
Robert Koch.,
alleen de microscoop troont, wemelt het
van witte muizen, proof-objecten. Koch
werkt koortsachtig, iedere mislukking is
aanleiding voor hem een nieuwe, geniaal
uitgedachte proef te nemen. En eindelijk
is hij zoover: hij kan beweren en met
recht, dat hij de eerste is, die het daad
werkelijke bewijs heeft geleverd, dat de
miltbrand inderdaad slechts door een en
kel, microscopisch klein diertje is veroor
zaakt en hij kan tegelijkertijd den weg aan
geven, volgens welke deze ziekte tegenge
gaan kan worden. Koch is 34 jaar oud, als
liij het besluit neemt zijn resultaten tc pu-
Miceeren. I-Iij reist naar Breslau en demon
streert daar de kopstukken der medische
faculteit zijn heldere logische •experimen
ten.
De groote revolutie der geneeskunde
neemt op dézen dag een aanvang. Koch zelf
moet echter nog vier volle jaren in het
troosteloozc Posenscbe nest verblijf houden,
voordat de regeering hem een plaats in
ruimt in het Rijks-gezondheids-instituut.
Hier kan hij eindelijk pas goed aan het
werk gaan. Hier heeft hij materiaal en in
strumenten in overvloed. Plet deert niet,
dat men hem daarmede de lauwerkrans
der beroemdheid op de slapen drukt, hij
heeft slechts één doel voor oogen: Nu de
ziekten der menschen tc lijf gaan, en in
de eerste plaats do tering!
Weer begint, evenals in de eerste dagen
van Wollstein een systematische onderzoe
king. Thans echter bcheerscht hij het tech
nische materiaal beter dan ieder ander.
Maar ditmaal heeft hij rnet een minder
onschuldigen tegenstander te doen. De bac-
terieën willen niet onder den microscoop.
Zij blijven onder de scherpste lens onzicht
baar. Honderden onschuldige dieren moe
ten onder zijn handen het leven laten
ten dienste der menschheid. Eindelijk
brengt een toeval hem op dc juiste metho
de, namelijk deze ondenkbaar kleine, dood-
brengende organismen zoodanig te kleuren,
dat men hen onder de lens duidelijk kan
herkennen. Maar als men het op den ke
per beschouwt, is ook hier liet toeval
slechts een noodzakelijke schakel in de le-
vensketon van dezen kleinen, gonicuzen
man. Do vreeselijkste vijand van den
mcnsch is thans getemd. Robert Koch
beeft hem uit zijn schuilhoeken naar voren
gelokt, nu behoeft men slechts de metho
de te zoeken, volgens welke men hem kan
vernietigen.
Op den avond van den 24sten Maart 1882
vliegt telegrafisch dc naam Koch over don
geheclen aardbol. En hij, die het lot van
tal van lijdenden in handen had, die
thans de bewerker is van het levensgeluk
van vole medeschepselen, Robert Koch, hij
bleef steeds de bcschoiden geleerde die hij
altijd was. Hij had reeds oen nieuw ar
beidsterrein uitgezocht: de Cholera. De Cho
lera zou hij onschadelijk maken! Een jaar
later was ook inderdaad dit wild neerge
legd. Maar do jacht gaat verder. Tot
dat.... de dood hem het wapen uit dc hand
neemt, dat millioenen redding en geluk
beeft gebracht.
In dc Riverside-kerk in New York staat
zijn buste op het altaar, tezamen met Hip
pocrates, St. Lucas, Lister en Pasteur, ge
schaard om het beeld van Christus, den
nemelschen genezer....
(Nadruk Verboden)
VARIA UIT DE VOGELWERELD
Weersgesteldheid en Vogelzang.
Weersveranderingen, in het bijzonder
strenge vorst of sneeuw zooals bekend
laten Roodborst, Winterkoning en llegge-
musch ook in den winter hun zang hooren
beïnvloeden den zang van verschillende
vogelsoorten in ongelijke mate. Een bekend
Engelsch ornitholoog, PI. G. Alexander, deed
nauwkeurige waarnemingen over den in
vloed van zekere weersgesteldheden op dc
uitingen van bepaalde vogels en deelt daar
omtrent o.a. het volgende mede.
Vorst doet den zang verminderen en be
ïnvloedt vooral die vogels, welke hun voed
sel op den grond zoeken, zooals Leeuweri
ken en Lijsters (vroege zangers), doch kou
de winden hebben dezelfde uitwerking op
soorten, die het meer in de boomen zoeken.
Sommige reageeren positief op zonneschijn,
zooals de Koolmees: andere op regen, zoo
als de Merel. Zon of regen kan gunstig op
den voedselvoorraad dezer vogels Inwerken
en zoodoende tot zingen aansporen; regen
echter zet dc Merel in sterkere mate daar
toe aan dan Lijsters of Roodborsten, of
schoon hun voedsel vrijwel hetzelfde Is. Bij
nauw-verwante soorten treden in hun ui
tingen merkwaardige govoels-vatbaarheden
aan den dag. De Zanglijster zingt in den
vroegen morgen, bij gunstig weer, van eind
November af; de Merel hoort men schaars
vóór Februari en dan meestal In den na
middag. Misschien ligt aan den zang zoo
zegt A. bij beide soorten niet eenzelfde
prikkel ten grondslag: bij den Zanglijster is
het wellicht meer een uiting van boven
matige energie, bij de Merel mogelijk meer
een liefdezang.
VERHAAL VAN DE WEEK
dooi*
WILLY CORSARI.
De planters vonden, dat hij het drinken
overdreef. En als op Sumatra de planters
zooiets van iemand zeggen, kan men gerust
aannemen, dat hij geen geheelonthouder
is.
Erwin Kuhlmann overdreef het inder
daad. Zijn sterk lichaam van stoeren Ger
maan hij kwam uit Beieren had tot
nu toe stand gehouden tegen alle aanval
len van het klimaat, maar de drank be-
heerschtc hem, richtte hem langzaam ten
gronde. Wat was het, dat hem dreef tot dit
onzinnige drinken? Heimwee? Of knaagde
nog iets anders aan hem? Niemand wist
het.
Hij scheen gestudeerd te hebben. Men
vraagt elkander niet veel over het verle
den onder planters. Zoovelen zijn eronder,
die hier laatste droomen en illusies komen
begraven. Men leeft in het heden, zooveel
men kan, op een plantage. Erwin is een
goede assistent, hij weet met de koelies om
te gaan, is niet bang uitgevallen, maar
nooit ruw en onbillijk. In weerwil van zijn
geslotenheid is hij ook onder de collega's
bemind. Maar toch blijft hij een vreemde
tusschen hen. Speciaal op de dagen, dat hij
naar Medan komt, waar de planters, die in
de omgeving werken, nu en dan hun eenige
genoegens zoeken: dansen, drinken, spe
len vrouwen. Als hij dan in een dei-
twee groote hotels zit, en als dan juist de
mail aankomt, als allen het hebben over
hun post, over de berichten van thuis, van
bekenden uit Europa, verduistert zijn ge
zicht. Hij antwoordt slechts kortaf en lacht
bitter, als iemand hem vraagt, of er nooit
post voor hèm komt. „Ik heb een streep ge
zet onder alles", zei hij eens, „Duitschland?
Ik heb geen vaderland meer. Je vaderland,
dat is per slot van rekening niet een land.
dat is het huis, waar jo bent geboren, je
ouders, je vrienden, familieUit! Als ik
met verlof ga, denk ik een reis door Ameri
ka te maken, dat interesseert me veel
meer".
En dan drinkt hij, drinkt... drinkt...
Heimelijk heeft men medelijden met hem.
Zij zwijgen, als hij spot met hun vreugde
wanneer dc mail komt, met hun illusies
over een aanstaand verlof in het vader
land. Ze doorzien zijn spot en hij voelt dat
en drinkt nog bezetcner, verbeten, verbit
terd.
Hun medelijden knaagt aan hem, en dan
nog iets anders: de hoop, die niet wil ster
ven, hoop, dat toch nog ééns voor hèm een
brief zal komen.
Hoe zou dat zijn, als hij dien kon lezen
in zijn eenzame woning, in dc voorgalerij,
terwijl de insecten zoemend zwermen om
zijn lamp. Doodsche stilte rondom, stilte,
die hem soms bedrukt. Maar dan zal hij
rustig en vredig zijn. Al schreven ze hem
enkel maar, dat ze nog allemaal léven, dat
er hun iets aan gelegen ligt, of hij nog leeft.
Maar zijn brief komt niet; de maanden
en jaren vergaan, weldra nadert zijn ver
loftijd; hij bereidt zich inderdaad erop voor.
die in Amerika door te brengen.
Op een avond komt hij dronken naar
huis van Medan, hoewel hij zich had voor
genomen niet te drinken, nu hij een gast
heeft. Een jonge controleur, Holman woont
sinds eenige dagen bij hem op de plan
tage. Vroeger heeft hij al eens bij den Duit-
scher gelogeerd, ze konden toen goed met
elkaar opschieten. Erwin voelt zich ver
plicht nuchter te zijn, zoolang hij blijft,
vooral daar Holman een solide mcnsch is.
Binnenkort verwacht deze zijn vrouw, dio
als „handschoentje" over kornt.
Erwin schaamt zich een beetje, dat hij
toch bezweken is voor zijn drankzucht en
is blij, als de djongos hem vertelt, dat toe-
wan Holman nog niet thuis is.
„Breng ijswatcr", beveelt hij, gaat in een
yan de schommelstoelen zitten en wischt
zich het voorhoofd af. De tuin voor hem
danst, de contouren vervagen, alles wan
kelt en glijdt heen en weer voor zijn oogen.
IJswater zal hem misschien ontnuchteren.
Plotseling hechten zijn oogen zich aan
een voorwerp, op de tafel. Wat is dat?
Verbeelding? Aarzelend strekt hij een hand
uit. Een postpakket? Vandaag is de mail
aangekomen, maarEen pakket voor
hèm? Hij voelt zich eensklaps duizelig wor
den. In koortsachtige haast rukt hij dc
touwtjes los, opent het papier, staart een
tijdje naar den inhoud: een Paaschei.
Als Holman thuiskomt, zit zijn gastheer
in een schommelstoel en staart naar een
Paaschei, dat op tafel staat. Hij ziet er an
ders uit dan gewoonlijk. Het is, alsof een
masker van zijn gezicht viel. Lijnen van
bitterheid zijn weggewischt, zijn oogen stra
len in kinderlijke vreugde, zijn stem sid
dert, maar niet van dronkenschap. Hij kijkt
Holman a&n en zegt zacht: „Ik wist niet,
dat het Paschen was, dacht er niet aan.
Wat merk je hier van lente? Ik zeg je dit
in vertrouwen, weet je: ik heb vroeger
stommiteiten uitgehaald, thuis, in Duitsch
land. Mijn ouders hebben een boel ellende
met me gehad. Later hebben mijn broers
en zusters me zelfs verweten, dat door mijn
schuld moeder betrekkelijk jong !s gestor
ven. En toen ik wegging, heeft niemand me
weggebracht, niemand heeft me geschre
ven, nu al vijf jaar lang. Ik was koppig en
schreef ook niet, wou niet dc eerste zijn,
wou m'n kop niet buigen en schuld beken
nen. En kijknou hebben ze me een
Paaschei gestuurd! We vieren thuis altijd
Paschen, het was een heel feest, met eie
ren zoeken en allerlei grappenje be
grijpt, een groot gezinWc hingen als
kinderen allemaal erg aan elkaarDaar^
om sturen ze me nu dit Paaschei, als een
toeken, dat het weer goed is tusschen ons,
weer als vroeger; dat ik toch nog bij hen
hoorNu zal ik ook dadelijk schrijven
en ga met verlof naar huis."
Zijn stem breekt af. Holman zwijgt.
Een maand later gaat het als een loopend
vuurtje rond: „Zeg, de Duitscher heeft ein
delijk post gekregen. Zóó'n dikke brief, er
zitten allerlei amateurskiekjes in en hij is
gewoon idioot blij ermee."
Het verwonderlijkste is echter, dat hij
niet meer drinkt, sinds dat Paaschei
kwam!
Eerst later ontving Holman het volgende
briefje van Erwin
„Beste vriend, eerst toen ik antwoord
op mijn brief naar huis kreeg, her
innerde ik me plotseling, dat je op dien
Paaschdag het papier, waarin het Paasch
ei had gezeten, van dc tafel nam, bekeek,
verscheurde en wegwierp. Toén eerst be
greep ik ook, dat het alles een misverstand
was geweest, dat je familie of je meisje
jou dit Paaschei zond aan mijn adres ik
in mijn dronken hoofd had niet eens op-
gelet wéér het vandaan kwam en dat
jij het papier verscheurde, om mij de waar
heid te verzwijgen. En wat dit zwijgen
voor mij beleekend heeft, daarvoor zal ik
je nooit genoeg kunnen danken."