Drogisterij Het Gouden Kruis
VACANT
Hellestraat b.d. Utrechtschestraat
Telefoon 1580
DE NIEUWE BUREN
DE REIS VAN MIEKIE-POES
KLEUR- EN KNIPPLAAT
(SPELLETJE)
MOOI HOLLAND!
Walt Dopn 1C likdoorns je zoo'n pijn
En hoe die le genezen zijnt
Ook daarvoor beste kameraad
Dien ik ie graag mei goede raad:
Giel over 'i plekje op de teen
Een druppel TRANNOSAN maarkeen
Dan ben ie in minder dan geen lijd
Je pijn en likdoorn, beide kwijt.'
En 't mooiste van de grap, meneer
Dal is, ze komen ook niet rccer
En weet ;c waar se 't koopen gaai
Rij ,,'t Gouden Kruis" i. d. Hellestraat,
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Hoofdstuk XIII.
Slot
Terwijl de vier „Uilen" weer geregeld
naar school gingen, deed Wout zijn. eerste
lóopoefeningen in huis. Hij had gedacht,
zoodra de dokter het „lig- en zitverbod' op
geheven had, dadelijk als vanouds te kun
nen hollen. Dit viel echter niet mee en het
was een heele teleurstelling voor den groo-
ten jongen, dat het loopen hem niet alleen
zoo'n geweldige inspanning kostte, maar hij
het als een klein kind weer moest leeren.
Toch hield hij dapper vol en verloor hij
zijn opgewektheid niet Het leek wel, of het
blijde vooruitzicht: den volgenden zomer de
Zwltsersche bergen te beklimmen, hem
kracht en geduld gaf en het duurde dan ook
niet lang, of hij zag zelf, welke flinke vor
deringen hij maakte, terwijl het loopen weer
e*n genot voor hem werd.
„Hoe heb ik zóóveel maanden stil kun
nen liggen?!" vroeg hij zichzelf telkens ver
wonderd af.^
,Op één der laatste dagen van September
kwam hij met een stralend gezicht Bcp feli-
citoeren met haar verjaardag.
„En ik feliciteer jou met je eerste wande
ling buiten „Boschlusl!" zei Jaap, die in
wendig altijd groot medelijden met zijn
buurman gehad had. al liet hij dit fijn
gevoelig als hij was maar zelden blij
ken.
Als de zeven buurkinderen bij elkaar
kwamen, werd er altijd heel wat gespro
ken over de Zwitsersche reis, die wel heel,
heel. ver nog weg was, maar toch
eiken dag een klein beetje dichterbij kwam.
„t ls net iets uit een boek!" vond Liesje.
„Eerst dat vinden van den schat en als ge
volg daarvan die Zwitsersche reis!"
„Ik ben toch blij, dat het niet iets uit
een boek, 'maar uit de werkelijkheid is!"
merkte Hans lachend op en er was nie
mand, die tegen zijn woorden opkwam.
Na de Kerstvakantie met haar gezellige,
huiselijke leesten, die de families van
„Boschlust" en „Het Uilennest" gezamen
lijk vierden, ging ook Wout naar school en
daar hij onder leiding van zijn ouders
tijdens zijn gedwongen rustperiode ijverig
gewerkt had, werd hij tot zijn groote vreug-
do geen klas achteruitgezet.
Het werd, wat de groote menschen noem
den: „een ouderwetsche winter." Oud en
jong kwam op schaatsen en zelfs Wout
mocht als hij beloofde het kalm aan te
leggen nu en dan een baantje rijden.
,,'k Had het nooit gedacht!" zei hij tegen
Jaap, nadat zij samen aan een stok de baan
rondgereden hadden.
„En i k had nooit gedacht, dat ik een
vriend op „Boschlust" krijgen zou!" liet
Jaap hooren. Boschlust' heeft altijd een
groote aantrekkingskracht voor mij gehad,
maar nu jij er woont..."
„En jullie den schat gevonden hebt
„Gaan wij allemaal naar Zwitserland.
Hoera!" maakte Jaap den zin af.
De zeven buurkinderen hadden dus heel
veel voorpret, van hun buite.nlandsche reis
en hoewel Elly en Bob nog te jong waren
om te beseffen, welk een heerlijken tijd zij
tegemoet gingen, waren zij toch groot ge
noeg om to begrijpen, dat zij mee mochten.
Was dat op zichzelf al niet een groot feest?
De Paascli- en Pinkstervacantio leverden
heerlijke dagen op, waarin de brievenbus in
den krommen berk druk dienst deed. Bob
en Elly hadden er zelfs een paar prachtig
gekleurde Paascheieren in gevonden!
Als vanouds deed de jougd leuke spel
letjes en Wout, die nu ook van do partij
was, scheen niet uitgeput te zijn in het be
denken van allerlei nieuwe spelen, welke
hij altijd zóó wist in te richten, dat „de
kleintjes" konden meedoen.
Zoo naderde langzamerhand de dag, 18
Juli, dat de reis naar Zwitserland werke
lijkheid zou worden en hoewel de beide
moeders meenden tijd te kort to komen met
allerlei in orde te maken en de koffers
te pakken, voor de jeugd scheen deze datum
tergend lang ver-af te JTlijven.
Toch brak hij eindelijk, eindelijk aan!
Opa en Oma waren den vorigen dag naar
bun getrouwden zoon gegaan, waar zij tot
«roote vreugde van dit gezin zouden blij
ven, tot de anderen uit Zwitserland terug
gekeerd waren.
„Zoo hebben wij ook nog voordeel van
den schat," zeiden de nichtjes en neefjes
van Wout, die natuurlijk het heele verhaal
van a lot z gehoord hadden en heimelijk
met allerlei plannen rondliepen, ook op ont
dekking van een schat uit te gaan. Jc kon
immers nooit weten!
Do koffers waren den vorigen dag tot ber
stens toe vol gepakt en de jeugd had aller
lei verrassingen voor hun ouden vriend ge
maakt, waaraan zij ip de laatste weken
met koortsachtigen ijver gewerkt hadden
en die nog juist bijtijds klaargekomen
waren.
Toen de koffers gehaald werden,- riep
Bep juichend uit:
„Hoera! Dat is liet begin!"
Het was echter- ook hier. de laatste lood
jes wegen het zwaarst!
„Nog maar één nachtje slapen," haddon
Elly cn Bob tegen Moeder gezegd en al
waren zij misschien de eenigen geweest,
die dit uitgesproken hadden, ge
dacht hadden „de grooten" het zeker ook.
Ze waren allen maar vroeg naar bed ge
gaan. want de uren, die je slaapt, dur^n
nooit lang. En natuurlijk was er niemand,
die zich den volgenden morgen ook zon
der wekker! versliep. Integendeel: allen
werden vroeg wakker in het blijde besef,
dat er „iets heerlijks" was, dat nu eindelijk
gebeuren ging- de reis naar Zwitserland.
Veel trek om te ontbijten scheen niemand
dien morgen te hebben. Toch moesten de
boterhammen „er in". Daar hielp niets aan!
Toen reeds bijtijds twee groote auto's
vóórreden om het gezelschap met hun
handbagage naar den trein te brengen,
steeg de vreugde ten top.
Bob stormde met zóó'n geweld in de auto,
dat hij er aan den anderen kant bijna weer
uit tuimelde, maar gelukkig nog juist bij
tijds door Moeder gegrepen werd.
De reisbiljetten waren den vorigen dag
reeds door meneer van der Linde genomen
en het gezelschap begaf zich gezamenlijk
naar den gereedstaanden trein.
,,'t Is een D-trein!" riep Hans opgewon
den uit.
„Hij gaat toch naar Zwitserland?" vroeg
Bob.
Allen moesten lachen om het angstige ge
zicht van den jongen en Vader haastte zich,
hem gerust te stellen.
Nadat ieder een plaatsje gevonden had
in een paar aangrenzende coupé's, de jon
gens vóór do raampjes, viel er heel wat te
kijken op het drukke perron.
Op het sein van den station-chef zette de
trein zich in beweging.
„Hoera! We gaan!" juichte Bcp.
En wij, die de zeven buurkinderen in ge
dachten naar het station gebracht en uitge
leide gedaan hebben, roepen hun van harte
oen:
„Goede reis en veel plezier!"
toe.
Wij ontmoeten niet eiken dag een troepje
kinderen, dat een schat gevonden heeft en
daarvoor een reis naar Zwitserland mag
maken.
Zou één onzer wel ooit zóó gelukkig zijn?
EINDE.
(Nadruk verboden). f
Miekie-Poes is een aardig katje, zwart
met wit gevlekt. Ze lag met iiog drie
broertjes en zusjes in 't nestje bij de groote
poes, toen Ben en Guus haar op den hooi
zolder van de boerderij vonden. De jongens
waren met moeder cn kleine zus voor een
groot deel van de vacantie gelogeerd in het
aardige, gemeubileerde huisje, dat naast de
boerderij van Gart stond, en dat vader voor
hen gehuurd had. Dc veertien dagen, welke
vader vacantie had, zou hij daar ook komen
In 't rustige, gezonde dorpje aan den West
kant van do Veluwe. De jongens vonden het
er fijn en ze waren groote vrienden gewor
den van boer Gart en z'n vrouw, zóó zelfs,
dat ze meer op de boerderij dan in den tuin
van hun eigen huis waren.
Het ontdekken van de jonge poesjes was
een heele gebeurtenis geweest 'en een
nieuwtje voor de boerin. Ze was dadelijk
meo 't laddertje op geklommen, om naar
het kleine goed te kijken. De moederpoes
Van deze kleur- en knipplaat kun je een
aardig spelletje maken.
Eerst hét ventje en het driehoekje op
dun, doorschijnend papier overtrekken.
Dan beide op stevig carton plakken.
Vervolgens het plaatje kleuren.
Nu zoowel het plaatje als het driehoekje
uitknippen. Daarbij niet vergeten den mond
uit tc snijden.
Ten slotte het driehoekje op de stippel
lijn omvouwen, het reepje met lijm of glu
ton bestrijken en tegen het ventje plakken.
Het is dan een aardig spelletje: pennin
gen in zijn mond te mikken. Wie de
meeste penningen naar binnen laat wippen,
heeft het spel gewonnen.
(Nadruk verboden).
vond 't wel niet plezierig, dat er zooveel
bezoek kwam, maar daar was niets aan te
doen.
De boerin nam één van dc kleintjes in
baar hand: „De oogjes zijn al open," zei
ze, „dus zij'n ze al meer dan negen dagen
oud."
Er warén twee zwarte poesjes, één grijze
en dan de wit met zwart gevlekte.
„Mogen wij er één van?" vroeg Ben.
„Gerust, hoor. Zoek er maar eentje uit,"
zei de gulle boerin.
De zwart-witte was dc grootste en dikste
van de poesjes cn dc jongens vonden haar
ook 't leukste. Daarom kozen ze die.
„Maar ze moet nog bij dc moeder blij
ven, tot ze zelf kan drinken," vertelde de
boerin.
Dat begrepen dc jongens. Ze beschouw
den de poes echter toch reeds als hun
eigendom en kwamen iederen dag kijken,
of 't beestje weer gegroeid was; ze doopten
haar: Miekie-Poes.
Toen de poesjes al over den zolder lie
pen en met elkaar begonnen te spelen, na
men Ben en Guus Miekie-Poes mee naar huis
Moeder vond 't een snoezig katje, 6chonk
dadelijk een schoteltje vol melk on zette dat
op den grond. Guus zette Miekie-Poes er
bij, maar ze liep weg. Toen duwde moeder
't poesje met haar snoetje in de melk, zoo
dat zo kop proeven, dat 't lekker" was. Mie-
kie proestte wat, maar likte toch haar bekjo
af. 't M as wel een toer om 't beestje zelf te
loeren drinken, soms stond Miekie-Poes
met alle vier pootjes in den schotel melk
en knoeide geweldig. Gelukkig maar, dat
moeder den schotel op een krant gezet bad!
In de vier weken, die de familie nog bui
ten was, groeide Miekie-Poes flink. Ieder
een was dol op haar tot kleine Zus toe, die
't poesje wel eens wat al te hardhandig
kon liefkoozen. Toen kwam 't eind van de
vacantie, werden de koffers gepakt, 't kin-
dorledikantje en de box afgebroken en
moest de bode komen om alles weer naar
de stad te brengen. Miekie-Poes moest ook
mee. Maar hoe? Guus wou haar in z'n arm
meenemen. Doch vader zei, dat je geen poes
mee in den trein mocht brengen. De boerin
wist raad. Die bracht een mandje met een
deksel er op en wat stroo er in. Daar kon
't poesje in, als straks de bode kwam om
alles te halen.
Ben legde nog wat stukjes brood in het
mandje, zoodat Miekie-Poes geen honger
zou lijden.
Even vóór de familie naar den trein
ging. kwam de vrachtrijder. De koffers en
al 't andere werden ingeladen, Guus stopte
Miekie-Poes in 't mandje, Ben sloeg het
dekseltje dicht. Er zat een sluiting aan,
waar een stokje door gestoken moest wor
den, zoodat T mandje niet open kon gaan.
Miekie-Poes vond 't niet plezierig in het
mandje: ze begon te mauwen.
„Stil maar, Miekie-Poes, jc bent er gauw,
hoor," troostte Guus.
„Ga maar wat slapen," raadde Ben.
„Er zit 'n poesje in dit mandje." zei moe
der tegen den bode. „Zal je 't bovenop zet
ten, zoodat 't beestje niet stikt?"
„Ik zal er voor zorgenbeloofde de man
cn nam 't muzikale mandje in ontvangst.
„Alles komt vandaag nog bij U thuis,"
voegde hij er aan toe. En toen reed hij weg.
Miekie-Poes vond 't heel niét prettig in
haar gevangenis. Telkens als de vrachtrij
der stil stond cn weer wat in z'n wagen
laadde, hoorde hij het gemiauw van 't arme
dier. O, wat wou ze er graag uit, die Miekie-
Poes! Ze sprong wel eens omhoog, maar
het deksel bewoog niet. De man zorgde
goed voor 't poesje. Want als er weer wat
bij in den wagen gezet werd, gaf hij Miekfe-
Poes een plaatsje bovenop. Tenslotte stond
haar mandje op een toren van kisten en
pakken. De helft van den wagen was vol,
toen de bode eindelijk de stad inreed. En
toen gebeurde er een klein ongelukje, want
de vrachtauto reed een melkwagen aan, die
tegen het trottoir stond. Het was niet erg,
de kar werd alleen maar omgedraaid, maar
de auto van den vrachtrijder kreeg zóó'n
schok, dat het mandje van Miekie-Poes
naar beneden tuimelde. Door den val
schoot 't stokje uit het deksel, het mandje
viel open en meteen was Miekie-Poes uit
haar gevangenis ^erlost De auto remde,
stond even stil om te kijken, wat er gebeurd
was en meteen sprong Miekie-Poes den
wagen uit en vluchtte de straat op. Twee
meisjes, die daar aan 't ballen waren, had
den het lawaai gehoord en zagen bet-
mandje vallen cn poes er uit springen. Het
eene pakte gauw het poesje op, wat nog
niet gemakkelijk was, en het andere meisje
liep vlug naar den voorkant van den auto
om te vertellen, wat er gebeurd was. Maar
vóór ze zoover was, zette do auto zich in
beweging en reed met een vaartje weg.
Daar stonden ze nu met het poesje; 't begon
te spinnen in den arm van 't meisje.
„Wat zullen die menschen schrikken, als
ze 't leege mandje ontvangen," te\ het zusje.
Juist kwam er een politie agent voorbij cn
dien vertelden ze het gebeurdo.
„Ga 't poesje opgeven bij de gevonden
voorwerpen aan 't hoofdbureau van poli
tie," raadde de man „en zorg er dan zoo
lang voor, lot 't gehaald wordt."
Dat deden de meisjes on lieten o^> het
bureau haar adres achter.
Wat schrikten Guus en Ben, toen de bode
hun 't leege mandje overhandigde! Ze kon
den wel huilen. En de man wist zelf niet,
hoe het gebeurd was. Toen hij de laatste
maal wat In den wagen laadde, had hij 'f
beestje nog hooren mauwen.
Hun heele dag was bedorven. Telkens
weer moesten ze aan Miekie-Poes denken.
Ze hadden al melk en een lekker hapje
klaar gezet voor Miekie en nu hadden ze
niets!
„Ik zal toch eens bij de gevonden voor
werpen kijken," zei vader om zes uur, toen
hij de krant uit de bus nam. „Warempel.,
dat ia ie vast, luister eens: Uit een vracht
auto gesprongen een wit met zwart poesje.
Terug te bekomen Heerenstraat 12."
„Stellig!" riepen de jongens. „We gaan
't dadelijk halen. Kan 't nog vóór 't eten,
Moes?"
„Als jullie hard loopt wel."
Ja, hoor, 't was Miekie-Poes! Wat waren
de jongens blij! Pin wat bedankten ze de
meisjes voor haar goede zorgen! Want na
tuurlijk hadden do zusjes de heele gebour-
tenis verteld.
Opgetogen kwamen Guus en Ben met
Miekie-Poes terug. De reis had slecht kun
nen afloopcn, maar nu was 't nog mooi
terechtgekomen.
Den volgenden dag kochten Ben en Guus
een mooie doos chocolade kattetongen van
hun zakgeld cn gingen die aan de redsters
van hun lieveling brengen. Nu, dat hadden
die dan ook wel verdiend!
J. H. BRINKGREVE—
ENTROP.
(Nadruk verboden).
Ik heb een auto-tocht goraaakt
Door Neêrlands lage landen.
Door groene weiden, malsch en frisch.
Met slootjes langs de randen.
Dc koeien liepen grazend rond,
De biggen en de schapen,
Die hebben daar een paradijs:
Goed eten, lekker slapen.
Daar bloeien gele bloemetjes,
Volop in Hollands weiden
Ze blinken schitt'rend in de zon.
Terwijl we verder rijden.
O, welk een malsche overvloed,
Groen uitgestrekt verschiet
Wat boomen hier, een huisje daar.
Zoo kend' ik Holland niet.
Ik kende bosch en stranden en
Ik wist van duin en hei.
Maar n u heb ik genoten, hoor!
Van Hollands groene wei.
R. ASSCHER—
VAN DER MOLEM.
(Nadruk verboden).