M. A. RAMSELAAR
LIGSTOELEN
't SMULHUIS
BAKKERIJ
FIRMA
Vanaf f 1.20
AMERSFOORT
DAMES,
Koopt Uw brood en ge
bak in Amersfoortsch
meest hygiënisch en
modernst ingerichte
Tel. 890 Tel. 890
ONZE KWALITEIT
STAAT AAN DE SPITS
OP DENNENHEUVEL
KOEKJES BAKKEN
O, DIE MOEILIJKE SOM!
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
Hoofdstuk V.
De Gescheurde Jurk.
Hoe prettig en vol afwisseling Loek het
op Dennenheuvel ook vond en hoe goed zij
met het vroolijke troepje kon opschieten,
toch brak er in do tweede week van haar
verblijf in Gelderland een dag aau, waar
op zij met. hot verkeerde been uit bed stap
te.
Zij wilde dit zichzelvc natuurlijk niet be
kennen, maar zelfs de anders zoo aanste
kelijke vroolijkheid van Miek scheen dien
dag geen vat op haar te hebben.
't Begon bij het allereerste begin: ze trok
haar kous binnenstebuiten aan zonder dat
ze 't merkte. Toen zij in den tuin kwam,
riep Miek, die gewoonlijk zulke kleinighe
den niet scheen op te letten:
„Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet!"
„Zeg het dan maar!" zei Loek, die heelc-
maal niet in een stemming was om lang
te raden.
„Een kous!, die binnenstebuiten zit!"
klonk het vroolijk.
„O, is 't anders niet!" zei Loek gemelijk.
Niet graag werd zij uitgelachen, vooral
niet, waar het haar uiterlijk betrof en zij
liep haastig naar haar kamer terug, waar
zij de fout spoedig herstelde.
Toen zo weer in den tuin kwam, liep zij
echter niet naar Miek, maar ging juist den
tegenovergestelden kant uit.
„Mevrouw is angebrand,
O, o, wat heeft ze 't land!"
zong Miek, die zelf niet gauw boos -= er
een grapje van maakte. Een woedende blik
van haar nichtje deed haar echter inzien,
dat ze op die manier Loek niet over haar
boosheid heen hielp. Dus probeerde zij het
op een andere wijze.
Ze liep nu ook den tuin in en nam een
pad, waarop ze Loek moest tegenkomen.
Lachend trad ze haar tegemoet en zei:
„Zullen we touwtje springen?"
„Dank je wel, veel te warm!luiddo liet
onvriendelijke antwoord.
Ook dat hielp dus niet en met een plot
seling inzicht boven haar jaren begreep
Miek, dat het 't verstandigst was, Loek
maar aan haar lot over tc laten. Ze zocht
daarom haar lievelingsplekje in den ouden
boom op en bleef daar zitten, tot de bel
voor het ontbijt ging.
Toen allen om de tafel zaten, zag Tante
Truus dadelijk, hoe de zaken bij Loek ston
den, al besloot zij te doen, of zij niets be
merkte. Dat buitje zou wel weer overdrij
ven, dacht zij. De zon jaagt immers de don
kerste wolken op de vlucht!
Oom moest dien morgen naar de stad.
Tante had het druk in huis en zij vroeg de
vier oudsten een -boodschap voor haar tc
doen op Ruimzicht, een gi»ot buiten op een
half uur afstands.
Haar eigen kinderen, de drie Tervorentjes
waren er onmiddellijk toe bereid en daar
Loek niet durfde weigeren, schikte zij zich
in het onvermijdelijke door met hen mee
te gaan.
Onderweg was.er allerlei, dat baar afleid
de cn haar booze bui deed vergeten. Miek
verheugde zich hierover, al was ze zoo ver
standig er niet op tc zinspelen en toen het
viertal op Ruimzicht aankwam, zou nie
mand gezegd hebben, dat één van hen dien
morgen de bokkepiuik had opgehad.
Hun boodschap was spoedig gedaan en
mevrouw de Vonk, dc eigenaresse van
Ruimzicht, gaf mondeling het antwoord
mee.
Zo leidde de jeugd rond op het pracb-
tige, uilgestrekto buiten cn bleef geruimen
tijd met hen kijken naar de vele jonge die
ren, die er waren op de bijbehoorende boer
derij als: biggen, kuikentjes, kleine eendjes
en een jong geitje.
Vooral Lock keek haar oogen uit en
allen bleven verrast staan, toen een prach
tige pauw het plotseling in zijn ijdelen bol
kreeg te pronken cn zijn schitterenden
staart bewonderen liet.
't Werd laat, vóór zij het wisten en toen
mevrouw dc Vonk plotseling uitriep:
„Maar kinderen, 't is al kwart voor twaalf!
Moeder zal niet weten, waar jullie blijft!"
namen allen haastig afscheid en spoedden
sij zich naar huis.
„Laten wc den kortstcn weg door de
velden maar nemen!" stelde Bob voor.
In vluggen stap ging het nu door de vel
den naar Dennenheuvel terug. Hoog stond
het koren aan weerskanten van de smalle
paadjes, waarop zij als kippen achter el
kaar aan liepen. Op sommige plaatsen was
reeds met maaien begonnen cn stonden dc
bossen aan schooven.
't Was warm in de zon en vooral Loek
verlangde naar huis.
Plotseling riep Bob verschrikt uit:
„O, kijk eens, prikkeldraad! Dat is hiér
nooit geweest!"
't Was een echte jobstijding, want
waar prikkeldraad is, wordt dc weg ver
sperd cn moet omgekeerd worden!
„En we zijn er bijna!" riep Hans spijtig.
„We kunnen er onmogebjk door!" was
Bobs mcening.
,,'t Moet!" zei Mick met groote beslistheid.
„We hebben onmogelijk tijd een kwartier
om te loopen."
„Kunnen we er onderdoor?" vroeg Hans,
die zijn beentjes begon te voelen en niets
van „een kwartier omloopcn" hebben moest.
,,'t Zal best gaan," antwoordde Miek. ,,Bob
cn ik zullen het prikkeldraad met onze
handen zoo hoog mogelijk houden. Ga jij
nu plat op den grond liggen cn schuif er
dan zoo onder door."
Hans deed wat hem gezegd word cn was
weldra onder het gevaarlijke prikkeldraad
doorgekropen.
„Nu Loek!" zei Miek.
„Dank je wel! Ik doe 't niet!" riep haar
nichtje uit. En haar boosheid, die door het
bezoek aan Ruimzicht geheel verdwenen
scheen te zijn, dook plotseling weer op.
„Hou jij dan het prikkeldraad aan dezen
kant vast, dan kruipen Boh cn ik er om
beurten onder door," zei Miek, als vond
zij het heel gewoon.
Lock zag zich wel genoodzaakt het bevel
op te volgen cn deed dit met een boos ge
zicht eerst met Bob, zoodat Miek er onder
door kroop en toen met haar nichtje aan
den anderen kant, zoodat Bob gelegenheid
had zich bij dc anderen te voegen.
„Nu jij nog!" zei Miek, die wel begreep,
dat Loek er niet voor tc vinden zou zijn,
alleen achter te blijven.
„Ik doe 't niet!" hield Loek echter koppig
vol.
„Dan gaan wij verder!" zei Bob zonder
eenig medelijden te tooncn. „Meisjes zijn
ook altijd zoo vervelend! Ze durven niks!"
„Miek is toch zeker ook een meisje!" riep
Loek boos uit, al bedacht zij in het volgend
oogenblik, hoe dom die opmerking was,
wantMiek durfde alles!
„Miek doet voor geen enkelen jongen
onder!" zei Bob, niet weinig trotsch op zijn
zusje, dat hem wat voor kattekwaad hij
ook uitvoerde! nooit in den steek zou
laten.
Maar Miek kreeg medelijden met het
nichtje uit de stad.
„Probeer 't maar! 't Gaat best!" zei ze
overredend.
En Loek, die geen anderen uitweg zag,
besloot zich al was het mokkende! in
het onvermijdelijke te schikken.
„Lager! Je meer bukken!" zei Miek.
Loek volgde haar raad echter niet op
en.... haar jurk bleef in het prikkeldraad
haken!
„Wacht event Ik maak jc wel los!" riep
Miek, maar Loek ongeduldig kroop
door en... scheurde haar nieuwe jurk!
Plotseling barstte zij in tranen uit. Haar
booze bui scheen een uitweg gevonden te
hebben.
„Flauwe meid!" smaalde Bob, terwijl
Loek opstond.
Dat was te veel en Loek gaf haar neefje
onverwacht een klap in 't gezicht.
Miek was echt verontwaardigd cn Bobs
handen jeukten. Wat had hij dat kleine
katje uit de stad graag teruggeslagen, maar
neen... een meisje slaan was beneden zijn
waardigheid.
Zwijgend werd het laatste deel van den
terugweg afgelegd en toen Tante Truus van
het eene gezicht naar het andere keek en
dc scheur in Locks jurk ontdekte, begon
zij iets van de toedracht der zaak tc ver
moeden.
't Werd een stille koffiemaaltijd, waarin
zelfs de kleintjes niet veel opvroolijking
konden brengen.
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
In een hoekje van de kcykep,
Daar staat onze kleine Jet.
Strakjes gaat zij koekjes'bakken.
Alles heeft z'al klaar gezet.
Suiker, ei'rcn, meel cn boter
Roert zc eerst heel goed dooréén.
Klontjes in 't beslag, dat mag niet.
Nu, je ziet er work'lijk geen!
Even proeven, even likken;
Nog wat suiker, nog een ei?
Nog eens proeven, nog eens keuren
Ja, er moet wat suiker bij!
(Nadruk verboden).
Broortje komt eens even vragen:
Of hij niet wat helpen moet?
Kijk, bijvoorbeeld telkens proeven,
Net zooals zus Jetje doet!
Maar die Jetje lacht eens oolijk.
Neen, hoor! hulp behoef ik geen.
Al is 't nog zoo'n moeilijk werkje,
Hcuscb, ik kan het best alleen!
Strakjes, als dc koekjes klaar zijn,
Broerlief, dan begrijp je pas,
Dat voor 't bakken van die koekjes
't Proeven'werk'lijk noodig was!" -
R. FRANKFORT.
door v
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
T Was drukkend warm en in het school
lokaal heerschtc een ernstige stomming. 't
Was repetitie, schriftelijke repetitie: som
men en de pennen krasten over het papier.
Hier en daar zat een jongen op het puntje
van zijn pennehoudcr tc kauwen, voor hij
met schrijven begon, alsof hij al zijn reken
kundige wijsheid uit dat kleine stukje
hout halen moest!
De sommen waren dan ook verbazend
moeilijk!
Jan de Vries, die in rekenen een echte
bolleboos was, scheen met geen enkele
moeilijkheid te kampen tc hebben en cij
ferde rustig voort. Zijn buurman, Jaap Ver
hulst, scheen zich echter meer in te moe
ten spannen.
De twee jongens vochten altijd om num
mer één. Was Jan in rekenen beter, Jaap
was in het maken van opstellen sterker
en 't werd tegen elk rapport weer een hard
nekkige strijd.
Ditmaal had .Taap zich stellig voorgeno
men het te winnen, want Vader had hem
een nieuwe fiets beloofd, als hij met num
mer één overging. Een nieuwe fiets! Zoo'n
karretje was wel een extra inspanning
waard en Jaap had in de laatste weken
zijn rekenboeken met den grootsten ijver
cn cle meeste nauwgezetheid doorgewerkt.
Dc andere vakken gaven hem minder zorg,
maar dat rekenenals dat hem maar
geen parten speelde! O, hij zou cn moest de
fiets winnen!
Tegen het einde van het uur had hij al
zijn sommen af, op één na, maar die ééne,
de laatste, was ook geweldig lastig! Weer
ging Jaap aan het cijferen, maar.... er
kwam een heel ander getal uit dan daar
even. Welk zou goed zijn? Ja, als hij dat
maar wist!
Beide manieren, waarop hij de som uit
gerekend had, dus nog even nagaan. In de
eerste ontdekte hij geen fout, in de tweede
cok niet, maar één van beide moest toch
fout zijn! 't Was om uit je vel te springen!
Zou Jan al klaar zijn? Ja, werkelijk! Jan
zette een streep ondor zijn werk, vloeide
en was klaar!
En hij. Jaap, zat nog maar altijd te tob
ben op die laatste som!
Plotseling schoot er pijlsnel een gedach
te door zijn brein en nog voor Jaap eigen
lijk wist, wat hij deed, stak hij zijn hand
uit om Jans vlooi te vragen.
Jan, die blij was, dat hij met zijn werk
klaar was, gaf gewillig zijn vloei en ge
bruikte de enkele oogenblikken, die hem
nog restten, orn zijn werk over te lezen,
daarbij niet lettend op Jaap en zijn vloei.
In koortsachtige spanning greep Jaap het
vloei, las het cijfer, dat er in spiegel
schrift duidelijk op stond cn dat de uit
komst der laatste som was.
Zich nauwelijks rekenschap gevend van
hetgeen hij deed, bekeek hij de afdruk
ken opmerkzaam en het kostte hem niet
veel moeite er achter te komen, dat Jan
42816 uit zijn som had. Dan was Jaaps twee
de oplossing goed.
En terwijl het vloeitje 'schijnbaar heel
onschuldig tusschon beide jongens in lag,
schreef Jaap dc som haastig op de tweede
manier op. Nauwelijks was hij hiermede
klaar, of... daar ging de bel!
Weer een greep naar bet vloeitje, dat op
nieuw de uitkomst der laatste som drogen
moest en vóór Jaap tot bezinning kwam,
had hij zijn proefwerk ingeleverd, blij, dat
hij de som nu toch goed had.
Hij treuzelde echter nog wat, vóór hij
naar huis ging, want hij wilde nu liever
niet met Jan, die in zijn buurt woonde,
den weg afleggen, zooals bij gewoonlijk
deed. Hij bad al heel weinig lust, met Jan
de uitkomst der sommen te bespreken,
want... nauwelijks had hij zijn proefwerk
ingeleverd, of bij beschouwde het gebeur
de als bedrog. Hij had wel niet het plan
gehad te bedriegen, maar... eerlijk had lnj
toch niet gehandeld!
Landerig liep hij op zijn eentje naar huis.
Moeder zag dadelijk, dat er iets aan ha
perde, doch schreef Jaaps ongewoon uiter
lijk aan de warmte en 't moeilijke proef
werk toe. Het trof ook wel ongelukkig, dat
de jongens zich met die hitte zoo moesten
inspannen! En Jaap deed natuurlijk zijn
uiterste best, daar er een nieuwe fiets te
verdienen viel.
Moeder hield zich, alsof ze niets merk
te en schonk Jaap een glas frissche limo
nade in, die de jongen haastig opdronk.
,,'k Ga maar aan 't werk!" zei hij en Moe
dor, die hem niet wildo tegenhouden,
wensebte eigenlijk, dat Vader Jaap geen
fiets beloofd had, als hij met nummer één
overging. De jongen ging cr hcusch slocht
van uitzien, 't Was maar heel goed, dat
het proefwerk weldra afgeloopen zou zijn!
Achter in den tuin, op een beschaduwd
plekje, zat Jaap weldra met een bock open
vóór zich. Hij scheen echter zijn aandacht
niot te kunnen bepalen bij zijn taalregels.
Telkens schoot cr een vloeitje tusschen,
waarop het cijfer 42S16 danste. Jaap werd
er duizelig van. Hij wilde nu wel, dat hij
nooit op hot denkbeeld gekomen was. Jans
vloei te vragen. Liever, veel liever bad hij
een som fout gemaakt dan den goheclen
tijd aan dat vloei te moeten denken, dat
vloei, dat hem blijkbaar niet mot rust
scheen tc willen laten en hem integendeel
dc hevigste verwijten deed.
O, wat kreg Jaap het warm, al was het
onder den dikken boom, waar hij zat, heer
lijk koel. Plotseling scheen hij echter iets
te bedenken, dat hem wat kalmer stemde.
Als Jan de som fout had, zou hij haar na
tuurlijk ook fout hebben cn zijn buurman
dus niet benadeeld hebben.
O, boe hoopte hij, dat dc som fout was!
Zelfs al zou hij het antwoord verkeerd over
geschreven cn Jan de som goed hebben, al
les was beter dan... zijn bedrog!
Jaap haaldo nu zijn rekenboek te voor
schijn, ging opnieuw cijferen, maar kon
niet het kleinste foutje ontdekken.. Helaas,
de som Was goed!
Weer trachtte Jaap zich in zijn taalregels
te verdiepen. Bedriegen bedroog be
drogen! Spande dan alles tegen hem sa
men, of kwam het werkwoord bedriegen
werkelijk in zijn bock voor? Ja, daar stond
het! Om het niet langer te zien sloeg Jaap
de bladzijde om, maar... al trachtto hij dit
ellendige woord op die manier ook uit zijn
brein tc verbannen, gelukken mocht het
hem niet!
't Was afschuwelijk, doch cr hielp niets
aan: hij had met zijn proefwerk bedrogen.
Als bij nu nummer één werd en een fiets
kreeg, zou bij ook zijn vader bedriegen. Bo
vendien Jan! Wie weet, wat Jan kreeg, als
hij nummer één werd. O, als hij dat ellen
dige vloeitje maar nooit onder de oogen
gekregen had! Als... als... ja, wat zou
alles anders geweest zijn zonder dat onge
lukkige vloeitje, neen, zonder zijn bedrog!
„Niets meer aan te doen!" mompelde do
jongen.
„Niets meer aan te doen? Ja, er was wat
aan te doen, iets, dat wel heel, heel moei
lijk was, maar... dat een eind aan 'zijn
zelfverwijten maken zou. Hij moest naar
meneer Ringers, zijn onderwijzer, gaan en
hem alles zeggen, 't Was zeker geen pretje,
maar 't moest!
„Dan maar dadelijk!" zei hij hardop, liep
naar huis, stak even zijn bol om do deur
der huiskamer cn zei:
„Moeder, ik moet nog even uit!*
Het gebeurde wel meer, dat Jaap voor of
na tafel nog even naar Jan ging voor zijn
werk cn "t verwonderde Moeder dus vol
strekt niet, dat hij nog uitging.
Meneer Ringers woonde dichtbij, maar
hoe meer Jaap zijn woning naderde, hoe
langzamer hij begon tc loopen. 't Leek wel,
of de jongen lood in zijn schoenen had! Hij
zag er geen klein beetje tegen op zijn be
drog op te biechten, maar het moest!
Eindelijk stond Jaap bij meneer Ringers
cp dc stoep. Als hij nu maar thuis was!
Jaap betwijfelde het, of hij morgen nog wel
den moed zou hebben alles te zeggen.
Daar ging de deur open en op zijn vraag,
of meneer thuis was, kreeg Jaap een beves
tigend antwoord. Even moest hij wachten
en toen mocht hij binnenkomen.
Alles scheen om Jaap heen te dansen,
tenvijl hij op meneer Ringers afstapte, die
hem verwonderd aankeek. Hoe... hoe zou
hij ook weer beginnen?
„Meneer, wilt u mijn laatste som fout
rekenen? 'k Had 't antwoord van Jan de
Vries gezien!"
Het was er uit! De rest kwam er niet op
aan.
Meneer Ringers, die een echt vriend van
de jeugd was, begreep onmiddellijk, hoe
veel deze bekentenis Jaap gekost moest
hebben en vond het flink, dat de jongen
eerlijk voor de waarheid uitkwam.
„Ga zitten", zei hij, „en vertel me dan
eens precies, hoe 't gegaan is!"
Jaap kon zijn eigen ooren niet gclooven,