van ZOEKPLAATJE HET NIEUWE, GROOTE BOEK Raadseihoekje Oplossingen der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. Voor kleineren. Om op te lossen. Voor grooteren. Voor kleineren. xxxxxxxxx Was meneer dan heelemaal niet boos? En in een plotselinge behoefte alles te vertel len, wat hem zoo geweldig hinderde, deed hij bet heele verhaal. Toen het uit was, keek meneer Ringers iwel ernstig, maar niet boos en hij zei: „Ik ben blij, dat je er eerlijk voor uit komt en het bedrog ongedaan wilt maken. Natuurlijk zal ik aan je verzoek voldoen door de som fout te rekenen. Als je ooit in je verder leven op het punt staat een on eerlijke daad te begaan, denk dan aan het vloeitje en de moeilijke som!" 'Jaap beloofde dit en nam opgelucht af scheid. De som was nu natuurlijk fout, maar hij durfde iedereen weer onder de oogen komen. Hij ging regelrecht naar huis en vertelde 'ook aan Moeder, wat er voorgevallen was. Zoolang hij dat niet gedaan had, was zijn schuld immers nog niet geboet! Moeder streek hem over zijn bol en zei: „Ik ben trotsch op je, m'n jongen!" Op dit oogenblik werd het Jaap bijna te machtig. Nog een prijsje te krijgen, was meer dan hij verdragen kon. Na zijn boeken uit den tuin gehaald te hebben, vluchtte hij naar zijn kamertje, waar hij zich de tanden stijf op elkaar geklemd opnieuw in zijn werkwoorden verdiepte. „Bedriegen" Jiet hem thans echter met rust. En toen hij met nummer twee overging Jan de Vries was nummer één kreeg hij toch een nieuwe fiets van Vader, die door Moeder van het gebeurde op de hoog te was gebracht. Jaap was in de wolken. Eigenlijk vond hij, dat hij de fiets niet verdiend had, maar wat niet was, kon immers nog komen! Aan hem zou 't stellig niet liggen, als hij den volgenden keer niet nummer één was ook zonder vloeitjes zou hij zijn doel be reiken! En met dit goede voornemen begon Jaap de vacantie, die dank zij z'n nieuwe fiets! een heerlijke vacantie werd. (Nadruk verboden). Als ik eerst maar lezen kan, Lees ik zelf mijn boeken! Moeder hoeft dan heel niet meer Versjes op te zoeken. Moeder heeft het soms zoo druk, Vader moet veel schrijven, Zegt dan: toe, vent, laat je boek In de kast nu blijven! Morgen heb 'k misschien meer tijd, Nu moet je zoet spelen... Maardaarin heb ik geen zin, 'k Loop me te vervelen. 'k Kijk eens in mijn nieuwe boek Vol met die figuurtjes, Letters zijn het 'k weet het wel .Vader roept: geen kuurtjes! Hoor je 't niet? 't Boek in de kast! Nu gehoorzaam wezen! Zie je, daarom wou 'k zoo graag, dat ik zelf kon lezen! (Nadruk verboden). HERMANNA. 1. Ridder, spoor; ridderspoor. 2. Tijd is geld. Gijs, gids, distel, geel, geit, deel. 3. Ibis, iris. 4. Weet Moeder, dat de wesp ons alle twee gestoken 'heeft? (spons). Neem deze jurk, Mies Roobe; ze maakt je slank! (bezem). Je kunt ons gelooven, Maud; we illü- streeren het verhaal niet. (dweil). 1.' 'Aal, bes; aalbes. S.f R p n t A s a e n Ros 1 and Frans one d 3. Tor, rot. 4. Buiten fluiten, bloemen zoemen, wangen (ver) langen. Rusland. Waar is dc kikker, die uit de trommel is gevallen? (Nadruk verboden). 1. Mijn geheel noemt een eigenaardig dier, dat met 8 letters geschreven wordt Een 3, 6, 5, 7, 4, 8 is een vrucht. Een 1, 2, 3, 6, 4, 5 is een groot, viervoetig dier. Een 3, 7, 5, 4, 8 dient om iets fijn te malen. 1, 7. 6, 8 is een verkorte jongensnaam. Een 1, 7, 3 is een rond voorwerp. fc. Verborgen rivieren in het buitenland. - Doordat ik schrok van de wesp, reed ik tegen een boom. Ik schrijf altijd onmiddellijk in nieuwe boeken mijn naam. (2) Hij maakte met zijn twee oudste broers een fietstocht door ons land. Wacht even, I-Iortense; in een oogenblik ben ik klaar. (2) 3. Ik noem een klein plantje, Dat groeit in de sloot. Slechts één letter minder: Een bloem, soms hel rood, Soms geel, wit of rose. Maar .altijd heel rnooi, Van menigen tuin nu Een heerlijke tooi! 4. Welke Rus leeft in de zee? 1. Ik noem een klein, rond vruchtje, Dat lekker sappig is. Vier letters ge\en 't antwoord, J-e liobt het vast niet mis! 2. Op de kruisjes-lijn komt, van boven naar beneden gelezen, de naam van een plaats in den Gelderschcn Ach terhoek. lo rij een zwemvogel. x 2o een vervoermiddel. X 3o een kleur. x /.o een deel van je been. x 5o iets dat dient om te x versieren of te binden. X fio een plaats in Overijssel. 7o een jongensnaam. 3. Ik ben een viervoetig dier. Verandert men mijn staart, dan word ik een kleur. 4. Een mannetje, dat. grappen maakt En soms dc dwaaste sprongen. Vermaakt de kind'ren telkens weer. Vooral de heele jongen. Hef eerste denk ik aan een knaap En dan iets om te eten. Je zult den naam van 't baasje nu Toch, denk ik, lang al weten! (Nadruk verboden.) Beste Nichten en Neven, In de courant van vorige week Zaterdag heeft Oom Pim jullie verteld, dat hij zijn vacantie in Zwitserland ging doorbrengen en dat de briefjes deze week dus door Oom Tom beantwoord zouden worden. Ook is er bij geschreven, dat ik dit zoo gaarne deed. Dat is heusch hot geval: hot i3 al weer heel lang geleden, dat ik jullie brief jes onder oogen kreeg en daarom doet het mij heel veel pleizier om deze week weer eens een praatje met jullie te kunnen ma ken. Jammer alleen, dat ik zoo buitengewoon weinig briefjes kreeg. Hoe zit dat? kennen jullie mij niet meer of zijn mijn nichten en neven allemaal zulke slechte schrijvers, dat er maar liever een weekje overgesla gen wordt dan een briefje met slecht schrift te zenden. Kom, kom, die angst is in dat geval wel wat ovordreven. Ik ben heusch geen boosdoener en begrijp best, dat het cene kind wel eens wat beter dan het ande re schrijft. Alleen slordigheid vind ik altijd afschuwelijk en daar wijs ik dan wel eens op. Deze week bestaan daar echter geen klachten over. Ik geloof, dat Oom Pim geen reden tot klagen over het weer zal hebben tijdens zijn vacantie, ook al is het niet zoo mooi. Het zal daar wel heerlijk zijn in het hoogc berg land, dat de mcesten van jullie reeds op de schoolbanken zult hebben leeren kennen. Dat kunnen mooie verhaaltjes worden straks! Wat zijn kinderspeeltuinen. Een dezer dagen kwam iemand mij ver tellen, dat de speeltuinvereoniging „Soes- terkwartier" vandaag, morgen en overmor gen een bazar houden zou. Ik ben toen on middellijk aan mijn nichtjes en neefjes ge dacht en mij zelf eens afgevraagd: zouden alle jongeren nu wel weten hoe mooi het doel van het speeltuinwerk is? Misschien kennen sommigen van jullie het wel, en anderen weer niet. Daarom zal ik er hier eens iets meer van vertellen. Het speeltuinwerk neemt in onze stad reeds een vrij belangrijke plaats in. Men heeft zoo'n vereeniging in het Soester-, Leusder-, Kruiskamp- en Randenbroeker kwartier. Ik weet nog goed, dat het Soes terkwartier er mee begonnen is en dat heel wat menschen vreemd stonden te kijken. Ze wisten feitelijk niet precies wat het te beteekenen had en dan hap je nu eenmaal niet zoo gauw toe. Maar de groote menschen en ook heel veel kinderen, die cr dagelijks vertoeven! kennen het werk nu allemaal en juichen' hot. van harte toe. Kijk, er zijn veel kleintjes, die na school tijd niet precies weten wat zij moeten doen, waar zij moeten blijven tot het etenstijd is. Vader is naar kantoor of fabriek en Moeder heeft haar huiselijke bezigheden en kan zich dus ook niet voortdurend met haar kinderen bezighouden. Als je nu wat grooter bent, dan heb je eerst wel een tijdje voor je huiswerk noodig, maar de kleintjes hebben na schooltijd enkele uren vrij om te spelen. En waar gebeurde dat vroeger? Op de straat! Dat gaat tegenwoordig niet meer. Het drukke verkeer is veol te gevaarlijk. Je zou iedere minuut aan een ongeluk bloot staan en stel je de angst eens voor, die vader en moeder bij die gedachte zouden hebben! Die kinderen komen nq in een speeltuin samen, waar zij allerlei spelletjes net als vroeger op straat. kunnen doen en zich daarbij onder leiding bevinden. En als het dan etenstijd geworden is, gaat ieder net jes naar huis. Jullie zult mij vragen: „Maar hoe doen die kinderen het 's winters; dan is het toch te koud om buiten in zoo'n tuin te spelen?" Precies geraden! Dan komen zij in een clubhuis samen; maken handwerkjes vlechten matjes en vervaardigen nog heel veel andere dingen. Leuk hè? Én al wat daar nu in den winter vervaar digd werd, wordt tot en met Maandag in het Clubhuis van de speeltuinvereeniging „Soesterkwartiér".tentoongesteld- Daar moe ten jullie eens gaan kijken; dan begrijpen jullie alles ook veel beter. Mogelijk kunnen jullie zelf dan ook bij zoo'n vereoniging aansluiten of later op ouderen leeftijd steun verleenen aan dit' werk, dat de kleintjes van de straat houdt en zoóals ik reeds schreef erg prettig is. DE CORRESPONDENTIE. Cl y via. Ja, de vacantie nadert nu met rasse schreden. En waar ga jij dan lo- geeren Ik hoop, dat je nu mooi weer tref fen zult. Je hebt mij in langen tijd niet ge schreven; het was daardoor bijna geworden: ..beurt vei^aan, naam vergaan". Mijn an dere nichtje zal dus een nieuwe naam moe ten kiezen. Cactus. Jij hebt vorige week slecht de courant gelezen hoor! Je briefje is aan Oom Pim gericht en die zit zeker hoog en misschien ook droog in Zwitserland! En daardoor heb jo ook niet geweten, dat dc ruilhandel stil stond. Ik dank je voor de toegezonden bonnen. Die Kngelsche repeti tie is keurig geweest, hoor! Ga zoo voort! Kikker. Dat is weer een heele voet balgeschiedenis geweest! Veel geluk heb je cr nog niet mee gehad, doch je moet maar denken- „Alle begin is moeilijk". Met A.V.U. zal het straks wel beter gaan. Voor het zwemmen is het nog lang geen lekker weer. Gelukkig kan het iederen dag beter wor den. Tompoes. Dat was een erg klein briefje! Speel jij meer op den Friezendag? Nou, dat is fijn hoor. En wat moet jij dan doen? Toe, vertel mij er volgende week eens iets van. Dan,zal je briefje meteen wat grooter worden. Cupido. Arm kereltje, Daar wordt je me juist bij het schrijven van je briefje on wel, zoodat Vader er hot slot aan maken moest. Hoe is het er nu mee? Ik hoop, dat het niet meer noodig is, maar anders wcnsch ik je van harte beterschap toe. Ik vind het leuk, dat de reis naar Arnhem zooveel pleizier gebracht heeft. Het is daar prachtig! Kemphaantje. Ook al zoo'n kort briefje; en eerlijk gezegd: een klein beetje slordig geschreven! Ik geloof wel dat dit beter kan cn wil dus met je afspreken, dat het briefje volgende week wat grooter en netter zijn zal. Ja, Oom Pim komt volgen- do week terug en zal dan wel heel wat te vertellen hebben. Wie verre reizen maakt, kan v.eel. verhalen! N i 6 c e. Heb jij dit briefje zelf geschre ven? Als dat zoo is, dan heb je het keurig gedaan, hoor! Hoe is het nu mogelijk, dat Nièce ziek is. Wordt maar weer gauw beter. Dat is toch veel prettiger. O ja, ik vind het heerlijk veel briefjes te krijgen, maar deze week was de oogst erg klein! Dat speet me echt. Sprinkhaan. Als het regent, dan worden de pannetjes nat. Maar niet alleen de pannetjes, doch ook tuintjes. En dat was wel heel erg noodig. Er is doze week trou wens flink water gevallen. Ja, ik heb thuis ook een tuin. En daar groeit alles nu heer lijk; want zoo goed als de kindertjes voe ding moeten hebben, vragen ook bloemen en planten erom. Graf Zeppelin. Hoe kan een „Graf Zeppelin" nu ziek zijn? En dat nog wol toen je naamgenoot in ons land op bezoek kwam. Ik begrijp er niets meer van: werk ten je motoren niet voldoende? Dat is een fijn vooruitzicht; drie weken naar Schcvonin- gen. Laten wij hopen, dat het mooi weer zal zijn! In dank je bonnen ontvangen. Schrijf volgende week nog maar eens aan Oom Pim, wat je er voor hebben wilt. J o s. v. L. Er is toevallig deze weck geen ruilhandel. Uw verzoek zal ik volgen de weck overbrengen. De oplossingen. U T R E T r o o R o 1 d Elft Cis H a T H T t (hé) II. In het land der blinden is éénoog koning met de woorden: kanarie, Dieren, tennis, honing, long, doel en bed. De prijs is deze week ten deel gevallen aan Nièce, die hem Maandag aan ons bu reau kan komen afhalen. Nieuwe raadsels. X X a s s X a a a X s s a X a X s X 4 X Op de kruisjeslijnen komt de naam van een plaats in Drente. Op de le rij: het gevraagde woord. Ou de 2c rij: een plaatsje in Zeeland. Op dc 3e rij: een plaatsje op de Veluwe. Op de 4e rij: een Zuid-Hollandsch eiland. Op dc 5e rij: een plaats in Overijsel. Op dc 6e rij: een tropisch voedsel: Op de 7e rij: een heerenmodeartikel. Op de 8e rij: een landbouwwerktuig. Op de 9e rij: een medeklinker. II. (Van Vreemdeling) Mijn geheel is een spreekwoord, dat uit 5 woorden bestaat en met 26 letters wordt ge schreven. 18. 7. 23. 20. is iets, dat geen enkel wezen kan misschcn. 8. 16. 10. 26. 19. 14. gebruikt men bij het kampeeren. 6. 22. 3. 11 is een roofvogel. 21. 2. 4. 12. 7. 17. 24. is een Europeesche staat. 15. 13. 9. 25. zit in don mond. 1. 5. 11. is een afsluiting. OOM TOM. EEN AVONTUUR MET „DE ZWERVER". Door TINE M. BOOM. (Vervolg). „Hou je brutale mond, of ik geef je een kanjer, dat je over boord duikelt" schreeuwde Blauwbaard. Heel in de verte verscheen een jol. De jongens herademden Daar kwamen gelukkig menschen. Ze wa ren niet meer alleen met die twee ongun stige individuen. Blauwbaard zak het ook en wees er tersluks z'n makker op, die plotseling haast begon te krijgen. „Nou vijf pop dan, omdat jullie et benn.e, cn morrege breng'je ze hier, of ik ga naar je vader". Henk kreeg het weer danig benauwd. Als vader d&t hoorde, werd de „Zwerver" zeker een maand vastgelegd. O, o, wat za ten ze erin, wat moesten ze beginnen „Nouhoor ik nog wat?" vroeg de man. „Wat zal 't weze, ja of ja?" „Ik kan hier niet komen morgen, we mogen alleen Zon dags met de boot uit; maar ik kan u het geld wel thuis brengen, als u maar zegt waar u woont", zei Henk weer. „Gaat je geen steek an, brutale aap. Dan zorg je morgen om half vijf bij de brug te weze, ik zal d'r dan ook weze en je zorgt dat je het geld bij je hebbe, anders weet je wat er gebeurt". De naderende jol was intusschen een zij sloot ingegaan. Henk en Gerrit, blij dat het geval zoo afliep en zich niet op hun ge mak voelend met de twee kerels, beloof den stellig er te zijn. Gelukkig, eindelijk lieten ze de „Zwerver" los en roeiden weg Blauwbaard stak z'n vuist omhoog en riep hen nog eenige verwcnschingen toe. De jongens heschen het zeil en maakten dat ze weg kwamen, blij van het ongure twee tal bevrijd te zijn. Een poos zwegen ze. Toen kwam Gerrit: „Zeg, heb jij geld?" „Ik heb de riks nog van m'n verjaardag en verder m'n zakgeld van deze week. En jij?" -— „Ook nog een gulden of drie". „Nou dat lappen we em zeg, we komen er nog goed af, gelukkig! Wie waren het eigen lijk? 'k Heb je nog nooit hier gezien, 'k was blij, dat die jol er aan kwam." „Ik ook. Ik hoop ze na morgen nooit meer te zien"Even later... „Een on geluk ligt toch in een klein hoekje hè? Alles goed gegaan de heele middag en op het laatste oogenblik nog bijna je kop an dersom op je romp. Ik kan je verzekeren dat ik ontzag had voor z'n handjes hoor. Als je daarmee een kink krijgt heb je niet veel meer te zeggen." „Nou zeg, reken maar van niet... Kwart voor vijfGelukkig nog vroeg genoeg.. Niks zeggen thuis hoor..." Om vijf uur waren de jongens thuis. Er werd gelukkig niets gevraagd en zij hiel den natuurlijk ook hun mond. Den vol genden dag om half vijf werden de vijf juldcn door Blauwbaard cn zijn vrind bij dc brug in ontvangst genomen. Het ontging den jongens, dat een grim mig lachje van voldoening over het gezicht van de kerels trok, toen ze het geld in hun bezit hadden. „En ik waarschouw je, dat je niet meer i do buurt van me fuike komme, of ik breek je je beeye... Begrepc?" voegde Blauwbaard ze ten afscheid toe. De heele week werd verder niet meer over het geval gesproken. De Zondag brak aan, een prach tige, zonnige dag, met net genoeg wind om te zeilen, 's Morgens waren de jongens al vroeg weer met de boot op de Watering. In de buurt van „de plaats des onheils" (al6 Gerrit het noemde) gekomen, zagen ze daar Vonk, een visscher, dien zó wel ken den, bezig de fuiken te „lichten". Nieuws gierig kwamen ze wat dichterbij. Dat wa ren toch de fuiken van die twee vreemde kerels van de vorige week? Vonk hoorde zc zeker naderbij komen, want plotseling koek hij op. „Zeg, blijf je een beetje uit de buurt met je boot? Buiten de stokkon hoor! Ver leden week hebben ze ook m'n fuiken al vernield. Ik vond ze met een groot gat er in aan don kant gesleept. De schooiers, als ik ze in m'n handen krijgEn mop perend ging de visscher weer aan 't werk. De jongens zeiden niets, maar trokken er stilletjes tussehen uit. Pas veel later kre gen ze hun spraak terug. „Onze arme duitjes", zei Henk ten laat ste. ,,'n Maand zakgeld naar de haaien", voegde Gerrit er aan toe. Vonk kreeg eenige weken later op een avond een enveloppe met ingesloten vijf gulden „voor de 6cbade aan de fuiken", stond er op 't briefje, dat er bij was. Maar er was geen naam bij. Vonk lachte, want de schade bedroeg niet meer dan twee gulden, maar dat wisten de jongens gelukkig niet! •T GESCHEURDE BOEKJE. Och, och, dat was verschrikkelijk Hoe zoo iets kon gebeuren? En 't kwam alleen, omdat Marie Haar boekje stuk ging scheuren. Het was haar A.B.C.-boek, hoor, En alle letters kwamen Om beurten Rietje plagen eerst. En later allen samen. De A van Arend fladderde Al bonzend door de erker, Do C van Cent viel uit haar hand Op straat bij 'n gaslantaarn, Do D van Drijf ijs wankelde... Er dreigden veel gevaren. De E van Ezel sloeg op hol En Rietje aan het gillen! De F van Fruit, die plaagde haai. Ze mocht haar dorst niet stillen. Dc G van Gras, die groeide zoo, Dat Rietje lag bedolven, De H van Haai, die zat haar na, Al zwemmend door de golven. De I van Inkt versierde haar Met spatten en met sproeten, De J van Jurkje zakte af En sleepte om haar voeten. De K van Keizer nam een staf En sloeg haar om haar ooren De L van Leeuw liet een gebrul, Waarvoor ze bang werd, hooren. De M van Muis was o, zoo klein En kriebelde haar mondje. De N van Nagel krabde haar En gaf haar menig wondje. De O van Oog keek streng en kwaad, En maakte haar aan 't huilen. De P van Paal gaf haar een bons En honderdduizend builen. De 0. die niet in 't boekje stond, Was de eerste, die niet boos was. De S van Stoel, die tuimelde Daar viel Rie achterover. De T van Trommel trommelde Rie werd al doof en doover. De U van Uur sloeg vreeslijk hard En deed haar angstig schrikken. De V van Vuist kwam aangerend En gaf haar harde tikken. De W van Wagen rolde aan, 't Ging nu van holder-bolder, De X, die opgeborgen was, Die stampte op den zolder. De IJ van IJs was ijselijk koud En maakte haar aan 't beven. De Z van Zout l^ceft 't slordig kind Toen ergen dorst gegeven. Ze vielen allen op haar aan, Niet één had mededoogen, Die arme Rie ze kon niet meer.. Ze lag met dichte oogen In vasten slaap, maarniet in bed, Ze was er uitgevallen... De letters kwelden 't kind nog steed? Afschuwelijk met hun allen. Haar Mams, die 't bonzen had gehoora. Kwam vlug naar boven loopen En raapte 't slapend Rietje op, Ze deed de oogen open, Ze keek haar Mammie angstig aaiij Die vroeg, wat er gebeurd was. En Rietje snikte het uit van spijt, Omdat haar boek gescheurd was! ELIZA HESS—BINGER in Ons Eigen Tijdschrift.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 20