AMOfSFTOMStH DAGBIAK
Minister Ruys voor de Radio
Woensdag 20 Juli 1932
-DE EtMLANDEa*
31e Jaargang No. 17
DE SCHERPTE DER
CRISIS
UIT DE STAATSCOURANT
Zoo'n bord is er niet!
Rook niet in bosch of hei
Fortinbras' Toovermacht
Zal dit moeilijke en veeleischende
tijdsgewricht een klein of een
groot geslacht vinden?
Wij staan voor zware offers
6-Gravenhagc, 19 Juli. Hedenavond,
om half acht, heeft de minister-president,
minister van 6taat, Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys
de Beerenbrouck over de beide Nederland-
sche zenders een rede gehouden over den
economischen toestand des lands.
De uitzending had plaats vanuit de stu
dio van het Hoofdbestuur der P.T.T. aan
de Kortenaerkade.
De minister sprak als volgt:
Landgenooten,
Het i6 de tijd met een nuchteren blik op
de werkelijkheid vast te stellen, dat de
toestand des lands zorgwekkend is. Het is
de tijd, dat dit feit door de openbare mee
ning wordt aanvaard. Wordt aanvaardt
met werkelijkheidszin en verantwoordelijk
heidsbesef, gegrond op eigen inzicht of op
gepast vertrouwen in hen, die dat inzicht
hebben te vestigen.
De verschijnselen van het ziektebeeld ver
bieden verwaarloozing van levensbelangen.
Levensbelangen zijn thans meer dan ooit
gemoeid bij het stellen eener niets verbloe
mende diagnose aan het ziekbed onzer sa
menleving.
De ziektekiem, die sinds jaren de wereld
huishouding heeft aangetast, hoeft zich
het kon niet anders ook gezet in het
weefsel van onze volkshuishouding.
Naarmate on6 land zich in den loop der
tijden aan een welvarenden toestand aan
paste, stoort en gewent het zich thans tra
ger van den opgedwongen teruggang. Op-
gedwongen mag die teruggang worden gc-
noemd, in zooverre de opsporing harer oor
zaken voert naar een onverbrekelijken in
ternationalen samenhang der economische
en financieele wetten en feiten. Spreker
ging deze in den brecde na en vervolgde
verder:
Hoezeer de aldus veroorzaakte wereld
crisis, van zorgwekkenden omvang, het Ne-
derlandsche welvaartspeil heeft neerge
drukt, is den laatsten tijd bij herhaling
aangetoond en uiteengezet aan de hand van
feiten en cijfers, welke zonder eenige mis
leiding waarschuwend spreken. Achtereen
volgens zagen schier alle voornaamste tak
ken van bet bedrijfsleven zich aangetast.
De scheepvaart en de scheepsbouw, het
bankbedrijf, de industrie in vrijwel haar
geheelen omvang, de landbouw en de vec-
teelt, de ooft- en tuinbouw, de zcevisscberij
en de veenderij, allen heeft de looden cri-
sislast gedrukt en allen hebben zware
schokken moeten opvangen. De economi
sche toestand in Nederlandsch-Indië ver-
I toont al een even troosteloos beeld als die
J in het moederland. Ook daar een schrik-
barende teruggang, zich uitend, in een In
dische begrooting met een belangrijk defi-
I cit, zoodat de Indische regeering zich ge
dwongen zag met betrekking tot de voor-
ziening in hare ka6behoeften een beroep
I op de Nederlandsche schatkist te doen.
Mén denke met gepaston ernst over een
toestand, welke de voor ons land zoo be-
I teekenisvolle inkomstenbron aan Indische
baten goeddeels deed opdragen.
Daarnaast drukt ook onze gemeenschap
op zorgelijke wijze de wreede plaag der
werkloosheid, welke aan de steuncapaciteit
der overheidslichamen ongewoon zware
eischen is gaan stellen.
Onder deze onheilspellende omstandighe
den heeft de overheid, bewust van haar
steeds zwaarder wordende taak, haar stand
punt moeten bepalen, terwijl zij in den loop
van haar optreden de crisiswolk steed6
zwarter zag worden. Geheel abnormale en
onberekenbare tegenstroomingen hebben
haar met de uiterste behoedzaamheid, in
gegeven door haar verantwoordelijkheid
voor de geheele bevolking, de vaart door
het onstuimige water doen kiezen.
Reeds is in onze dagen het gebied der
overheidsbemoeiing uitgegroeid tot een om
vang, welke de redelijke vraag doet stel
len, of eene gewijzigde ordening niet tot
een passende ontlasting van de Staatstaak,
met name van diens uitvoerenden arbeid
zou kunnen leiden. Tot welke afmetingen
onder deze abnormale omstandigheden deze
overheidstaak moest uitgroeien, laat zich
gemakkelijk denken.
Hierbij gold het telkens de helpende hand
beheerscht uit te steken en daarbij het oog
op het algemeen belang gericht te houden.
Wat den oorsprong van den economischen
tegenspoed betreft, heeft Nederland niet na
gelaten bij monde van zijn beste staatsbur
gers in het internationaal milieu te waar
schuwen tegen het naderend ongeluk en te
gen de averechtsche maatregelen, die men
nam om dat ongeluk te keeren. Toen dit
alles niet baten mocht en ons land steeds
meer de economische gevolgen van die
moeilijkheden ondervond, kon steun voor
de bedreigde economie van het land niet
uitblijven .Daarbij bleef uitgangspunt, dat
die steun nimmer in zoodanigen vorm zou
mogen plaats vinden, dat gezond herstel
daardoor zou worden vertraagd. Eerst toen
het hier gedurende decennia onder een vrij
handelsregime opgebouwde dreigde ten on
der te gaan, waren maatregelen tot bevei
liging van het bestaande noodzakelijk en
was hulp voor de getroffen werknemers
plicht der overheid.
Onze landbouw, in zoo sterke mate op
uitvoer aangewezen, moest voor den onder
gang worden behoed. De afsluiting van
onze afzetgebieden door protectie en door
maatregelen op het gebied van het beta
lingsverkeer deed de gerechtvaardigde
vrees ontstaan, dat ondanks alle pogingen
tot aanpassing van de kosten, een prijs
niveau van zoo ruïneuzen aard zou ont
staan dat het voortbestaan van een van de
belangrijkste takken van ons economisch
leven ernstig bedreigd zou worden.
Ook onze industrie liep gevaar door het
buitenland, dat in Nederland een bij uit
zondering koopkrachtig afzetgebied vond,
onder den voet te worden geloopen. Deze
abnormale plotseling opduikende concur
rentie zou door het lamleggen van het pro
ductie-apparaat onze nationale koopkracht
evenzeer geschaad hebben. Contingentee-
ringsmaatregelen zijn derhalve noodig ge
weest om hier te voorkomen, dat een aan
tal industrietakken misschien voor altijd
vernietigd zouden worden.
Juist om te voorkomen, dat ook op dit
gebied het herstel van normale verhoudin
gen niet vertraagd zou worden, was eene
groote voorzichtigheid noodig.
De overheid staat hier voor de bij uitstek
moeilijke taak het middel van de invoer
beperking zoodanig toe te passen dat al
leen het abnormale geweerd wordt.
Hoe groot de chaos ook zijn moge, de ten
grondslag liggende economische wetten we
ten zich echter steeds meer gelding te ver
schaffen. Alleen wanneer men dit bedenkt,
zal het besef doordringen dat een te straffe
toepassing van contingenteeringsmaatre-
gelen onzen export zou schaden. Deze laat
ste, de uitvoer, ondervindt de grootste
moeilijkheden; hij baart de regeering d<>
grootste zorgen. Behalve land- en tuinbouw
en de veeteelt verkeert ook onze op expert
ONZE PREMIER.
gespecialiseerde industrie in een zeer zorg
wekkenden toestand. Zoo dikwijls ontmoet
men bij groepen die om steun vragen, een
groote onwetendheid omtrent den nood on
der andere groepen van ons bedrijfsleven.
Daar komt bij dat men vergeet, dat alleen
het wegnemen der oorzaken voldoende kan
baten. Handel, scheepvaart en bankwezen,
zij allen hebben hunne groote moeilijkhe
den, die alleen opgelost kunnen worden,
wanneer de poorten naar het buitenland
weer opengaan.
Na deze enkele gedachten over het re-
geeringsbeleid ten aanzien van het in hoofd
zaak handelspolitiek vraagstuk, een kort
woord over de publieke geldmiddelen.
Eer. pijnlijke tegenstrijdigheid vervult
den toestand dezer middelen met zorg. Ter
wijl eenerzijds de abnormale nood in steeds
dringender mate een beroep op de open
bare middelen blijft doen, slinkt het volks
vermogen, dat ze ten slotte moet opbren
gen, onrustbarend. Tengevolge van het op
dragen van de verschillende welvaarts
bronnen moest een optimistische bereke
ning van de daling van het belastbaar
volksinkomen op ongeveer 30 worden
geschat. Beziet men dan de uitgavencijfers
alleen reeds van wcrkloozensteun, van
openbare en particuliere armenzorg, van
steunmaatregelen aan den landbouw en
houdt men daarbij in het oog wat aan
Rijks, provinciale en gemeentebelasting
moet worden opgebracht, dan kan geen re
delijk beoordoelaar ontkomen aan de klem
mende. noodzaak tot versobering en be
snoeiing van de collectieve behoeften waar
in voorzien moet worden.
Immers bij een dusdanig krimpende mid
delen-positie dringt zich naar voren de
zorg der overheid, dat zij op de allereerste
plaats haar helpend vermogen zooveel mo
gelijk ongeschonden houdt.
Dat feit verplicht haar desnoods tot duren
prijs te maken voor het financieele even
wicht harer zwaarbelaste huishouding,
hetgeen veronderstelt de meest doelmatige
en sobere organisatie dier huishouding.
Ter handhaving niet alleen van 's lands
credictwaardigheid doch veeleer nog ter
voorkoming eener massale volksverarming,
welke niet meer aan procenten te binden
zoude zijn, hebben de overtuigende argu
menten en luide sprekende voorbeelden,
welke voor de inflatie onzer munteenheid
waarschuwen, voor de Regeering dan ook
niet afgedaan.
Zij en de Volksvertegenwoordiging die
tot de noodzakelijke besnoeiing genoopt
worden en de verantwoordelijkheid daar
voor hebben te dragen, weten deze pijnlijke
taak verlicht door de redelijke zakelijkheid
van allen, wier inzicht hen in staat stelt dc
feiten te onderkennen, zooals deze in wer
kelijkheid zijn.
Slotbeschouwing.
Vaak' wordt er geklaagd, dat de Regec-
ring nog niet voldoende maatregelen ter be
scherming van het economisch leven heeft
genomen. Veelal openbaart zich daarbij het
erkonde verschijnsel, dat de stuurmans
kunst simpeler lijkt aan den wal. dan zij
op do brug van het schip in waarheid is.
Doch laten vooral zij, die daarbij op an
dere landen wijzen, toch bedenken, dat ons
land relatief gesproken, nog over een groote
mate van weerstand en uithoudingsvermo
gen beschikt en dat veel overheidsinmen
ging in het buitenland het herstel geremd
heeft of een uiting is van een mate van
verval, waarvoor ons volk behoed moge
worden.
Dat uithoudingsvermogen is het, en de
historisch bewezen veerkracht van ons volk
om zich als het moet aan de gewijzig
de omstandigheden aan te passen, welke
de regeering den moed schenken om den
moeilijken weg van versobering en doel
matige bezuiniging in te slaan. Nu dc be
narde financieele toestand van Riik en ge
meenten gebiedt, verstaat de Overheid haar
pijnlijken plicht offers, zware offers te ver
langen.
Het is het schrijnende van de haar toe
vertrouwde taak, dat zij in tal van gevallen
noodgedwongen leed moet veroorzaken en
teleurstelling brengen. Als noodtoestand
menschelijk gevoel en harden plicht in con
flict brengt, staat zelfs de maatregel, die
tijdig erger leed voorkomt, al spoedig onder
den schijn van harteloosheid. Dien schijn
zelfs wijst de regeering met eerlijke over
tuiging af, omdat zij met diep gevoeld
medeleven beseft, welk leed die harde plicht
voor velen medebrengt.
Dit medegevoel geldt afzonderlijke zwaar
getroffen gevallen, het geldt in niet min
dere mate die groep van jonge mannen on
der ons, die de ramp der werkloosheid treft
juist in den levenstijd, die hen met frissche
werkkracht en werklust zag aantreden en
wier jonge beste jaren buiten hun schuld
in gedwongen ledigheid verloren gaan. Zoo
ergens, dan doet hier de overmacht pijn, die
bruikbaren hand- en hoofdarbeid meedoo-
genloos afwijst.
De juist dezen en den komenden tijd be-
heerschende vraag blijft: zal dit moeilijke
en veeleischende tijdsgewricht een klein of
een groot geslacht vinden? Ons volk duldt
geen blaam op de geschiedenis die het
thans te maken heeft. Het is bereid zijn
reserve aan dappere offergezindheid en
saamhoorigheid aan te spreken, om zijn
toekomst op herstel en opleving voor te be
reiden.
Met allen ernst, die de tijd verlangt,
klinke dan een beroep op allen, vooral op
hen, die zijn geroepen de openbare mee
ning voor te lichten en leiding te geven
aan volksgroepen. Laat ons niet alleen de
hoogste eischen stellen aan de vorming van
eigen inzicht en oordeel, waar het thans
meer dan ooit de moeilijkste en verwikkeld-
ste vraagstukken betreft, doch Iaat ons
bovendien iedere eenzijdigheid afleggen,
„zonder oogkleppen door het leven gaan" en
beseffen den gewetensplicht, dat onze
voorlichting op zuivere en volledige docu
mentatie berust.
Laat men in deze uren doorzicht, en orde
lijkheid betrachten bij het tot uiting bren
gen van wat de bevolking te zeggen en te
wenschen heeft, niet van wat haar in strijd
met de feiten wordt opgedrongen!
Met het vertrouwen in die van burgerzin
getuigende medewerking, weet de Overheid
haar moeilijke taak verlicht en houdt zij
hare schouders recht onder den zwaren
tijd, omdat zij op God's kracht en steun
mag rekenen.
COW-BOYS IN DE HOOFDSTAD.
Amsterdam, 19 Juli. Hedenmorgen is
een troep cow-boys uit Texas hier ter stede
aangekomen, die volgende week zullen
deelnemen aan een ruiterfeest in het Sta'
dion. Een gedeelte van het gezelschap, dat
er zeer schilderachtig uitziet, heeft zijn in
trek genomen in het American Hotel.
Benoemd tot ridder in de orde van Oranje
Nassau E. A. Daniels, secretaris der ge
meente Tiel.
Onderscheiding.
Bij Kon. besluit is toegekend de bronzen
eore-medaillc der Oranje Nassauorde aan
J. Kwic6er, bode bij de Nieuwe Israclie-
tische Begrafenisverceniging te Amsterdam.
Departement van Onderwijs, enz.
Bij Kon. Besluit i6 mr. M. Wcsseling, op
zijn verzoek eervol ontslagen als commies
bij het Departement van Onderwijs, K. en
W.
Hooger Onderwijs.
Bij beschikking van den minister van
Onderwijs, K. en W. is dr. Hk. Cohen te
Rotterdam tot wederopzeggeus toegelaten
als privaat-docent in dc faculteit der wis-
en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te
Leiden om onderwijs te geven in de ge-,
schiedenis der pharmacie,
en is dr. Ph. H. Kuenen te Leiden tot
wederopzeggens toegelaten als privaat-do
cent in dc faculteit der wis- en natuurkun
de aan de Rijksuniversiteit te Leiden om
onderwijs te geven in dc geologie.
Belastingdienst. 1
Bij beschikking van den minister van Fi
nanciën is de ontvanger der directe belas
tingen enz. A. J. Vonk verplaatst van Brou
wershaven naar Zierikzee, inspectie.
Waterschap.
Benoemd in de provinciën Utrecht en
Zuid-Holland, met ingang van 1 Augustus
a.s. tot hoogheemraad van het grootwator-
schap van Woerden W. F. Brunt te Bode
graven en dr. J. Ph. de Monté Ver Loron
te Zeist.
DE SURINAMER WEER VOOR ANDER
HALF JAAR OPGEBORGEN.
Amsterdam, 19 Juli. De Vacantieka-
mer der Arr. Rechtbank veroordeelde den
Surinamer J. J. J. Vyent, wegens diefstal
en flesschentrekkerij tot een gevangenis
straf van anderhalf jaar.
Vyenl, tegen wien de politie reeds her
haaldelijk heeft gewaarschuwd, is reeds elf
maal wegens oplichting, diefstal en fles
schentrekkerij veroordeeld. Steeds doet hij
zich voor als iemand van aanzienlijke af
komst, naar zijn zeggen bestaat zijn familie
uitsluitend uit gouverneurs-generaal, vice-
admiraals, leden der rechterlijke macht
e. d.
Ditmaal was hij er in geslaagd schoenen
en klceren zonder betaling los te krijgen.
maar het zou wil nuttig wezen,
want elk jaar gaan duizenden hec
tares bosch en hel door brand
verloren. Spaar ons nationaal bezit,
wees voorzichtig met vuur, en
Waarheid kan U van kwaad terughou
den.
naar het Engelsch van William Locke
door J. E. d. B. K.
26
Maar dat is prachtig, riep Bigourdin
uit met schitterende oogen. Zoo iets kan
alleen maar in zijn wijs hoofd opkomen,
de zaak groeit Félise en mij boven het
hoofd. Vroeger of later moet ik een vrouw
aanstellen bij de fabricage. Ik heb Daniel
mijn moeilijkheden vertelt en nu komt hij
met deze prachtige oplossing. Want het is
werkelijk prachtig. Zijn heele eerlijke ge
zicht straalde.
Je zoudt van meet af aan moeten be
ginnen om er alles van te leeren, voegde
Fortinbras er vlug aan toe. Dat zou gemak
kelijk gaan, want zij, die je moeten onder
richten, zijn van goeden wille en je hebt een
flinke dosis gezond verstand. Je zoudt ie-
deren dag men* gevoel van eigenwaarde
krijgen omdat je een werkzaam deel neemt
in het sociale organisme.
Dus, zei Corinna, ter wille van Bigour-
flin's tegenwoordigheid een heftige uitbar
sting bedwingend, hoewel ze trilde van woe
de, u zoudt willen, dat ik het leven, dat God
mij gegeven heeL. gebruikte om paté de
toie gras te maken?
Dat is beter dan je als een dwaas aan
te stellen door slechte schilderijen te ma
ken.
Ik heb 't schilderen opgegeven, zei Co
rinna. En iedere vrouw stelt zich als een
dwaas aan. Van daar het voortbestaan van
het menschdom.
In jouw geval, mijn lieve Corinna, zou
dat prijzenswaardige dwaasheid zijn.
U beleedigt me, riep ze, haar wangen
vuurrood.
Stil, stil, zei Bigourdin en hij legde zijn
forsche hand op de arm van zijn zwager.
Maar Fortinbras streek zijn witte manen
naar achter en zag beiden aan met den rus-
tigen blik van een ouden kalmen leeuw.
Het kan niet als een beleediging be
schouwd worden, als men een cynische grap
beantwoordt met het gezegde dat èn hu
welijk en moederschap het prijzenswaar
dige lot van de vrouw zijn.
Hoojicnd vroeg Corinna: Hoe speelt u dat
klaar om zoo te doen?
Wat te doen?
Zoo te praten.
Omdat ik onderwijs heb gehad, dat
verder ging dan gewoon lager onderwijs.
Maar je hebt niet geantwoord op mijn voor
stel. Eens heb je gezegd, dat je het leven
bij de keel zcu grijpen om er iets groots uit
te schudden. Dat wil je nog, maar je kunt
het niet. En je weet, dat je het niet kunt,
lieve Corinna. Zelfs zij, die het wel kunnen,
valt toch weinig geluk ten deel. Geluk komt
tot ons door de fijnste kanaaltjes! En ik ge
loof dat het voor jou zou komen door de
lever van een vetgemesten gans.
Na Corinna'9 uitval was er een schaduw
gevallen over het zonnig gezicht van Bi
gourdin.
Mademoiselle Corinna, zei hij op ern-
stigen toon, als u deze positie zoudt willen
aanvaarden, deze positie, die niets oneer
vol is, dan verzeker ik u uit den grond van
mijn hart, dat u rnet groote achting en
waardeering behandeld zoudt worden.
De volmaakte hoffelijkheid van Bigour
din ontwapende haar. Ze was natuurlijk
nog verontwaardigd op Fortinbras. Dat hij
haar, Corinna Hastings, 't laatste type van
de geëmancipeerde, jonge, Engelsch e vrouw,
er zeer op gesteld haar persoonlijkheid te
laten gelden, zou aanraden om zich te be
graven in een duf, klein Fransch stadje en
een soort van huishoudster te worden in
een klein Fransch hotelletje! Dat voorstel
was belachelijk, een beleediging van haar
persoonlijkheid, die zij zelve toch zoo be
langrijk vond en die hij van nul en geener
waarde scheen te achten. Waarom maar
niet dadelijk kamermeisje of ganzenhoed
stor worden? Zijn minachtende aanmati
ging maakte haar razend. Ze was woedend
op Fortinbras. Maar Bigourdin, die de zaak
behandelde als iemand, die een gunst
vroeg, verdiende een beleefd antwoord.
Monsieur Bigourdin, zei ze met veel
waardigheid, iets getemperd door een
medelijdend glimlachje, ik weet dat u al
lervriendelijkst bent en ik dank u oprecht
voor uw aanbod, maar om persoonlijke re
denen kan ik er niet op ingaan. U moet me
vergeven, dat ik naar Engeland terug ga,
waar mijn plicht mij roept.
Je plicht? Tegenover w ie vroeg For
tinbras.
Ze wierp hem een vernietigenden blik toe.
Tegenover mij zelf, antwoordde ze.
In dat geval valt er niets meer te zeg
gen, merkte Bigourdin mistroostig op.
Daar valt nog van alles te zeggen, zei
Fortinbras, maar het is do moeite niet
waard om het te doen.
Corinna stond op en nam haar hand
schoenen. Ik ben blij, dat u dat inziet.
Bigourdin stond ook op en hield haar een
oogenblik tegen: Als u ons, met fijnen tact
doelde hij ook op Féliso als gastvrouw, de
eer wilt aandoen eenige dagen onze gast
te zijn, om het aanbod nog eens te over
wegen, zoudt u misschien een ander besluit
nemen.
Maar ze was niet tot andere gedachten
te brengen, zelfs niet door Martin, die ge
durende het geheele onderhoud g?zwegen
had, maar haar nu voorstelde haar ver
trek uit te stellen.
Wacht dan tenminste af wat onze
goede raadgever mij aanraadt. We zijn
toch samen op reis gegaan; dus is dit bil
lijk.
Ja, zei Corinna, laat ons dat eens hoo-
ren wat voor Ordonnance de Bonheur u
voor Martin hebt.
Wil je dat zoo graag hooren? vroeg For
tinbras.
Natuurlijk, zei Martin 't Engelsch,
want hij geneerde zich een beetje om zijn
gevoelens bloot te lcggm voor Bigourdin:
Corrina kan u vertellen, dat ik u altijd vol
maakt trouw ben gebleven. Ik had in u een
blind vertrouwen. Ik heb alles over boord
gegooid. Maar nu is mijn geld bijna op en
er dient iets te gebeuren.
Zonder twijfel zei Fortinbras en om
Bigourdin er ook weer in te betrekken, ver
volgde hij in het Fransch: Om je te zeg
gen, wat er gebeuren gaat, wel dat is een
van de redenen dat ik hier ben.
Vertelt u ons dat dan eens, zei Corrina,
ik kan hier niet den heelon dag blijven
slaan.
Wilt u niet gaan ziten, mademoiselle?,
vroeg Bigourdin.
Corrina viel n?er op een stoel. Gaat u nu
nooit beginnen?
Ik had oen volledige analyse willen
maken, zei Fortinbras vriendelijk, van den
financieelen moreelen en geestelijken toe
stand van onzen jongen vriend. Maar daar
je ongeduldig bent, zal if afzien van het
genoegen om deze heilzame mededeeling
te doen. En ik begin dus dadelijk met de
hoofdzaak. Hij bezit geen cent. Hij wil zijn
geestdoodend beroep niet meer opvatten*
Maar hij moet zooals andere gewone 6tcr-
velingen zijn levensonderhoud verdienen*
Deze drie maanden hebben zijn ziel volko
men tot rust gebracht. Ze moet nu weer
aangezet worden tot arbeid, die beter voor
hem is. Mijn geluksvoorschrift, zooals jij
Corrinna het zoo aardig uitgedrukt, is dat
het Martin de plaats inneemt van den viezen
Polydore, die, zooals ik hoorde, zoo smade
lijk is weggejaagd.
Zijn drie hoorders waren allen op hun
wijze onthutst.
Dat is idioot, riep Bigourdin.
Wat een betrekking! lachte Corinna.
Dat is nooit bij me opgekomen, ze!
Martin, op dc tafel slaande.
Fortinbras wreef zich de handen. Ik kom
nooit met zulke gewone dingen aan.
Je houdt ons voor het lapje, zei Bi
gourdin. Monsieur Martin, een mijnheer*
een geleerd?, een leeraar.
Een klompje nietig stof, dat een ziel
zoekt, zei Fortinbras.
Die hij niet zal vinden tusschen vuile'
borden en schalen, zeide Corinna.
(Wordt vervolgd?*