AMOfSFTOMStH DAGBIAK Minister Ruys voor de Radio Woensdag 20 Juli 1932 -DE EtMLANDEa* 31e Jaargang No. 17 DE SCHERPTE DER CRISIS UIT DE STAATSCOURANT Zoo'n bord is er niet! Rook niet in bosch of hei Fortinbras' Toovermacht Zal dit moeilijke en veeleischende tijdsgewricht een klein of een groot geslacht vinden? Wij staan voor zware offers 6-Gravenhagc, 19 Juli. Hedenavond, om half acht, heeft de minister-president, minister van 6taat, Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck over de beide Nederland- sche zenders een rede gehouden over den economischen toestand des lands. De uitzending had plaats vanuit de stu dio van het Hoofdbestuur der P.T.T. aan de Kortenaerkade. De minister sprak als volgt: Landgenooten, Het i6 de tijd met een nuchteren blik op de werkelijkheid vast te stellen, dat de toestand des lands zorgwekkend is. Het is de tijd, dat dit feit door de openbare mee ning wordt aanvaard. Wordt aanvaardt met werkelijkheidszin en verantwoordelijk heidsbesef, gegrond op eigen inzicht of op gepast vertrouwen in hen, die dat inzicht hebben te vestigen. De verschijnselen van het ziektebeeld ver bieden verwaarloozing van levensbelangen. Levensbelangen zijn thans meer dan ooit gemoeid bij het stellen eener niets verbloe mende diagnose aan het ziekbed onzer sa menleving. De ziektekiem, die sinds jaren de wereld huishouding heeft aangetast, hoeft zich het kon niet anders ook gezet in het weefsel van onze volkshuishouding. Naarmate on6 land zich in den loop der tijden aan een welvarenden toestand aan paste, stoort en gewent het zich thans tra ger van den opgedwongen teruggang. Op- gedwongen mag die teruggang worden gc- noemd, in zooverre de opsporing harer oor zaken voert naar een onverbrekelijken in ternationalen samenhang der economische en financieele wetten en feiten. Spreker ging deze in den brecde na en vervolgde verder: Hoezeer de aldus veroorzaakte wereld crisis, van zorgwekkenden omvang, het Ne- derlandsche welvaartspeil heeft neerge drukt, is den laatsten tijd bij herhaling aangetoond en uiteengezet aan de hand van feiten en cijfers, welke zonder eenige mis leiding waarschuwend spreken. Achtereen volgens zagen schier alle voornaamste tak ken van bet bedrijfsleven zich aangetast. De scheepvaart en de scheepsbouw, het bankbedrijf, de industrie in vrijwel haar geheelen omvang, de landbouw en de vec- teelt, de ooft- en tuinbouw, de zcevisscberij en de veenderij, allen heeft de looden cri- sislast gedrukt en allen hebben zware schokken moeten opvangen. De economi sche toestand in Nederlandsch-Indië ver- I toont al een even troosteloos beeld als die J in het moederland. Ook daar een schrik- barende teruggang, zich uitend, in een In dische begrooting met een belangrijk defi- I cit, zoodat de Indische regeering zich ge dwongen zag met betrekking tot de voor- ziening in hare ka6behoeften een beroep I op de Nederlandsche schatkist te doen. Mén denke met gepaston ernst over een toestand, welke de voor ons land zoo be- I teekenisvolle inkomstenbron aan Indische baten goeddeels deed opdragen. Daarnaast drukt ook onze gemeenschap op zorgelijke wijze de wreede plaag der werkloosheid, welke aan de steuncapaciteit der overheidslichamen ongewoon zware eischen is gaan stellen. Onder deze onheilspellende omstandighe den heeft de overheid, bewust van haar steeds zwaarder wordende taak, haar stand punt moeten bepalen, terwijl zij in den loop van haar optreden de crisiswolk steed6 zwarter zag worden. Geheel abnormale en onberekenbare tegenstroomingen hebben haar met de uiterste behoedzaamheid, in gegeven door haar verantwoordelijkheid voor de geheele bevolking, de vaart door het onstuimige water doen kiezen. Reeds is in onze dagen het gebied der overheidsbemoeiing uitgegroeid tot een om vang, welke de redelijke vraag doet stel len, of eene gewijzigde ordening niet tot een passende ontlasting van de Staatstaak, met name van diens uitvoerenden arbeid zou kunnen leiden. Tot welke afmetingen onder deze abnormale omstandigheden deze overheidstaak moest uitgroeien, laat zich gemakkelijk denken. Hierbij gold het telkens de helpende hand beheerscht uit te steken en daarbij het oog op het algemeen belang gericht te houden. Wat den oorsprong van den economischen tegenspoed betreft, heeft Nederland niet na gelaten bij monde van zijn beste staatsbur gers in het internationaal milieu te waar schuwen tegen het naderend ongeluk en te gen de averechtsche maatregelen, die men nam om dat ongeluk te keeren. Toen dit alles niet baten mocht en ons land steeds meer de economische gevolgen van die moeilijkheden ondervond, kon steun voor de bedreigde economie van het land niet uitblijven .Daarbij bleef uitgangspunt, dat die steun nimmer in zoodanigen vorm zou mogen plaats vinden, dat gezond herstel daardoor zou worden vertraagd. Eerst toen het hier gedurende decennia onder een vrij handelsregime opgebouwde dreigde ten on der te gaan, waren maatregelen tot bevei liging van het bestaande noodzakelijk en was hulp voor de getroffen werknemers plicht der overheid. Onze landbouw, in zoo sterke mate op uitvoer aangewezen, moest voor den onder gang worden behoed. De afsluiting van onze afzetgebieden door protectie en door maatregelen op het gebied van het beta lingsverkeer deed de gerechtvaardigde vrees ontstaan, dat ondanks alle pogingen tot aanpassing van de kosten, een prijs niveau van zoo ruïneuzen aard zou ont staan dat het voortbestaan van een van de belangrijkste takken van ons economisch leven ernstig bedreigd zou worden. Ook onze industrie liep gevaar door het buitenland, dat in Nederland een bij uit zondering koopkrachtig afzetgebied vond, onder den voet te worden geloopen. Deze abnormale plotseling opduikende concur rentie zou door het lamleggen van het pro ductie-apparaat onze nationale koopkracht evenzeer geschaad hebben. Contingentee- ringsmaatregelen zijn derhalve noodig ge weest om hier te voorkomen, dat een aan tal industrietakken misschien voor altijd vernietigd zouden worden. Juist om te voorkomen, dat ook op dit gebied het herstel van normale verhoudin gen niet vertraagd zou worden, was eene groote voorzichtigheid noodig. De overheid staat hier voor de bij uitstek moeilijke taak het middel van de invoer beperking zoodanig toe te passen dat al leen het abnormale geweerd wordt. Hoe groot de chaos ook zijn moge, de ten grondslag liggende economische wetten we ten zich echter steeds meer gelding te ver schaffen. Alleen wanneer men dit bedenkt, zal het besef doordringen dat een te straffe toepassing van contingenteeringsmaatre- gelen onzen export zou schaden. Deze laat ste, de uitvoer, ondervindt de grootste moeilijkheden; hij baart de regeering d<> grootste zorgen. Behalve land- en tuinbouw en de veeteelt verkeert ook onze op expert ONZE PREMIER. gespecialiseerde industrie in een zeer zorg wekkenden toestand. Zoo dikwijls ontmoet men bij groepen die om steun vragen, een groote onwetendheid omtrent den nood on der andere groepen van ons bedrijfsleven. Daar komt bij dat men vergeet, dat alleen het wegnemen der oorzaken voldoende kan baten. Handel, scheepvaart en bankwezen, zij allen hebben hunne groote moeilijkhe den, die alleen opgelost kunnen worden, wanneer de poorten naar het buitenland weer opengaan. Na deze enkele gedachten over het re- geeringsbeleid ten aanzien van het in hoofd zaak handelspolitiek vraagstuk, een kort woord over de publieke geldmiddelen. Eer. pijnlijke tegenstrijdigheid vervult den toestand dezer middelen met zorg. Ter wijl eenerzijds de abnormale nood in steeds dringender mate een beroep op de open bare middelen blijft doen, slinkt het volks vermogen, dat ze ten slotte moet opbren gen, onrustbarend. Tengevolge van het op dragen van de verschillende welvaarts bronnen moest een optimistische bereke ning van de daling van het belastbaar volksinkomen op ongeveer 30 worden geschat. Beziet men dan de uitgavencijfers alleen reeds van wcrkloozensteun, van openbare en particuliere armenzorg, van steunmaatregelen aan den landbouw en houdt men daarbij in het oog wat aan Rijks, provinciale en gemeentebelasting moet worden opgebracht, dan kan geen re delijk beoordoelaar ontkomen aan de klem mende. noodzaak tot versobering en be snoeiing van de collectieve behoeften waar in voorzien moet worden. Immers bij een dusdanig krimpende mid delen-positie dringt zich naar voren de zorg der overheid, dat zij op de allereerste plaats haar helpend vermogen zooveel mo gelijk ongeschonden houdt. Dat feit verplicht haar desnoods tot duren prijs te maken voor het financieele even wicht harer zwaarbelaste huishouding, hetgeen veronderstelt de meest doelmatige en sobere organisatie dier huishouding. Ter handhaving niet alleen van 's lands credictwaardigheid doch veeleer nog ter voorkoming eener massale volksverarming, welke niet meer aan procenten te binden zoude zijn, hebben de overtuigende argu menten en luide sprekende voorbeelden, welke voor de inflatie onzer munteenheid waarschuwen, voor de Regeering dan ook niet afgedaan. Zij en de Volksvertegenwoordiging die tot de noodzakelijke besnoeiing genoopt worden en de verantwoordelijkheid daar voor hebben te dragen, weten deze pijnlijke taak verlicht door de redelijke zakelijkheid van allen, wier inzicht hen in staat stelt dc feiten te onderkennen, zooals deze in wer kelijkheid zijn. Slotbeschouwing. Vaak' wordt er geklaagd, dat de Regec- ring nog niet voldoende maatregelen ter be scherming van het economisch leven heeft genomen. Veelal openbaart zich daarbij het erkonde verschijnsel, dat de stuurmans kunst simpeler lijkt aan den wal. dan zij op do brug van het schip in waarheid is. Doch laten vooral zij, die daarbij op an dere landen wijzen, toch bedenken, dat ons land relatief gesproken, nog over een groote mate van weerstand en uithoudingsvermo gen beschikt en dat veel overheidsinmen ging in het buitenland het herstel geremd heeft of een uiting is van een mate van verval, waarvoor ons volk behoed moge worden. Dat uithoudingsvermogen is het, en de historisch bewezen veerkracht van ons volk om zich als het moet aan de gewijzig de omstandigheden aan te passen, welke de regeering den moed schenken om den moeilijken weg van versobering en doel matige bezuiniging in te slaan. Nu dc be narde financieele toestand van Riik en ge meenten gebiedt, verstaat de Overheid haar pijnlijken plicht offers, zware offers te ver langen. Het is het schrijnende van de haar toe vertrouwde taak, dat zij in tal van gevallen noodgedwongen leed moet veroorzaken en teleurstelling brengen. Als noodtoestand menschelijk gevoel en harden plicht in con flict brengt, staat zelfs de maatregel, die tijdig erger leed voorkomt, al spoedig onder den schijn van harteloosheid. Dien schijn zelfs wijst de regeering met eerlijke over tuiging af, omdat zij met diep gevoeld medeleven beseft, welk leed die harde plicht voor velen medebrengt. Dit medegevoel geldt afzonderlijke zwaar getroffen gevallen, het geldt in niet min dere mate die groep van jonge mannen on der ons, die de ramp der werkloosheid treft juist in den levenstijd, die hen met frissche werkkracht en werklust zag aantreden en wier jonge beste jaren buiten hun schuld in gedwongen ledigheid verloren gaan. Zoo ergens, dan doet hier de overmacht pijn, die bruikbaren hand- en hoofdarbeid meedoo- genloos afwijst. De juist dezen en den komenden tijd be- heerschende vraag blijft: zal dit moeilijke en veeleischende tijdsgewricht een klein of een groot geslacht vinden? Ons volk duldt geen blaam op de geschiedenis die het thans te maken heeft. Het is bereid zijn reserve aan dappere offergezindheid en saamhoorigheid aan te spreken, om zijn toekomst op herstel en opleving voor te be reiden. Met allen ernst, die de tijd verlangt, klinke dan een beroep op allen, vooral op hen, die zijn geroepen de openbare mee ning voor te lichten en leiding te geven aan volksgroepen. Laat ons niet alleen de hoogste eischen stellen aan de vorming van eigen inzicht en oordeel, waar het thans meer dan ooit de moeilijkste en verwikkeld- ste vraagstukken betreft, doch Iaat ons bovendien iedere eenzijdigheid afleggen, „zonder oogkleppen door het leven gaan" en beseffen den gewetensplicht, dat onze voorlichting op zuivere en volledige docu mentatie berust. Laat men in deze uren doorzicht, en orde lijkheid betrachten bij het tot uiting bren gen van wat de bevolking te zeggen en te wenschen heeft, niet van wat haar in strijd met de feiten wordt opgedrongen! Met het vertrouwen in die van burgerzin getuigende medewerking, weet de Overheid haar moeilijke taak verlicht en houdt zij hare schouders recht onder den zwaren tijd, omdat zij op God's kracht en steun mag rekenen. COW-BOYS IN DE HOOFDSTAD. Amsterdam, 19 Juli. Hedenmorgen is een troep cow-boys uit Texas hier ter stede aangekomen, die volgende week zullen deelnemen aan een ruiterfeest in het Sta' dion. Een gedeelte van het gezelschap, dat er zeer schilderachtig uitziet, heeft zijn in trek genomen in het American Hotel. Benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau E. A. Daniels, secretaris der ge meente Tiel. Onderscheiding. Bij Kon. besluit is toegekend de bronzen eore-medaillc der Oranje Nassauorde aan J. Kwic6er, bode bij de Nieuwe Israclie- tische Begrafenisverceniging te Amsterdam. Departement van Onderwijs, enz. Bij Kon. Besluit i6 mr. M. Wcsseling, op zijn verzoek eervol ontslagen als commies bij het Departement van Onderwijs, K. en W. Hooger Onderwijs. Bij beschikking van den minister van Onderwijs, K. en W. is dr. Hk. Cohen te Rotterdam tot wederopzeggeus toegelaten als privaat-docent in dc faculteit der wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden om onderwijs te geven in de ge-, schiedenis der pharmacie, en is dr. Ph. H. Kuenen te Leiden tot wederopzeggens toegelaten als privaat-do cent in dc faculteit der wis- en natuurkun de aan de Rijksuniversiteit te Leiden om onderwijs te geven in dc geologie. Belastingdienst. 1 Bij beschikking van den minister van Fi nanciën is de ontvanger der directe belas tingen enz. A. J. Vonk verplaatst van Brou wershaven naar Zierikzee, inspectie. Waterschap. Benoemd in de provinciën Utrecht en Zuid-Holland, met ingang van 1 Augustus a.s. tot hoogheemraad van het grootwator- schap van Woerden W. F. Brunt te Bode graven en dr. J. Ph. de Monté Ver Loron te Zeist. DE SURINAMER WEER VOOR ANDER HALF JAAR OPGEBORGEN. Amsterdam, 19 Juli. De Vacantieka- mer der Arr. Rechtbank veroordeelde den Surinamer J. J. J. Vyent, wegens diefstal en flesschentrekkerij tot een gevangenis straf van anderhalf jaar. Vyenl, tegen wien de politie reeds her haaldelijk heeft gewaarschuwd, is reeds elf maal wegens oplichting, diefstal en fles schentrekkerij veroordeeld. Steeds doet hij zich voor als iemand van aanzienlijke af komst, naar zijn zeggen bestaat zijn familie uitsluitend uit gouverneurs-generaal, vice- admiraals, leden der rechterlijke macht e. d. Ditmaal was hij er in geslaagd schoenen en klceren zonder betaling los te krijgen. maar het zou wil nuttig wezen, want elk jaar gaan duizenden hec tares bosch en hel door brand verloren. Spaar ons nationaal bezit, wees voorzichtig met vuur, en Waarheid kan U van kwaad terughou den. naar het Engelsch van William Locke door J. E. d. B. K. 26 Maar dat is prachtig, riep Bigourdin uit met schitterende oogen. Zoo iets kan alleen maar in zijn wijs hoofd opkomen, de zaak groeit Félise en mij boven het hoofd. Vroeger of later moet ik een vrouw aanstellen bij de fabricage. Ik heb Daniel mijn moeilijkheden vertelt en nu komt hij met deze prachtige oplossing. Want het is werkelijk prachtig. Zijn heele eerlijke ge zicht straalde. Je zoudt van meet af aan moeten be ginnen om er alles van te leeren, voegde Fortinbras er vlug aan toe. Dat zou gemak kelijk gaan, want zij, die je moeten onder richten, zijn van goeden wille en je hebt een flinke dosis gezond verstand. Je zoudt ie- deren dag men* gevoel van eigenwaarde krijgen omdat je een werkzaam deel neemt in het sociale organisme. Dus, zei Corinna, ter wille van Bigour- flin's tegenwoordigheid een heftige uitbar sting bedwingend, hoewel ze trilde van woe de, u zoudt willen, dat ik het leven, dat God mij gegeven heeL. gebruikte om paté de toie gras te maken? Dat is beter dan je als een dwaas aan te stellen door slechte schilderijen te ma ken. Ik heb 't schilderen opgegeven, zei Co rinna. En iedere vrouw stelt zich als een dwaas aan. Van daar het voortbestaan van het menschdom. In jouw geval, mijn lieve Corinna, zou dat prijzenswaardige dwaasheid zijn. U beleedigt me, riep ze, haar wangen vuurrood. Stil, stil, zei Bigourdin en hij legde zijn forsche hand op de arm van zijn zwager. Maar Fortinbras streek zijn witte manen naar achter en zag beiden aan met den rus- tigen blik van een ouden kalmen leeuw. Het kan niet als een beleediging be schouwd worden, als men een cynische grap beantwoordt met het gezegde dat èn hu welijk en moederschap het prijzenswaar dige lot van de vrouw zijn. Hoojicnd vroeg Corinna: Hoe speelt u dat klaar om zoo te doen? Wat te doen? Zoo te praten. Omdat ik onderwijs heb gehad, dat verder ging dan gewoon lager onderwijs. Maar je hebt niet geantwoord op mijn voor stel. Eens heb je gezegd, dat je het leven bij de keel zcu grijpen om er iets groots uit te schudden. Dat wil je nog, maar je kunt het niet. En je weet, dat je het niet kunt, lieve Corinna. Zelfs zij, die het wel kunnen, valt toch weinig geluk ten deel. Geluk komt tot ons door de fijnste kanaaltjes! En ik ge loof dat het voor jou zou komen door de lever van een vetgemesten gans. Na Corinna'9 uitval was er een schaduw gevallen over het zonnig gezicht van Bi gourdin. Mademoiselle Corinna, zei hij op ern- stigen toon, als u deze positie zoudt willen aanvaarden, deze positie, die niets oneer vol is, dan verzeker ik u uit den grond van mijn hart, dat u rnet groote achting en waardeering behandeld zoudt worden. De volmaakte hoffelijkheid van Bigour din ontwapende haar. Ze was natuurlijk nog verontwaardigd op Fortinbras. Dat hij haar, Corinna Hastings, 't laatste type van de geëmancipeerde, jonge, Engelsch e vrouw, er zeer op gesteld haar persoonlijkheid te laten gelden, zou aanraden om zich te be graven in een duf, klein Fransch stadje en een soort van huishoudster te worden in een klein Fransch hotelletje! Dat voorstel was belachelijk, een beleediging van haar persoonlijkheid, die zij zelve toch zoo be langrijk vond en die hij van nul en geener waarde scheen te achten. Waarom maar niet dadelijk kamermeisje of ganzenhoed stor worden? Zijn minachtende aanmati ging maakte haar razend. Ze was woedend op Fortinbras. Maar Bigourdin, die de zaak behandelde als iemand, die een gunst vroeg, verdiende een beleefd antwoord. Monsieur Bigourdin, zei ze met veel waardigheid, iets getemperd door een medelijdend glimlachje, ik weet dat u al lervriendelijkst bent en ik dank u oprecht voor uw aanbod, maar om persoonlijke re denen kan ik er niet op ingaan. U moet me vergeven, dat ik naar Engeland terug ga, waar mijn plicht mij roept. Je plicht? Tegenover w ie vroeg For tinbras. Ze wierp hem een vernietigenden blik toe. Tegenover mij zelf, antwoordde ze. In dat geval valt er niets meer te zeg gen, merkte Bigourdin mistroostig op. Daar valt nog van alles te zeggen, zei Fortinbras, maar het is do moeite niet waard om het te doen. Corinna stond op en nam haar hand schoenen. Ik ben blij, dat u dat inziet. Bigourdin stond ook op en hield haar een oogenblik tegen: Als u ons, met fijnen tact doelde hij ook op Féliso als gastvrouw, de eer wilt aandoen eenige dagen onze gast te zijn, om het aanbod nog eens te over wegen, zoudt u misschien een ander besluit nemen. Maar ze was niet tot andere gedachten te brengen, zelfs niet door Martin, die ge durende het geheele onderhoud g?zwegen had, maar haar nu voorstelde haar ver trek uit te stellen. Wacht dan tenminste af wat onze goede raadgever mij aanraadt. We zijn toch samen op reis gegaan; dus is dit bil lijk. Ja, zei Corinna, laat ons dat eens hoo- ren wat voor Ordonnance de Bonheur u voor Martin hebt. Wil je dat zoo graag hooren? vroeg For tinbras. Natuurlijk, zei Martin 't Engelsch, want hij geneerde zich een beetje om zijn gevoelens bloot te lcggm voor Bigourdin: Corrina kan u vertellen, dat ik u altijd vol maakt trouw ben gebleven. Ik had in u een blind vertrouwen. Ik heb alles over boord gegooid. Maar nu is mijn geld bijna op en er dient iets te gebeuren. Zonder twijfel zei Fortinbras en om Bigourdin er ook weer in te betrekken, ver volgde hij in het Fransch: Om je te zeg gen, wat er gebeuren gaat, wel dat is een van de redenen dat ik hier ben. Vertelt u ons dat dan eens, zei Corrina, ik kan hier niet den heelon dag blijven slaan. Wilt u niet gaan ziten, mademoiselle?, vroeg Bigourdin. Corrina viel n?er op een stoel. Gaat u nu nooit beginnen? Ik had oen volledige analyse willen maken, zei Fortinbras vriendelijk, van den financieelen moreelen en geestelijken toe stand van onzen jongen vriend. Maar daar je ongeduldig bent, zal if afzien van het genoegen om deze heilzame mededeeling te doen. En ik begin dus dadelijk met de hoofdzaak. Hij bezit geen cent. Hij wil zijn geestdoodend beroep niet meer opvatten* Maar hij moet zooals andere gewone 6tcr- velingen zijn levensonderhoud verdienen* Deze drie maanden hebben zijn ziel volko men tot rust gebracht. Ze moet nu weer aangezet worden tot arbeid, die beter voor hem is. Mijn geluksvoorschrift, zooals jij Corrinna het zoo aardig uitgedrukt, is dat het Martin de plaats inneemt van den viezen Polydore, die, zooals ik hoorde, zoo smade lijk is weggejaagd. Zijn drie hoorders waren allen op hun wijze onthutst. Dat is idioot, riep Bigourdin. Wat een betrekking! lachte Corinna. Dat is nooit bij me opgekomen, ze! Martin, op dc tafel slaande. Fortinbras wreef zich de handen. Ik kom nooit met zulke gewone dingen aan. Je houdt ons voor het lapje, zei Bi gourdin. Monsieur Martin, een mijnheer* een geleerd?, een leeraar. Een klompje nietig stof, dat een ziel zoekt, zei Fortinbras. Die hij niet zal vinden tusschen vuile' borden en schalen, zeide Corinna. (Wordt vervolgd?*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 5